dijifry*.-»; 12j mum;l
_JJ
De pientere boer
(Een leuk gedicht
te dragen.)
Een boertje van het platteland
kwam met een grote eiermand
termarkte met de Z.-H.-tram
naar 't overdrukke Rotterdam.
Hy deed zijn zaken en 't viel mee;
hij ging weer huiswaarts, heel tevreê.
Maar in de drukte van de stad
zocht hij, of hij het geld nog had.
Plots blijft hij, rond zich zoekend, staan,
want al z'n geld is naar de maan,
zijn zilv're knip met bankpapier,
vyf guldens en een knaak of vier,
was hij door zijn onnozelheid
hier in de stad op eenmaal kwijt.
Maar onze man weet nog wel raad:
d'agent, die op dat hoekje staat,
zal hij de zaak vertellen gaan,
met schiet hij op den bobby aan
en zegt: „Mieneer 'k bin alles kwiet,
ik zoek mien geld en 'k zie het niet,
Als ze 't soms brengen op 't bero
dan is 't van mien, 'k hiet zo en zo".
De stoere-agent glimlacht heel fijn
en vraagt „Was 't beursje groot of klein?"
„Het was een grote knip mieneer,
oe vindt hem vast en zeker weer;
ik zeg er niks van aan mien vrouw,
want als die 't heurt en losbreekt nou,
dan".en de boer kijkt in de lucht
en loost meteen een diepe zucht.
„Wel vriendje, zegt de diender nu,
als ik het vind dan zend ik 't u".
„Bestig mieneer, gendag mieneer
en als ik 't heb dan kom ik weer,
als 'k oe dan zie dan geef ik oe
vast nog een fijn segaartje toe".
Acht dagen later u._,
in 't felle van de mio
staat weer d'agent daar op z'n post,
terwijl het om hem rijdt en rost;
en, zoals meest in onze stad:
een opgebroken stratenpad;
weer kwam ons boertje van de tram
in 't opgebroken Rotterdam.
Hij kijkt eens rond en ziet het aan
hoe stadslui daar te graven staan.
Opeens ontwaart hij zijn agent
en denkt: „Och hé, die goeie vent".
Hij klampt hem aan en zegt: „Mieneer,
daar bin ik zeivers nou alweer".
Hij wijst op al dat straatgebreek
en vraagt: „Heb oe in deze week
zo naar mien knip met geld gezocht
Wel man, dat had ik niet gedocht.
Het spiet mien zeer, mieneer d'agent,
dat oe er mee begonnen bent,
want 't geld is lang al weer terecht
en 'k heb 't in cabinet gelégd.
Mien vrouw, die uit d'r doene was,
zocht 's avonds in mien dikke jas
en vond de knip en 't geld, mieneer,
heel onder in de voering weer.
Dus scheid er nu maar heel gauw uut,
omdat het toch niks meer beduudt,
en wel bedankt voor wat oe dee,
ik mot nog effen naar meu-Kee I"
H. W. A.
Raadsels
Vorige week schreef ik al, dat me heel wat
letterraadsels wordey toegezonden. Die schijnen
by onze jongens en meisjes nog al in de smaak
te vallen. Toch 't moeten niet altijd dezelfde
soort raadsels zijn. Twee neem ik er nu nog op.
de rest moet wachten tot later.
I. Ingezonden door Keeö de Haas te Eindhoven.
Mijn geheel bestaat uit 27 letters en vormt een
bekend spreekwoord. 13, 19, 6, 16 is een stuk
grond; 9, 34, 26, 33 is niet schoon; 1, 23, 15, 21 is
een lint; 4, 6, 20, 22 is een watervogel; 31, 7, 24
is een boom; 27, 25, 17, 30 doet men dagelijks; 36,
,2 12, 37 is het tegenovergestelde van koud; 5, 10,
Jl is een vis; 32, 29 hebben we met Pasen alle
maal wel gehad; 28, 14, 35, 18, 3 is een familielid.
H. Ingezonden door Jo Dek te Rotterdam. Mijn
geheel bestaat uit 40 letters en is een spreek
woord, dat we allemaal wel kennen. Een 8, 39, 31
is een nachtvogel; 10, 27, 33, 40 is een jongens
naam; 13, 10, 15, 3, 6 is een plaats in Zuid-Hol
land; 1, 2, 6, 23, 3, 6 is 't tegenovergestelde van
verliezen; 3, 27 is een riviertje in Friesland; 29, 2,
6, 7 is een vogel; 34, 4, 36 is een klein hertje; een
8, 9 legt een kip; in een 11, 12, 14, 15 wordt een
mens begraven; 35, 8, 16, 38, 21, 2 is een stad in
Gelderland; 22, 26, 36 is een plaats in dezelfde
provincie; 30, 20 is een vervoermiddel in de win
ter; 29, 18, 19, 20 is een voorzetsel; met een 6, 33,
32 vangt men vissen; een 28, 13, 32 is een knaag
dier; de 37, 5, 7 is een bekende rivier; een 17,
10, 22, 7 kan 't mooiste schoolwerk bederven; 11,
24, 10 is erg bitter.
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant.
I. Het spreekwoord is: Met wilde honden is het
moeilijk hazen vangen. De onderdelen van dit
raadsel zijn: Kees, hoed, maan, vim, negen, den,
mijl, zwak, hal, het, wit, in, oom.
11. Het spreekwoord is: Wie een kuil graaft voor
een ander valt er zelf in. De onderdelen van dit
raadsel zijn: Annie, vallen, leugen, groen, voor,
kat, wiel, Zutfen, Drente, af, grint.
Ineke keek een poosje naar 't kastje. Toon rel re
tot haar moeder Waarom hebt u de radio toch
laten weghalen, moe6 Nou spreekt die meneer
voor niks.
Merkwaardige cijfers en getallen
Het cijfer 9 is een merkwaardig cijfer. Wat zegt
gij van het volgende
1X9+ 2 e 11
12 x 9 3 111
123 X 9 4 1111
1234 x 9 5 11111
12345 X 9 6 111111
123456 x 9 7 1111111
1234567 X 9 8 11111111
12345678 X 9 9 111111111
123456789 X 9 10 1111111111
Indien van twee getallen van twee cijfers of van
een getal van twee cijfers met een 0, de volg
orde der cijfers wordt omgekeerd en van elkaar
worden Afgetrokken, is de uitkomst altijd 9 of een
meervoud van 9
10
01
09
Grapje
Bij Ineke thuis was de radio-distributie wegge
haald. Alleen de luidspreker stond nog in de
kamer.
20 02 18 (9 X 2)
63 36 27 (9 X 8)
Worden deze uitkomsten omgekeerd en bij
kaar opgeteld dan is de uitkomst altijd 99:
09 90 99
18 4- 81 99
27 72 99
Leuk kinderspeelgoed
Van lucifersdoosjes kan men leuk speelgoed ma
ken voor kleuters. Een paar dingetjes willen we
hier noemen. Kijk maar goed naar de voorbeel
den. Dan heb je bij het „bouwen" geen moeite.
Een locomotief
Hiervoor gebruiken we een luci
fersdoosje met een rechtopstaand
extra-doosje als tender en een kurk
als schoorsteen. Als wagonnetjes
nemen we lucifersbakjes, aan elkaar
gekoppeld met draadjes. Voor de
wielen kurken schijfjes.
Een signaal. Steek een stokje
van 15 c.m. lengte dwars door een
lucifersdoosje heen, zodat het recht
op blijft staan. Boven aan het paal
tje maak je met een speld een reep
je karton vast. In het reepje maak
je 'n gaatje, steekt er een draadje
doorheen en^eidt dit naar een
andere reep onderaan, waarmee je
't verbindt. Met dit onderste reepje
kun je 't bovenste-op en neer laten
Verder hebben we nog een kraanwagen.
Wper 'n lucifersdoosje en er dwars doorheen
twee lucifers als asjes. Schijfjes kurk voor de
wieltjes. Op het eerste doosje zet je een tweede
rechtop en je steekt er een stokje schuin door
heen (zie fig.). Over het boveneind van het
stokje laat je 'n draadje glijden, verbonden met
een stukje metaaldraad, dat je kunt ronddraaien.
Nu maken we nog een vrachtwagen, die de
goederen aanbrengt of lost. Hiervoor gebruiken
we ook lucifersdoosjes. Liefst vijf. Je begint met
twee doosjes achter elkaar op een stuk karton te
plakken. Aan de voorkant plak je 'r een recht
opstaand bakje tegenaan en in dat bakje schuif
je 'n tweede, dat de kap vormt van de bestuur
derscabine. Vlak hiervoor, op de rand van 't lang
werpig stuk karton, plak je nu nog 'n doosje, dat
dienst doet als motorkap. Je hebt nu niet anders
meer te doen dan voor kurken wieltjes te zorgen.
Wie 't nou echt leuk wil maken, moet het hele
geval met geschikt papier beplakken of een aardig
kleurtje geven. Voor 'n personentreintje, kun je
allerlei kleine poppetjes in de wagentjes zetten;
wil je 'n goederentreintje hebben, dan vul je de
bakjes met schelpjes, kiezelsteentjes of droog
Pmwacantie in Arfis. De dikhuiden hebben de belangstelling van het publiek.
- (Foto Pax-Holland)
m
t. iisi liia.iiirsiilasS
Zijne discipelen!
En zeide ZegtZijne discipelen
zijn des nachts gekomen en heb
ben Hem gestolen, als wij sliepen.
Mattheus 28 13.
DE vader der leugen, tegen wien Jezus
den strijd heeft aangebonden, geeft ook
na Jezus' opstanding uit de dooden zijn
tegenstand niet op.
Aan Jezus' overwinning kan hij niets afdoen.
Maar nog één mogelijkheid blijft hem over,
en die mogelijkheid grijpt hij aan. Het is, te
zorgen, dat het feit van Jezus' opstanding
geen plaats vinde in de gedachtenwereld der
menschen.
En zij, tot wie Jezus eens gezegd heeftgij
zijt uit den vader den duivel en wilt de be
geerten uws vaders doen, zijn dan ook aan
stond besloten. De duivel was een menschen-
moorder van den beginne; en zij hebben zijn
begeerte gedaan, toen ze Jezus gedood heb
ben. Nu Jezus is opgestaan, kunnen ze dat
niet opnieuw doen.
Maar de duivel is ook de vader der leugen.
En nu gaan ze zijn begeerte doen hierin, dat
ze door leugen Zijn opstanding tegenspreken.
Ze hadden het reeds voorzien, dat ze met
Jezus' dood het pleit nog niet gewonnen
hadden. Daarom hebben ze van Pilatus een
wacht begeerd bij het graf. Naar ze voor
gaven, omdat Jezus nog levende gezegd had
Na drie dagen zal Ik opstaan. Zijn discipelen
mochten eens komen bij nacht en Hem stelen,
en zeggen tot het volk Hij is opgestaan van
de dooden.
Wat op den morgen van Jezus' opstanding
hen door de gevluchte wachters werd ge
boodschapt bewees, dat er althans iets bui
tengewoons gebeurd was. De plotselinge ver
schijning van een vreemd, bovenaardsch
wezen bij het graf was al wat de Romeinsche
soldaten hun konden zeggen. Want Jezus
zelf hadden ze niet gezien.
Maar de overpriesters weten nu genoeg. Hun
voorzorgsmaatregelen zijn verijdeld. Zou
Jezus dan toch weder levend geworden zijn
Maar neen, daar willen ze niet aan
denken. Het beste is, dunkt hun, zich te hou
den aan wat ze bij Pilatus hebben Voorge
geven dat de discipelen Hem toch hebben
gestolen. Gestolen, terwijl de wachters slie
pen
Hoe armelijk is deze uitvlucht De wach
ters sliepen Niet twee of drie, maar de ge-
heele menigte Geloove het; wie wil En
toch weten ze, wat er gebeurd is, en wie er
geweest zijn
Meenen de overpriesters nu heusch, dat er
niet één van deze wachters, ondanks het geld
dat hun toegestopt is, zich eens zal laten ont
vallen, wat ze in werkelijkheid gezien heb
ben Vooral, wanneer ze eens in het verhoor
genomen worden over hun plichtverzaking,
zullen ze dan niet door de mand vallen en
de juiste toedracht vertellen om zich van
deze blaam te zuiveren
Metterdaad de vijandschap is wel blind en
onredelijk. En toch is het door de Joden voor
goede munt aangenomen. Waarlijk, dit onge
loof is toch wel wat heel erg oncritisch En
zoo oncritisch is ook het ongeloof van later
tijd, dat in de Christenheid gepoogd heeft
het feit van Jezus' opstanding te ontzenuwen.
Bevangen als het is in het vooroordeel, dat
een doode toch niet levend worden kan.
Maar wat in dit verzinsel ook opvalt is, dat
nu de discipelen de schuld krijgen. Natuur
lijk. Jezus is gestorven. Hij kan niets meer
doen. Maar Hij heeft discipelen gehad. En
die zijn nog in leven. Die zullen het voor hun
Meester opnemen.
Bij voorbaat worden zij reeds aan het volk
voorgesteld als grafdieven, als duisterlingen,
wier werk geen licht kan verdragen, als ver-
dichters van wonderen. Dat wil zeggen als
leugenaars.
Zoo worden Jezus' discipelen aanstonds erf
genamen van Jezus' smaad, van de vijand
schap Zijner wederpartijders. Zoo begint
reeds bij Jezus' dood en opstanding de haat
en vervolging der wereld, die Jezus hun
heeft voorzegd. Ze hebben Hem een verlei
der gescholden; ook zij zullen als verleiders
des volks worden gebrandmerkt. Waarom
Omdat zij niet kunnen laten te spreken het
geen zij gezien en gehoord hebben
Toch is hierin van de zijde der werel^I een
erkenning van Jezus' macht. Jezus zou, al
thans in deze wereld, niet zulk een gevaar
voor Zijn vijanden opleveren, als Hij geen
discipelen had, die voortgaan m Hem te ge-
looven.
Ze hebben Jezus' mond in deze wereld ge
sloten. Maar Jezus heeft duizenden monden
geopend. Het tarwegraan is in de aarde ge
vallen en gestorven. Maar juist zoo brengt
het veel vrucht voort. Voor het ééne graan,
dat stierf, honderd korrelen, straks een veld
vol koren, dat ruischt als de toppen der
bergen.
Men zou kunnen vragen, waarom de Joden
maar niet aanstonds die enkele discipelen on
schadelijk hebben gemaakt. En metterdaad
later hebben ze het gepoogd. Doch wederom
tevergeefs.
En als nog later de gemeente van Christus,
Zijn getuige in deze wereld, ten bloede toe
wordt vervolgd, dan blijkt bij vernieuwing
het bloed der martelaren het zaad der Kerk.
Zoo moet de wereld haars ondanks door haar
eigen vijandschap ertoe medewerken, de
waarachtigheid van Jezus' opstanding te be
wijzen.
Als straks de Apostelen hun prediking onder
Israël en de volken aanvangen, dan is de
inzet overal weer, dat Hij is opgestaan van
de dooden. En juist dat wekt allerwege de
ergernis der Joden en de verachting der
Grieken. Maar in degenen die gelooven
wordt Hij, die gekruisigd is en opgewekt,
openbaar als de kracht Gods en de wijsheid
Gods.
Jezus leeft, dat is niet alleen een geloof, een
leer van menschen. Het is het machtige feit,
dat zich doet gelden in deze wereld. Het ont
leent zijn kracht niet aan het zeggen van
menschen. Neen, het geeft aan dat belijden
kracht en inhoud. Ook hierin, dat het tot
tegenspraak en tegenstand prikkelt.
In dit opzicht is de wereld na bijna negentien
eeuwen nog niet veranderd.
Wat doet het ongeloof, dat thans het won
der van Jezus' opstanding loochent, ook
onder den schijn van het beter te doen vei>
staan en het meer aannemelijk te maken
voor de kinderen der wereld, wat doet dit
ongeloof anders dan de opstanding van Jezus
op rekening van Zijn discipelen stellen
Of het dit nu doet onder voorgeven van een
„vroom bedrog" vreemdsoortige verbin
ding van zoo tegenstrijdige begrippen; of
onder verklaring, dat de discipelen het zich
hebben verbeeld, of in den vorm van een
vergeestelijking van de gebeurtenis, waarbij
het dan heet, dat Jezus in de harten der
Zijnen voorleeft. het komt alles neer op
hetzelfde, wat de Joodsche overpriesters in
hun spijtige vijandschap het eerst hebben
verzonnen de discipelen hebben het gedaan.
Voor u, die in Hem gelooft, moet dit slechts
een aanwijzing zijn om af tè laten van elke
poging om met de wereld tot een vergelijk
te komen! Zij laat zich niet overtuigen. En
gij kunt het met haar ook op dit punt, alleen
eens worden ten koste van uw geloof.
Er is dan ook iets beters voor u te doen. Wat
Paulus aan Timotheus schreef Houd in ge
dachtenis, dat Jezus Christus is opgestaan
van de dooden (2 Tim. 2:8).
En dan leef zelf uit de kracht van Christus'
opstanding. Laat het geloof ook bij u blijken
te wortelen in de feiten, dat de blijdschap er
van uitstraalt in uw leven, dat gij in nieuwig
heid des levens wandelt, dat gij zoekt de din
gen, die boven zijn, waar Christus is, en niet
die op de aarde zijn.
Op het platteland, waar men slechts sporadisch electrische- en gas-kookinstallaties aantreft, is
de uitreiking van bonnen voor het verkrijgen van vaste brandstoffen voor kookdoeleinden als
een welkome maatregel begroet. De eerste toewyzing wordt afgeleverd. Foto Pax-Holland
m