ÖJHüvi HïöN^CHfË
Monden van Cattaro,
Ragusa en Spalato
men het zilver loutert
NU de oorlog rich ook tot Zuid-Slavië heeft
uitgebreid ie de Adriatieche Zee en de
Schilderachtige DaUnatijneche .kust eveneens
praotisch tot krijgsgebieu' geworden, hetgeen
ongetwijfeld door ieder ral worden betreurd-
die de gelegenheid heeft go-had, een deel van deze
streken te bezoeken. Hun getal is grooter, dan
men wellicht ral vermoeo'en, want sinds onder
Koning Alexander Karageorgewitsj het rijk van
Serve*), Kroaten «n Slovenen werd gevormd, nu
omstreeks g>en twintig jaar ge'eden, hebben de
oude vermaarde Dalmat ische reehavens zich in
het bijzonder op het aantrekken van vreemde
lingen toegelegd. I)e noodzaak daartoe o'eed zich
ook vrij scherp gevoelen- omdat hun handel ten-
g'evolgo \an de veranderde politieke en econo-
mifldie constellatie gevoelig geleden had, en zij
hadden om te zien naar nieuwe bronnen van
welvaart.
Wij zullen niet licht vergeten hoe wij, enkele
jaren terug, op e©n prachtlgon Meimorgen o'c
Straat van Otranto binnenvoeren, aan b<»ord van
een van die groole toeristenschepen, die speciaal
zijn ingericht op het vervoer van vacantiegangers,
de nomaden van den modernen tijd. Den vorigen
avond hadden wij het eiland Korfoe verlaten, het
welk voor de Grieksch Albaanache kust gelegen,
als het ware de half openstaande poort tot deze
zeestraat vormt. Wij hadden een overvloed van
grauwe olijfboomen gezien en er gewande'a' in
het ijle, fijne parfum van bloeiende sinaasappel»
en citroenboomen. Doch tevens hadden wij ons
er herinnerd, toen wij vanaf de hoogte van het
Achilleion over de zee uitzagen, die er als een
ongerepte azuren vloer was, onder een zuiver
b'auwe lucht, dat de roerige Balkan ook tot hier
s n invloed meermalen had uitgestrekt. Het ver
slagen Servische leger uit den wereldoorlog van
19141918 bijvoorbeeld- was tenslotte op dit
eiland teruggetrokken, en in latere jaren, toen een
ItallAan6c)i-Albaneesche grenscommissie zeer on-
heusch bejegend was, had zelfs de Daliaansche
vloot hier strafoefening gehouden, door mioVlel
van een bombardement vanuit zee
In gewijzigde vormen herhaalt in onze dagen de
zelfde historie zich. Ook nu is Korfoe reeds meer
malen het doel ven militaire ondernemingen g«v
.weest met name Picchiatelli, de Italiaansche
duikbommenwerpers, hebban er reeds meerdere
malen hun dood en verderf brengenden last over
havens en schepen laten vallen.
De Mono'en van Cattaro- dat was destijds, na het
De Zuid-Slavische
zeehaven Vranjic.
(Foto archief).
bezoek aan Korfoe, ons naaste reisdoe'; Toen de
SC heffe boeg van ons schip in den vroegen
morgen het ongelooflijk blauwe zeewater open
sneed, zoodot het prachtig groen openviel en
overkruifde, staken de vroolijke n'olfijnen hun rug
vinnen op, en maakten, op ge'ijke hoogte mee-
zwemmend met don vluggen stoomer- steeds op
nieuw hun dolle duikelingen. Ongeëvenaarde
zwemmers zijn het 1 Waar zij met een wenteling
als van een obnker, ronddraaiend rad zidh onder
water begeven, daar blijft een vluchtige schulm-
kring nog even n ad rijven, doch ondertusschen
kan men gemnkke'ijk, dicht onder het opper
vlak, hun snel verder voortschieten volgen, en
wip- daar breken zij reeds weder verderop met
een nieuwen koenen sprong den spiegel I
Hoog en bergachtig is o'e Dalmatijnsche kust,
doch op zeker pu-nt varen wij daar recht op af,
alsof de officieren op de commandobrug den
koers bijster zijn. Zullen wij op het rotsmassief
on» t« plotter loopen Maar daar blijkt dóe Lrot-
écbe kust zich eensklaps te openen er is een
doorvaart. Landinwaarts guat het wij stoomen
als in een fjord, die met haar talrijke bochten
telkens nieuwe panorama's vrij geeft. Op oen
oever ontwaren wij, waar de vaarweg zich ver
nauwt, oudsrwetsche militaire versterkingen, of
wel oen vuurtoren- die voor de zeevarenden bij
donker en ontij een betrouwbare baak mo«' vor
men. Vlak langs den zoom van dit water, a's
een binnenmeer, doch dat een veertig meter diep
moet zijn. voert een rondgaano'e straatweg, op
sommige gedeelten als uit den bergvoet uitgehou
wen, zoo weinig ruimte is er. Er staan ook huis
jes langs hier en daar klimmen zij in groepjes
wat verder omhoogtoont een kerkje zijn pit
tige torenspits. Vieechere, in een roeiboot- draaien
haar verwondering gezien, dat haar moeder al
kant en klaar was.
„Bent U weer beter had ze gevraagd.
„'t Gaat wel kind", had de moeder geantwoord.
Verder was er niet gesproken.
Nu zaten ze samen aan de ontbijttafel.
„U ziet toch nog erg bleek", zei Prancine, terwijl
Ze de thee in de kopjes goot.
Mevrouw Holberg zag dat de 'handen van het
jonge meisje beefden en dat ze donkere kringen
ander haar oogon had. Stellig had het kind ook
een slechten nacht gehad en nu moest het ergste
nog komen.
„Hiehmoet je nog de oorzaak van
dot van gisteravond vertellenbegon ze
moeilijk.
„Moedertje Francirve, die alweer was gaan rit
ten, vloog* opeens overeind en sloeg haar armen
om haar moeder heen. „Stil maarik weet
het allemaal al".
„Weet jij dan
„Hoe miserabel arm we opeens geworden zijn,
door het verlies op dle nare effecten. Ja, ja,
moedertje, praat er maar niet over als het je pijn
doel. Gisteravond zie je, toen ik U zoo vond, lag
d.e brief nog open op tafel enachteraf was
het misschien niet goed van me, maar ik begreep
dat U daarvan geschrokken was en toen
móèat ik het wel lezen. Ben je ter bons om, schat
te rik'
„Ik.
3?"
„Laat me dan even verder vertellen". Ze zat nu
weer op haar oude plaatsje en speelde nerveus
met het vingerdoek ringetje, dat z© om en om
diraaide.
„Toen U rustig sliep, ben ik ook moor naar bed
gegaan en toen heb ik eorst heel dringend gebe
den om uitkomst in onze moeilijkheid en wat
o'enkt U Ik geloof dat ik die gevonden heb
ook
„Kindr
„Ja, tenminste ah* U het goed vindt Ik heb al
zoo vaak gedacht, wal doen we eigenlijk met «Ben
rompslomp va<n dit groote huis. Daar kunnen w«
nu prachtig op bezuinigen en niet eens op een
nare manier. U weet toch wel Els Veerman, dio
ook bij ons op kantoor is Nu die menschen
wonen ook veel te groot, maar Ze kunnen niet
anders, omdat het huis hun eigendom is en ze
er geweldig op zouden verliezen als ze het nu
verkochten. Het zijn reuze gezellige menechen en
ze zouden er dolgraag wat van willen verhuren.
Slaapkamer, zitkamer en gebruik van keuken ie
voor one beidjes meer dan genoeg. Ik km het
huis precies. U is er volkomen vrij en hel staat
op een aardigen stand met een pracht uitzicht.
De spulletjes, waar we aan gehecht - zijn, zetten
we er neer en de reet bergen we daar op zolder.
Er ik een kanjer van een zolder, zoo'n groote,
ouderwet9che, U weet wel. Wat denkt U ervan 7"
Een oogenblik zat o'e moeder sprakeloos.
„Voelt U er wa/t voor of wilt U er eerst nog over
denken?", vroeg Prancine nu een beetje weife-
„Ikik ben zoo dankbaarstamelde
'le oude vrouw.
„Da-n was het eoht gebedsvei flooring Moedertje",
zei het meisje zachtjes. Opeens was het echter de
oude Prancine weer.
„Nee maar, kijk e«'iis op «le klok", riop ze.
Inderhaast werkte ze haar laatste boterham naar
binnen, dankte en stormde meteen do gang in. Met
haar mantel over haar arrn kwam ze weer naar
„We zullen het er vanmiddag nog wel verder over
hebben", zei ze, 't blauwe mutsje met een
coquette beweging schuin op «Ie blonde krollen
drukkend.
„Ik zal er straks meteen met Els over spieken"
Kant en klaar ston«l ze nu.
„Niet tobben hoor moedertje. Volgend jaar als ik
odor m'n examen kona, dan weet je het, verdien
Ik een fortuin bij de baas" riep ze n<* om het
hoekje van de deur.
Mevrouw Holberg glimlachte, door haar tranen
heen. Toen ze de «leur in het slot boorde vallen,
preveld m „Zoon kind 4ocb.... Fra<ncieut)e",
een net op uit de waterdiepte, met daarin de zil
verige sparteling van vtecben.
Langzaam stoomen we door, tot we den verston,
zich rondenden oever van deze Mon-den van Cat
taro, of Kotor, zooa's het in het Zuid-Slavisch'
heet, hebben bereikt. Dan draait het machtige
zeeschip, heel behoedzaam het panorama on de
stad jee en dorpen langs den oever draaien mee;
heel de bonte, prachtige omgeving van steile
bergen en rustieke nederzettingen zien we nog
eenmaal in omgekeerrie volgorde o'an kiezen wl|
weder het ruime sop.
Een paar Zuid-Slavische militaire vliegtuigen
wentelen met hellende draagvlakken vlak boven
onze scheepsdekken, als verontruste watervogels,
opgeschrikt van hun broedp'aats. Dit wa« het
«enige teeken, dat wij er destijds van lx*peurdeiit
o'at deze diep landwaarts insnijdende wateren
een basis vormden voor de Zuid-Slavische ma
rine en voor een deel van de luchtmacht van
dezen nog jongen staat. De jongste legerberichten
brachten ons deze tooneelen weder levendig voor
den geest immers de Italiaansche 'uchtmacht
heeft ook Kotor of Cattaro herhaaldelijk gebom-
baro'«*erd.
Dubrovnik- eertijds op zijn Italiaansch Ragusa
genoemd, heeft eveneens al van het nieuwe wa
pen-conflict le lijden gehad. Het was de vol
gende étappe van onze reis 'angb de kusten van
Dalmatië, Het bleek een ongemeen fraai en voor
naam oud stadje te wezen, gelegen op een voor
uitstekend rotsachtig deel van den Sergiusberg.
Mio'deleeuwsche, hoogopetrevende stadsmuren ®-n
torens omringen het op een min of meer grim
mige manier, zooals oudtijds nu eenmaal te doen
gebruikelijk was. In tegcnate'ling met dit bar-
sche voorkomen is zijn klimaat, dat zoo heerlijk
zacht ia, dat men in winter- en vroege voorjaars
maanden er gaarne heentrekt als naar een Kurort.
Ragusa doet ons- noorderlingen, voornaam en
zeer gereserveerd aan, met zijn paleisachtige
woonhuizen en openbare gebouwen, die geheel
uit natuursteen zijn opgetrokkenja zelfs de
p'aveiing o'er straten is samengevoegd uit zulke
groote, zorgvuldig vlak gehouwen steenen, die
wij in ons aan bergen zoo armcland slechts voor
puien en stoepen zouden willen aanwenden.
Drachtig gebeeldhouwde balcons sieren er de
gevels der grauwe patriciërshuizen, die thans
wellicht de rol van woonkazernes moeten ver
vullen, want ook voor Ragtisa ligt de glorietijtf
in het verre verleden. In de tweede he'ft van de
vijftiende eeuw beleefde het immers zijn hoogsten
bloei. Het was toen een stad van han«lel en zee
vaart, een Venetië van kleiner afmetingen, doch
dat desniettemin to oh een eigen staat was, mei
zijn grooten raao' van edelen en zijn rector, die
namen» dezen raad het dagelijksch bestuur in
handen had. Dat het onder Venetiaansche be
scherming en beïnvloeding heeft gestaan, daar
van getuigen niet a'teen de oude kloeke huizen,
die Palazzi uit de vermaarde Dogenetud gelijken,
doch tevens het zeer fraaie en indrukwekkende
Senatorenpaleis. Merkwaardig van bouw overi
gens is deze stad, die haar straten parallel te-gen
den borg heeft, aangebouwd,als terrasgewijze
Tusschen a'eze straten ziet men de schamele
dwairsstegen, die van niveau tot niveau met breedte
trappen omhoog stijgen, en meer pittoresk dan
comfortabe' om te bewonen moeten zijn. Enkele
jaren geleden is op een van die hooggelegen
dichtbevolkte woonbuurten eens een vliegtuig
neergestort, dat daarbij in brand geraakte en zijn
benzine als een bramleno'e vloed langs deze trap
pen-stegen 'iet neeretroomen. Men kan begrijpen,
dat dit een ontzettende vtiurzee en heel wat
slachtoffers tengevolge heeft gehad, zoo men zich
van deze stadswijken een voorstelling weet te
vormen, en men houdt zijn hart vn#»t als men
aan de afgrijselijke dingen denkt- oSe «Ie moderne
luHhtoorlog nog over deze befaamde historische
koopmansstad sal kunne*) brengen.
Lxre.
-„-g.nm r- n 3'^ s s-J aj
vrtendi-lijken en pret-tigen indruk, al spraken wij
hun taal niet. Zij gaven blijk ervan, niet tot een
afg'eslolen milieu te behooren, want gaarne ston
de zij de vreemdelingen, zoo a'eze zich tot hen
richtten in ron mengelmoes van vreemde talen,
zoo goed moge'ijk te woord. Men zag er overigens
eon menigte van bonte snuisterijen-winkeltjes, die
tot aan de puóen met koopwaren waren bijhan
gen Montenegrijnsche platte petjes met kwast-
kuitbroeken A la koning Nikita, geborduurde
Jurken en blouses, van het soort, dat ook in W«wt-
Europa zoo ruimschoots navolging heeft ge-
vonalen.
Ook van Split of Spalato hebben wij nog cenige
reisherinneringen. Het is een van de belangrijkste
Zuid-Slavische havensteden, met een ver'eden,
dat tot den Romeinschen tijd terugreikt. Van de
zeekade valt u dao'elijk een liooge, antieke muur
in het oog- een kolossaal bouwsel, hecht op
getrokken vari zware, verweerde steenblokken.
Het vreemde van dezen muur is, dat hij overal
doorbroken is met reeksen moderne woning-
ramen, a'sof het nieuwe dwars door het oude
nieuwsgierig naar buiten komt gluren, En inder-
n'aad is het ook zoo, want op deze plek stichtte
de beruchte Keizer Diocletianus, al te bekend uit
de geschiedenis der eerste Christengemeenten,
zich een afgelegen residentie- toen htj «le neiging
had, zich van Rome en rijk in de eenzaamheid
terug te trokken. De imperator stierf, zijn groot-
sche bouwwerk geraakte in verval, en in later
tijden zocht in a'eze ruines eon bevolking, die
door dc Awaren uit haar stad Salonae was ver
dreven. zich een toev'ucht. Dat had plaats om
streeks het ja Ar 600 na Ghr. Zoo geraakte, wat
er van den grootscdien Romejnschen bouw overig
was- tot nieuw leven, en in den loop der tijden
ontstond hier een wriemeling van nauwe, fan
tastische straatjes, pleintjes en trapjes, waarin
omstreeks 268 huisjes een plaats vonden. Men
moet zich alt goed voorstellen een agglomeratie
van woninkjes binnen een klassiek Romeineche
ommuring, waarbij van al wat er aan muren en
ander materiaal restte partij werd getrokken.
Men denkt hier onwillekeurig aan het verhaal van
den dooden leeuw, in welks lichaam de bijen hun
woning hadden gemaakt
Langs de kade van Spalato, waar men over het
blauwe water van de Adriatische Zee uitziet-
liggen kleine vaartuigen, die fruit en vruchten
van overzee hebben aangevoerd. Zij hebben ,alle
de achterstevens togen den wal en doen dnnrbij
als marktkramen dienst. Zoo verrichten de huis
moeders vaai boord naar boord hun inkoopon
Onder wijd uitgespreio'e zonnezeilen zien wij o.a.
de geweldige wijnvaten aaneengerijd, Dc koop
man legt een slang in het spongat, zuigt er met
den mond aan, houdt Pr dan de kan onder, die
ó'e koopster hem aanreikt, en rood als robijnen
loopt het vurige wijnsap daarin over
Op een pleintje is markt. Bont staan de uitstal
lingen in het open helle licht bont zijn ook <1®
menschen van buiten, die hier koop en verkoop
drijven, met hun fraaie hoofddoeken, hun plotte
lage schoenen, hun rijke borduunse'.
Ginds is een open deur, en togen een der posten
staat geleund een gewela'ig braadspit, met daar
aan gespietst het gebraden aolitenstuk van het
een of ander klein slachtdier. Mooi bruin geroost
ie dit ontzaglijk stuk vleesch- waaraan men nog
twee poolen gewaar wordt. De herbergier maakt
op deze eenvoudige manier reclame: deze spijs
kunt u eten, als u binnentreedt over de koe'e,
noode tegelvloer, in a'eze gelagkamer, laag van
verdieping, die een zware balkenzolder heeft etn
die ómtieimiheid van gedempter licht. Alle interieurs
lijken hier- in dit heete voorjuar, wonderen van
schaduw en koelheid.
Langs heel deze kust, van plaats tot plaats, be
merkt ge zoo twee atngen, namelijk het oer-
eJgene, dat deze bevolking van Da'mMië heeft
bewaard, eu den vreemden invloed- die zich als
een vernis in Italiaaunsche namen aan het
uiterlijk van steden en dingen heeft gehecht.
Want hier wandelt en vaart men langs de
scheiakngslijn van twee werelden, de Latijneche,
die ou«ie rechtten en inv'oedcn beeft, cn de oor-
.."ITTANT Gij hebt oijs beproefd o God, Gij
V hebt ons g louterd, gelijk men het zilver
loutert", zingt de K«-rk bij monde van den ge
weien dichter.
En deze beeldspraak herinnert- ons, schreef Prof.
Jonker in zijn mooie boekje „Voor donker© da
gen", dat het !ij«len waarmee God tot ons komt,
niet van dien aard is, flat het slechts den buiten
kant van ons leven raakt.
Er zijn nog altijd menschen die zich schijnen
vóór te stellen, dat ware godsvrucht een schat van
aardschen voorspoed medebrengt, dat de bekoe-
ring mag worden opgevat als een middel oin
aan allerlei moeilijkheden te ontkomen en dat de
geloovigen veel minder hebben te worstelen dan
de anderen. Onnoozele waan 1 Voor zijn gemak
behoeft voorwaar 1 niemand Ihristen te worden.
Een paar zoete, laksclie huismiddeltjes zijn niet
voldoende om ons van onze diep ingewortelde
krankheden te genezen. Aan een enkelen -/.achten
tik met de roede hebben we niet genoeg om echte
gehoorzaamheid te lecren. Gelijk het stuk zilver
erts, dat daar ligt op de werktafel van den affi-
neur zoo zijn wij.
Niet, let wel, niet als 't kunstig gevormde voor
werp van edel metaal, ginds op de pronktafel,
afgewerkt, en gepolijst, maar nu toevallig een
weinig bezoedeld, en een oogenblik later wan
neer men er maar een paar keer over heen wrijft,
weer zoo helder glanzend, dat ge u er aan spie
gelen kunt. Neen, maar als dat stuk zilvererts,
een mengelklomp, waarin edele en onedele be-
slamldcelen zóó met elkander vereenigd zijn dat
men een kennereoog noodig heeft, om de waarde
er van te kunnen onderscheiden. Nu moet er een
zuivering plaats hebben. En hoe Schaven
Slijpen Pletten? Hameren?Geen ander
middel dan de smeltkroes. En 't baat niet, of daar
on-der dien knoes al een weinig vuur ligt te
smeulen. Hitte is er noodig, vreeselijke hitte,
gloei-hitte. En eerst wanneer die hitte tot duizend
graden Ctelcius is geklommen, dan eerst bogint
het metaal te konten in dien vloeibaren toestand,
waarin het konten moet om van de onedele en
onreine bestanddeelen gezuiverd te worden.
En droom dus niet, mijn Christen, dat gij er met
wal kleine moeilijkheden en wat kleine teleur
stellingen komen zult. Vlei u niet met de ge-
darhle, dat een weinig uitwendig leed, waardoor
uw ziel toch eigenlijk niet getroffen wordt, vol
doende zou zijn om u geschikt te maken voor
het Koninkrijk Gods. Schrik niet, wanneer ge in
't vuur moet. Schrik niet, wanneer God zelf, uw
God, uw eigen God, u In het vuur werpt. Schrik
niet, wanneer Hij 't vuur 'Ier beproeving zóó fel
opstookt, dat gij 't gevoel hebt van te zullen be
zwijken. Niet „aan" uw wezen kleeft de zonde.
„In" uw wezen diep in uw wezen schuilt de on
gerechtigheid. Ze moet er uitgesmolten worden
door d© gloeihitte der béproeving. En onder den
invloed van die gloeihitte moet uw wezen zoo
worden verzacht en verteederd, dat gij het on
reine loslaat, waaraan gij anders, o zoo vast ver
bonden zoudt blijven. Ga*molten en niet verteerd.
Gelijk men het zilver loutert
We behoeven er due jok niet op te rekenen, dat
hot bij een enkele beproeving blijft. Immer d«
metanlscheider heeft zijn deel nog niet bereikt,
wanneer hij het onzuivere erts een enkele maal
in den smeltkroes wierp. De bewerking moet tel
kens en telkens worden herhaald. Soms zelfs
wordt het vloeibaar géworden metaal van den
eenen kroes in den anderen overgegoten, om ter-
spronkelijike, Slavische, die daarond eruit op
nieuw te voorschijn groeit, ondanks politieke
en economische, dat is uiterlijke lotswisseling.
Eens Ie meer brandt en smeult hier de oorloge-
fakkel, en richt 'oeg ebroken geweld verwoes
tingen aan. Het is o'e oude menschelijke tra-
giédde, dóe de vraag doet rijzen of er geen voor
uitgang of menschelijke ontplooiing mogelijk is
zdmtfer begeleiden ó'e smarten
Het fraai gelegen
Spalato, uitvoer-
haven van wqnen
en cement (Foto
archief).
stond aan een feller vuur te worden blootge
steld. En liet reinigingsproces eindigt niet, voor*
dat de hoogst mogelijke graad van zuiverheid is
bereikt
En dan verbaren wc ons nog, wanneer in ana
leven de ecne Jobstijding op de andere Jobstij
ding, de eene teleurstelling op de andere teleur
stelling volgt. En dan koesteren we nog wel der
dwazen jvensch om nu ook eens een tijdlang
zonder .kruis onzen weg „e mogen reizen, niet be
grijpende, dat daarin het verlangen ligt opgeslo.
ten gedurende dien tijd van Gods barmhartigheid
verstoken te blijven. En dan verbeelden we oat
nog, dat voortgang in de heiligmaking tot ver
mindering \an smart zou kunnen leiden, terwijl
we toch moesten begrijpen, dat God Zich juis*
door dien voortgang den weg baant om ons een
des te zwaarder kruis op te leggen, d.w.z. om ons
des te grooter genade te bewijzen.
O, dat dwaze hart O, dat onwillige hart Ge
lijk men het zilver loutert. Geen bange vergissing!
Geen doellooze peiniging Geen noodeloozc fol-
Loutering, loutering, loutering dat is het wat
God bedoelt met elke smart. Die Hij Zijn kin
deren aandoet.
Onze rivieren
Licht, licht naar het vergezicht,
blinkend zijn de rivieren
Wisselend spiegelend in hun stroom
huizen en schepen, brug en boom
en langs hun oevers opgericht,
biezen tusschen de wieren.
Snel, snel, eeuwig en spelf
wemelend gaan de rivieren
Flitsende, springende aan 't bazalt,
dansende met het pluis dat valt
uit het dlwendende hoog en schel
loover der populieren.
Sterk, sterk onder het zwerk,
zomersch zijn de rivieren
Droom'rige koeien staan aan hun rand
tusschen de kribben in 't oeverzand,
Weiland en hoeve en spits van de kerk
trekken ze langs in zwieren.
Koel, koel, donker en zwoel
zwellen de sombre rivieren
Vliegende regens kastijden hun grijs:
kraaien gaan over met laag gekrijsch,
En het onttakelde wilgengejoel
dreigt hen en staat te tieren.
Forsch, forsch, brekend en norsch,
woest zijn de groote rivieren
Ramm'len aan sluizen, rammelen de ka,
gees'len de aken en jouwen hen na;
stormen te pletter aan glooiing en tors,
die i>ast de bedding bestieren.
Zwart, zwart, hevig van hart
zwellen de booze rivieren.
Schuif'len op 't land en beklimmen den dijk,
bijten 't bazalt en verslinden het slijk,
tot ze al buld'rend, in 't zwerven verward,
sluipen om menschen en dieren.
Kil, kil, winterscli en stil,
wit zijn de goede rivieren
Sneeuw overdwarrelt hun glijdende baan,
Biezen verslieren of kleven weer aan.
Kalm, naar de rust van den hemel het wil,
rimplen zij door hun revieren.
Vrij, vrij, gaand' met het tij,
zóó als het God wil bestieren.
Maar in ons hart diep verlangen en strijd
naar de verlossende eeuwigheid,
dat wij zóó dragen de lasten als zij,
zwijgend en lichtde rivieren.
MART1EN BEVERSLUIS
126
N