Herman de Man omgekomen
Geen zware en lichte gevallen in één kamp
Aardappelen reeds gestegen tot 18 ct per K.G.!
nieuwe leidsche courant
3
zaterdag 16 november 1941
vliegongeluk, dat zooveel slachtoffers eischte,
om het leven gekomen. Met hem verliest onze
letterkunde een harer beste schrijvers, die als
voorbeeld kon dienen en ongetwijfeld heeft
gediend voor velen, die zich aan den streek
roman gewaagd hebben.
De regionalistische letterkunde, zooais men
met een vreemd woord meestal den streek
roman aanduidt, eischt bijzondere eigenschap
pen. Het is niet voldoende een verhaaltje te
maken over boeren en boerinnen en hun
eigenaardigheden, het helpt zelfs niet als men
tamelijk goed hun dialect weet na te boot
sen. Neen, er is veel meer voor noodig. Men
moet dóór en dóór zich ingeleefd hebben ir.
de ziel van den boer. zijn lief en leed mee
voelen en duidelijk beseffen, wat voor *iem
het geluk vormt. Hierin nu is Herman de Man
voortreffelijk geslaagd Hij was in 1898 te
Woerden geboren en is in de Loopikerwaard
opgegroeid, waar hij èn door eigen aanschou
wing èn door mededeelingen van zijn vadei
het boerenleven volkomen in zich heeft opge
nomen. Hij was in dien tijd nog S. H. Ham
burger, eerst later nam hij den schrijvers
naam Herman de Man aan. Zijn vader ver
diende de kost door bij de boeren rond te gaan
met zijn handeltje in ellewaren en passemen
ten. En de zoon werd genoodzaakt ook dezen
weg in 'te slaan, hoewel hij er meer voor voel
de goudsmid te worden
In den len wereldoorlog gaf nij er echter zijn
handel ;n ellegoed aan en begon er een in an
tiquiteiten, wat hem goede winsten opleverde
Daarna gaat hij zweTven zoowel in zijn va
derland als daarbuiten en komt vervolgens in
de journalistiek terecht.
Inmiddels is hij, Israëliet, tot net Katholi
cisme overgegaan. En hoewel hij in later tijd
(1932) een poging gedaan heeft om een spe
cifiek Roomschen roman te schrijven (Marie
en haar Timmerman) spelen zijn boeken voor
'n groot deel in den orthodox-protestantschen
kring der Utrechtsche boeren. We vinden ook
hier weer een bewijs voor Goethe's meening,
dat iedere roman een natuurlijke tendens
moet bezitten, maar dat het zoo goed als nooit
lukt een bepaalde geestelijke strekking in een
werk te forceeren. Dat beteekent volgens den
Duitschen dichter „iemand het handwerk be
derven" De als speciaal Roomsch aangediende
roman kan dan ook mislukt genoemd worden
Hij keert echter spoedig van dezen verkeerden
weg terug. In 1924 schreef hij zijn roman
„Rijshout en Rozen", in 1926 „Het wassende
Water". Dit laatste boek heeft het voorrecht
gehad een dozijn malen herdrukt te worden,
wat voor een Nederlandschen roman tot de
zeldzaamheden behoort. Maar het verdient dit
ten volle. Het boeit van het begin tot het
einde en het is zielkundig bijzonder zuiver
gezien. De schrijver toont duidelijk in dit
werk, hoever hij van de tachtigers afstaat,
die de „kunst om de kunst" beoefenden Voor
hem is de letterkunde om haar zelfs wil niet
schoon, maar schijnschoon, want „de opperste
schoonheid en meteen de eenige, is gelegen
in het reeds genoemde centrale levensdoel"
(n.l. God dienen en daardoor zalig worden)
In „Het Wassende Water" hebben we een
roman die door den juist gekozen titel den
geheelen inhoud van het werk uitnemend
weergeeft. Wel komt er een overstrooming
in voor, waarbij de hoofdpersoon van den
roman kan toonen welk een mèn hij is.
maar de feitelijke bedoeling van den schrtf-
ver is te laten zien hoe de wateren van het
leven om Gieljan Beyen wassen en hem
dreigen te vernietigen, maar hoe hij toch
er bovenuit komt. Deze roman staat m.i.
een diepe en innige liefde voor de boeren
en hij zegt: „Ondanks allerlei gescheld op
botte, stomme, huichelachtige, baatzuchtige
boeren, bleef in mij hét besef leven, dat
In verschillende chocoladefabrieken wordt
met het oog op de naderende feestdagen
met man en macht gewerkt om iets
aardigs te kunnen brengen. En daartoe
behooren natuurlijk ook weer de
geliefde letters.
toch feitelijk de diepe moreele waarden van
ons volk grootendeels door de boeren voor
elk nieuw geslacht worden behouden" Dus
de boer is de kern van de natie. Dat is de
doorloopende lijn van zijn werk.
„Meester Lampelaar", een bundel van vijf
vertellingen, komt ook voor: de barre win
ter van Negentig die uitmunt door fraaie
natuurschildering
Hierboven vermeldde ik. dat De Man van
zijn denkbeeld om specifiek Roomsche wer
ken te schrijven, spoedig terugkwam. Daar
aan hebben we te dankien, dat hij in 1936 den
roman ..Scheepswerf de kroonprinces"
schreef en in 1937 „Kapitein Aart Luteyn".
Hiermee komt hij weer tot goed werk, maar
hij overtreft zijn meesterstuk „Het wassende
water" niet. Dit werd dan ook bekroond
door de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde te Leiden en in het Engelsch en
Duitsoh vertaald.
Wat de beschrijving der boeren aangaat,
kunnen we er nog dit aan toevoegen: Van
de 17de eeuw tot die vernieuwing onzer let
teren in 1880 toe. hebben alle schrijvers
Ceadealiseerde boeren beschreven, die met
het hoogst van al de werken die de thans
overleden schrijver ons schonk. Hij voelt
de werkelijkheid zoogoed als niets gemeen
hadden. Men denke bv. aan dien van Hubert
Coraelisz. Poot-
De groote verdienste nu van Herman de
Man is, dat hij ondanks zijn liefde voor de
hoeren, hen volkomen natuurgetrouw uit
beeldt, met hun goede en slechte eigenschap
pen, hun gierigheid en hun taaie volharding,
maar ook hun godsvrucht en familietrots,
hun eerlijkheid en hun zielegrootheid. In
zijn taal heeft hij soms het dialect noodig
om zuiver den boer in zijn omgeving te
plaatsen, maar nergens is dit zóó gebruikt,
dat het gewildheid of gemaniëreerdheid
wordt.
In hem is van ons heengegaan een groot
en eerlijk schrijver, dde op het gebied van
den streekroman onder zijn tijdgenooten zijn
gelijke niet had en van wien wij ook onder
de jongeren geen evenknie zien.
Den Haag. Dr F. C. Dominicus.
in de Ver. Staten worden op het oogenblik proeven genomen met het gevreesde Duitsche
V2-wapen, waar men ook hier te lande herhaaldelijk kennis mee moest maken. In het
geval, op deze foto afgebeeld, bereikte het een hoogte van 123 mijl, doch doordat men het
niet onder voldoende controle kon houden, stortte het 5 mijl buiten de plaats van bestem
ming neer. Links ziet men van boven naar beneden resp. het afschieten, het nemen van
een zwenking,' het zich verplaatsen in min of meer horizontale richting en tenslotte het
opnieuw nemen van een zwenking om op zijn doel af te stevenen. Rechts het neerkomen
van de V2 en de explosie.
BIJ GOED GEDRAG EERDER
IN VRIJHEID
De vermindering van het aaniai kampen
voor politieke delinquenten heeft geen gelij
ken tred gehouden met het afvloeien van Je
kampbevolking. Bestonden er in Mei van dit
jaar (toen de vaste Kamercommissie voor
Privaat- en Strafrecht haar verslag uitbracht
over haar bevindingen in een niet gering
aantal van deze oorden, nog 106, thans zijn
er nog ongeveer 80 in werking.
Hoe komt dat? Wordt hier wel voldoende
efficiency betracht?
Deze vraag dringt zich als vanzelf op, en
we willen trachten er een eenigszins gefun
deerd antwoord op te geven.
Het is altijd nog een strijdvraag onder
juristen en gelukkig ook een onderwerp
van studie of vrijheidsstraf beter in de cel
dan wel in gemeenschap kan worden uitge
boet.
In het midden der vorige eeuw werd alle
belangstelling op het zgn. cellulaire stelsel ge
richt en werden de voordeelen daarvan hoog
aangeslagen. Hiervan zijn diepe sporen in
wetgeving en practijk aan te wijzen.
In de 20ste eeuw heeft men meer oog ge
kregen voor de bezwaren, welke aan de een
zame opsluiting verbonden zijn, en voor de
voordeelen van een leven in gemeenschap
Een staatscommissie is bezig, dit onderwerp
nader te bestudeeren.
Zou zij daarbij afgaan op de sedert de
bevrijding opgedane ervaringen in de in ter-
neeringskampen, dan ware er geen goed
woord voor de tenuitvoerlegging van de
straf in gemeenschap te verwachten. Immers,
niet alleen bleef de situatie daar aanvankelijk
beneden elke noodzakelijke norm, maar ook
toen de ergste misstanden plaats maakten
voor een min of meer redelijk peil, bleef het
onmogelijk, uit dit gemeenschapsleven gun
stige gevolgtrekkingen te maken voor een
keuze in de toekomst.
Waarom? Omdat de basis voor een ge
slaagde tenuitvoerlegging in gemeenschap is:
goede selectie. En daaraan heeft bij de ïnter-
neering van politieke delinquenten alles ont
broken.
Zoo zaten er in de Harskamp om een
sprekend voorbeeld te noemen temidden
van de zwaarste SS-ers meer dan 960 jonge
jongens. Het behoeft geen betoog, dat ze daar
alleen maar slechter konden worden.
Zorgzuldig uitzoeken van bij elkaar pas
sende elementen is eerste eisch. En daarom
verheugt het ons, dat het aantal kampen niet
zoo hard terugloopt. Men is n.l. doende, en
kele grootere om te zetten in geselecteerde
kleinere.
Dit is ongetwijfeld een stapje op den weg
naar heropvoeding. Er worden meer zulke
stapjes gezet. Dit blijkt uit de Interneerings-
regeling 1946, een K.B. van 31 October JJ.,
dat op 11 November in het Staatsblad ver
schenen is. Daarin treffen we o.a. verschil
lende regelen aan aangaande de tenuitvoer
legging van den maatregel van interneermg.
Blijkbaar is daarbij ter harte genomen de
suggestie, gedaan door de reeds genoemde
Kamercommissie, die het pleit voerde voor
instelling van oommissies van toezicht uit
de burgerij over de kampen, gelijk Vught die
toen reeds kende.
Nu is dan bepaald, dat door den minister
van Justitie op voordracht van den directeur-
generaal bij ieder kamp een commissie van
toezicht wordt benoemd, die in het bijzonder
heeft te letten op het gedrag der ambtena
ren, de behandeling der geïnterneerden, en
de naleving van de over de interneering ge
geven voorschriften. De kampcommandant
brengt alle misbruiken en overtredingen in
eenig onderdeel ter kennis van die commissie,
en de overige ambtenaren kunnen zich des-
gewenscht rechtstreeks tot dit college wen
den, terwijl de geïnterneerden zich te allen
tijde schriftelijk, en mondeling periodiek,
kunnen uiten.
Deze regeling biedt ongetwijfeld eenigen
waarborg voor een goeden gang van zaken
Wanneer we denken aan de misstanden,
welke nog dit voorjaar in verschillende kam
pen moesten geconstateerd worden mis
standen, die zeker niet aan het oog van een
zoodanige commissie zoüden zijn ontsnapt
dan kunnen we alleen, maar betreuren, dat
dit Besluit niet eerder is afgekomen.
Er is meer. Elk kamp zal bovendien ver
rijkt worden met een door den directeur-
generaal in te stellen commissie, belast met
de zorg voor de geestelijke en sociale be
langen der geïnterneerden.
Zeker zal een goed gedrag der geïnterneer
den gestimuleerd worden, doordat na elk
laar van interneering (en voorts als de mi
nister van Justitie het verlangt of de kamp
commandant het wenschelijk oordeelt) de
kampcommandant den minister advies zal uit
brengen, of de geïnterneerde voor ontslag in
aanmerking komt. De commandant heeft
daarbij uitsluitend te letten op de wijze,
waarop de geïnterneerde zijn werk verrient,
op diens houding tegenover personeel en
mede-geïnterneerden en op den indruk, dien
de commissie voor geestelijke en sociale ver
zorging van den geïnterneerde heeft.
Job 34 23: „GeunsseLijtc, Hij
legt den mensch niet te veel
op, dat Hij tegen God in het
gericht zou mogen treden."
Dit woord van Elihu, gesproken tot den
zwaar beproefden lfjder Job, is van onver
gankelijke waarde, en daarom is het ook
nog een woord voor een ieder, die meent,
dat hij van het leed, hetwelk "God te dragen
geeft, eigenlijk wel wat al te veel te torsen
krijgt.
Zoo licht kan gedacht of gezegd worden,
dat we te veel hebben te dragen, vooral
wanneer er vergelijkingen worden getrok
ken met hen, die schier zonder kruis schij
nen door de wereld te gaan. En zeker, er
zijn menschen, die, bij anderen vergeleken,
zeer veel en zeer zwaar te dragen krijgen
van het levensleed, dat nu eenmaal in de
wereld is.
Voor Job was dat levensleed wel ontzag
lijk groot en drukkend. En toch, Elihu gaat
Job niet beklagen. Waarom niet? Is hij dan
ongevoelig voor de smart van zijn ouden
vriend? O neen, hij, de jongste van de
vrienden Jobs. onderscheidt zich van de
anderen juist door zijn medegevoel met Job.
En. omdat hij medevoelt en mede-lijdt met
zijn vriend, daarom richt hij aldus deze
woorden tot hem.
Neen. hij behoeft Job heusch niet te gaan
beklagen, dat doet Job allang zichzelven.
Dat voelt, dat weet Elihu. En juist dat zelf
beklag is het, wat in het lijden den lijder
het meest doet lijden.
De lijder zelf ziet dat niet. Hij meent in
zijn zelfbeklag een zekere verlichting te
ontvangen: maar die verlichting is slechts
schijn.
Want nu begint het lijden nog grooter
vormen aan te nemen. Het was al groot het
was al zwaar maar nu is het zoo groot en
zoo zwaar geworden, dat het niet meer te
dragen valt.
Zooals zij beproefd en geslagen worden, is
er niet één. O, wat zijn ze toch ongelukkig!
Ja, ze zijn de ongelukkigsten. God tuchtigt
hen wel zwaar; eigenlijk veel te zwaar. En
als de mensch zoover is om dat te denken,
ja, dan is het evenwicht verbroken. Dan is
er de stille aanklacht tegen God. Dan is er
de beschuldiging tegen den Heere, dat Hij
toch eigenlijk hen niet rechtvaardig behan
delt. Zij voelen zich verongelijkt door God.
En als een kind zich verongelijkt voelt door
zijn ouders, dan is er geen praten meer aan.
Dan dreigen voor dat kind ernstige, zeer
ernstige gevaren. Gevaren voor zijn karak
ter, maar ook gevaren voor zijn verder
leven.
Voor net kind Gods, Job, dreigen er ook
gevaren. Dat nu beseft zijn vriend Elihu.
Om Job nu voor die gevaren te waarschu
wen, herinnert Elihu hem er aan, dat het
toch vast staat, dat God den mensch nooit
te veel oplegt, en vooral niet te veel oplegt,
dat hij daarom tegen God in het gericht zou
mogen treden, en zijn God rekenschap af-
eischen (als ware Hij onzer één), Van Zijn
daden.
Elihu wil Job met dit woord weder den
blik naar boven doen slaan. Elihu wil Job
de hand, welke tuchtigt, doen grijpen, om
dat diezelfde hand ook weder opricht. Want
Job weet het toch, dat niets bij geval den
mensch overkomt. Dat de Heere tuchtigt,
maar om op te voeden. Dat Hij kastijdt als
een vader. Dat Hij, daarom altijd (al schijnt
het ons niet altijd zoo te zijn), rekening
houdt met het uithoudingsvermogen Zijner
kinderen.
Neen Job, neen zwaar beproefden God
de Heere slaat en tuchtigt maar niet in het
blinde weg. Hij gaat in Zijn kastijding Zich
zelven nooit te buiten. Want Hij is niet een
aardsch maar hemelsch Vader. En onze
aardsche vaders zegt Paulus hebben ons
naar het hun goed dacht getuchtigd, en
we hebben ze in hun tuchtiging ontzien;
zouden wij dan onzen hemelschen Vader in
Zijn tuchtiging willen betichten van wille
keur, of hard- of onrechtvaardigheid?
Neen, gewisselijk. Hij legt den mensch
niet te veel op, dat hij tegen God in het
gericht zou mogen treden.
Dat is troost, goddelijke troost, die de
oorzaak onzer troosteloosheid durft bloot
leggen en dan heenwiist naar God, de Bron
van alle vertroostingen.
Lisse. Ds. A PON STEIN.
De regeling op papier is goed; zij voorziet
in een behoefte. Moge zij slagen in de prac
tijk. Dan gaat het met de kampen langzaam
aan den goeden kant op.
Vanaf Maandag 25 November
„Klei" 12 ct en „Zand" 11 ct
(Van onzen Parlementsredacteur)
Er schijnt een categorie van personen te
bestaan, die er op uit blijkt hun in den oor
log gefolterde landgenooten na de bevrijding
in volle vrijheid uit te zuigen zooveel als
het maar kart We weten niet waar ze pre
cies zitten. Maar ze zijn er. Wel is de ge
dachte ontstaan dat zulks ook het geval is
met hen, die iets te maken hebben met de
productie en distributie van aardappelen,
die in de laatste week in de groote steden
opliepen met een cent per dag tot 18 cent
per kilo. Dat is een gevaarlijk werk en maakt
menschen vatbaar voor allerlei extreme sug
gesties.
Het Kamerlid SUURHOFF heeft gister
middag in de Tweede Kamer den minister
van Landbouw over dit onderwerp een drie
tal korte vragen gesteld over de oorzaken
van het euvel, dat ontstaan is nadat de sug
gestie van dalende prijzen gewekt was, en
wat er gebeuren zal om de prijsstijging on
gedaan te maken..
MINISTER MANSHOLT kende het ver
schijnsel. dat aan de consumenten bij een
stijging van 12 tot 17 18 cent, reeds f 60
millioen te veel heeft gekost. Met het stel
len van vaste prijzen Is het kwaad niet te
bezweren. Want tevens moet de aan/voer,
vooral ook met het oog op den winter, wor
den verzorgd. Aardappelen zijn er genoeg.
Alle veen- en fabrieksaardappelen kan men
buiten beschouwing laten. Daarom was het
zoo misleidend, dat de tusschenhandel den
laatsten tijd schermde met het gevaar van
het eten van „zwarte" veen-aardappelen.
Daar was en is geen sprake van. Want
tegenover een opbrengst van 1 millioen ton
in 1945 beschikken we dit jaar over een
opbrengst van 2 en een kwart millioen aan
zand- en kleiaardappelen voor de consump
tie. Er is een overschot van 800.000 ton.
Helaas is gebleken, dat de dezen zomer
opgeheven „VEBENA" bij het verkrijgen
van een behoorlijke distributie niet gemist
kan worden. Anders functioneert de voor
ziening onvoldoende. Het is ingewikkeld en
kostbaar. Maar er is niet aan te ontkomen.
Ook de onvoldoende afname van zand-aard-
appelen heeft wel eenigszins een rol ge
speeld in de prijsstijging. Toen bleek, dat
het publiek in sterke mate de voorkeur gaf
aan klei-aardappelen, is door de verkoopers
hiervan behoorlijk partij getrokken. Het
publiek betaalt wel.
Besloten is tot het vaststellen van prijzen
voor den handel en de consumptie. Een
overheidsapparaat zal zorgen voor afleve
ring en opslag van aardappelen in de groote
steden. De Vebena keert weer terug om te
bezorgen. Een en ander is in overleg met
den handel geregeld. De telers zullen 6 7
cent ontvangen. Dat begint Maandag en een
week later worden de prijzen voor zandaard-
appelen op 11 cent en voor kleiaardappelen
op 12 oent gesteld. De minister wees ook
nog even op de hooge transportkosten.
We willen er met den minister nu hei
beste van hopen.