L
m
m
m
m
K
mmm
m
9
9 M
m
m
M
m
DE WERELDREIS VAN PROFESSOR SPUYT
rERPAfi 26 APRIL 1941
PA6. 5
of. Dr. A. Noordtzij's zeventigste
(verjaardag
lift -
Intiim
6 FoSg
w mee
ons uit den kring van Prof.
intimi:
het jaar negentig van de vorige
'iri een Friesch provinciestadje een
elui uit Kampen even afstapten op
reis naar de pastorie van den be-
iminee Gunning te Oosthem. In het
gtedeke woonde aan een der toen
schilderachtige grachten familie
kleinste der beide vreemde gasten,
bij deze gelegenheid even wilde
)eze jonge man was de kleinzoon
zeer bekende figuur uit de dagen
fling in Zwolle. De familie, bij welke
-ten" afstapten, verrieden, man en
„de, iri uiterlijk en spraak vrij sterk
Jjsselsche origine. Al heel schielijk
ertrouwelijke sfeer geschapen, mede
innemend en hartelijk voorkomen
voor de familie vreemden vriend,
gastvrouw vroeg, nadat de eerste
dng het ijs had gebroken, de jongelui
I studie, naar wat „zij worden zou-
den Zwolschen neef hoorde zij dat
e aan de Kamper. School en dat
pas eindexamen had gedaan.
,-eel en ook toen gymnasiasten
had, vermoedde de goede vrouw
dien ze nu kende als een zoon
:ènden Kamper hoogleeraar, van
al had vernomen dat hij van
de vacantie naar Leiden te gaan,
gaan" eri alzoo infor-
of hij misschien voor professor
De joviale lange kerel was veel
dan dat hij zijn vriendelijke
meesterachtig ging corrigeeren en
[errichten dat men niet „leerde voor
f maar op voordracht enz., en door
te benoeming of langs een min of
Ijksoortigen weg op den katheder
J lachte met dien lach, dien elk die
-J- -->g zoo vol en gul
ontkennende, niet
Bde maar met de naïeve vraag ge-
emende, neigde hij zijn hoofd tot
leen dank.
Als student ln Leiden.
>nge man was Arie Noordtzij, zoon
ten Noord tzU en Froumena de Cock,
jarige Utrechtsche emeritus oud-
icus.
lij ging naar Leiden en werd student
ulteit der letteren voor de semietische
kon het anders! Was niet zijn vader
dien tijd knappe hebraïcus en posi-
d-testamenticus, dien een bekend
h theoloog, werkelijk geen vriend
gereformeerde belijdenis, waardig
Ito aanmerking te komen voor een
honoris causa?
ps Leiden's roem niet getaand, was
fcalisme op het gebied van de god-
feid, bij name van het Oude- en
[Testament, niet getemperd. Kon dit
j gevaarlijk worden voor een jong
Iwiens studie hem in gedurige aan-
pu brengen met mannen van uiterst
Op oud-testarnentisch gebied? 't Was
niet het plan van 'den jongert student
jator te worden en te blijven, veeleer
ukant te worden en de kerken, die
nef had, te dienen. Immers hem was
daarvan verteld als kind door de
Iers en door overgrootmoeder, de
en heldinne der Afscheiding: Froiiiwe
1 In hem waren kruisgezinden en
|k afgescheiden gereformeerden ver
is geen waagstuk, eer een g e-
jt u k, den jongen te laten studeeren
Had niet Kampen's pastor Bavinck
Herman naar datzelfde Leiden
Er was toen immers nog geen
1 aan de V. U. te studeeren in de
talen.
q zocht de student Leiden's afge-
werd hun huisvriend, verkeerde
lers, eveneens bij ds Holster. Ook
bij afgescheidenen en kruisgezinden
met hen en bij hen ter kerke,
identen, later mannen van goeden
van bekendheid, behoorden tot
it wie hij omgang onderhield. We
(slechts twee, die nog in leven zijn:
kritus ds H. Visser van Zwolle en
""fceer-theoloog dr O. Noordpians.
|fcij hield zijn doel in het oog: predi
korden in de kerken, die, terwijl hij
studeerde, te Amsterdam, op de
'92, zich vereenigden. Zoo ge-
het dat de Leidsche student, en later
ook studeerde aan de Theolo-
en toegelaten werd tot het staan
Dienst des Woords.
Als lecior le Kampen.
Leiden gepromoveerd te zijn tot
de semietische talen en te Kampen
rd tot candidaat in de theologie, zou
geleerde toch niet weldra de kerken"
:nen in den dienst des Woords maar
ar dienen in de opleiding aan de
1 Sohool.
gaf hij in onderscheiden vakken les
tt vroeger de voorloopige opleiding
en later, gescheiden van de Theol.
als gereformeerd gymnasium velen
om te komen tot de Theol. studie te
of te Amsterdam. Even later werd
irdtzij als lector verbonden aan de
as te verwachten dat een man van
tie van den lector Noordtzij dra zijn
stellen in dienst van de studie dier
die fcot zijn speciaal terrein behoor-
i verschenen van hem vale artikelen
Gereformeerd Theologisch Tijdschrift,
ibundeldals boek, o. a. dat der Filis
Geschilderd portret
tijnen en vergemakkelijkte hij de studie in
het Hebreeuwsoh voor gymnasiasten en
propaedeutici door de uitgave van een
Hebreeuwsche grammatica.
Als hoogleeraar ln Utrecht,
Echter tot het ambt van predikant in de
gereformeerde kerken kwam hij niet, hoe
graag hij ook preekte, met hoe groote instem
ming hij ook in de kerken werd gehoord.
God leidde zijn weg niet naar den kansel maar
tot den katheder enwel vanUtrecht's
hoogeschool.
Dit geschiedde in de dagen van Kuyper!
En Kuyper heeft zich niet behoeven te scha
men over het feit dat ook hij het zijne hee-ft
gedaan ter bevordering van de benoeming, van
den Gereformeerden oud-teatamenticus, die
geen slecht figuur zou maken naast twee
andere hoogleeraren van gereformeerden
naam.
De colleges van den jongen hoogleeraar,
van dezen vreemde in de bijt, werden graag
gevolgd, goed bezocht en veel banden zijn
toen gelegd tusschen den „afgescheiden"
professor en hen die later in dorp en stad
„stonden" als predikant in de „groote kerk".
Prof. Noordtzij is door zijn persoonlijkheid,
door zijn colleges, door zijn omgang van be-
teekenis geworden voor de Nederlandsche
Hervormde kerk en daardoor ook voor ons
volk.
Prof. Noordtzij heeft veel en op meer dan
één terrein gewerkt. Het onderwijs in zijn
onderscheiden trappen van lager, middelbaar
en hooger onderwijs heeft hij gediend met
zijn gansche hart, met zijn heele ziel en met
al zijn krachten.
Hij had daartoe van God meer dan één
talent ontvangen. Hij was een kindervriend,
een vriend der jeugd, een menschenvriend.
Zijn hart klopte warm. Zijn trouw was hecht.
Zijn stem boeide en bond. Zij was zwaar,
vol van warme klanken; de voordracht mee-
sleepend.
Prof. Noordtzij was als spreker van een
„stichtelijk woord" ik moet in de toon
blijven zeer begeerd en gezocht. Velen,
zullen zich zijn „preeken" herinneren. Hoe
bevattelijk, schriftuurlijk en practisch kon
hij preeken! Ze waren te volgen! Deze oud
testamenticus predikte zoo graag den Christus
der Schriften. Hij zag Dien en vond Dien,
daar waar Hij in Gods Woord tot ons komt.
Alt prediker op den kanseL
Jammer genoeg dat reeds vele jaren vóór
hij zijn emeritaat vervroegd aanvroeg en ver
kreeg, deze uitnemende en gezalfde „prediker"
weinig meer optrad „in den dienst des
Woords".
Een opheldering is hier noodig!
Door het feit dat niet alle candidaten tot
den dienst des Woords uit versohillenden
hoofde binnen een niet al te langen' tijd
na het praeparatoir kwamen tot het peremp
toir, hebben de kerken besloten dat deze
candidaten telken jare bij de classis, die hen
had toegelaten om een „stichtelijk" woord
te spreken, verlenging moesten- aanvragen,
met overlegging van een paar getuigschriften,
Van het preekconsent.
Noordtzij had dus alleen maar aan de classis
Zwolle van jaar tot jaar preekconsent te
vragen en hij had kunnen „preeken", wat hij
zoo graag deed en de kerken zouden daar
mede ten zeerste zijn gediend. Maar daartoe
kon de Utrechtsche hoogleeraar niet komen.
Waarom niet? Eenvoudig déarom niet, dat
ook déze Noordtzij niet wist van marchan-
aeeren. Immers prof. Noordtzij stond niet
naar de bediening van het ambt in een bnzer
kerken. Zijn, levensgang had hem geleid naar
de katheder en niet naar. den kansel. Zijn
karakter verbood hem te doen alsof. Hij had
de kerken te lief, het ambt in haar stond
hem te hoog dan dat hij ook maar den schijn
van misleiding der classis mocht geven.
Nu waren er vrienden die poogden van de
synode te verkrijgen dat zij, laat ik het kort
weg noemen, dispensatie verleende aan den
hoogleeraar „van elders" van de genoemde
RADIO-REPARATIEDIENST .COUZY*
le MiddeUandstr. 72, TeL 30340-31293
100% Service - Vakkundig - "Snel.
aanvrage. Een en andermaal zijn daartoe
pogingen aangewend, doch de synode besliste
daartoe niet haar hulp te verleenen. Deze
beslissing heeft den professor en velen met
hem leed gedaan.
Noordtzij heeft zich, zonder bezwaren ln
te dienen, onderworpen.
Gelukkig heeft het gereformeerde volk
tooh -nog ruimschoots kunnen genieten van
de talenten van den geleerde die veel optrad
voor allerlei gereformeerde vereenigingen, die
hem gaarne ohoorden lezen.
Hierbij kwam nog dat het voor Noordtzij's
gezondheid beter was dat hij zich zelf wat
remde bij zijn zeer bezet leven.
Voor het Chr. onderwijs.
Boven reeds herinnerde lk er aan dat deze
zoon van prof. Maarten Noordtzij veel heeft
gedaan voor het christelijk onderwijs in zijn
onderscheiden trappen.
Niet velen zullen zich kunnen indenken
welk een strijd het menschen van dergelijke
positie, arbeidskracht en lust kost ziah te
verwezenlijken, als het lichaam eindelijk geen
gelijken tred kan houden met den wakkeren
geest: zoo gaat het niet langer, temperen,
neerleggen, bedanken, je terugtrekken.
Kieschheid verbiedt ons van den strijd
verder te geiwagen, van de kracht veel te
zeggen, die hulp verleende om tot de daad
over te gaan, die saam te vatten is in het
gewone doch bij zulke omstandigheden
buitengewone woord: loslaten.
Loslaten S. S. R.; loslaten Gereformeerd
Schoolvrband; loslaten ja wat niet al dan hem
bond, lief was, waarmede hij samengegroeid
en opgegroeid, waarin hij Ingegroeid was.
De hoogleeraar liet los, o zooveel!
Perioden van onderbreking van het werk
volgden en bereidden hem er op voor: ver
vroegd emeritaat aan te moeten vragen.
Hoe jammer! Was dat noodig, zoo zou men
staande op eenigen afstand en toeluisterende
bij zijn publiek afscheidscollege te Utrecht
geneigd zijn geweest te vragen.
Toch, zeker dit vervroegd deed velen leed,
maar deze aanvrage was vrucht van een kloek
en vroom besluit.
Noordtzij's pen gaf goede boeken, betee-
kenisvolle bijdragen enz. enz., misschien zou
hij voor dien gewenschten arbeid door den
Heere in den weg van gehoorzaam aanvaar
den van en gaan in den weg, die zoo nauw
en zoo steil leek, gespaard blijven. Velen zou
het dan gemakkelijker worden Gode te zwij
gen, Hem zelfs te danken indien de geliefde
hoogleeraar daarvoor nog mocht worden ge
spaard en daartoe in staat gesteld.
Deze gunst heeft God hem en Zijn volk in
deze landen bewezen!
Naar Zwitserland.
Voor Noordtzij's gezondheid en herstel der
krachten was andere en hoogere lucht zeer
gewenscht. Hij heeft die gevonden en mag
die nu genieten in het bergland van Waad-
land, in de Yalais van Fransch Zwitserland.
Daar veerde zijn geest weer op; werkkracht
werd hergeven aan werklust.
Er is nog veel meer, dat ons geleerd heeft
niet maar om ons neer te leggen bij zijn ver
vroegd emeritaat, en zelfs bij zijn heengaan
naar Zwitserland, doch daarin bovendien nog
te zien Gods wijs beleid dat ons zegen doet
verwachten voor het wetenschappelijk en
godsdienstig leven van het land van Farel en
Vinet
Noordtzij is een kerkelijk man in den bes
ten zin van dat woord. Hij leeft voor, in en
met Christus' kerk. Daarom „preekte" hij zoo-
graag. Hij was een professor en vader voor zijn
studenten en dan Kampen, de stad, de kerk,
de School zijner vaderen! In het midden der
Kamper studenten op hun reunieën en op de
schooldagen was hij zoo graag en klonk zoo
warm de lach, die lach, die tot op den dag
van heden in het nageslacht, van den vader
der Afscheiding, van dezen is overgegaan van
kind op kind, van zoon op zoon, van dochter
op dochter.
We willen hier dankbaar erkennen, dat de
regeering de verdiensten van dezen achter
kleinzoon van Hendrik de Cock met het
zelfde ridderkruis heeft willen beloonen, dat
ook de zoon van den Afscheider droeg en
door den vader van den Utrechtschen hoog-
lepraar reeds jaren te voren was ontvangen.
Aan prof. A. Noordtzij is gedurende zijn
professoraat de hooge eer te beurt gevallen
dat hem werd opgedragen het verantwoorde
lijk en veel werk vragend hoog ambt van
rector magnificus te voeren.
Wij danken nu zoowel aan zijn professoraat
als aan zijn rectoraat oraties, die van blij
vende waarde zijn.
Erkenning van verdiensten.
Aan de universiteit van Utrecht 4s naast
andere fundaties verbonden het Bernadinum,
genoemd naar een zekeren heer Bernard, die
in den loop van de achttiende eeuw een fonds
had geschapen, waaruit o.m. een bepaald aan
tal Hongaarsche theologische studenten te
Utrecht kon studeeren.
Mede daardoor heeft Noordtzij als gerefor
meerd oudtestamenticus invloed kunnen
uitoefenen op de vorming van toekomstige
predikanten in de Gereformeerde kerk van
Hongarije. Van welke beteekenis dit kan zijn,
is licht te bevroeden.
Met eere en onderscheiding werd dan ook de
Utrechtsche professor on Wangen toen hij in
gezelschap van een paar vrienden een bezoek
bracht aan de genoemde kerk, ook in dat
deel dat zuchtte in Zevenburgen onder Roe-
meensche plagerijen, en aldaar redevoeringen
hield, die het kerkpubliek in vervoering
brachten.
De Hongaarsche regeering verleende hem
een hooge orde uit erkentelijkheid voor zijn
werk dat stellig de kerk aldaar ten goede zal
komen.
Een der dingen, die den jubilaris op dezen
dag zwaar zullen drukken, zal zijn dat hij hem
moet vieren verre van twee van zijn drie
kinderen; zonder zijn broer en drie zusters,
die allen nog in leven zijn en die de gewoonte
hebben in ieder geval eenmaal des jaars
samen te zijn op den „dag" een hunner en dat
hij niet kan ontvangen den persoonlijken ge-
lukwensch van zeer velen uit den kring zijner
leerlingen, vereerders, vrienden, kennissen en
van de broeders en zusters uit het midden der
kerken welker welzijn hem zeer na aan het
harte ligt.
Nu prof. dr. Arie Noordtzij niet in ons
land is, niet tot zijn volk kan wederkeeren,
niet met de zijnen vereenigd met de anderen
dezen dag kan gedenken, maar hem in stilte op
de hoogten van de Diablerets zal vieren, heb
ik gaarne op verzoek van de Rotterdammer
iets verteld van den levensloop van dezen
door velen begeerden man. Een Curriculum
vitae, dat niet werd gevolgd in al zijn gangen,
doch waarvan de lijn duidelijk door mij
werd gezien, door den Heere getrokken, on
der Gods leiding gegaan in geloovig vertrou
wen en in vrome onderworpenheid. Ik heb
van het leven van prof. Noordtzij gaarne iets
willen mededeelen aan de zeer vele vrien
den die hij mag tellen onder de lezers van
dit blad. Tenslotte: ik ken zijn vromen zin;
zijn innige godsvrucht, die op dezen dag zal
danken voor onverdiende genade; die zal den
ken in ootmoed aan de veelvuldige genade
Gods in de vergeving der zonde om het
zoenbloed des kruizes hem bewezen! die
zal zeggen: Ik ben geringer dan alle deze
weldadigheden en zal zingen het: Alle roem
is uitgesloten. Hij zal het begeleiden zoo mo
gelijk van orgelspel, waartoe hij zich menig
maal zette in de ouderlijke woning met warm
gevoel.
Hem zij de verzekering gegeven, dat gebe-
m en dankzeggingen, vele op verscheidene
plaatsen in Jiet hem zoo dierbaar vaderland,
zullen worden opgezonden, verzeld van de
smeeking: Heere spaar onzen professor, onzen
vriend, onzen broeder, met de zijnen! Be
houd hem de werkkracht en gebruik hem
daar ginds- tot kerkherstel en tot terugkeer
naar de heiige Schrift, geijk gij hem voor
deze landen en voor de kerk van Christus
alhier ten zegen hebt gesteld. Geef dat, als
ook zijn tabernakel zal worden afgebroken,
hij in stellige wetenschap en verwachting van
het gebouw Gods in den hemel moge betui
gen: „Ik heb*den goeden strijd gestreden, ik
heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het
geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed
de krans der rechtvaardigheid, welken te dien
dage de Heere, de rechtvaardige rechter mij
zal geven, doch niet alleen mij, maar ook
allen, die zijne verschijning hébben liefgehad".
H. J. GLASTRA VAN LOON.
Wegens het bereiken van de 60-jarige leef
tijd is aan den heer H. J. Glastra van Loon op
zijn verzoek met ingang van 1 October a.s.
eervol ontslag verleend als. hoofd van de school
Chr. Volksonderwijs te Scharnegoutum.
SCHAAKRUBRIEK
Eventueele correspondentie over deze
rubriek te richten tot: H. J. J. Slavekoorde,
Valkenboschkade 625, Den Haag.
DE WAARDE DER TECHNIEK
Aan het slot van ons vorig artikel gaven
wij ter oplossing een eindspel van C. Salvioli.
Het diagram drukken wij hieronder nog
maals af.
wm
S!
iv
-JU
SS
A
ff
A
s
f'
b c d e i g h
Wie aan zet is, wint.
Over het eindspel van twee tegen twee
pionnen zijn weinig algemeene bijzonderheden
te vermelden. Zooals in alle gevallen van
materieel evenwicht ktpujéit oc4 hier slechts
positioneele factoren den doorsl: geven, dat
wil dus zeggen, de beste koningr filing en/of
de beste pionnervstelling.
1. Kf2—f3
Wit neemt de oppositie, welk oordeel hij
kan handhaven en realiseeren.
1. Kfï —f6
Andere mogelijkheden zijn:
a> 1. Ke6, Kg7 of KgG, 2. Ke4 Kf6,
3. Kd5 en wit wint één zet eerder;
b) 1e5, 2. Ke4 Ke6, 3. e3 benevens
4. Kd5 of Kf5 en wint;
c) 1e6, 2. Ke4 Kf6. 3. e3 Kf7, 4. Ke5
Ke7, 5. e4 benevens 6. Kd6 of Kf6 en wint.
2. Kf3e4 Kf6e6
3. e2e3
Doordat de witte koning het verst staat,
kan wit met dezen zet de oppositie hernemen.
3Ke6—f6
Anders gaat pion g5 direct verloren. Met
den tegenaanval 3. Kd6, 4. Kf5 Kd5, 5.
KXg5 Ke4, enz., zou zwart veel te laat
komen.
4. Ke4d5
Men merke op, dat wit hier in staat is
direct van de oppositie partij te trekken, om
dat zwart dit oprukken in diagonale richting
niet met een tegenaanval kan beantwoorden.
Stond pion g5 op h6 en pion g4 op h5. dan zou
4. Kd5 niets opleveren wegens 4. Kg5!
Wit zou in dat geval de oppositie slechts
kunnen handhaven '4. Kf4), doch niet exploi-
teeren (4. Kd5).
4Kf6—f7
Of 4Kg7, 5. Ke6 Kf8, 6. Kf5, resp.
4e6t, ,5. Kd6 Kf7, 6. Ke5 of 6. e4, enz.
met winst.
5. Kd5e5 e7—e€
6. Ke5d6 Kf7—f6
7. e3e4 Kf6—f7
8. e4e5 en wint.
Indien zwart in dit eindspel moet beginnen,
speelt hij 1, Kf7f6 en bereikt daarmede het
zelfde effect als wit met zijn zet. 1. Kf2f3
De stelling is immers symmetrisch. Het
verdere verloop van de oplossing is dan vol
komen gelijk aan de zoojuist beschreven op
lossing, met dien verstande, dat zwart de
zetten uitvoert, welke wit zooeven speelde, en
dat wit. noodgedwongen, de zetten doet, waar
toe zwart zich zooeven moest beperken.
UIT DE OUDE DOOS
Een zeer sterk speler uit de vorige eeuw
was Thassilo Freiherr von Heyaebrand und
der Lasa (18181899). Misschien is zijn naam
bij vele schakers wel het meest bekend door
zijn relatie met Bilguer's beroemde „Hand-
buch des Schachspiels", waarvan hij de eerste
edities in de jaren 18431873 uitgaf. Niet
onvermaard is ook zijn werk „Zur Geschichte
und Literatur des Schachspiels", dat in 1897
werd uitgegeven.
Behalve publicist van formaat was hij
echter ook schaakspeler van aanzienlijke
sterkte. Zoo sloeg hij bijvoorbeeld den Eneel-
sclaen schaakmeester Staunton, die destijds
een der sterkste schakers ter wereld was. iri
een te.Brussel gespeelde match met 54 en
vier remise-partijen. Onderstaande partij is
er een uit dezen wedstrijd.
Wit: Staunton. Zwart: v.
Spaansche partij
I. e2e4 e7—e5, 2. Pgl—f3 Pb3c6, 3.
Lflb5 Pg8—f6, 4. Ddl—e2 Lf8—d6.
Dit is een zeer ongebruikelijke zet, welke
echter lang niet zoo slecht is, als hij er uit
ziet. Een poging tot een snelle parade door
5. d4exd4, 6. e5. faalt op 600! bene
vens Te8
5. c2c3 0—0, 6. 0—0 Tf8e8. 7. d2—<13
h7h.6, 8. Pf3h4 Pc6—e7. 9. Lb5—c4....
Een beter plan ware hier: 9. g3 c6, 10. La4
Lc7, 11. f4 om na 11. eXf4 met 12. gXf4
tot aanval te komen.
9c7c6, 10. De2f3 Ld6c7. Zwart
bekommert zich niet om de dreiging van zijn
tegenstander, omdat hij een effectieve tegen-
manoeuvre in petto heeft.
II. LclXh6 d7d5' 12. Lc4—b3 Lc8—g4!
13. Df3g3 g7Xh6, 14. h2—h3 Meer
kansen bood 14. f3 om met 15. fXg4 de f-lijn
te openen.
14Kg8^-h7, 15. h3Xg4 Te8—g8.
Zwart heeft nu een fraaie aanvalsstelling op
gebouwd.
16. Dg3—f3 Op 16. f3 ware gevolgd
16. .7. Ph5, 17. Del Pf4.
16Pf6Xg4! 17. Df3Xf7t Na dezen
pionroof krijgt zwart de open f-lijn voor zijn
dame-toren, waardoor zijn aanval overweldi
gend wordt. Wit had 17. Pbd2 moeten spelen.
17. Tg8-g7, 18. Df7—f3 Dd8—d7, 19.
Df3e2 Ta8—f8, 20. Pbl—d-2 Pe7—g6, 21.
Ph4Xg6 Tg7Xg6, 22. Pd2—f3 Tg6—f6! 23.'
Lb3—dl
i
A AA'#'
A
A
AA
it A
8AÏ
5
•-
I
23Tf6Xf3ü. Met deze fijne combi
natie, waarvan de pointe gelegen is ln het
hierna volgende paardoffer, vermorzelt v. d.
Lasa het witte spel.
24. g2Xf3 Pg4—h2! 25. KglXh2 Tf8—f4.
Hiertegen heeft wit, hoewel hij een toren
meer heeft, geen verdediging. Na 26. Thl
wint Th4t, 27. Kg2 Dg7f.
26. Tfl—gl Tf4—h4+, 27. Kh2—g2 Dd7—
h3 mat.
PROBLEEMRUBRIEK
Onderstaand probleem geven wij ter op
lossing. Oplossingen moeten uiterlijk op 3 Mei
in het bezit van den redacteur zijn-
;f
A
iü
-
if
ff
if
55 5 AA:
1#
L fl
Éi m
Mat in drie zetten
EINDSPELRUBRIEK
Onderstaand eindspel" geven wij ter oplos
sing.. Oplossingen moeten uiterlijk op 3 Mei
a.s. in het bezit van den redacteur zijn.
Eindspel van D. Joseph
Br. Chess Magazine 1922
A
11
A
Af
1
JP
ïf
i
H
Si
i®
A
18
K 5
■j
Wit speelt en wint
door G. TH. ROTMAN
(Nadruk verboden.)
XXXI (86-88) Flip en Flop waren ineens
klaar wakker. Ze sprongen verschrikt over
eind. „Dekking zoeken!" schreeuwde de pro
fessor, die zelf onder een tatel dook. Flip
zocht bescherming achter een lege kist; Flop
kroop in een lege azijn ton. 't Was net bij
tijds, want reeds snorden de speren der wil
den naar omlaag, waar ze trillend in kist, ton
en tafel bleven steken. „Brrr!" dacht Flop,
toen een speer rechtop in de ton'bleef staan;
„stel je voor, dat dat mijn iierscnpcn was1"
„Flop!" fluisterde Professor. Flops oor
schelp verscheen achter he^ spongat van de
ton, zodat dit één en al oor was. „Flop", ver
volgde Professor, probeer met de ladder bij
de handles te komen en haal de linker handle
over!" „M-maar dan vliegen we loodrecht
de lucht in!" hakkelde Flop. „Het móet, jon
gen, -het móet!" fluisterde Professor "met sid
derende stem. „De papoea's klimmen al naar
binnen en liever, als wijlen Van Speijk, de
lucht in, dan smadelijk aan het spit gebraden
en door deze diepgezonken individuen ge
consumeerd te worden!" sprak Professor, die
van pure heldenmoed opeens welsprekend
werd.
En, terwijl Professor de wilden, die naar
binnen wilden, met revolverschoten tegen
hield, klauterde Flop moedig naar boven.
jk heb je. Jij bevalt me. Wat die
moet opbrengen? Dat weet ik niet. Nou
ze geen cent op. Dus elk dubbeltje
is nogal eerlijk", zei Erik.
elvers. Jij bent toch ook een eerlijke
Daar zie je tenminste wel naar uit."
kunt informaties op mij nemen", zei
ort. „Maar geld heb ik niet. Ik moet
in te krijgen. Dat lukt wel. Als- ik
véét
iigenaar noemde een bedrag,
ander had gelijk: 't was te geef. Maar
»t Erik niet merken.
:om morgen of overmorgen terug",
lij alleen.
Jord, van Putten. Neem je een kop
mee?"
ik niet af".
I gesprek vond plaats op het erf van de
boerdeaij. Nu gingen ze naar binnen,
■tt de boerin, een jongen van een jaar
of achttien en een meisje van een twintig of
daaromtrent.
„Geef die man koffie, moeder. Hij wil het
spulletje van Geelvink huren".
„Wie is Geelvink?" vroeg Erik.
„Die heeft er op gewoond, een paar jaar.
Hij leed er armoede. Ik had hem gewaar
schuwd. Je verdient er het zout in de pap
Erik kreeg sympathie voor dezen bper, die
eerlijk zijn meening zei.
„Ik bedrieg de menschen niet", verklaarde
dè boer. „Als ik volgend jaar het spul niet
verhuurd heb, begint mijn zoon een hand
beweging naar den jongen er een kippen
fokkerij. Dat zal gaan. Maar wat jij wil, kan
ook, dunkt me, al heb ik er niet veel ver
stand van".
„Er is wel wat van te maken", zei Erik.
„Maar ik moet nu eerst zien, geld te krijgen.
Er moet daar heel wat gebeuren. De boel is
verwaarloosd. Het huis moet opgeknapt. Dat
zal ik zelf doen. En dan moet er een tuin
worden gemaakt. Dat kost me alles met
elkaar een klein jaar. En in dien tijd moet
ik toch leven".
„Ben jq getrouwd?"
„Neen", antwoordde Erik kort. „Als ik ei
niet met een vrouw kom, kook ik mijn eigen
potje".
„Je kunt op ons altijd rekenen", zei de
boerin gul.
„Dank je", zei Erik. „Ik zal hfet onthouden"
Hij dronk zijn koffie op en verdween dan.
De zon was nu geheel weg. Hij jachtte om
nog zoover mogelijk te kunnen fietsen. Maar
verder dan Westfeld durfde hij niet. De
overige acht kilometer liep hij.
Hij haastte zich nu niet meer. Met gelijk-
matigen tred, eigen aan den landman, stapte
hij naast zijn fiets, overdenkend den stap.
dien hij wagen ging en die voor hem een
zeer groote stap was.
Hij kwam bij de stad, wier lichten hem
reeds lang hadden gelonkt. Sinds zijn vader
overleden was, had hij een kamertje gehuurd.
Met kost en inwoning. Bij een weduwe. Laan
had hem aangeboden, bij hem te komen den
eersten tijd. Maar hij had dat geweigerd.
Intusschen slokte zijn kosthuis het over-
groote deel van zijn wekelijksche verdiensten
op. Niet, omdat die weduwe zoo veel vroeg,
maar omdat hij zoo weinig verdiende. Hij kon
van het overschot zich nauwelijks kleeden.
Hij was een liefhebber van een pijp tabak.
Maar die kon er niet af. Zóó was het.
En tóch ging hij af op het spulletje, dat te
huur stond. Omdat hij dan midden in Gods
vrije natuur was, ver van huizen en menschen.
De steenen blokken, die „stad" heeten, veraf
schuwde hij tot in het diepst van zijn hart.
Als hij in dat spulletje droog brood had, was
hij al meer dan tevreden. En Maria zou er
ook wel mee tevreden wezen. 1
Zijn hospita was al naar bed. Op de tafel
in de keuken stond een bord met drie dikke
boterhammen. Erik at ze smakelijk op. Toen
ging hij naar bed. Hij knielde neer. En bad.
Om dan onmiddellijk in slaap te vallen.
Het geval beroerde hem niet meer. Morgen
kwam er weer een dag.
i II.
Laan Jansveld keek peinzend vóór zich.
„Steek een pijp op", zeide hij.
„Dank je", antwoordde Erik.
Daar kwam hij niet voor. Hij wilde bescheid
op zijn verzoek. Hij had Laan het geval uit
eengezet. Wilde deze hem helpen? Veel geld
had hij niet noodig. Laan kon het best misseu.
„Zie je er wat in?" vroeg Laan.
„Anders was ik niet bij je gekomen",
meende Erik.
Laan zweeg. Erik had gelijk. Anders was
hij niet gekomen. Hij kende zijn broer toch
voldoende?
De kwestie was, dat Laan de. zaak op de
lange baan wilde schuiven. Zoo mogelijk Erik
het plan uit het hoofd praten. Want ach'.er
zijn wil, om Erik te helpen, welke wil aan
wezig was, stak Aaltje dreigend den vinger
omhoog: geen familiegehannes meer om mijn
ooren!
„Wil je mij helpen?" vroeg Erik dien
teleurgesteld. „Je kunt het wel. Wil je niet?"
Laan antwoordde niet dircc1 Hij zoog aan
zijn pijp. Keek Erik aan.
„Kan dat nu een brood ven?" vroeg
hij weer.
„Dat is toch mijn zaak?" vroeg Erik, ge
krenkt even. „Je zult tot de laatste cent je
geld terugkrijgen. Met de rente er bij. En r.u
vraag-ik niet meer. Ik meende, dat je geen
bezwaar zou hebben. Met zeshonderd gulden
ben ik geholpen".
„Dat is veel te weinig man. Je kent de
waarde van het geld niet. Wat moet er aan
dat Va is naet gebeuren?"
„Dat knap -ik allemaal alleen op. Ik ga er
voorloopig eiken avond heen. Tot ik zoover
bei» dat ik er terecht kan. En dan vertrek
ik Oan den baas. Geen oogenblik eerder. Want
mijn loon kan ik nog niet missen".
Er was nog even een stilzwijgen.
Toen stond Erik op.
„Ik ga maar", zei hij, berustend. „Het mag
zeker niet. 't Zal niet voor me zijn weg
gelegd".
„Jongen, ik wil je graag helpen, maar.
Laan stokte. Daar gaat het niet over. Maar.
Weer een stilte.
Dan ineens vlugger sprekend:
„Hoor eens, je kunt het geld morgen aan
den dag krijgen, renteloos. Ik wil geen cent
aan je verdienen. Je zult het daar wel krop
pen.- Zoo veeleisohen ben je niet. Maar hot
hooge woord kwam er uit Aaltje mag het
niet weten. Je moet er nooit met geen enkel
woord, over reppen. Het komt er niet op aan.
wanneer het geld terugkomt. Als het niet
gaat met jou daar, is het voor mij nog niet
zoo erg, als ik het geld niet meer terugzie.
Maar Aaltje mag het niet weten."
Toen begreep Erik de aarzeling van Laan.
Hij had al eens iets vermoed in die richting,
maar dat het zóó wasdat Laan bang was
voor Aaltje.
„Je bedoelt het heel goed," zeide hij, „en
ik ben je dankbaar voor de hulp, die je mij
geven wilt. Maar zóó kan ik je hulp niet
ben moet"
Schichtig keek Laan op.
„Vrouwen behoeven niet alles te weten,"
glimlachte hij. „Vooral als het zaken betreft
Hebben ze niet mee te maken. Het kan ze ook
niet schelen."
Erik twijfelde er sterk aan, wat Aaltje
betrof.
„Ik kan het niet met je eens zijn," zeide
hij. „Ik wil graag het geld, maar Aaltje moet
er van op de hoogte zijn,"
„Als-ik het Aaltje zeg, is zij er tegen",
zeide Laan, moeilijk sprekend, Het viel hem
blijkbaar zwaar te bekennen, dat zijn vrouw
feitelijk de beslissing had. „En dan kan ik
het ook niet geven. Het is beter, dat zij er
niets van weet".
„Ik wil het geld niet zonder dat Aaltje op
de hoogte is. Ik zal het haar vragen", besliste
Erik.
„Dat is overbodig, want zij zegt: neen. Toen
met vader, om zij-n nagedachtenis, heeft zij
„ja" gezegd, maar dat is verder afgeloopen.
Eens en nooit weer".
„Ik behoef het dus niet te vragen?"
„Je kunt het doen, maar het antwoord kan
ik je vooruit wel zeggen. Neem het geld ge
rust. Ik gun het je van harte. Maar zwijg et
over tegen Aaltje".
„Dat kan ik niet doen", zei Dirk. „Dat lijkt
me niet de rechte weg".
De toon van spreken was zóó onverzettelijk,
dat Laan zweeg en wist: ik behoef er niet
meer over te praten. Hij wist ook: Ei-ik is
beter en eerlijker dan ik.
(Wordt vervolgd.)