in de rij te Berlijn Dit is anarchie DE MILITAIRE .AUTO«OOTER" Hiel op de vrijlating van de lichte gevallen, NIEUWE LEIDSCHE COURANT S WOENSPAG 11 SEPTEMBER 19tt Bij zandere correspondentie De rij rn.ensoh.en voor de vleeschhouwerij, waarbij ik mij aansluit, is lang; niet langer "weliswaar dan in alle groote steden van het continent, maar voor Berlijn nieuw. Gedu rende de gezegende tijden, toen het „Herren volk" kon leven van den buit uit Holland, Frankrijk, Griekenland en Polen, was de rij korter en zwijgzamer. De verklikkers van de Gestapo hadden zioh ertusschen opge steld en zelfs de Berlijn er leerde zijn mond te houden. De rijen zijn langer geworden, maar daar voor in de plaats hebben de mensohen hun vrijheid tot schimpen herkregen. De wach tenden komen meestal uit de arbeiders kringen, zien er slecht gekleed en onver zorgd uit, maar de scherpe Berlijnsche tong is ononderbroken bezig en verkort de uren van het wachten. Men heeft het zich gemak kelijk gemaakt op kleine klapstoeltjes of leunt, met een boek of een krant in de hand, tegen den muur, of luistert naar het voortdurend gefluister van geruchten, halve waarheden, feiten en ficties. Daar tusschen door worden persoonlijke kwesties bespro ken, dat de kleine Klaus een kwaadaardig gezwel in zijn mondje heeft en dat de man van tante Klara gisteren weer dronken was en haar sloeg. Maar het meerendeel der gesprekken draait toch om politieke kwesties. Het nazi regime met zijn eenheidspers beperkte nog de eenigszins zwakke bekwaamheid tot kri tiek der Duitsehers; de fa*tostiscbe geruch ten worden met geestdrift vertéld en ge loofd. De strijd der geallieerde contröle- coonmissie tegen de geruchtenmakers blijft zonder resultaat, zoolang de angst, de hoop en het verlangen van de massa blijven be staan. Een dikke vrouw, in een roodgebloemd katoenen japon, vertelt haar buurvrouw van haar woning van 5 kamers, waarvan er twee door bomschade onbewoonbaar zijn. Zij moet zich nu met twee kamers tevre denstellen. daar in de derde huisraad is ondergebracht van familieleden, die vlucht ten, toen de Russen binnenmarcheerden. Of ze bericht van hen had? Zéker, ze wonen in de Fransche bezettingszone, in de buurt van Freiibuirg. Of zij dan niet van plan waren, terug te keer en? Niet, zoo lang er geen verandering komt in den toe stand ip Berlijn, luidt het antwoord en de dames wisselen blikken vol beteekenis. Mijn man zegt, begint een ander, dat de Engelschen en Amerikanen nog dat jaar Berlijn zullen verlaten en hij kan het weten, want hij, werkt voor de Russen. Ha'aT buurvrouw heeft dat gerucht al vroeger ge hoord, maar zij kan er niet goed geloof aan hechten. De spreekster echter is niet van haar stuk te brengen: Het is absoluut zeker. Ze moeten weg, daar de Russen den Weste lijken rand van hun zone rondom Berlijn versterken en groote troepenconcentraties in het Zuid-Oosten van Berlijn bijeen hebben gebracht. Frau Schaltke, die daarginds haar dochter een bezoek bracht, heeft het met eigen oogen gezien en ook groote, nieuwe transportwagens aangetroffen, volgeladen met raketbommen. Nu mengt in het ge sprek zich een oudere vrouw, gekleed in een versleten, zwartzijden japon, welke eens elegant moet zijn geweest, een gouden ket ting en ouderwetsche broche op haar boe zem. Zij is de eenige, die een hoed draagt. Haar man werkt in een verkooplokaal, die als paddestoelen na den regen uit den grond opschoten en waarin alles, van saxophoon tot champagnekelk toe, te koop is. afkomstig uit het bezit van menschen, die alles moes ten verkoopen om te kunnen leven. Erich vertelt mij, zegt ze, dat de Russen zoo zelf verzekerd optreden, als zouden zij heer en meester in heel Berlijn zijn. Hij zegt, dat je nu heel weinig „Amis" (de benaming der Duitsbhe bevolking voor de Amerikanen) in de zaak ziet. Ze verkoopen nu alleen nog maar tegen dollars; wat moet er dan van de geallieerde markt terecht komen? Een lange discussie ontwikkelt zich over dit thema. Ze doen, wat ze willen, ver klaart een man, eerst stappen ze ons vol met de geallieerde mark en dan nemen ze die niet als betaalmiddel aan. Het gesprek gaat nu over de corruptie. Men spreekt over hooge ambtenaren, die afgeloopen rijvergunningen voor automo bielen alleen verlengen tegen betaling van groote sommen, van prioriteit bij het bureau voor huisvesting tegen een overeenkomstige belooning, van de hooge baantjes, die nazi functionarissen of nazi-sympathiseerenden krijgen. Alles scheldt op de traagheid in de denazificatie. De conversatie komt nu op het Neuren- bergsche proces, dat door de geallieerde pers op de frontpagina wordt behandeld en dat het eenige punt is, waarover de diverse ge allieerde bladen het eens zijn. Verder is er van eensgezindheid geen sprake; de pers der verschillende bezettingsautoriiteiten komt open en eerlijk voor hun geschillen onder elkander uit, als goldt het de pers van vijandelijke staten. De wachtenden vertel len triomfeerenddat het „Neue Deutseh- land", het orgaan van de Socialistische Een heidspartij in de Russische zone, de Ameri kanen vanwege de arrestatie van twee Rus sische officieren scherp aanvalt, terwijl de „Tagesspiegel", het orgaan van de Ameri- kaansche bezetting, spreekt over een arres tatie van vier Amerikaansohe officieren door de Russen. De opgewonden toon, waar op dergelijke gesprekken worden gevoerd, doet ons wel heel sterk tot het bewustzijn komen, dat eenheid onder de geallieerde mogendheden uiterst noodzakelijk is. De ge schillen op de Vredesconferentie en de ndet steeds objectieve berichten, die hierover in de kranten verschijnen, waarin dan de eigen spreker wordt beschreven als de eenige strijder voor een rechtvaardigen vrede en de tegenpartij als aanstichter voor een nieuwen oorlog, verwekken bij de Duit schers onmetelijke hoop op de mogelijk heid, deze geschillen onder de geallieerden te kunnen uitbuiten. Een nieuw gesprek begint nu over de ver kiezingen, maar plotseling ontstaat er be weging in het begin van de rij. De winkel werd geopend en de aandacht is nu alleen nog maar gevestigd op het vraagstuk; Wat zullen we vandaag krijgen? De eerste vrouw komt weer naar buiten en op het aandringen van de anderen toont zij haar pakje met de verachtelijke opmerking: worst. Een ongeduldig gemurmel is te hoo- ren: alwéér worst. Een klein, gerimpeld mannetje, in een versleten zwarten jas, die hem veel te groot is, maakt zijn veront waardiging luid kenbaar: Ik zou wel eens willen weten, wie het vleesch krijgt. In den oorlog was weliswaar ook alles gerantsoe- Maar op bestraffing der zware wachten wij De binnenkort aftredende hoofdredacteur van de Pen-Gun, mr dr I. G. van Maasdijk, schrijft in een der laatste nummers van zijn blad onder den titel „Politieke delinquen ten", dat de liquidatie van dit vraagstuk een der moeilijkste taken is van het nieuwe kabinet. Na het verloop van zaken geschetst te hebben, schrijft hij, dat het afdoen van slechts enkele honderden gevallen van de tienduizenden, die afgedaan moeten worden, niet te verantwoorden en hoogst gevaar lijk is. „Iets dat tijdens de bezetting heel bedroevend, maar anderzijds wel haast on vermijdelijk was: het optreden van landver raders en collaborateurs, dreigt achteraf tot een kankergezwel in ons volk uit te groeien. Een kleine honderdduizend landgenooten zijn er mee gemoeid, één procent van onze be volking. Gelukkig slechts een heel klein per centage, maar toch een aanzienlijke bevol kingsgroep." De schrijver oespreekt dan net vrijlaten van 45.000 „lichte gevallen" en zegt: De aankondiging heeft vele tongen en pen nen in beweging gebracht enbegrijpe lijkerwijs! Nog maar al te versch ligt ons allen in herinnering, wat wij vijf lange en barre jaren meemaakten, hoe verraad en collaboratie ons vaak erger krenkten, dan het cfol-drieste optreden onzer bezetters. Maar juist al die herinneringen, al die gevoelens maken het dubbel gewenscht, dat het mes er eindelijk eens in gezet wordt. Want zoo gaat het niet langer, een kwaadaardige bacil dreigt zich tot een permanente kwaal te ontwikkelen. Het motiet, onlangs in een rede in de Kamer gegeven, luidt, dat het allengs tijd wordt van „barmhartigheid" blijk te geven. Is dit wel het juiste argument, om dit hoogst ernstige ptobleem aan te pakken? Zeker, barmhartigheid past ons als Christelijk volk als geheel wel in eerste instantie, een ieder als individu bovenal! Maar een regeering, die in zoo moeilijke tijden van chaos, we deropbouw en redresseering jnet kracht de stuurpen moet omklemmen? Kan zij het zich in een zoo harde en laten wij het maar eens ronduit zeggen in een zoo verrader lijke wereld veroorloven, bij haar beleid dat woord te laten praevaleeren En dan juist op het punt der politieke delinquenten? „Barmhartigheid" in verband met recht spraak, en juist in verband met land- en volksverraad, waar het belang niet zoozeer van het individu, maar veeleer van de ge meenschap op het spel stond, staat en in de toekomst wellicht weer eens zal staan, lijkt geen gelukkige uitdrukking. Men leze er Lucas XIX eens ter dege op na, het verhaal van den verheugden „welgeboren man", die als „koning" terugkeerde, en hoe hij han delde met diegenen, die tijdens zijn afwezig heid buitenslands, niet hadden gewild, dat hij koning zou zjjnl neerd, maar we hadden voldoende te eten. we „bevrijd" zijn, moeten we honger lijden. Een mooie vrijheid. De menigte hoort zwijgend toe; men vóelt echter haar instemming. En er is niemand, die erop wijst, dat Duitschland daarom alleen was verzadigd toen, omdat millioenen in de be zette landen honger leden. „De schrijver vraagt vervolgens om reëele en bovenal nuchtere feiten. De nadruk is komeif te vallen op de vrijlating der „lichte gevallen'. Maar: Waar het volk op wacht is niet de invrijheidstelling van de lichte gevallen, maar de bestraffing van de zware, Dit werk is niet een stuk „barmhartigheid", maar een stuk liquidatie van den oorlog, een stuk vertraagde (noodzakelijkerwijze vertraagde) oorlogsrechtspraak. Een derge lijke taak tot een goed einde te brengen vereischt bovenal een daarbij passende gees telijke instelling en de fundamentele fout bij de bestraffing der landverraders is, dat de geest die haar beheerscht, in tegen spraak is met de taak. die men moet vol brengen Omdat zachte heelmeesters stinkende won den maken, doet de schrijver een beroep op „doortastendheid". Doortastend, dat be- teekent de zware en zwaardere gevallen meteen doeltreffend berechten en niet lan ger terugschrikken voor ,de uitvoering der opgelegde straffen, Indien dit doortastend en waarlijk snel zou worden doorgevoerd (waar het tot nog toe juist aan haperde) zou al een aanzienlijk winstpunt zijn ge boekt, juist ten opzichte van het rechts gevoel en de onvermijdelijke wrokgevoe lens van ons volk; zou de liquideering der lichtere gevallen veel soepeler en met veel meer objectiviteit kunnen worden volbracht. Ja, men kan het nog krasser stellen: de be handeling der lichte gevallen zal ten zeerste afhangen van een straffe, snelle berechting der zware delinquenten. „Lichte gevallen" wil de schrijver zien bij de nu opgesloten N.S.B.-jeugd, die slachtoffer van verkeerde opvoeding werd. Voor hen zou men proeftijden van één, vijf of meer jaren kunnen geven of „voor waardelijke" invrijheidstelling met aanwij zing van een beroep en plaats van vestiging De oplossing van het vraagstuk der poli tieke delinquenten blijft, wat zij van het begin af aan is geweest: een kwestie van geestesgesteldheid. Meer dan een jaar is ver- loopen wij mogen wel zeggen: verloren Het voortsukkelen in het karrespoor van praten over „lichte gevallen" is niet bemoe digend, de betoonde bereidheid tot radicale maatregelen wel. Het is moeilijk te geloo- ven, dat men vóór 1 October 45.000 „lichte" gevallen serieus uit de gedetineerden kan schiften, al aangenomen dat er op 70.000 ge detineerden nu nog 45.000 „lichte" gevallen bestaan. Het zij zoo, men mag bij dit massa- werk niet te veel nauwkeurigheid verlangen en een radicale inkrimping van het aantal gedetineerden is inderdaad gewenscht. Daar na zullen echter nog maanden gemoeid zijn met het vinden van wegen, om hen, die niet geheel onwaardig zijn, weer in onze samen leving op te nemen, en met de serieuze afdoening van zware gevallen. Aangenomen dat er nu werkelijk '.schoto" in komt, lijkt het ons van groot belang, dat men zijn ge dachten hierover tijdig laat gaan, om Juist in allen ruste deze kwestie met zich zelf uit te maken, zoo besluit de schrijver zijn artikel. in de opvoeding Volgens de bladen moet Keés Boeke op de internationale paedagogische conferentie te Brisbane zich als volgt hebben uitgelaten, nadat hij zijn verwondering er over uitge sproken had, dat in Australië de kin der en op school nog lichamelijk worden getuch tigd: „Ik acht het onsportief voor een vol wassene om zijn grootere kracht en (van?) lichaam te gebruiken voor het straffen van een kind. Ik persoonlijk zou bewondering hebben voor een kind dat sportief genoeg was om terug te slaan." Ik meen dat tegen deze woorden in naam eener gezonde paedagogie niet sterk genoeg geprotesteerd kan worden. Want de conse quenties van dit stelsel zijn zoo dat mep ge rust ze ontbindend ten opzichte der maat schappij kan noemen. De politie maakt van haar grootere klacht gebruik om den misdadiger te dwingen zich naar de eischen der maatschappij te richten. Vindt de heer Bóeke het sportief, wanneer deze lieden traohten met de politie te doen, wat deze met haar doet? De officier in het leger, de werkgever in de maatschappij, beiden oefenen zij een dwang uit, die vaak nog heel wat onaan genamer is dan een paar tikken met een stok. Vindt de heer Boeke dus ook eiken vorm van insubordinatie sportief? Ik kan het niet gelooven, want dit zou de onder gang van elke geordende maatschappij be- teekenen. Er bestaat op het gebied der opvoedkunde een sterke neiging om het goede zoover door te drijven dat het bespottelijk wordt. En het zonderlinge is dat juist deze be spottelijkheid meestal den naam krijgt van het eenig juiste, want het meest moderne. Tegenover alle teerhartige opvoeders in, meestal trouwens menschen die de hitte des daags van groote en ongehoorzame klassen niet hebben gekend. wil\ ik gaarne betoogen dat ik lichaamsstraffen lang niet altijd ver keerd vind. Sterker nog, ik durf zelfs te beweren dat ze in sommige gevallen beslist noodzakelijk zijnr Ik ben acht jaar aan een Engelsche school verbonden geweest, waar de lichaamsstraf fen nog bestonden, dus juist zooals in Australië en ik denk er met groote waar deering aan terug. Niet omdat ik het zoo prettig vind of verheffend dat een kind lichamelijk wordt gestraft, maar wel omdat ik er de "egenrijke gevolgen van heb ge zien. Aan vele Nederlandsche scholen, waar éte lichamelijke straffen volstrekt verboden zijn, wordt veel meer geslagen dan aan de Engelsche scholen, waar deze straffen ge reglementeerd zijn Men meene niet dat elke onderwijzer of leer aar er maar willekeurig op los kan slaan. Neen. wanneer een leerling zich erger lijk misdragen heeft door voortdurend lie gen en bedriegen of door treiteren van mede leerlingen wordt dit ^an den house-master" gerapporteerd. Deze is belast met het meer speciale toezicht op de leerlingen. Het ge val wordt onderzocht en indien het ernstig genoeg is voor een tuchtiging, wordt deze toegepast. De gevolgen zijn meestal zeer heilzaam. Want ook in de maatschappij zal later de jonge mensch moeten leer en, dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Bij vele wijzen der oudheid vindt men deze zelfde gedachte terug. Ik denk hier aan spreuken 13 vers 24. waar Salomo zegt: „Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon" Als we zien, hoe vaak het al gebeurd ls, dat een leeraar of onderwijzer zenuwziek is geplaagd door een tuchtelooze bende leer lingen, moeten we ons toch afvragen of het in het belang van land en maatschappij is dat dit geschiedt Wanneer we in tram of bus of zelfs op straat zien hoe kinderen hun ouders tyran- niseeren, hoe ze zioh tegen hen verzetten en hun wil trachten door te drijven, mogen we ons toch wel degelijk afvragen of een paar fiksohe tikken voor de broek niet het beste middel tegen deze kwaal zijn. Ik heb voor mijzelf deze vraag niet meer te doen. Ik ben al lang overtuigd. Maar ik hoop alleen de tijd nog eens te beleven dat ook de politie het recht krijgt om de straat- schendende jeugd (een specialiteit van ons Voor Jongens, die ondanks herhaalde waarschuwingen tóch telkens opnieuw weer hun leven in gevaar brengen door gevaarlijke gevonden voorwerpen als speelgoed te gebruiken, kan een flink pak slaag weieens een betere remedie zijn dan 'n vermanend woord! vrijheidlievende vaderland) een flink pak slaag toe te dienen. Dat zou ongetwijfeld de tucht in ons land bevorderen. Met de methode van Kees Boeke. die tegen alle autoriteit wil doen opstaan en die de leerlingen aanmoedigt om him meer deren te slaan, raken we hoe langer hoe dieper in het moeras. Den Haag, Dr F. C. Dominicus. WIJ STAAN DE .VI" WEBBEN) WE OVERLEEFD.ZULLEN WE DIT OOK TE BOVEN KOMEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1946 | | pagina 5