^0^1/ad^uk^ü)as
De koe
Grasen voorbij het grazen
lig ik bij mijn vier poten
mijn ogen te verbazen,
omdat ik nu weer evengrote
monden vol eet zonder te lopen,
terwijl ik straks nog liep te eten.
ik ben het zeker weer vergeten
wat voor een diei ik ben de sloten
kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,
dan kijk ik naar mijn kop, en denk
hoe komt die koe ondersteboven
Het hek waartegen ik mij schuur
wordt glad en oud en vettig op de duur.
Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw
en zij voor mij: miin tong is hen te ruw.
's Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust
dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.
GERRIT AGTERBERG.
Een vertelling uit 't Oorlogsjaar 1940
Door J. SNOEP
fï)
EEN briefroept Henk als ze voor de buiten
deur staan. Heeft dc post niet gebeld of hebben
ze 't niet gehoord 7 In elk geval ligt er een brief
met een postzegel er op.
„Van Teun van Gent", ziet Kees aanstonds aan 't
schrift en bovendien staat 't op de achterzijde van
d« envelop.
Kees scheurt de envelop open; natuurlijk wil hij eerst
weten wat Teun te schrijven heeft. 'X Is in de gang
te donker om nog te kunnen lezen en daarom knipt
hij even 't licht aan.
Teun schrijft een grote, duidelijke letter wat
schrijven betreft was hij de beste van de klas
en in een kort briefje deelt hij mee dat hij Zaterdag
middag stellig hoopt te komen. Natuurlijk op de
fiets, alleen als 't heel slecht weer is met de trein.
Misschien wil Kees en z'n vrinden hem wel een
eindje tegemoet komen. Ze moeten maar goed uit
kijken hij zal 't ook doen. „Tot Zaterdag Daag 1"
tm eindigt 't korte briefje.
„Wat heb je daar vraagt moeder de Koning, die
ziet dat haar jongens een brief staan te lezen.
„Van Teun van Gent", zegt Kees, „hij komt Zaterdag
middag".
„Da's waar ook.... Wie weet wat 't Zaterdagmid
dag is". Ze zegt 't met een zucht en de jongens zien
wel hoe bedroefd moeder kijkt. Vervelend, dat
vader nu opeens weer weg moet. En nu zal Thijs
van Dam misschien niet mee kunnen, want natuurlijk
neemt vader zijn fiets mee.
Ti?ddy begint ongeduldig te worden. Wat treuzelen
ze vandaag toch allemaal. Eindelijk mocht hij mee
naar buiten en nu blijven z'n baasjes daar weer een
hele tijd in de gang staan. Maar gelukkig de deur
gaat dan toch open en luid klinkt 't gekef van de
kleine hond in de mooie lenteavond.
't Is buiten ook te zien dat er bizondere gebeurte
nissen op til zijn. Alle mensen kijken ernstig en
juffrouw Loonstra, die nog gauw een paar bood
schappen is wezen halen, heeft betraande ogen.
Haar man moet ook weer weg, en ze waren nog
wel van plan de Pinksterdagen in Friesland door
te brengen.
Teddy herkent haar wel meestal heeft ze wat
lekkers voor hem maar vanavond krijgt hij zelfs
geen vriendelijk woord.
De jongens lopen met hun hondje een straatje om.
't Is een schone lenteavond en alles wijst er op
dat 't morgen wel weer mooi weer zal zijn. Maar
alleen Teddy geniet van de wandeling, z'n baasjes
artjggen niet veel en veel vlugger dan anders gaan ze
weer in huis.
De Koning heeft alles wat hij moet meenemen al
bij elkaar gezocht, 't Is heel wat, maar in de grote
koffer kan gelukkig veel. Hij heeft 't maar in de
voorkamer gezet, dan staat 't morgenochtend zo bij
de hand.
Janny kijkt er naar met nieuwsgierige ogen wat
is vader toch sterk dat hij dit alles dragen kan.
Af en toe maakt haar vader een grapje, maar echt
vroolijk kan Janny vanavond niet zijn. Vader gaat
weg, misschien wel voor heel lang 't huilen staat
't kleine ding nader dan 't lachen.
Er is gebeld en eeh ogenblik later komt moeder
De Koning met mijnheer Vogel de kamer binnen.
Kees schrikt even van dit onverwacht bezoek „de
baas van school" komt toch niet voor hèm
Maar er is helemaal geen reden om ongerust te zijn.
Mijnheer was juist in de buurt; hij dacht wel dat
ook Dfe Koning de uniform weer aan zou moeten
trekken en daarom komt hij even afscheid nemen.
De Koning is blij met dit bezoek; vooral voor z'n
vrouw kan een beetje afleiding geen kwaad, en
men blijft gezellig een half uurtje met elkaar
praten.
Voor Janny wordt 't hoog tijd naar bed te gaan.
Vader brengt haar naar haar slaapkamertje en hij
zegt dat ze een flink meisje moet zijn. Ja, dat wil
Janny wel, maar toch is zé erg bedroefd en zacht
schreiend valt ze eindelijk in slaap.
Als mijnheer Vogel vertrokken is, moeten ook Kees
en Henk naar bed. Ze willen morgenochtend vader
graag naar de tram brengen en daar krijgen ze dan
toestemming voor. En vader zegt ook, dat ze voor
moeder gehoorzame jongens moeten zijn en haar
moeten helpen zoveel ze maar kunnen. Dat beloven
de broers graag.
Meestal praten ze nog een beetje met elkaar als ze
op bed liggen, maar vanavond komt daar niets van.
Toch kunnen ze ook niet gelijk slapen, 't Is ook zo'n
vreemde dag geweest. Wie had dat vanmorgen kun
nen denken
Vader moet weer weg net als verleden jaar en
toch is 't nu weer heel anders. Zou er werkelijk
gevaar dreigen Ook mijnheer Vogel, die anders
nog wel eens een grapje maken kan, was zo heel
ernstig. Maar 't kan toch ook best nog meevallen.
Misschien komt vader wel weer heel gauw naar huis,
in elk geval met een paar dagen verlof, net als
vorig jaar.
Ze zeggen geen woord tegen elkaar. Kees en Henk.
En 't duurt lang eer de slaaD eindelijk hun ogpn
toedrukt. Nu slapen ze alle drie.
Maar in de huiskamer zitten vader en moeder. Die
hebben nog geen slaap. Er is ook zo heel veel nog
te bespreken
HOOFDSTUK IV
Met hun vieren komen ze uit schoolKees de
Koning, Wim van Dongen, Frans Groeneveld en
Thijs van Dam.
Ze zijn tegenwoordig bijna altijd bij elkaar te vin
den. Vroeger lieten ze Thijs links liggen, maar dat
is de laatste maanden helemaal veranderd.
Mijnheer Vogel, het hoofd van de Mulo, heeft die
toenadering wel gemerkt en 't doet hem goed. Thijs
is na zijn zware ziekte een heel andere jongen ge
worden telkens valt dat „den baas" weer op. De
jongen wil anders worden, hoe moeilijk hem dit ook
valt. Zijn moeder is een 'zwak, ziekelijk vrouwtje,
die ploeteren moet om met haar twee jongens 't
moeilijke, harde leven door te komen. En van An
ton gaat op Thijs geen al te beste invloed uit. Als
de jongen aan hèm is overgeleverd komt er niets
van terecht, heeft inspecteur Brandsen meer dan
eens gezegd en mijnheer Vogel is 't met dit oordeel
helemaal eens.
(Wordt vervolgd)
1
't Is nu mooi zomerweer en op 't veld of in je tuin
tje zijn aardige bloempjes te vinden. Daarom gaan
we een bloemenmandje maken.
Wie geen mandje heeft, neemt een spanen of een
kartonnen doosje. Die vul je met zand. Op het zand
komt wat mos en daarin steken we wat takjes, waar
van de blaadjes net uitgekomen zijn.
Enkele bloempjes je moet zelf maar zien wat 't
aardigst staat zet je er tussenin.
Zet 't bakje op een schotel of bord en zorg er voor,
dat het zand goed nat blijft.
Op tafel, buffet of klein kastje of bij een zieke zal
je mandje zeker welkom zijn. Vooral, wanneer je
het bakje leuk beplakt en beteek ent, zoals het voor
beeld aangeeft.
Klein moedertje. Op een bank in een stadspark.
(Foto C. Kramer)
Een drama in de wildernis
DE koning der dieren was op jacht. De laatste
dagen was zijn buit gering geweest en hij ram
melde van de honger. Drie nachten had hij vruchte
loos naar voedsel gezocht en thans was daar weer
het einde van een warme dag.
lijn humeur was slecht, want zijn middagdutje was
gestoord door lastige vliegen, en dan die knagende
honger
In dichte bosjes lag de koning der dieren verscholen
tegen de rand van een heuvel, achthonderd schreden
van een beek, de drinkplaats van antilopen en
gemsbokken.
Hij zag die dieren aan de drinkplaats hun avond
drank nemen en voorzichtig sluipt hij nader door
het hoge gras. Er komen dieren terug, doch altemaal
te ver verwijderd van den hongerigen leeuw.
Een wilde eend vliegt over den wachtenden leeuw,
die een oude gemsbok op zich ziet toekomen. Lager,
al lager drukt de leeuw zijn lichaam tegen de grond.
Doodstil ligt hij daar. Alleen het einde van zijn
staart beweegt zich.
De leeuw is tot de sprong gereed. De gemsbok is
een achttal schreden van het roofdier verwijderd en
staat plotseling stil. Het dier steekt de kop in de
hoogte en snuift als het ware onraad.
Op hetzelfde ogenblik neemt de leeuw zijn sprong,
welke nimmer mist, snel en krachtig, met open bek,
onder zwaar gebrul.
Het scheen of er geen tijd meer was voor het slacht
offer, maar toch weet het nog zijn voorpoten in de
grond te planten en de aanval met gebogen kop af
te wachten. Zijnreusachtige lange horens, scherp
als een lans vangen den leeuw op, wiens lichaam
doorboord wordt door de vreselijke wapenen van
den gemsbok.
De koning der dieren is gespietst op de hprens van
den gemsbok, wiens nek gebroken is door de bot
sing met het zware lichaam van het roofdier. Beiden
liggen morsdood op de Afrikaanse bodem.
KNIPPATROONTJE
Raadsels
L Letterraadsel
Mijn geheel bestaat uit drie woorden met 22 letters
en is een regel van een bekend lied.
Wacht u voor wat 15, 7, 2, 13 is.
Blijf bewaard voor 8, 19, 20, 21.
Zoek wat 21, 10, 5, 8 is.
Mijd 9, 22, 20, 14, 16, 11.
Verfoei 1, 5, 10, 17.
Leef in 4, 18, 2, 6. 16.
II. Een spreekwoord.
Welk Hollands spreekwoord maakt ge uitZo zat
het gewaad der vrouw Stijna Linsrijs.
III. Wie weet dat
Welke vochten worden omgekeerd zwart
IV. De bovenste steen.
Hoe heet de bovenste steen van een huis
OPLOSSING
van de raadsels in de Kinderkrant van 7 Juni.
I. De vier jongensnamen zijn: Barend, Henk, Hein
en Theo.
II. Het bedoelde water in Overijsel is: Schipbeek.
III. mijn, mijl, mijt
IV. Gooi, hooi, mooi, fooi, kooi.
Dit is een aardig plaatje om uit te knippen Je moet
er een fijn schaartje voor hebben. Vooral op de tak
jes moet je goed je best doen. Als je 't Zondagsblad
niet verknippen mag moet je de tekening op een
doorschijnend stukje papier overtrekken. Dat geeft
een dubbel genoegen: natekenen en uitknippen.
184
Gemeenschappelijke verzoening
Ongerechtige dingen hadden de overhand
over mij; maar onze overtredingen, die
verzoent Gij. Psalm 65 4.
ECHT schuldbesef en oprechte schuldbelijdenis is
allereerst persoonlijk. Omdat ze opkomen uit de
consciëntie, en de consciëntie op haar beurt is de
drang tot zelfbeoordeeling in den zondaar.
Zeker, er is ook een gemeenschappelijk schuldbelij-
den en een gemeenschappelijk schuldbesef. Maar
dan toch zoo dat elk zich daarin medeschuldig weet.
Ge weegt dan niet nauwkeurig af welk aandeel een
ander daar wel in heeft, want uw eigen verslagen
heid treedt daar niet in.
Soms kan de consciëntie ook verzet aanteekenen tegen
zonden, die ge in anderen ziet. Maar dit gaat dan zoo
in zijn werk, dat zich de gedachte aan u opdringt:
indien ik zelf dit had gedaan. En hierbij is verre
van u de eigengerechtigde overlegging, dat gij toch
beter zijt dan zij, wier bedrijf voor uw consciëntie
geoordèeld staat.
Dit persoonlijke van het schuldbesef en van het
schuldbelijden komt tot uitdrukking in dat woord
uit den 65en Psalm: ongerechtige dingen hadden de
overhand over m ij.
Dan klimt de schuld zoo hoog, dat ze niet meer voor
u is te overzien. Alle verontschuldiging valt weg.
Zelfs de oprechte begeerte om uw leven te beteren
vermindert uw schuld niet. Uw ongerechtigheden
worden u dan een last te zwaar om te dragen. Het
is, zooals de Psalmist het uitdrukt: ongerechtige din
gen1 hadden de overhand over mij.
Dat behoeft juist niet te bestaan in dingen, die in
de oogen van de wereld gruwelijk zijn. O neen, wie
eenmaal uit Gods Wet zijn zonden leerde kennen,
onderschrijft deze schuldbelijdenis, ook al bleef hij
in de schatting der menschen een eerzaam burger,
een rechtschapen mensch. Want God oordeelt zoo
heel anders dan de mensch. En uw consciëntie door
Gods Wet verlicht, laat u geen rust voor God.
Het is waar, ook de ongerechtige dingen van andere
menschen kunnen de overhand over u krijgen Dit
is het lijden van de rechtvaardigen door alle tijden
heen. Een lijden, dat de besten van ons menschelijk
geslacht hebben eekend. Een lijden, dat inzonderheid
zij kennen, die God vreezen.
Maar niet dit is het waarop de Psalmist doelt, als
hij belijdt: Ongerechte dingen hadden de overhand
over mij. Immers hij laat erop volgen maar onze
Zomer aan de rivieren
LENTELOOS hebben de- landen gelegen onder
somber zwerk en in de beklemming van een kil
klimaat. Tot eindelijk de zomer kwam, vol en rijk
Zomer en zon maken alles zoo bekoorlijk, doch bij
zonder mooi is dan het landschap, dat dooraderd
wordt door een rivier, en een rivier, welke opgeno
men is in het landschap.
Zelfs een niet al te strenge kanalisatie of cultivee
ring van het rivierlandschap verandert weinig aan
zijn schoonheid in zomerzonnetijd.
Waar het water steeds de laagste plaats opzoekt en
voor iederen tegenstand uit den weg gaat, slingeren
zich stroomen zilverig zuiver door groene uiterwaar
den. En in zulk een landschap is in zomertijd de af
wisseling zoo groot. In de wijde wereld van die uiter
waarden. van oude rivierarmen en wielen met krib
ben en dijken wordt men geboeid door een eigen
aardige schilderachtigheid, door een rijke flora en
een opgewekt vogelleven. Wilde zoogdieren moet
men er niet zoozeer verwachten. En die er een
enkelen keer vertoeven, en dan zeer kort, zijn toch
Op de Merwede
meest vreemdelingen op de rivieren, als zeehonden
en tuimelaars.
Wel een der mooiste vogels op de rivier of hij een
van de meest gewenschte is zal de vraag zijn I ia
de aalscholver, waarvan er nog steeds een groote
kolonie is gevestigd te Lekkerkerk aan de Lek.
Op een mooien zomeravond wiegt de aalscholver met
zijn langen hals als die van een flesch op het water
der rivier, tot plotseling de hals verdwijnt, om secon-
denlang onder de oppervlakte te verblijven. Op
tamelijken afstand ziet men daarna de aalscholver
weer opduiken. Ook de grienden zijn bevolkt met
vogels van diverse pluimage, als uilen en valken,
spechten en wielewalen, karakieten en rietzangers,
om niet me^r te noemen.
Volgt men een rivierdijk fietsend of wandelend, welk
een ontdekkingen kunnen hem ten deel vallen, die
gevoel voor natuurschoon bezit.
Neem bijvoorbeeld de Avelingen, liggend tusschen
Gorinchem en Hardinxveld, de breede uiterwaarden
aan de Merwede, waar sappige weiden en boom
groepen aan den rivierboord afwisselen met griend-
Wij danken U, Heer!
Voor den strijd, dien 'k moest strijden,
en voor bloedige wond,
voor wat menschen mij misdeden
met hart en met mond ik dank U, Heer
Voor de tranen, die Tc schreide
om vlijmende smart,
voor de zuchtéh, die 'k slaakte
uit diepdroevig hart ik dank U, Heer l
Voot de vrienden, die vloden,
voor de hoop, die bedroog,
voor de wereld, die valsch was,
voor het leven, dat loog ik dank U, Heer
Voor de krachten, die faalden,
voor den struikelenden voet,
voor de kreten der wanhoop,
voor den zinkenden moed ik dank U, Heer
Want dat alles, het bracht mij
aan den voet van het kruis;
en de weg, die zoo stil is,
hij leidt mij naar huis;
naar het huis waar Uw kind'ren
dl komen te zaam,
waar zij jubelend prijzen
Uw heerlijken Naam
waar de hemelsche koren
op de harpen der eer
steeds den juichtoon doen hooren
Wij danken U, Heer
NELLIE VAN KOL.
overtredingen, die verzoent Gij. Dit laatste
behoefde er niet bij, als hij het oog had op de onge
rechtige dingen van anderen.
Dit is dan ook juist het bange, dat er ligt in die
erkentenis: Ongerechtige dingen hadden de overhand
over mij. Het zijn zijn eigen overtredingen, waarvan
hij niemand anders de schuld kan geven. Het is alsof
er maar één schuldige voor God is, en dat is hij zelf.
Er is geen ontlasting voor zijn bezwaarde consciën
tie in het afwentelen van de schuld op anderen. Het:
gij zijt die man, dreunt hem door de ziel, en beneemt
hem alle kracht, alle blijdschap, allen troost en moed.
En hier nu ontmoet hij in het heiligdom anderen
met dezelfde schulderkenning in het hart en dezelfde
schuldbelijdenis op de lippen.
Dit geeft dan nog geen verlichting, want ze kunnen
elkaar in hun schuld niet troosten. Juist voor den
oprecht verslagene van hart is er geen troost in de
schuld van anderen.
Het eenige wat ze kunnen is elk met zijn eigen
schuld de toevlucht nemen tot het bloed der verzoe
ning.
Elk met zijn eigen schuld. Ja, maar toch ook met
hun gemeenschappelijke schuld. Er is dan onderling
geen verwijt of verachting tusschen deze boetvaar-
digen. Er is geen optrekken van muren om scheiding
te maken tusschen eigen schuld en die van anderen.
Neen, als één volk van schuldigen voor God, die
saam verslagen zijn van hart, zoo keeren ze zich tot
Gods genadetroon.
En dan komt daartegenover de troost van de ver
geving der zonden: onze overtredingen, die ver
zoent Gij.
Hier treedt opeens het gemeenschappelijke naar vo
ren. Het is één offer der verzoening, het is één ver
zoendeksel waarop het bloed der verzoening wordt
gesprengd, één machtige daad Gods, waardoor Hij
bedekt hun aller ongerechtigheid.
De zonde maakt scheiding, dreef ze een iegelijk op
zijn eigen ongerechtige pad. En daarom moest de
schulderkentenis ook bij een ieder persoonlijk be
ginnen. Maar dan wordt ook het individualisme ge
broken. Eerst in het schuldbesef, dan in het zoeken
van vergeving ontmoeten ze elkaar weer. Bij het
kruis van Christus worden ze hereénigd.
En dat ééne offer dat voor de zonde, voor aller
zonde saam gebracht werd, dat bindt ze voor eeuwig
samen.
Onze overtredingen, die verzoent Gij. En die ge
meenschappelijke verzoening drinkt dan ieder zelf
met heilbegeerige teugen :n. Er is een saam zich
verblijden, zooals er een saam treuren was. Ze ver
troosten er ook elkander mede.
En zoo klinkt tot God uit Sion de lofzang van al zijn
verzoende volk, als een machtig koor van ootmoe-
digen dank.
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD
L)e Merwede bij Gorinchem
wouden, doorsneden van kreekjes, die verdwijnen in
de groene gangen, waar een geheimzinnig schermer
heerscht. Toch is het plantenleven op de oude
grienden rijk ontwikkeld. Aan de oevers van de
kreekjes wuiven de lisschen en groeien kattestaart
en zuring. Zelfs kan men er de gevlekte doovenetel
vinden en tusschen de wilgenwildernissen groeit ook
het groote springzaad.
Een tocht langs den kronkelenden Waaldijk biedt de
gelegenheid, een verscheidenheid van vergezichten
te genieten, welke men hier niet vermoed zou heb
ben. Juist de zomer doet de schoonheid van de bree
de Waal in het afwisselend landschap met zijn uiter
waarden, kreken, wielen en kribben het meest tot
haar recht komen.
De Merwedestad Gorinchem als uitgangspunt ne
mend, is het volgen van den Waaldijk reeds spoedig
een attractie. Aan de overzijde ligt het Munniken-
land met zijn Loevestein-landtong en verder op
waarts het dichte geboomte, dat tot den stroom
reikt, en waarin Brakel' idyllisch verscholen ligt.
Rijke afwisseling bieden de welige waarden, gestof
feerd door zwartbont vee Het struikgewas legert
zich tegen den hoogen dijk, die door zijn kronkelin
gen steeds nieuwe perspectieven opent. En die dijk
is bewassen met zulk een rijke flora, dat men er
versteld van staat, zoo iets te ymden aan een kunst-
matigen aanleg, welke echter volkomen is. ingescha
keld in een rivierlandschap van zeldzame bekoring.
Aan den gezichtseinden toont Zuilichem met haar
torenspits zich aan de Waal, een meer gelijk, zóó
geweldig is daar de rivier, die kalm haar wateren
naar het westen wentelt. Telkens doemen nieuwe
verrassingen op. De zandige oever blikkert nu eens
in het zonnelicht, dan weer wisselen kreekje: en
wielen af met welig weiland en frisch geboomte. En
de huisjes, tegen den dijk geklemd, behooren reeds
jaren tot dit zonnig landschap. Zij scheppen juist nu
een vredigheid aan de rivier, die zoo woelig kan zijn,
angstwekkend in herfst- en winter- en voorjaars
getij. Thans verheugen zij zich in den zonnegloed en
verademen zich de bewoners aan de koelheid, welke
de rivier als door een waaier hen doet toewuiven.
We zeiden reeds, dat de dijk in het rivierlandschap
van beteekenis is door den plantengroei, welke hij
draagt. De rivierdijken zijn vaak weelderig begroeit
met meidoorn en sleedoorn, met groote margrieten
en distels met wonderlijk mooie bloemen. De insec
tenwereld is daar dan ook in haar groote veelvuldig
heid vertegenwoordigd door wilde bijen, wespen en
vlinders.
Elzen, populieren en wilgen zijn de echte rivierboo-
men, die nooit ontbreken in de nabijheid van den
dijk. Een bijzonder sieraad is dc notèboom, een
forsche boom met een ptacht van bladerdak. Zoowel
binnen den dijk als buitendijks geeft de noteboom
relief aan heel de omgeving. Dit kan men opmerken
aan sommige riviergedeelten, met name aan het
181