De Ballingschap van Dr. H. Colijn.
Zijn Echtgenoote vertelt.
Het is een krasse oude dame, de weduwe
van wijlen onzen minister-president, die
we in de burgemeesterswoning te Ede
ontmoeten. Ze was 74 jaar, toen ze baar
man in de ballingschap volgde, nu is zij
77. Het verlies van haar echtgenoot is
een zware slag voor haar geweest, dat
blijkt al bij de eerste woorden, welke wij
wisselen.
Het heengaan van Dr. Colijn kwam zeer
onverwacht. Op 18 September 1944, zoo
vertelt mevrouw Colijn, hebben we nog
samen ontbeten. Mijn man had zich ge
reed gemaakt voor zijn dagelijksche wan
deling, doch juist toen hij weg zou gaan,
kreeg hij een hevige kramp. Ik heb hem
toen naar bed geholpen en den dokter
laten waarschuwen. Dr. Colijn heeft daar
op nog gezegd: „Zeg den dokter, dat het
hartkramp is", dat zijn ook zijn laatste
woorden geweest. Spoedig daarop is hij
overleden, zonder één woord va*- afscheid.
Zyn begrafenis te Ilmenau is met allen
eerbied geschied, doch de familie in Hol
land werd niet. gewaarschuwd, zooals be
loofd was. Een theologisch student uit
Nedetïahd, de heer H. D. Stehouwer,
heeft een korte toespraak aan het graf
gehouden langer dan 5 minuten mocht
niet en deze jongeman heeft mevrouw
Colijn ook nadien regelmatig bezocht.
Mevrouw Colijn heeft dit graf gekocht en
enkele inwoners van Hmenau hebben aan
geboden het te verzorgen. Zij rekenden
zich dat tot een plicht.
Op welke plaatsen heeft men Dr.
Colijn in deze jaren doen verblijven, en
hoe werd hij behandeld?
Reeds in Juli 1941 werd hij weggehaald
en naar een hotelletje in Limburg ge
bracht. Hij mocht zich daar min of meer
vrij bewegen, doch werd steeds vergezeld
door 2 oppassers*. Met iemand spreken was/^
hem niet toegestaan en het eten was daar
heel slecht. De Limburgers hadden even
wel hun eigen manier om mijn man te
groeten. Als hij des Zondags in de kerk
kwam, mocht niemand tegen hem spreken,
doch iedereen stond dan op.
Mijn man is 4 maanden in Limburg ge
weest. In October 1941 is hij naar Ber
lijn gevoerd. Niemand mocht weten waar
hij daar verbleef, aanvankelijk zelfs zijn
echtgenoote niet. Hier had Dr. Colijn niet
minder dan 4 oppassers, waarvan hem er
steeds een vergezelde als hij ging wande
len. Eiken dag werd hij ook verhoord,
blijkbaar in de hoop dat hij zich een keer
verspreken zou. Daarbij is mijn man wel
erg geplaagd.
Op 26 Maart 1942 is hij van Berlijn over
gebracht naar het hotel „Gabelbach", in
het plaatsje Ilmenau, een zeer eenzaam
oord, waar vrijwel niemand kwam. Op
S April ben ik ook daarheen gegaan, om
mijn man gezelschap te houden in zijn
verbanningsoord. Zichtbare bewakers wa
ren hier niet, maar wel liepen er steeds
spionnen rond.
De tijd moet een actief man als Dr.
Colijn wel erg lang gevallen zijn. Had hij
bepaalde bezigheden?
Hij wandelde 2i/£ 3 uur per dag en
verder las hij veel. Een tijd lang ontving
hij boeken uit een Berlijnsche bibliotheek,
totdat deze bij een bombardement ver
brandde. Dan spelde hij de Duitsche
kranten, om al combineerende en tusschen
de regels door lezende, zich een juist beeld
Op 18 September 1944 overleed in
zijn verbanningsoord Ilmenau in
Duitschland. Z. Exc. Dr. H. Colijn, een
onzer grootste staatslieden, die in
moeilijke jaren onschatbare -diensten
aan Nederland heeft bewezen. De
Duitschers hadden hem in 1941 weg
gevoerd „omdat de Nederlanders Co
lijn moesten vergeten en zijn partij
moest verdwijnen".
De Nederlanders zijn Dr. Colijn niet
vergeten; zijn partij is niet verdwe
nen, doch helaas, de groote staatsman
heeft de vrede niet mogen beleven.
Velen zullen zich afvragen, hoe Dr.
Colijn het de laatste jaren, als ban
neling, gemaakt heeft. Het is ons dan
ook een voorrecht, bijzonderheden daar
over te kunnen publiceeren, welke wij
vernamen van mevrouw Colijn, die zoo
als reeds gemeld werd, Zondag te Ede
is' aangekomen.
te vormen van den oorlog, dien hij van
dag tot dag op de kaart volgde.
Liet de heer Colijn zich wel eens uit
over Nederland en het Nederlandsche
volk?
Hij dacht daar dag en nacht aan en
was diep begaan met ons land, dat zoo
zwaar geteisterd werd. Zoo dolgraag had
hij nog iets willen doen voor Nederland.
Het is lang niet uitgesloten dat de span
ning hem in September '44 te groot ge
worden is', doch misschien ook heeft zijn
sterven hem voor veel teleurstelling be
hoed.
Is de verzorging in „Gabelbach" be
hoorlijk geweest?
We kregen tamelijk goed te eten en
de menschen waren erg beleefd. Iedereen
sprak mijn man daar aan met „Excellen
tie" Werkelijk roerend is het geweest,
zoo goed als de menschen in Holland voor
ons gezorgd hebben. We kregen zooveel
paketten van eenvoudige en vaak voor
ons volkomen onbekende menschen, heer
lijk gewoon. Mijn man heeft altijd nog
2 sigaren per dag kunnen rooken, ook al
door deze gaven. Vergeet U vooral niet
in de krant te zetten, dat ik voor al deze
blijken van medeleven heel dankbaar ben.
Dr. J. Koopmans. f
Te Amsterdam overleed Zaterdag 24
Maart Dr. J. Koopmans, Ned. Herv. pre
dikant aldaar. Na den aanslag op Rauter
werd ook in Amsterdam een aantal poli
tieke gevangenen in het openbaar ge
fusilleerd op het Weteringplantsoen. Een
verdwaalde kogel vloog het huis binnen
aan de Stadhouderskade, waar Dr. Koop
mans woonde, en trof hem in het hoofd.
Aan de gevolgen daarvan bezweek hij
twee weken later, slechts 39 jaar oud.
Zijn vroegtijdig heengaan is een ontzag
lijk verlies' voor de Ned. Herv. Kerk.
Door zijn dissertatie in 1938 over „Het
oud-kerkelijk dogma", een meesterlijk ge
schreven studie van vèr-strekkende be-
teekenis, trok hij in theologische kringen
onmiddellijk de aandacht. Tegelijk gaf
hij bijzondere leiding en hulp aan de
kerkelijke prediking door zijn twee boe
ken „Kleine Postille" (1938) en „Nieuwe
Postille" (1940), bundels preekschetsen
van bijzonder karakter.
Van 19381941 was hij Secretaris der
N.C.S.V. In deze jaren gaf hij veel theo
logische leiding in studentenkringen. Uit
dezen tijd dateert zijn belangrijk boek
„De Nederl. Geloofsbelijdenis", een diep
gaande, heldere, critische en actueele
commentaar op de Ned. Confessie.
In de oorlogsjaren had hij een belangrijk
aandeel in de kerkelijke vernieuwing.
Samen met anderen was hem opgedragen
de vaststelling van het Tekstenrooster
met de wekelijksche toelichtingen voor
predikanten. Zeer bekend werd zijn boekje
„Wat zegt de Bijbel over volk, overheid,
gezin, Israël, oorlog, toekomst?" (1941).
Zijn krachtige principieele houding in het
verzet der Kerken tegen het nat.-soeia-
lisme was bekend. Reeds in 1940 ver
scheen van zijn hand het bekende illegale
geschriftje „Bijna te laat", in verband
met de Joden-vervolging. Zeer belangrijk
werk deed hij voor de tallooze Amster-
damsche Joden, zoodat men de trap van
zijn huis wel schertsend „de Melkweg'1
noemde, vanwege de vele Joodsche ster
ren, die daar raad en hulp zochten.
In de Noorderkerk had hij een eigen
kerkelijk centrum, waar hij een eigen
parochie zocht te vormen en te ver
eenigen
Voor theologie eD kerk werd zéér veel
Hoe 'kornthet) 'dat "u nü'pasTn Hol- van hem verwacht, daar hij de zeldzame
gave had van dieps, bijbelsche, reforma
torische inzichten klaar, scherp en bon
dig te formuleeren. Een prediker, die
velen de Schrift op nieuwe wijze deed
verstaan, een theoloog die voor de ver
nieuwing der Kerk streed vanuit een ver
nieuwd inzicht in de .Reformatie, is
heengegaan.
H. C. Touw.
land teruggekomen bent?
De Duitschers gaven me na den dood
van mijn echtgenoot geen toestemming
terug té keeren en ik heb een heel een
zamen moeilijken winter gehad. Het is
echter een diepe teleurstelling voor me
geweest, dat na den wapenstilstand blijk
baar niemand moeite gedaan heeft mij
naar Holland te doen komen. Tenslotte
bleek er bij de Amerikaansche troepen in
mijn omgeving een Hollander te zijn, de
heer Hoogstede uit Rotterdam, en deze
heeft na veel moeite toestemming gekre
gen mij per auto naar Nederland te
brengen. We zijn toen in Vlodrop de grens
gepasseerd, waar de ontvanger van het
grenskantoor, A. Patje, prachtig voor ons
gezorgd heeft, waardoor ik den volgen
den dag onmiddellijk verder kon reizen.
Over enkele dagen hoop ik door te gaan
naar mijn kleinkinderen in Haarlem en
daarn£ eens wat uit te gaan rusten in de
Haarlemmermeer. Als zoovelen heb ook
ik geen eigen huis meer.
Dat is dan het einde van ons gesprek en
wij nemen afscheid van onze vriendelijke
gastvrouw met den wensch, dat zij spoe
dig gunstige berichten moge ontvangen
van haar drie zoons en hun gezinnen, die
in Indië waren en van wie zij sinds vijf
jaar niets vernam.
Minister Beel over de hulp aan de Betuwe.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Beel, heeft in gezelschap van den waarn.
Commissaris der Koningin in Gelderland
een bezoek gebracht aan het getroffen
gebied in de Betuwe. Tevoren liet hij
zich in een vergadering van burgemeesters
te Nijmegen op de hoogte stellen van de
de nooden der streek. Minister Beel
deelde o.m. mede, dat de mijnopruiming
in de Betuwe met kracht ter hand zal
worden genomen. De eerste zendingen
noodwoningen uit het buitenland, hoofd
zakelijk Engeland, kunnen binnen enkele
weken worden verwacht. Voorts verklaar
de hij, dat een ontwerp voor wettelijke
regeling inzake materieele oorlogsschade
gereed is.
Dr. J. Koopmans werd 26 Mei 1905 te
Sliedrecht geboren, bezocht de lagere
school te 's-Graveland, het Instituut
Brandsma te Bussum en de H.B.S. te
Hilversum. Vervolgens legde hij het
Staatsexamen af om in 1922 student te
worden aan de R.U. te Utrecht. In 1927
werd hij toegelaten tot de Evangelie
bediening en werd hij benoemd tot hulp
predikant te Dalfsen.
1 Juli 1928 aanvaardde hij te Eikerzee
het predik, ambt, welke gemeente hij 6
Dec. 1931 met 's Heer Hendrikskinderen
(bij Goes) verwisselde. Tot zijn verblijf
aldaar was hij zeer bevriend met wijlen
Ds. W. H. v. d. Vegt, Geref. predikant te
Goes Na zijn benoeming in 1938 tot
secretaris van de N.C.S.V. vestigde hij
zich te Leiderdorp. In hetzelfde jaar
vond zijn promotie tot doctor in de
godgeleerdheid plaats. Aan de R.U. te
Utrecht, welke promotie cum laude ge
schiedde, terwijl het proefschrift „Het
oudkerkelijk dogma in de reformatie" in
breeden kring aandacht trok.
Op 27 Juli 1941 deed Dr. Koopmans zijn
intrede als predikant der Ned. Herv. Gem
in de hoofdstad des lands, waar hij spe
ciaal belast was met den arbeid onder de
studenten.
Dr. Koopmans heeft in tijdschriften als
,Vox THeologica", „Eltheto" en „Woord
n Geest" veel artikelen gepubliceerd.
Van zijn hand verschenen o.m. de beken
de werken „Kleine Postille" en „Nieuwe
Postille", een boek over de Ned. Geloofs
belijdenis, terwijl hij redacteur was van
de serie „De Prediking van het Nieuwe
Testament/', waarin enkele deelen van
hem uitgekomen zijn.
De Minister van Oorlog D
Gelast: Je
1. De beroeps- en reserve officieren'
2. het beroeps en reserve personeJei
neden den rang van tweeden luitep
3. het personeel, dat op 10 Mei 19p
opleiding was voor officier;
4. de capitulantendie allen op 1®|
1940 tot de Koninklijke Landmach 1
hoorden, zich persoonlijk op 25, 27
Juni 1945 aan te melden ter registH
De beroepsofficieren, die na de capitF
van Duitschland uit krijgsgevangen^-
zijn ontslagen behoeven zich niet tejt
den. De aanmcldingsbureaux voor ooP-
vrijwilligers zijn met de registratie'
bovengenoemd personeel belast.
Voor de gemeenten Leiden, VoorsclP
Zoeterwoude, Leiderdorp, Valkenp1
Rijnsburg, Katwijk, Noordwijk, OegstF
Warmond, Voorhout, Sassenheim,
Noordwijkerhout en Hillegom is divu
reau gevestigd te Leiden, Noordein|s<
Het bureau is geopend van 912#
van 13.30—18.30 uur. p
De Minister van Oorlog
o.l. het Hoofd aanmeldingsbjB
van oorlogsvrijwilligers te Jfi
De Res. kapitein;
J. C. Wagtendon*3
Leiden, 19 Juni 1945.
De Minister van Marine
GELAST M
het geheele personeel dat op 14 Meijj
tot de r
Nederlandsche Zeestrijdkrachten
behoorde, zich persoonlijk aan te m
ter registratie.
De Aanmeldingsbureaux voor Oorlog?*
willigers zijn belast met de registratie
bovengenoemd personeel.
Voor de Gemeenten Leiden, VoorscWei
Zoeterwoude, Leiderdorp, Valkenp2
Rijnsburg, Katwijk, Noordwijk, O*10
geest, Warmond, Voorhout, SassenT
Lisse, Noordwijkerhout en Hillegom
dit Bureau gevestigd te Leiden, NP8
einde 5.
Het Aanmeldingsbureau voor Oorlog;
willigers te Leiden is geopend: vanF
tot 12,00 uur en van 14,00 tot 17,00:^
U behoort zich te melden op Dinsda 1
Juni a.s.
De Minister van Marine, re
o.l. het Hoofd Aanmeldingshife
Oorlogsvrijwilligers te Leii
De Res. Kapitein:
J. C. WAGTENDO
Leiden, 21 Juni 1945.
Nederlandsche Jeugd Gemeenscl
Reeds voor den oorlog bestond onder
vele jeugdorganisaties in den landef
drang tot samenwerking. Bijzondere
standigheden vormden aanleiding tot
zamenlijk handelen. Dit heeft er toef'
leid, dat sinds najaar 1943 de basis L
de Nederlandsche Jeugd GemeensL
werd gelegd, waarin het overgrootep
der jeugdorganisaties was betrokken, f
Men huldigt het standpunt, dat de aifn:
van al het jeugdwerk, dat zich hiji^
N.J.G. aansluit, zich ten doel moet stf11
de bevordering van waarden van hop1
orde, gerechtigheid, waarheid en naar*
liefde, zooals deze in de historie vanp
volk zijn gegroeid uit het christendonfdc
die in de eerbiediging van den mch
mensch een van haar hoogste uitii^le
vinden. Elke jeugdorganisatie, die|ei
geestelijke, cultureele en lichamelijke p
ming van de jeugd op die manier beoj
kan zich als lid bij de N.J.G. aanslul
De Ned. Jeugd Gemeenschap wil de jeyk
in eendracht mede laten helpen in ju
wederopbouw van ons vaderland. lei
Het voorloopig bestuur is als volgt sar*
gesteld; 1
Dr. J. A. de Koning (Utrecht), voorzife
Mej. J. Aalbers (Utrecht), Mevr. E.
den Boschde Jongh (Den Haag),
M. Kooyman (Bussum), Ad. KaT
(Utrecht), A. van Mook (Amsterdam!**
Oosterlee (Nijmegen) en Dr. A. C. üpe
selaar (Den Haag), terwijl nog ovcjf
wordt gepleegd over een lid uit
katholieke werk in het Zuiden des la£j
De officieele stichting van de N.J.G/
op 11 Juli tot stand komen in de hiL
rische zaal in de St. Michelskapel,
in 1579 de Unie van Utrecht werd onJ
teekend. - I