Zuid-Amerik. pers zonder concurrentienijd
Tekort aan Ned. Staatslieden van formaat
Min. Jonkman opent Int. Rubberconferentie
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DINSDAG M NOVEMBER IMS
IEDERE NAAM VOLUIT IN
DE KRANT
n.
Buenos Aires, Nov. *4ö.
in mijn eerste artikel verzuimde ik nog te
vermelden, dat van het Zondagsnummer der
„Prensa" twee bijbladen geïllustreerd zijn;
het eene in zwart, het andere in bruin. Ook
mag niet onvermeld blijven, dat het feuille
ton van dien aard is, dat niemand er aan
stoot aan kan nemen. Ook in dit opzicht kan
men „La Prensa" gerust in handen zijner
kinderen geven. En dat zegt veel!
Wat mij in den loop der jaren opviel be
treft hoofdzakelijk een drietal eigenaar
digheden. Wat de eerste betreft, hoop
en vertrouw ik, dat het niet iets
specifiek Argentijnsch is, maar dat het
ook geldt van de Nederlandsche pers. Ik
heb het oog op de omstandigheid, dat er
hier van concurrentienijd geen sprake is
tusschen de verschillende dagbladen. Dit
komt zoo duidelijk uit, wanneer een blad zijn
„verjaardag" viert. Dan haasten zich de
andere bladen, om den jubileerenden collega
geluk te wenschen en aan hun waardeering
uiting te geven.
Juist in deze dagen bereikten „La Prensa"
tallooze felicitaties in verband met 18 Oc
tober, ook van leidende persoonlijkheden
en vereenigingen. Twee jaar geleden toen
het blad 75 jaar bestond, was het overwel
digend. Dan wordt met oprechte dankbaar
heid erkend en uitgesproken, wat dit blad
heeft gepresteerd en op welke nobele wijze
het zijn taak verricht. Dat meeleven mèt en
die waardeering van den journalistieken ar
beid van „La Prensa" wijst op goede en ge
zonde verhoudingen. Hier is van klein
geestigheid geen sprake.
In de tweede plaats heeft het al üadelijK
mijn aandacht getrokken, dat de Argentijn-
sche pers niet en nooit werkt met initialen,
maar in alle voorkomende gevallen voluit
de namen van de betrokken personen ver
meldt. Ik heb hier natuurlijk op het oog de
gevallen, waarin de menschen in aanraking
komen met de politie of justitie. Of dat nu
een oud-minister, een kamerlid, een dokter,
een advocaat, een Tijke grondbezitter of een
werkman is, doet nooit iets ter zake. Ieder
een. zonder uitzondering, wordt met zijn vol
len naam vermeld. En nooit heb ik gehoord
of bemerkt, dat iemand daaraan aanstoot
heeft genomen. Men beschouwt dit als van
zelf sprekend. Het publiek behoeft er dus
niet naar te raden; gissingen zijn uitgeslo
ten en overbodig.
Persoonlijk ben ik van meening, dat dit
een goede gewoonte is. Zoodoende kan nooit
een verkeerde verdacht worden en men zegt
aan het publiek dadelijk de volle waarheid.
Deze gewoonte kan misschien nog van pre
ventieve kracht zijn, vooral voor ambte
naren, die te bureaucratisch optreden of
vergeten, dat zij ons volk moeten dienen,
en niet omgekeerd. Bij verzuim van plich
ten moet dan ieder maar weten, wie de
schuldige is.
In de derde plaats zal het in Nederland
sche ooren vreemd klinken, dat er in de
Argentijnsche pers geen „ingezonden stuk-
De heer P. PAZ,
tegenwoordige
directeur.
Dr. JOSé C. PAZ,
stichter van
..La Prensa".
ken** voorkomen. Althans niet in oen zin,
zooals we dat in Nederland gewoon zijn.
Zeker, zoo nu en dan wordt er een stuk
ingezonden. Maar dat heeft schier uitslui
tend betrekking op twee zaken. Vooreerst
maken patroops-vereenigmgen of maat
schappijen van de dagbladen gebruik, om
hun standpunt uiteen te zetten bij conflic
ten met hun arbeiders. En voorts komt het
voor dat iemand denzelfden naam heeft als
een persoon, die in de bladen in minder
gunstig daglicht komt te staan. Dan haast
zich die man, om openlijk te verklaren, dat
hij niet de' persoon is, in de bladen genoemd,
al draagt hij denzelfden naam.
Maar dat een lezer van een blad in een
ingezonden stuk zijn meening openbaart
over politieke vraagstukken komt niet voor
Critiek op wat de redactie schrijft, zoekt
men tevergeefs in de kolommen der dagbla
den. Dit is waarschijnlijk te danken aan de
omstandigheid, dat het volk op politiek ge
bied niet zelfstandig is opgevoed.
Natuurlijk hebben de menschen in het
algemeen hun opinie; dat kan men bemer
ken, als men zich mengt onder een groep
menschen. die voor de bureaux van de dag
bladen het nieuws van den dag bespreken;
dat was vooral het geval gedurende den
oorlog. Dan werd het bloed vaak warm, zoo
dat de politie moest waken voor de goede
orde. Maar om zijn meening door middel
van een ingezonden stuk bekend te maken,
daartoe komt men niet. Men is lid van een
bepaalde partij e=n laat het dan aan de leiders
verder over
strijd; het meerendeel der groote pers op onze
hand hadden, en hebben.
Dat dit van groote beteekenis is, gevoelt
men dadelijk; mede door deze houding van
de groote pers, mogen we nog altijd' de ver
wachting koesteren, dat we in dien strijd
zullen overwinnen. Niet alleen van de
Roomsche, maar ook van de Protestantse he
kerken, worden de godsdienstoefeningen ver
meld, vaak met het thema der prediking.
Dat „La Prensa" door haar kloeke houding
wel eens met de regeering in conflict komt,
is niet te verwonderen. Het is gebeurd,
tijdens de regeering „de facto", dat dit blad
gedurende eenige dagen verboden werd. En
in dezen tijd komt het ook voor, dat de
ruiten van het gebouw worden vernield door
personen, die niet vrij zijn van fascistische
smetten. Maar daar stoort het blad zich niet
aan; rustig en beslist handhaaft het eigen
beïinsel °r> overtuiging, onvervaard schrij-
Oit is een opname van de groote conierenüezaai van „La Preusa'een /aai, waarop wel
haast alle Nedeiiandsche dagbladen een beetje jaloersch zullen zijn.
Dit mag mede zijn oorzaak hebben in de
omstandigheid, dat de groote dagbladen geen
partij-bladen zijn in den eigenlijken zm van
het woord. Er zijn wel enkele partijbladen,
maar die zijn minder van beteekenis. Een
positief christelijke pers is hier natuurlijk
niet: wel hebben de onderscheidene kerken
hun periodieken, maar slechts voor eigen
kring.
Wat „La Prensa" betreft, zou gezegd kun
nen worden, dat het liberaal-democratisch
is, in den goeden zin van het woord. Het
blad komt op voor vrijheid op ieder gebied.
Van geleide economie moet het niets hebben;
het particulier initiatief heeft de liefde van
zijn hart; van nazisme en fascisme wil het
niets weten. En waar de tegenwoordige
regeering al te veel in die dingen ingrijpt
aarzelt „La Prensa" niet om in krachtige
bewoordingen daartegen te getuigen.
Het zijn hier vaak zonderlinge toestanden
en omstandigheden. Het Argentijnsche volk
is, in zijn groote meerderheid, nominaal
Roomsch; ook de redactieleden der groote
bladen (om van het overige personeel niet
te spreken) behooren tot de Roomsche kerk.
Maar dat beteekent volstrekt niet dat zij
zouden staan onder den invloed van die kerk.
Toen indertijd de Protestantsche kerken
een schrijven aan de regeering zonden, nam
,,La Prensa" en namen ook de andere bladen
van dien brief een uitvoerig uittreksel op. En
ik durf zelfs te beweren, dat we in dezen
vende wat goed en noodzakelijk is voor land
en volk.
Eesn onafhankelijke pers is een zegen voor
een volk, voornamelijk m landen waar nog
reactionnaire krachten de ontwikkeling
tegen houden. Dat voorrecht bezit gelukkig
Argentinië ook, en dat wordt door ons ge
waardeerd. In Europa zijn nog landen, waar
het minder democratisch toegaat en waar
helaas de pers niet vrij is, maar door den
staat of de kerk aan banden wordt gelegd.
Dit nu is in Argentinië absoluut niet het
geval en dat geeft goede hoop voor de toe
komst.
Reeds 77 jaren vervult „La Prensa" met
eere haar taak; moge dnt blad, in bond met
de andere publieke organen, ook in de toe
komst haar roeping getrouw blijven door op
te komen voor vrijheid en recht, voor
democratie en particulier initiatief en
voor goede relaties met de andere volken.
In het bezit der vrijheid en straks met een
democratisch regeeringssysteem, gaat Ar
gentinië dan ongetwijfeld een schoone toe
komst tegemoet, onder beding van Gods
onmisbaren zegen. En met het oog op die
toekomst heeft dan ook de Argentijnsche
pers, vrij en onafhankelijk, een mooie taak
te vervullen. Worde haar daartoe de kracht
en de gelegenheid gegeven!
Ds A. C. SONNEVELDT.
I stond in ons blad van 22 November
VERHEUGENDE KLANKEN
IN HET R.K. KAMP
Boeiender dan tallooze romans zijn in de
laatste dagen de beschouwingen, die in het
meerendeel der R.K. bladen aan de Indië-
kwestie worden gewijd. Reeds eerder sig
naleerden we daar de kentering en het lijkt
wel, of die zich thans als een stortvloed
baan breekt naar het punt, waar het sig
naal staat „Halt! En nu geen stap meer
verder!"
Zoo staat in de „M aas- en Roerbod e",
het dagblad voor Midden-Limburg, dat al
herhaaldelijk toonde over den noodigen
werkelijkheidszin te beschikken, het vol
gende:
„In dit spannend en voor het geheeJe
Koninkrijk zoo beslissend tijdsgewricht
dringt zich de nuchtere vraag op, of wij wel
over staatslieden en diplomaten van vol
doende formaat beschikken, om de groote
INHEEMSCHEN GAAN EEN
WOORDJE MEESPREKEN
Gisteren heeft de min. van Overzeesche
Gebiedsdeelen in het Kurhaushotel te Den
Haag de derde conferentie van de „Interna
tional Rubber Study Group" geopend. In zijn
toespraak zeide hij o.m., dat Nederland aan
vankelijk geaarzeld had de deelnemers aan
de rubberconferentie uit te noodigen, daar 3e
nieuwe politieke en wettelijke sructuur van
Ned.-Indië nog geen definitieven vorm had
gekregen, zoodat nog niet met zekerheid viel
te zeggen hoe de constitutie in die landen,
waar rubber wordt geproduceerd, zal zijn.
„Nederlandsch-Indië, dat in de toekomst
wellicht Ver. Staten van Indonesië zal heeten.
heeft groot belang bij de rubber", akius min.
Jonkman. „Wanneer onze politieke proble
men zullen zijn opgelost, zal het Inheemsche
volk, tezamen met het Nederlandsche, in veel
grootere mate dan voorheen by internationale
besprekingen zijn stem doen hoor en.
Op politiek gebied spreken de laatste voor
stellen over een Nederlandsch-Indonesische
Unie; dit legt mijn Regeering de verantwoor
delijkheid op, de belangen van deze Unie
voor te staan", aldus besloot de minister.
De vergaderingen worden gehouden onder
Voorzitterschap van dr ir P. Honig, hoofd
der Ned. delegatie. De heer Peter, de Fran-
sche afgevaardigde, werd tot vice-pres. ge
kozen. Deelnemende landen zijn voorts de
Ver. Staten en Groot-Brittannië.
AMSTERDAMSCH PHILHARMONISCH
ORKEST.
Voor het nieuw te vormen Amsterdamsch
Phïlharmonisch Orkest (dar. Karei Mengel
berg), dat is ontstaan uit de tijdens de be
zetting opgerichte Kamermuziekvereeniging
.Ars Nova", wordt momenteel een garantie
fonds gevormd teneinde, als het orkest de
finitief is opgericht, één jaar lang finan
cieel gedekt te zijn en dus zonder risdco en
gagementen met musici te kunnen afsluiten.
Rijk en gemeente hebben voor de toekomst
de mogelijkheid van subsidies toegezegd.
BENOEMINGEN JUSTITIE
Benoemd tot ambtenaar O.M. bij de kan
tongerechten resp. in de arrondissementen
Zutphen, Arnhem. Almelo en Roermond, mr
E. J. Eledderus. wnd. ambt. O.M. bij de kan
tongerechten in het arr. Zutphen; mr J J.
Absoel, adj.-«eer. bij het tribunaal voor het
arr. Arnhem en mr N van Veen, adj. secr.
bij het tribunaal voor het arrondissement
Almelo; mr C. G. Phat wnd. ambtenaar
O.M. bij de kantongerechten in het arr.
Utrecht.
en actueele problemen te kunnen beheer-
schen. Er is op grond van de feiten genoeg
zame reden, om deze vraag in ontkennend en
zin te beantwoorden. Het wil ons voorko
men, dat men uitnemende bestuurs-kwali-
teiten van Indische ambtenaren in een kri
tieke periode vereenzelvigd heeft met de
eischen, die aan een staatsman zijn te stel
len ter vervulling van uitermate moeilijke
diplomatieke missies.
Het is duidelijk, dat wij hier doelen op
de heeren Van Mook c.s. en de Commissie-
Generaal. Wij staan voor het niet te looche
nen feit, dat zoowel de eene als de andere
groepeering ons ten aanzien van het Indi
sche vraagstuk pijnlijke verrassingen heb
ben bezorgd. De vraag is gewettigd, of wij
nu eindelijk het punt bereikt hebben waar
op wij kunnen zeggen, wijs te zijn gewor
den, zij het door schade en schande. Regee
ring en Volksvertegenwoordiging hebben
hierop een antwoord te geven".
Manifestatie van de nederlaag der
Comm.-GeneraaI.
Het „Eindhovensch Dagblad" staat stil bij
de zinsnede in de ontwerp-overeenkomst,
waar het heet dat beide partijen werden
„geleid door een oprecht verlangen om een
goedé verhouding te verzekeren tusschen de
volken van Nederland en Indonesië en zulks
in nieuwe vormen van vrijwillige samen
werking, welke de beste garantie bieden
voor een gezonde en krachtige ontwikke
ling van beide landen". En het blad stelt
dan de Simpele vraag, welken indruk in de
burgerlijke samenleving een contract maakt,
waarvan in de „preambule vermeld staat,
dat een oprecht verlangen om tot overeen
stemming te komen de drijfveer voor de
overeenkomst is? Heeft dat op den zaken
man niet ongeveer dezelfde uitwerking als
het sein: wees op uw hoede?"
Een dergelijke verklaring-vooraf in een
ambtelijk stuk is „meer oratorisch fraak
dan overtuigend en geruststellend" conclu
deert het blad uit de stad van Philips, om
dan aldus te vervolgen; „En toch is deze
„oprechtheid van weerszijden" het anker,
waaraan de in revolutionnaire haast ge
bouwde boot met kostbare lading wordt
toevertrouwd In een allesbehalve rustig
vaarwater. Ziet het er voor ons Nederlan
ders hecht genoeg van constructie uit om
er voor een toekomst van eenigen duur ver
trouwen in te hebben? We hoeven niet naar
een antwoord te zoeken. Het komt van de
zijde, die het meest aan dit vertrouwen be
hoefte heeft, wil de on twerp-o vereen komst
in ons Parlement haar kans krijgen. Welnu,
Het huurpeil
De Nederlandsche Bond van Huis- en
Grondeigenaren heeft den Ministerraad een
telegram gezonden., waarin geprotesteerd
wordt tegen het uitstel voor onbepaalden
tijd een er huurverhooging, hetgeen be
schouwd wordt als een continueering van
een onbillijkheid. Hierop werd van de Re
geering de mededeeling ontvangen, dat zij
zich ten volle bewust is van de moeilijkhe
den, waarmede de bezitter van onroerend
goed momenteel te kampen heeft. De aan
dacht van de Regeering blijft op deze aange
legenheid gevestigd, maar op het oogenblik
kan er volgens haar geen sprake zijn van
verhooging der huren, wil men de bestaande
spanning tussahen loonen en prijzen niet
groot er maken.
Wij zijn van oordeel, dat de noodkreten
uit de wereld der huiseigenaren alleszins be
grijpelijk zijn. Door de stijging der lasten,
de stijging der kosten van het onderhoud
van panden en het onveranderd huurpeil is
inderdaad voor vele huiseigenaren langzamer
hand een onhoudbare toestand ontstaan.
Anderzijds zal men moeten erkennen, dat
de Regeering in een moeilijke situatie ver
keert. Algemeene stijging an het huurpeil
zou vermeerdering van de kosten van het
Levensonderhoud meebrengen. De loon- en
prijspolitiek van de Overheid zou dientenge
volge in ernstige mate worden doorkruist,
immers de spanningen op sociaal gebied zou
den door een belangrijke verhooging van de
post huurpenningen op de gezinsbudgetten
toenemen. Juist nu de Overheid geen verdere
1 oonsvenhooging wenscht toe te staan, kan
een stijging van het huurpeil slecht gebruikt
worden.
Wi; meen en wel te mogen aannemen, dat
de Regeering aan gerechtvaardigde eischen
der huiseigenaren zal willen tegemoet komen,
als straks de spanning tusschen loonen en
prijzen groo ten deels verdwenen zal zijn.
Hier zal de actie tot het forceeren van la
gere prijzen, waarvoor de autoriteiten zich
thans veel moeite geven, alsmede de opvoe
ring der arbeidsproductiviteit uitkomst moe
ten brengen.
Overigens vragen wij ons wel af, of het
juist is de huiseigenaren de dupe te laten
worden van de afgekondigde prijs- en loon
politiek Het slagen hiervan is een zaak van
de geheele gemeenschap en niet alleen van
de huiseigenaren. De bilijkheid zou kunnen
vorderen, dat een weg gezocht werd om den
last, welke ontstaat uit handhaving van het
tegenwoordige huurpeil, niet uitsluitend te
leggen op den rug der exploitanten van on
roerend goed.
met betrekking tot het punt, waarop onzer
zijds geen verdere concessies kunnen wor
den gedaan, nl. de positie van de Kroon,
heet het in het republikeinsche orgaan
„Ra'jat", dat de desbetreffende paragraaf
louter een formaliteit is. Nu is ons volk
gelukkig nog snugger genoeg om dit reeds
zonder deze republikeinsche toelichting be
grepen te hebben. Maar wat te zeggen van
het inzicht en het beleid van onze Commis
sie-Generaal, die een dergelijk zinloos or
nament accepteert in een overeenkomst,
waarvan voor de toekomst van ons land zoo
ontzaglijk veel afhangt?
Wij zouden de opvatting in het Indonesi
sche kamp te gunstig voorstellen, als wij
uit de stemmen, die daarin nu reeds op
klinken, het begrip zouden willen distillee-
ren van een „dankbaar maar niet voldaan".
Het is veel meer de overtuiging, dat de
eerste hindernis met glansrijk succes is ge
nomen en dat de rest nu ook moet volgen.
„Deze ontwerp-overeenkomst moet worden
beschouwd als een nieuwe phase in onzen
strijd, die zal worden voortgezet". Deze ver
klaring uit den mond van Sjahrir, de be
langrijkste figuur, die aan Indonesischen
kant heeft meegewerkt aan dit contract, ge
bouwd op oprechte verlangens, vertolkt niet
alleen deze opvatting, zij geeft tevens uit
drukking aan het triumfantelijk gevoel, dat
het doen van eindelooze concessies aan
Nederlandsche zijde bij de Indonesische
staatslieden heeft gewekt. Het manifesteert
meer dan iets anders de nederlaag, die de
Commissie-Generaal bij de onderhandelin
gen heeft geleden, een nederlaag, waarvoor
de tactiek van dr Van Mook het hellende
vlak heeft geplaveid".
„De Maasbode" is langzamerhand even
pessimistisch geworden inzake Indië als de
meeste katholieke bladen. Zij schrijft thans
naar aanleiding van enkele passages uit de
„Merdeka" en de „Ra'jat": „Het kan geen
oogenblik twijfelachtig zijn, of voor de
meerderheid der nationalisten zal „Cheribon"
slechts zijn een fase in den strijd en geen
eindpunt. Laten we ons geen illusies ma
ken. De eenige hoop is. dat een te treffen
overeenkomst als vanzelf geruïimen tijd zal
duren, omdat zal blijken, dat de Republiek
zelfs voor het bereikte nog niet rijp is".
In betzelfde blad troffen we dezer dagen
een uitvoerig artikel aan onder het opschrift
„Indisch accoord en de Grondwet". Het is te
lang, om er veel uit te citeeren. doch reeds
het begin van de beschouwing bewijst vol
doende. dat genoemd orgaan onder de ge
geven omstandigheden om een accoord zit te
springen. Men leze;
„Natuurlijk is, staatsrechtelijk bezien, de
eerste vraag, welke rijst, deze: kan het ak
koord afgesloten worden zonder Grondwets
herziening?
De vraag is daarom ook van practisch be
lang, omdat er voor een Grondwetsherziening
een tweederde meerderheid noodig is in zoo
wel de Eerste als de Tweede Kamer.
Wanneer men het eerste artikel van onze
Grondwet leest, waarin gezegd wordt: .Het
Koninkrijk der Nederlanden omvat het
grondgebied van Nederland, Nederlandsch-
Indië, Suriname en Curagao" en bedenkt, dat
dit artikel met maar geeft een geografische
aanduiding doch eeu staatsrechtelijke gedach
te uitdrukt, dan valt er niet aan te twijfelen,
dat het Indisch akkoord slechts aanvaarding
kan vinden in den vorm een er Grondwetsher
ziening.
Dit te meer. omdat ook verschillende an
dere van de 17 punten een wijziging van onze
hoogste staatswet noodzakelijk maken".
Zooals men ziet. het is allemaal lectuur,
die wel een schrille tegenstelling vormt met
de vele loftuitingen, welke de meests R.K
bladen tot voor kort over 't Indië-beleid pu
bliceerden. Dat wij ons over deze bezinning
van harte verheugen, zal ieder getrouw lezer
van ons blad kunnen begrijpen.