Jliruuie geitectfe (iourant
C
Dagelijks
verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken
bprus:
erid [nden f 2.47, vermeerderd met
tokosten. Per week 19 ct
5 ct Zaterdagnummers
Jagsblad 7Va ct Alles bU
j
torgen'i
I Sa>r«zen:
ling.
Bur. Redactie en Administratie:
is^er regeL Ingezonden Mede-
S 48 ct per regeL Minimum
Bewijsnummer 5 ct. Bij con-
angrijke korting.
Jvergp;
vijk
No. 6436
Hoofdredacteur H. Diemer, Rotterdam.
ZATERDAG 24 MEI 1941
22e Jaargang
Postbox 20. Postrek. I
Bijdragen van medewerkers. Ingezon
den stukken aan de Red.
Abonnementen, Advertenties, enz. aan
de Administratie
GEREEDHEID
.„A DINGEN
B o Tl rij
gelooj
volg dige passage uit de hei
van de dagen tusschen
loeten* P*nksteren verhaalt ons
ov< ctie ^er 3°nêe gemeente:
een i moet worden opgevuld;
an. he* a* de aandacht blijft trck-
eengegaan, het twaalftal
nden*" 1 afgebrokkeld, en het is
i m n, innerlijke geloofskracht,
Het mcente streven gaat naar
iar\ de afronding, zooals deze
ruikt b
,n vo!r reeds gegeven .waren,
vi^ ets op ter merken van een
ïen.vj jan aue dingen, van een
met het oog op
66 en Geest. Maar is hier stel-
re "er 00^ roeping van het
gelode tot openbaring komt.
ils de Geest uitgestort is,
igelie verbreid moeten wor-
einden der aarde. Het was
liigen. Verhaald moest wor-
zfêrjtus' werk, in het bijzonder
verb< nding, verhaald door men-
oog- en oorgetuigen waren
ichzelf als een pand kon
die met hun kostbare we-
van
ron. 2
z'n U
»i"i
leven.
heid.
hap Wf
Zijrfereld ingingen,
volbijreeds in deze dagen vlak na
jder deze discipelen, die nu
den, niet van een zoetelijk
over hetgeen nog kort
geschied, geen poover zich
gedachten en herinneringen,
vatten van het werk, dat te
lag. Weldra zou de Geest
moesten zij de wereld in,
waren nog niet gereed, er
rn hiaat, er waarde nog iets
er20cjchim van Judas. Maar Petrus
het des geloofs met dit alles af
i, dieiet probleem recht en zuiver:
moest weer vol worden,
.treven naar zelfcorrectie der
,te, maar ook hierin gevoelt
akheid en onbekwaamheid.
Heeren wordt aangeroepen,
uitverkorene zou aan wij-
iet juist de zonde van Judas
hij eigen afhankelijkheid niet
:en? Hij ging heen, zoo staat
gen plaats. Hij zonderde zich
in zijn zondige overwegingen,
zich in zijn citadel en werd
die straks in de eenzaamheid
50013 iu zoeken. Maar de jbnge ge-
te bkt werkelijk de gemeenschap,
anrti e' van w®*ker bestaan men in
33,(en trant ^slechts kan gewagen,
31110 of meer elementen zijn.
teit der jonge gemeente, zooals
jting komt in de vervulling van
dient ons tot leering en ster-
E j deze passage laat ons zien, dat
ergain nu scherp oog hadden gekre-
:n voortgang in Christus' werk.
uit met de Hemelvaart. Is het
t^rkelijk, dat Lucas van heel Je-
tot en met ZVn opstanding
van een begin? Het was een
om voortzetting riep. En wel
zij uittrekken naar Oost en
I, naar Noord en naar Zuid. Wat
In geworden is? Wij weten het
fis ons onbekend, ook al is een
[boeken onder ons bekend ge-
s „De Handelingen der Aposte-
T0° :len kunnen wij vrij nauwkeurig
wegen volgen, Filippus treedt
voorschijn, Jacobus krijgt
t plaats in den wolk der
in den hemel, maar wij weten
g. In het slot van Hebreëen 11 is
alsof het gordijn wordt opgelicht,
jr ook blijven de mededeelingen
A^i algemeen,
wlijk, wij weten niet veel, maar
genoeg. Wij weten, dat de apos-
gezocht hebben naar de
tooide afronding. Matthias wordt ge-
Tij weten ook, dat straks land na
r het evangelie wordt gewonnen,
na volk het Licht aanschouwen
alle dingen gereed zijn voorzoo-
an menschen afhangen, dan gaat
t ten -volle zich een weg banen
wereld. De Geest is niet een af-
te, maar de apostelen worden wel
als instrumenten. En dan is er
van Christus' werk, als de
worden aangepakt, die wit zijn
ji oogst.
jat leering van deze passage uit,
:ir or ons. Wij hebben niet dezelfde
;n dezelfde taak als de apostelen.
'ellicht zijn er ook nu in de rijen
«^oovigen hiaten. Zij vragen om ver-
En dan, er is nog een wereld, die
evangelie roept. Zijn er juist nu
e leringen? Maar de roep blijft klin-
de boodschap des Heeren blijft
ZON EN MAAN
lopgang 25 Mei 5.31; ondergang 21.44
lopgang 26 Mei 5.30; ondergang 21.45
ïsopgang 25 Mei 5.35; onderg. 20.47
insopgang 26 Mei 6.08; onderg. 21.45
ïsopgang 27 Mei 6.48; onderg. 22.40
maan Maandag 26 Mei; eerste
lartier Maandag 4 Juni; volle maan
dag 9 Juni.
Negen Engelsche koopvaarders door
duikbooten tot zinken gebracht
Zware verliezen van in de Middellandsche Zee
opereerende Britsche zeestrijdkrachten
Luitenant ter zee eerste klasse
Günther Prien wordt vermist
Het opperbevel van de Duitsche weerjpacht
maakte gisteren bekend:
Duikbooten hebben uit een voor Enge
land bestemd konvooi negen vijandelijke
koopvaardijschepen met een gezamenlij-
ken inhoud van 70,900 br. t. lot zinken
gebracht, waaronder drie tankschepen
van resp. 8000, 10,000 en 13,000 br. L.
alsmede een zwaar geladen munitieschip
van 7000 br. 1.
Door duikbooten werd bij afzonderlijke
operaties nog 18,000 br. t. tot zinken .gebracht.
In het zeegebied ten Westen van
Afrika hebben duikbooten 21,400 br. t. tot
zinken gebracht. Hierdoor heeft het duik
bootwapen in de laatste dagen in totaal
110,300 br. t. vijandelijke handelsscheeps-
ruimte vernietigd.
Nieuwe regeling van den
pachtprijs
Voortaan een uitsluitend naar
tijdsduur bepaalde som in
Nederlandsch geld
De staatscourant van gisteren bevat het
volgende besluit van de secretarissen-gene
raal van landbouw en visscherij en van
justitie, houdende nadere regelen betreffende
de wijze van verpachting en de lasten van den
pachter.
Artikel 1. 1. In een pachtovereen
komst kan als pachtprijs slechts bedongen
worden een uitsluitend naar tijdruimte
bepaald en niet van den prijs van produc
ten of andere factoren afhankelijk
gesteld bedrag in Nederlandsch geld; met
toestemming van het pachtbureau kan
evenwel in bijzondere gevallen de pacht
prijs op andere wijze worden bepaald.
Ieder beding, in strijd met het voren-
staande, is nietig.
2. Is vóór de inwerkingtreding van dit be
sluit een pachtprijs op andere wyze bedon
gen, dan volgens het eerste lid geoorloofd rs,
zoo is de verpachter verplicht en de pachter
bevoegd de pachtovereenkomst binnen twee
maanden na de inwerkingtreding van dit be
sluit bij het Pachtbureau in te zenden.
3. Het pachtbureau stelt den pachtprijs op
nieuw vast met inachtneming van den in het
eerste lid gestelden regel; het berekent als
pachtprijs den prijs, welke in 1939 voor gron
den, welke in aard en ligging met het ge
pachte overeenstemt, als normaal kon
worden beschouwd.
De aldus vastgestelde pachtprijs treedt, te
rekenen van den dag van de inwerkingtre
ding van dit besluit, in de plaats van den
overeengekomen pachtprijs. Het pachtbureau
kan in bijzondere gevallen op het in dit lid
bepaalde uitzonderingen toelaten.
4. Indien de verpachter niet binnen den
gestelden termijn aan de in het tweede lid
genoemde verplichting heeft voldaan, terwijl
de pachter van zijn bevoegdheid tot inzending
geen gebruik heeft gemaakt, zoo is de pach
ter, te rekenen van den dag der inwerking
treding van dit besluit af, niet gehouden den
pachtprijs te betalen, terwijl hij ook overigens
tot geen enkele vergoeding gehouden is.
Dit gevolg treedt niet in, als het niet-nako-
men der verplichting te wijten is aan een om
standigheid, welke den verpachter niet kan
worden toegerekend en deze, nadat de om
standigheid heeft opgehouden te bestaan, on
verwijld alsnog aan zijn verplichting voldoet.
5. Indien ingevolge het vierdé lid geen
pachtprijs is verschuldigd, kan de verpachter
het pachtbureau verzoeken een lagen pacht
prijs vast te stellen. Te rekenen van den dag
van vaststelling is deze door den pachter ver
schuldigd. De vaststelling geschiedt niet, dan
nadat de pachter is gehoord, althans behoor
lijk is opgeroepen.
Artikel 2. 1. Nietig is ieder beding in
een pachtovereenkomst, ingevolge hetwelk de
lasten, die den verpachter door publiekrech
telijke lichamen zijn opgelegd, geheel of ten
deele ten laste van den pachter komen.
2. Een beding, als in het eerste lid bedoeld,
gemaakt vóór de inwerkingtreding van dit
besluit, blijft van kracht ten beloope van ten
hoogste de lasten, die gedurende het jaar
1940 wegens het verpachte ten laste van den
pachter zijn gekomen.
Artikel 3. Dit besluit treedt in wer
king op den dag van afkondiging.
ons aanwakkeren. Daarom moeten wij ook
thans doen wat onze hand vindt om te
doen. Zelfcorrectie blijft voortdurende
eisch en daarnaast een bestendigen van de
zendingsliefde. Die liefde dreigt vooral nu,
na een periode van opleving, weer eenigs-
zins te gaan tanen. Wij menschen voelen
ons zoo spoedig verontschuldigd door de
omstandigheden. Maar mogen dan juist-
ditmaal de kerkelijke hoogtijdagen ons
voeren tot hernieuwd besef van onze blij
vende taak als gemeente van Christus!
Dan eerst kunnen wij instemmen met het
lied:
Trooster! Zalver! Gij zult komen
Op 't gebed, door U verwekt!
Van uw regens, van uw stroomen
Wordt eens d'aarde gansch bedekt!
Liefd' en ijver zullen blaken,
Waar reeds alles scheen verkwijnd,
Als de Pinksterzon verschijnt!
Noordenwind! o wil ontwaken!
Zuidenwind! doorwaai den hof!
Heil'ge Geest! U zij de lof!
De onder bevel van den luitenant ter
zee eerste "klasse Günther Prien staande
duikboot is van zijn laatsten tocht naar
den vijand niet teruggekeerd. Aange
nomen moet worden, dat deze boot ver
loren is gegaan-
Luitenant ter zee eerste klasse Günther
Prien, de held van Scapa Flow, die door den
Führer voor zijn schitterende verdiensten
met het eikenlof behoorende tot het ridder
kruis van het IJzeren Kruis was onderschei
den, en zijn dappere bemanning zullen in de
harten van alle Duitschers voortleven.
Het luchtwapan heeft, zooals reeds in
een extra bericht is medegedeeld, gis
teren aan de in het Oostelijk deel
van de Middellandsche Zee
opereerende Britsche zeestrijdkrachten
zeer zware verliezen toegebracht.
Bij herhaalde'dappere aanvallen heb
ben gevechtsvliegtuigen en duikbommen
werpers vijandelijke kruisers en torpedo-
bootjagers tot zinken gebracht. Boven
dien werden bomtreffers op eëii linie
schip en op kleinere eenheden van een
uiteengeslagen Britsche vlootformatie
geplaatst.
Boven het Britsche moed-erTand
en het zeegebied rondom Engeland
heeft het luchtwapen ondanks de slechte
weersomstandigheden overdag gewapende
verkenningsvluchten gemaakt en een vijan
delijk koopvaardijschip van 5000 brt. ver
nietigd.
In Noord-Afrika werden bij Tobroek
plaatselijke, door pantserwagens ondersteun
de Britsche uitvalspogingen reeds in dè kiem
gesmoord. Duitsche gevechtsvliegtuigen bom
bardeeren met goede uitwerking de ravitail-
leeringsinstallaties van den vijand bij Tobroek.
De vijand heeft geen vluchten boveü het
Duitsche Rijksgebied gemaakt Bij
aanvallen tegen het bovengenoemde vijande
lijke konvooi hebben zich de duikbooten on
der bevel van luitenant ter zee eerste klasse,
oudste categorie Wohlfahrt en luitenant ter
zee, eerste klasse oudste categorie Gysa, bij
zonder onderscheiden.
Ds. Joh. Rauws
1901—2 Juni—1941
„Ik had gehoopt, mijn taak in den Zendings-
arbeid te kunnen beëindigen gelijk met de
afsluiting van de veertig jaren predikant zijn
in Juni a.s. Maar God heeft het anders ge
wild".
In deze woorden vat de 66-jarige, die vóór
ons zit, de schaduwen samen, die over zijn
levensweg zijn gevallen vanaf het oogenblik,
dat zijn gade hem in Nov. 1938 ontviel.
„Zij, zelf uit Indië afkomstig, is mij tot
grooten steun geweest in mijn levenswerk en
haar heengaan heeft mij zeer aangegrepen.
Kort na haar sterven overkwam mij in Mei
1939 het ongeval in Amsterdam, waarbij ik
mijn rechterarm brak. En nog in hetzelfde
jaar werd ik aangegrepen door een been
verlamming, tengevolge waarvan mijn
zenuwleven geschokt werd en ik 6 maanden
in Ockenburgh, dicht hierbij, heb vertoefd.
Gelukkig is hierin groote verbetering ge
komen, maar het' loopen valt mij heel moei
lijk. Daar mijn dochter dokter is op Ocken
burgh en zij hier in huis woont, heb ik eigen
hulp vlak bij de hand. Mijn zuster, die
weduwe is, verzorgt mij en zoo heb ik nog
alle reden dankbaar te zijn."
Met zachte stem en af en toe moeizaam
sprekend, deed Ds. Rauws ons deze mededee
lingen. Ons vermoeden derhalve met een op
non-actief gesteld werker te doen te hebben,
was echter onjuist, want met kennelijke vol
doening over het zeer wel leesbare hand
schrift, liet hij ons eenige vellen zien van het
manuscript voor ondeihanden zijnde boeken.
Zoo is er een op stajpel gezet over Dr. Jan
Willem Gunning en ern over de Zending op
Nieuw-Guinea (in de bekende reeks' „Onze
Zendingsvelden"), terwijl Ds. Rauws ook zijn
vele herinneringen uit eigen aandeel in het
zendingswerk wil te boek stellen. Voegen we
daar nog bij veel bezoek uit den zendings
kring, die te Oegsbgeest in Ds. Rauws zijn
oudsten en mest ervaren medewerker moest
missen, dan kunnen we ons den blijden
glimlach begrijpen, die telkens over dit zacht
moedig gelaat streek, als hij te spreken kwam
over het vele, dat bereikt werd, maar ook
over wat nü nog gedaan kan worden.
Anderzijds: Ds. Rauws doorleeft zijn ver
vroegd emeritaat (men heeft hem den titel
van eere-Zendingsdirector als welverdiende
hulde verleend) in een tijdperk van gedwon
gen werkloosheid.
„Ja, er is geen enkel contact met onze Zen-
dingsmenschen in Indië. Maar dat is niet lou
ter nadeel, hoe groote zorgen het ons geeft.
Want het „help u zelf" is voor de werkers
ginds niet tevergeefs gesproken en u weet,
hoe gunstig het zelfstandig worden der in-
neemsche kerken en de opleiding van inheem-
sche werkers zich reeds ontwikkelde. Boven
dien is de offervaardigheid ginds, gevoegd
bij de hulp uit Amerika, zóó bemoedigend,
dat wij hier in het moederland de Zendings-
financiën voor afwikkeling kunnen benutten.
Voor den gewonen loop van zaken is in Indië
een noodbestuur ingesteld. Ook met de Hooge-
school gaat het best, dank zij mede de door
het Comité-Depok overgedragen kas. In bei
der besturen heb ik zitting gehad."
Erg chronologisch ziet dit vraaggesprek er
niet uit. En dat was het ook niet, omdat Ds.
Rauws in de ongeveer 33 jaren van zijn Zen
dingswerk zoo velerlei aanrakingspunten met
heden en verleden heeft gehad. Het alles sa
men te vatten in één gezichtsveld?
„Dan zou ik willen zeggen: het voortdu
rend streven naar en de organisatie van de sa
menwerking van Wat, tijd en geld besparend,
tot één te brengen was. Toen we in 1917 van
Rotterdam naar Oegstgeest gingen ik hield
veel van Rotterdam, daar wordt geleefd en
gewerkt heb ik eerst nog een jaar of drie,
gelijk ook te Rotterdam met mijn vrouw, het
Internaat van de Zendingsschool bestuurd,
(we hadden in Oegstgeest 50 inwonenden),
maar dat werd mij op den duur toch te mach
tig en in 1920 kon ik mij geheel wijden aan
het directoraat, wat voor mijn deel neerkwam
op de geheele correspondentie met Indië en op
het samenbrengen van de nu in één hecht ver
band werkende corporaties, t.w. het Ned.
Zendel. Genootschap (van 1797), de Utr. Zen
ding-Verg. (van 1859), de in 1914 gekomen
ONS NIJVERHEIDS
ONDERWIJS
III. Middenstand en vakkennis
De gediplomeerde slager en de geëxami
neerde kruidenier, welbekende figuren uit
den tijd, dat de Vestigingswet-Kleinbedrijf
voor het forum der spraakmakende gemeente
verscheen (1937), behooren alweer tot de ge
wone verschijnselen, en daarmee is, zij het
misschien onbewust, door onze samenleving
een reeks wettelijke maatregelen aanvaard,
die haar bevrijd hebben van minder sierlijke
trekken. Om het anders te zeggen: een groot
gedeelte van onzen middenstand laboreerde
aan een teveel, dat eenerzijds de financieele
spoeling dun maakte, n^ar anderzijds het
zelfrespect van dit zeer belangrijke volks
deel ondermijnde. Het was toch allengs zoo
geworden, dat ieder, die geen andere positie
in de maatschappij konverwerven, nog wel
goed genoeg voor den kleinhandel of het am
bacht werd geacht. Het gebeunhaas, dat al
tijd maatschappelijke belangen schaadt, was
op dit terrein in milde mate aanwezig. De
mechaniseering der nijverheid bracht duizen
den in de noodzakelijkheid, langs anderen
weg brood te vinden en die andere weg lag
aan allekanten open: men ging eenvoudig
een winkel(tje) beginnen. Zoo was ons goede
land een jaar of tien geleden in het bezit van
38,000 kruidenierswinkels, al of niet gemengd
met brood, manufacturen of galanterieën.
Staande voor het dubbele euvel van over
bezetting en ten deele ondeugdelijke bezet
ting, heeft de overheid het voor de hand lig
gende middel aangevat: zij heeft door de Wet
van 1937 de ingangspoort versmald en dat
door twee beperkingen: eischen van vak- en
handelskennis en van credietwaardigheid. Met
het eerste werd onderstreept, dat evenals het
bedrijfsleven z'n vitale krachten moet betrek
ken uit het nijverheidsonderwijs, de klein
handel en het ambacht slechts gezond kunnen
functionneeren, als hun menschen over vak
kennis beschikken. En het tweede middel
beoogde te voorkomen veel persoonlijk leed
van financieel te zwak gewapenden en veel
schade in het algemeen door een prijzen-vrij
buiterij, waarvan de bonafide-zakenman en
tenslotte de consument het gelag moeten be
talen.
In de lijst van ons onderwerp richten we
ons thans voornamelijk op de vakopleiding
der middenstanders. Zij is in de Vestigingswet
in tweeën gesplitst: handelskennis en vak
kennis. Onderwijs in het eerste wordt voor
namelijk verzorgd door de Middenstandsbon
den, die daartoe in het geheele land cursus
sen opgericht hebben (uitgaande van de ge
dachte. dat handelskennis voor ieder vak wij-
wel hetzelfde kan zijn), terwijl het vakonder
wijs door medewerking van de patroonsbon
den verzorgd dient te worden. De handels
kennis wordt getoetst aan een examen, dat
met het Middenstandsdiploma bekroond
wordt; de vakkennis volgens de eischen van
een examen wordt erkend door een Ministe-
rieele verklaring voor elk daartoe in aanmer
king komend vak of ambacht. Uiteraard ge
ven verschillende schooldiploma's recht op
vrijstelling.
Het laat zich denken, dat bij de organisatie
der opleiding tot deze algemeene en bijzon
dere vakbekwaamheden ons nijverheidson
derwijs een belangrijk aandeel zou hebben.
Het in onze vorige artikelen reeds genoemde
leerlingstelsel (wettelijk gesubsidieerd) en
het avondpraktijkonderwijs boden daarvoor
de aangewezen richtlijnen. Bij het leerling
stelsel geschiedt de praktische opleiding in
werkplaatsen van ambachtspatroons of in die
van andere bedrijven volgens een leerovereen
komst. Over die opleiding houdt de overheid
toezioht; zij stelt ook de leerprogramma's vast
en benoemt de examencommissies. Was deze
vorm van opleiding oorspronkelijk bedoeld
voor jongelui, die dag-, ambacht- of vak
school niet kunnen volgen, hij wordt ook in
stijgende mate benut als nazorg en ter voort
gezette vakopleiding voor hen, die wèl de
dagnijverheidsschool hebben doorloopen. Als
tusschenschakel tusschen het primaire vak
onderwijs en het gezel-stadium is de leerling
opleiding ook bruikbaar.
De toekomstige (volgens de vestigingswet
toegelaten) ambachtspatroon of beheerder
van een kleinbedrijf volgt dus den weg van:
bachtsschool, vervolgens een 2-jarige leerling
overeenkomst (met verplichte avondschool);
dan, 17 jaar oud, is hij nog 4 jaren verwij
derd van den vestigingsleeftijd (min. 21 jaar);
die 4 jaren kan hij een middenstands- of
handelscursus volgen of zich toerusten voor
het diploma van gezel, uitgereikt (na examen)
door de Verg. ter veredeling van het Am
bacht; ook dit examen staat onder Rijks-
toeziaht.
Uit deze korte toelichting (er zijn natuur
lijk nog tal van finesses in verband met de
groote verscheidenheid op dit terrein) ziet
meri, dat onze middenstand en» onze am
bachtswereld door de aan de Vestigingswet
verbonden eischen van vakkennis in de
naaste toekomst heel wat beter gewapend
zullen zijn tegen de nadeelen, die hen al te
lang bij wijze van blok aan het been verge
zelden. De weg naar den uit de Wet voort-
vloeienden nieuwen toestand is met souplesse
aangelegd; men heeft rekening gehouden met
bestaande situaties en ook is er een spertijd
gesteld, d.w.z. gedurende zes (en 12 maanden)
is er een vestigingsverbod voor dien tak van
bedrijf of kleinhandel, waarvoor een vesti-
gingsbesluit op komst is.
In welke „branches" is nu de nieuwe toe
stand reeds ingetreden? Het zijn er 12, t.w. da
slagers, broodbakkers, schoenmakers, kantoor
boekhandel, auto- en garagebedrijf, kruide
niers, poeliers, kappers, bloemenwinkels,
schilders, de brandstoffenhandel en het rij-
wielbedrijf. Deze alle zijn tusschen 1 Febt
1938 en 7 Maart 1940 wettelijk op de rails
gekomen en dat daarna een spertijd van
gansch ander kaliber intrad, zal wel begre
pen worden. Er resten nu nog: het centrale
verwarmingsbedrijf, de sigarenwinkels, het
imineraalwaterbedrijf, het terrazzobedrijf, ban
ketbakkers, fotografen, het electrotechnisch
bedrijf en de handel in apparaten.
Uit de opsomming van deze bedrijfstakken
kan men eenigermate afleiden, welk een
complex van wikken en wegen noodig was,
eer de zóó verschillende wenschen, eischen
en mogelijkheden in evenwicht gebracht
waren. Dat daarbij zoowel de Bonden als de
betrokkenen zelf hebben getoond, het alge
meen belang van een wettelijke regeling
in te zien, wordt te bevoegder plaatse dank
baar erkend. Maar evenmin wordt vergeten,
dat het apparaat van ons Nijverheidsonderwijs
bewezen heeft, over de vereischte paraatheid
en het aanpassingsvermogen te beschikken
om de resultaten van het beoogde doel zoo
gunstig mogelijk te maken. Dat deze materie
ter hand is genomen kort voor een tijdperk,
dat in niet geringe mate een beroep zal doen
op de beste qualiteiten van ons volk, dus
ook op die van den middenstand en het am
bacht, is een toevallige, maar niettemin zeer
welkome bijkomstigheid.
Op nog een andere, betrekkelijk jonge tak
van het aanvullend N.O. moge tenslotte nog
de aandacht gericht zijn. Dit is het onderwijs
in werkplaatsenpraktijk aan gesubs. avond
nijverheidsscholen voor jongens. Hoewel de2e
scholen oorspronkelijk in het algemeen be
stemd waren voor aanvullend en voortgezet
theoretisch vakonderwijs en voortgezet alge
meen vormend onderwijs aan in het bedrijfs
leven werkzame jonge vaklieden en nijveren,
zijn in de laatste jaren meer en meer in de
leerplannen van zulke scholen lessen in
werkplaatspraktijk onder subsidieverband
opgenomen. Dit wil dus tevens zeggen, dat
dit onderwijs onder toezicht staat van de
Rijksinspectie van het nijverheidsonderwijs.
Gelegenheid tot het volgen van zulke les
sen voor uiteenloopende vakken bestaat thans
in bijna alle plaatsen, waar dagambachts
scholen zijn gevestigd. Bij de organisatie van
dit onderwijs is erop gerekend, dat dit o.m.
ook dienstbaar kan worden gemaakt aan de
voorbereiding voor de eischen van vakbe
kwaamheid ingevolge de Vestigingswet.
De duur der praktijk-cursussen loopt van
1 Oct.1 Maart; als regel 2 avonden per
week, max. 10 lessen van 60 minuten per
leerling per week, inclusief lessen aan de
gewone avondscholen. Ook hospitanten van
21 jaar en ouder, en zij, die het einddiploma
van een avondschool bezitten, worden toe
gelaten.
Terugziende op de ontwikkeling en de ver
scheidenheid van ons lager nijverheidsonder
wijs voor jongens, zooals we daar in kort
bestek een indruk van hebben wijlen geven,
komen we tot de slotsom, dat het contact
tusschen school en maatschappij, op dit ge
bied inzonderheid een levensvoorwaarde vooi
de doelmatigheid van het onderwijs, met
voortdurende inspanning is gezocht èn ge
vonden. De verbreeding der belangstelling,
welke deze gunstige ontwikkeling verge
zelde, is echter, zooals destijds de Minister
van Onderwijs zeide bij de installatie dei-
Commissie inzake het M.T. onderwijs (1933),
niet voldoende te achten als middel van con
trole op dat contact. Het opzettelijk peilen
door deskundigen van de mate, waarin het
N.O. gelijken tred houdt met de snelle evolu
tie in het moderne bedrijfsleven, en evenzoo
het streven naar eenheid en gelijkwaardig
heid bij het onderwijs en de eindexamens,
zijn belangen van de eerste orde, niet alleen
voor de persoonlijke toekomst der leerlingen,
maar ook voor het bedrijfsleven, dat in hen
z'n jonge krachten betrekt en gediend is met
personeel in den besten vorm
De stuwing tot, zoowel als het welslagen
van pogingen, om ons N.O. in dit opzicht zoo
rendabel mogelijk te maken, zijn ook te
danken aan een ander contact, dat herhaal
delijk zeer gunstig gewerkt heeft, n.1» dat
tusschen de overheidsorganen en de leiding
van groote ondernemingen en takken van
ambacht en verkeer. Meermalen heeft dit
contact richting gegeven aan nieuwe koersen
in het N.O., ook aan de oprichting of verbe
tering van speciale vakopleidingen, zooals die
van scheepsmachinisten, velerlei groepen
van technici, mijnbouwkundigen, stuurlieden,
radio telegrafisten, scheepsmachinisten, boord
werktuigkundigen bij de luchtvaart, kunst-
mijveren, en schippers (o.a. een drijvei*ie
dagnijverheidsschool).
Aan het bloeiende nijverheidsonderwijs voor
meisjes, dat in ons land toenemende belang
stelling vindt, hopen wij t.z.t. nog een paar
artikelen te wijden.
Rijnsche Zending en het Sangir- en Talani?-
Comité, in 1922 gevalgd .door de Ne#3. Zend.
Verg. en in 1923 door het Java-Comité en de
Bazeler Mission."
„Wat dreef u tot deze samenbrenging?"
„De innerlijke noodzakelijkheid. Waarom
iedere corporatie haar eigen directeur, secre
taris, financiering? Zou er kracht uitgaan van
onze Zending, ook als voedingsbodem voor
de Ned. Herv. Kerk dan moest er centralisatie
komen van zóó velerlei op hetzelfde doel ge
richte werk. Bovendien kwam dan ook een
einde aan het al te schematische, huiselijk-ge-
moedelijke werken van kleine groepen, die in
het geheel zooveel meer konden bereiken."
„Is het thans sterk gepropageerde leiden
der Zending in kerkelijke hanen toen ook
reeds doel geweest?"
„Stellig, Door de samenwerking wilden we
ook in dié richting sturen. En er is ook door
de oprichting van classicale Zendings-com-
missies al een en ander bereikt. De Ned.
Herv. Kerk als geheel is echter nog niet in
staat van wijze, dit geheel door te voe
ren, al zie ik natuurlijk met blijdschap, dat
met kracht wordt voorbereid, wat we eens
hopen te zien voltooid. In dit opzicht was het
voor de Geref. kerken, die in 1890 met het
Kerkelijk georganiseerde Zendingswerk be-
gennen zijn, gemakkelijker; zij behoefden niet
met den door de geschiedenis der Zendings-
vereenigingen gemaakte traditie te rekenen.
Waar nog bijkomt, dat de principieele bodem
onzer corporaties verschilde: het Ned. Zendel.
Gen. wilde allen saambrengen ongeacht hun
richting; in andere corporaties was het be
ginsel criterium; de Utr. Zend. Verg. vormt
een kring, die zichzelf co-opteert en dusdoen
de de belijdenis zuiver houdt, enz. Alleen de
Geref. Zendingsbond bleef afzijdig; wij heb-
er echter een goede relatie mee en zijn leer
lingen hebben te Oegstgeest hun opleiding
gehad."
gen, stelden wij voor, hem te verlaten. Maar
neen, juist het zich terugleven in deze dingen
bleek hem welkom:
„Neen, neen, ik heb den tijd; vraagt u ge
rust."
Gaarne zouden we thans de gelegenheid
hebben aangegrepen om nu het verwaarloosde
begin van dit aan zendingsliefde rijke leven
aan te stippen en vroegen Ds. Rauws
de bron ervan. Als bij zoovele werkers
op één doel was het „vanzelf" gekomen.
Ds. Rauws, in Den Haag geboren (2 Nov.
1874) bezocht daar de Normaalschool van
den bekenden de Visser Smits en zou dus
onderwijzer worden. Maar Ds. Gheel Gilde-
meester, die hem als 13-jarige catechisant
kreeg, wist zijn vader te overreden: beter
predikant worden. Zoo is het geworden; na
in Delft het Gymnasium te hebben afgeloo-
pen, kwam de 22-jarige als student in Leidep,
waar toen Gunning, Pijper en Eerdmans
doceerden en de laatste hem privatissimum
het Arameeseh gaf. Als student echter
kwam ook de eerste zendingsbelangstelling
al boven: er werden opstellen over de Hern
hutters en over China gemaakt. Aduard was
Ds. Rauws' eerste, Bellen zijn tweede ge
meente. Hier heeft hij zijn gade leeren ken-
haar vader was inspecteur bij het onder
wijs in Ned.-Indië, die, hoewel liberaal, veel
ten bate der zending deed. In 1900 kwam
mevrouw Rauws-Laa-ts naar Holland en werd
in Groningen onderwijzeres. In Beilen ge
komen, werd zij o.a. secretaresse der wijk-
vereeniging; op zekeren avond zong zij daar
liederen, de jonge Ds. Rauws was de pastor
loei de gevolgen zijn bekend.
„In 1908 vertrokken we naar Rotterdam,
waar ik aan de Zendingsschool verbonden
werd en reeds toen de correspondentie met
Indië verzorgde. Het schijnt dat mijn admi
nistratieve aanleg toen en later mijn zen-
dingsweg mee bepaald heeft. In 1917 gin
gen we naar Oegstgeest en hier heb ik in
1939 het werk moeten afbreken, dat mij zoo
lief is. In Rotterdam ben ik ook nog kerk
voogd geweest en secretaris van de Emigran
ten-commissie van het Ned. Jongel. Verbond.
In Oegstgeest was ik de opvolger van
Ds. Adriani en heb ik met Dr. Gunning
man van de groote gedachte samenge
werkt. Ach, ik had graag zendeling willen
worden, maar helaas afgekeurd."
Een mat gebaar, zooals af en toe zijn
woorden onderstreepte, was ook nu bewijs,
hoe deze toegewijde werker geleerd heeft, ook
dan zijn Zender te volgen, toen de levenslijn
werd omgebogen in niet-bedoelde, doch later
weer rijk gezegende arbeidsrichting. En hoe
veel heeft Ds. Rauws ook dan nog mogen
doen en zien rijpen! Wij denken aan zijn be
langrijk aandeel in den Ned. Zendingsraad,
waarvan hij secretaris was met volle inzet
der capaciteiten van zijn. welversneden pen;
in de Ghr. Nat. Zendingsfeesten, die op zijn
organisatietalent steunden; in de Algem.
Zendingsconferentie, waarvan hij de vice-
voorzitter is. Maar 't meest eeren Kerk en
Zending in hem dén stillen werker, den
tactvollen leider en den onverdroten baan
breker voor de samenbinding van alle krach
ten, die de zending in haar vollen omvang
ten goede zouden komen. Dat men, nu Indië
nog heel anders ver dari vroeger van hèt
moederland af ligt, met vertrouwen mag
weten, hoe daar toewijding en volharding het
werk gaande houden, mag zeker óók gerekend
worden tot de vruchten van den arbeid, door
Ds. Rauws verricht in de kracht van zijn
leven.
Wij namen afscheid onder den indruk, dat
dit leven wèl overschaduwd, maar nog
gansch niet verdonkerd is, verwarmd als het
wordt door het geloof in de onweerstande-
lijke genade van Hem, die roept tot mede
werken aan Zijn oogst en die Zijn trouwe
dienaren eens als rechtmatige getuigen zal
doen deelen in de vreugde der volgedragen
hemelsohe schuren.
Het prijsaanduidingsbesluit
in werking
De gemachtigde voor de prijzen vestigt
er uitdrukkelijk de aandacht op, dat
met ingang van heden, Zaterdag 24
dezer, het Prijsaanduidingsbesluit in
werking treedt. Dit beteekent, dat voor
voedings- en genotmiddelen, textiel-
waren en lederwaren de verplichting
geldt, dat alle artikelen in de etalages
en winkelruimten geprijsd moeten zijn.
PHILIPS-FABRIEKEN
Door de directie van de Philips Gloeilam
penfabrieken wordt ter gelegenheid van het
vijftigjarig bestaan aan het personeel een
feestgave gegeven van twee weken loon of
salaris.