ÖJHüvi HïöN^CHfË Monden van Cattaro, Ragusa en Spalato men het zilver loutert NU de oorlog rich ook tot Zuid-Slavië heeft uitgebreid ie de Adriatieche Zee en de Schilderachtige DaUnatijneche .kust eveneens praotisch tot krijgsgebieu' geworden, hetgeen ongetwijfeld door ieder ral worden betreurd- die de gelegenheid heeft go-had, een deel van deze streken te bezoeken. Hun getal is grooter, dan men wellicht ral vermoeo'en, want sinds onder Koning Alexander Karageorgewitsj het rijk van Serve*), Kroaten «n Slovenen werd gevormd, nu omstreeks g>en twintig jaar ge'eden, hebben de oude vermaarde Dalmat ische reehavens zich in het bijzonder op het aantrekken van vreemde lingen toegelegd. I)e noodzaak daartoe o'eed zich ook vrij scherp gevoelen- omdat hun handel ten- g'evolgo \an de veranderde politieke en econo- mifldie constellatie gevoelig geleden had, en zij hadden om te zien naar nieuwe bronnen van welvaart. Wij zullen niet licht vergeten hoe wij, enkele jaren terug, op e©n prachtlgon Meimorgen o'c Straat van Otranto binnenvoeren, aan b<»ord van een van die groole toeristenschepen, die speciaal zijn ingericht op het vervoer van vacantiegangers, de nomaden van den modernen tijd. Den vorigen avond hadden wij het eiland Korfoe verlaten, het welk voor de Grieksch Albaanache kust gelegen, als het ware de half openstaande poort tot deze zeestraat vormt. Wij hadden een overvloed van grauwe olijfboomen gezien en er gewande'a' in het ijle, fijne parfum van bloeiende sinaasappel» en citroenboomen. Doch tevens hadden wij ons er herinnerd, toen wij vanaf de hoogte van het Achilleion over de zee uitzagen, die er als een ongerepte azuren vloer was, onder een zuiver b'auwe lucht, dat de roerige Balkan ook tot hier s n invloed meermalen had uitgestrekt. Het ver slagen Servische leger uit den wereldoorlog van 19141918 bijvoorbeeld- was tenslotte op dit eiland teruggetrokken, en in latere jaren, toen een ItallAan6c)i-Albaneesche grenscommissie zeer on- heusch bejegend was, had zelfs de Daliaansche vloot hier strafoefening gehouden, door mioVlel van een bombardement vanuit zee In gewijzigde vormen herhaalt in onze dagen de zelfde historie zich. Ook nu is Korfoe reeds meer malen het doel ven militaire ondernemingen g«v .weest met name Picchiatelli, de Italiaansche duikbommenwerpers, hebban er reeds meerdere malen hun dood en verderf brengenden last over havens en schepen laten vallen. De Mono'en van Cattaro- dat was destijds, na het De Zuid-Slavische zeehaven Vranjic. (Foto archief). bezoek aan Korfoe, ons naaste reisdoe'; Toen de SC heffe boeg van ons schip in den vroegen morgen het ongelooflijk blauwe zeewater open sneed, zoodot het prachtig groen openviel en overkruifde, staken de vroolijke n'olfijnen hun rug vinnen op, en maakten, op ge'ijke hoogte mee- zwemmend met don vluggen stoomer- steeds op nieuw hun dolle duikelingen. Ongeëvenaarde zwemmers zijn het 1 Waar zij met een wenteling als van een obnker, ronddraaiend rad zidh onder water begeven, daar blijft een vluchtige schulm- kring nog even n ad rijven, doch ondertusschen kan men gemnkke'ijk, dicht onder het opper vlak, hun snel verder voortschieten volgen, en wip- daar breken zij reeds weder verderop met een nieuwen koenen sprong den spiegel I Hoog en bergachtig is o'e Dalmatijnsche kust, doch op zeker pu-nt varen wij daar recht op af, alsof de officieren op de commandobrug den koers bijster zijn. Zullen wij op het rotsmassief on» t« plotter loopen Maar daar blijkt dóe Lrot- écbe kust zich eensklaps te openen er is een doorvaart. Landinwaarts guat het wij stoomen als in een fjord, die met haar talrijke bochten telkens nieuwe panorama's vrij geeft. Op oen oever ontwaren wij, waar de vaarweg zich ver nauwt, oudsrwetsche militaire versterkingen, of wel oen vuurtoren- die voor de zeevarenden bij donker en ontij een betrouwbare baak mo«' vor men. Vlak langs den zoom van dit water, a's een binnenmeer, doch dat een veertig meter diep moet zijn. voert een rondgaano'e straatweg, op sommige gedeelten als uit den bergvoet uitgehou wen, zoo weinig ruimte is er. Er staan ook huis jes langs hier en daar klimmen zij in groepjes wat verder omhoogtoont een kerkje zijn pit tige torenspits. Vieechere, in een roeiboot- draaien haar verwondering gezien, dat haar moeder al kant en klaar was. „Bent U weer beter had ze gevraagd. „'t Gaat wel kind", had de moeder geantwoord. Verder was er niet gesproken. Nu zaten ze samen aan de ontbijttafel. „U ziet toch nog erg bleek", zei Prancine, terwijl Ze de thee in de kopjes goot. Mevrouw Holberg zag dat de 'handen van het jonge meisje beefden en dat ze donkere kringen ander haar oogon had. Stellig had het kind ook een slechten nacht gehad en nu moest het ergste nog komen. „Hiehmoet je nog de oorzaak van dot van gisteravond vertellenbegon ze moeilijk. „Moedertje Francirve, die alweer was gaan rit ten, vloog* opeens overeind en sloeg haar armen om haar moeder heen. „Stil maarik weet het allemaal al". „Weet jij dan „Hoe miserabel arm we opeens geworden zijn, door het verlies op dle nare effecten. Ja, ja, moedertje, praat er maar niet over als het je pijn doel. Gisteravond zie je, toen ik U zoo vond, lag d.e brief nog open op tafel enachteraf was het misschien niet goed van me, maar ik begreep dat U daarvan geschrokken was en toen móèat ik het wel lezen. Ben je ter bons om, schat te rik' „Ik. 3?" „Laat me dan even verder vertellen". Ze zat nu weer op haar oude plaatsje en speelde nerveus met het vingerdoek ringetje, dat z© om en om diraaide. „Toen U rustig sliep, ben ik ook moor naar bed gegaan en toen heb ik eorst heel dringend gebe den om uitkomst in onze moeilijkheid en wat o'enkt U Ik geloof dat ik die gevonden heb ook „Kindr „Ja, tenminste ah* U het goed vindt Ik heb al zoo vaak gedacht, wal doen we eigenlijk met «Ben rompslomp va<n dit groote huis. Daar kunnen w« nu prachtig op bezuinigen en niet eens op een nare manier. U weet toch wel Els Veerman, dio ook bij ons op kantoor is Nu die menschen wonen ook veel te groot, maar Ze kunnen niet anders, omdat het huis hun eigendom is en ze er geweldig op zouden verliezen als ze het nu verkochten. Het zijn reuze gezellige menechen en ze zouden er dolgraag wat van willen verhuren. Slaapkamer, zitkamer en gebruik van keuken ie voor one beidjes meer dan genoeg. Ik km het huis precies. U is er volkomen vrij en hel staat op een aardigen stand met een pracht uitzicht. De spulletjes, waar we aan gehecht - zijn, zetten we er neer en de reet bergen we daar op zolder. Er ik een kanjer van een zolder, zoo'n groote, ouderwet9che, U weet wel. Wat denkt U ervan 7" Een oogenblik zat o'e moeder sprakeloos. „Voelt U er wa/t voor of wilt U er eerst nog over denken?", vroeg Prancine nu een beetje weife- „Ikik ben zoo dankbaarstamelde 'le oude vrouw. „Da-n was het eoht gebedsvei flooring Moedertje", zei het meisje zachtjes. Opeens was het echter de oude Prancine weer. „Nee maar, kijk e«'iis op «le klok", riop ze. Inderhaast werkte ze haar laatste boterham naar binnen, dankte en stormde meteen do gang in. Met haar mantel over haar arrn kwam ze weer naar „We zullen het er vanmiddag nog wel verder over hebben", zei ze, 't blauwe mutsje met een coquette beweging schuin op «Ie blonde krollen drukkend. „Ik zal er straks meteen met Els over spieken" Kant en klaar ston«l ze nu. „Niet tobben hoor moedertje. Volgend jaar als ik odor m'n examen kona, dan weet je het, verdien Ik een fortuin bij de baas" riep ze n<* om het hoekje van de deur. Mevrouw Holberg glimlachte, door haar tranen heen. Toen ze de «leur in het slot boorde vallen, preveld m „Zoon kind 4ocb.... Fra<ncieut)e", een net op uit de waterdiepte, met daarin de zil verige sparteling van vtecben. Langzaam stoomen we door, tot we den verston, zich rondenden oever van deze Mon-den van Cat taro, of Kotor, zooa's het in het Zuid-Slavisch' heet, hebben bereikt. Dan draait het machtige zeeschip, heel behoedzaam het panorama on de stad jee en dorpen langs den oever draaien mee; heel de bonte, prachtige omgeving van steile bergen en rustieke nederzettingen zien we nog eenmaal in omgekeerrie volgorde o'an kiezen wl| weder het ruime sop. Een paar Zuid-Slavische militaire vliegtuigen wentelen met hellende draagvlakken vlak boven onze scheepsdekken, als verontruste watervogels, opgeschrikt van hun broedp'aats. Dit wa« het «enige teeken, dat wij er destijds van lx*peurdeiit o'at deze diep landwaarts insnijdende wateren een basis vormden voor de Zuid-Slavische ma rine en voor een deel van de luchtmacht van dezen nog jongen staat. De jongste legerberichten brachten ons deze tooneelen weder levendig voor den geest immers de Italiaansche 'uchtmacht heeft ook Kotor of Cattaro herhaaldelijk gebom- baro'«*erd. Dubrovnik- eertijds op zijn Italiaansch Ragusa genoemd, heeft eveneens al van het nieuwe wa pen-conflict le lijden gehad. Het was de vol gende étappe van onze reis 'angb de kusten van Dalmatië, Het bleek een ongemeen fraai en voor naam oud stadje te wezen, gelegen op een voor uitstekend rotsachtig deel van den Sergiusberg. Mio'deleeuwsche, hoogopetrevende stadsmuren ®-n torens omringen het op een min of meer grim mige manier, zooals oudtijds nu eenmaal te doen gebruikelijk was. In tegcnate'ling met dit bar- sche voorkomen is zijn klimaat, dat zoo heerlijk zacht ia, dat men in winter- en vroege voorjaars maanden er gaarne heentrekt als naar een Kurort. Ragusa doet ons- noorderlingen, voornaam en zeer gereserveerd aan, met zijn paleisachtige woonhuizen en openbare gebouwen, die geheel uit natuursteen zijn opgetrokkenja zelfs de p'aveiing o'er straten is samengevoegd uit zulke groote, zorgvuldig vlak gehouwen steenen, die wij in ons aan bergen zoo armcland slechts voor puien en stoepen zouden willen aanwenden. Drachtig gebeeldhouwde balcons sieren er de gevels der grauwe patriciërshuizen, die thans wellicht de rol van woonkazernes moeten ver vullen, want ook voor Ragtisa ligt de glorietijtf in het verre verleden. In de tweede he'ft van de vijftiende eeuw beleefde het immers zijn hoogsten bloei. Het was toen een stad van han«lel en zee vaart, een Venetië van kleiner afmetingen, doch dat desniettemin to oh een eigen staat was, mei zijn grooten raao' van edelen en zijn rector, die namen» dezen raad het dagelijksch bestuur in handen had. Dat het onder Venetiaansche be scherming en beïnvloeding heeft gestaan, daar van getuigen niet a'teen de oude kloeke huizen, die Palazzi uit de vermaarde Dogenetud gelijken, doch tevens het zeer fraaie en indrukwekkende Senatorenpaleis. Merkwaardig van bouw overi gens is deze stad, die haar straten parallel te-gen den borg heeft, aangebouwd,als terrasgewijze Tusschen a'eze straten ziet men de schamele dwairsstegen, die van niveau tot niveau met breedte trappen omhoog stijgen, en meer pittoresk dan comfortabe' om te bewonen moeten zijn. Enkele jaren geleden is op een van die hooggelegen dichtbevolkte woonbuurten eens een vliegtuig neergestort, dat daarbij in brand geraakte en zijn benzine als een bramleno'e vloed langs deze trap pen-stegen 'iet neeretroomen. Men kan begrijpen, dat dit een ontzettende vtiurzee en heel wat slachtoffers tengevolge heeft gehad, zoo men zich van deze stadswijken een voorstelling weet te vormen, en men houdt zijn hart vn#»t als men aan de afgrijselijke dingen denkt- oSe «Ie moderne luHhtoorlog nog over deze befaamde historische koopmansstad sal kunne*) brengen. Lxre. -„-g.nm r- n 3'^ s s-J aj vrtendi-lijken en pret-tigen indruk, al spraken wij hun taal niet. Zij gaven blijk ervan, niet tot een afg'eslolen milieu te behooren, want gaarne ston de zij de vreemdelingen, zoo a'eze zich tot hen richtten in ron mengelmoes van vreemde talen, zoo goed moge'ijk te woord. Men zag er overigens eon menigte van bonte snuisterijen-winkeltjes, die tot aan de puóen met koopwaren waren bijhan gen Montenegrijnsche platte petjes met kwast- kuitbroeken A la koning Nikita, geborduurde Jurken en blouses, van het soort, dat ook in W«wt- Europa zoo ruimschoots navolging heeft ge- vonalen. Ook van Split of Spalato hebben wij nog cenige reisherinneringen. Het is een van de belangrijkste Zuid-Slavische havensteden, met een ver'eden, dat tot den Romeinschen tijd terugreikt. Van de zeekade valt u dao'elijk een liooge, antieke muur in het oog- een kolossaal bouwsel, hecht op getrokken vari zware, verweerde steenblokken. Het vreemde van dezen muur is, dat hij overal doorbroken is met reeksen moderne woning- ramen, a'sof het nieuwe dwars door het oude nieuwsgierig naar buiten komt gluren, En inder- n'aad is het ook zoo, want op deze plek stichtte de beruchte Keizer Diocletianus, al te bekend uit de geschiedenis der eerste Christengemeenten, zich een afgelegen residentie- toen htj «le neiging had, zich van Rome en rijk in de eenzaamheid terug te trokken. De imperator stierf, zijn groot- sche bouwwerk geraakte in verval, en in later tijden zocht in a'eze ruines eon bevolking, die door dc Awaren uit haar stad Salonae was ver dreven. zich een toev'ucht. Dat had plaats om streeks het ja Ar 600 na Ghr. Zoo geraakte, wat er van den grootscdien Romejnschen bouw overig was- tot nieuw leven, en in den loop der tijden ontstond hier een wriemeling van nauwe, fan tastische straatjes, pleintjes en trapjes, waarin omstreeks 268 huisjes een plaats vonden. Men moet zich alt goed voorstellen een agglomeratie van woninkjes binnen een klassiek Romeineche ommuring, waarbij van al wat er aan muren en ander materiaal restte partij werd getrokken. Men denkt hier onwillekeurig aan het verhaal van den dooden leeuw, in welks lichaam de bijen hun woning hadden gemaakt Langs de kade van Spalato, waar men over het blauwe water van de Adriatische Zee uitziet- liggen kleine vaartuigen, die fruit en vruchten van overzee hebben aangevoerd. Zij hebben ,alle de achterstevens togen den wal en doen dnnrbij als marktkramen dienst. Zoo verrichten de huis moeders vaai boord naar boord hun inkoopon Onder wijd uitgespreio'e zonnezeilen zien wij o.a. de geweldige wijnvaten aaneengerijd, Dc koop man legt een slang in het spongat, zuigt er met den mond aan, houdt Pr dan de kan onder, die ó'e koopster hem aanreikt, en rood als robijnen loopt het vurige wijnsap daarin over Op een pleintje is markt. Bont staan de uitstal lingen in het open helle licht bont zijn ook <1® menschen van buiten, die hier koop en verkoop drijven, met hun fraaie hoofddoeken, hun plotte lage schoenen, hun rijke borduunse'. Ginds is een open deur, en togen een der posten staat geleund een gewela'ig braadspit, met daar aan gespietst het gebraden aolitenstuk van het een of ander klein slachtdier. Mooi bruin geroost ie dit ontzaglijk stuk vleesch- waaraan men nog twee poolen gewaar wordt. De herbergier maakt op deze eenvoudige manier reclame: deze spijs kunt u eten, als u binnentreedt over de koe'e, noode tegelvloer, in a'eze gelagkamer, laag van verdieping, die een zware balkenzolder heeft etn die ómtieimiheid van gedempter licht. Alle interieurs lijken hier- in dit heete voorjuar, wonderen van schaduw en koelheid. Langs heel deze kust, van plaats tot plaats, be merkt ge zoo twee atngen, namelijk het oer- eJgene, dat deze bevolking van Da'mMië heeft bewaard, eu den vreemden invloed- die zich als een vernis in Italiaaunsche namen aan het uiterlijk van steden en dingen heeft gehecht. Want hier wandelt en vaart men langs de scheiakngslijn van twee werelden, de Latijneche, die ou«ie rechtten en inv'oedcn beeft, cn de oor- .."ITTANT Gij hebt oijs beproefd o God, Gij V hebt ons g louterd, gelijk men het zilver loutert", zingt de K«-rk bij monde van den ge weien dichter. En deze beeldspraak herinnert- ons, schreef Prof. Jonker in zijn mooie boekje „Voor donker© da gen", dat het !ij«len waarmee God tot ons komt, niet van dien aard is, flat het slechts den buiten kant van ons leven raakt. Er zijn nog altijd menschen die zich schijnen vóór te stellen, dat ware godsvrucht een schat van aardschen voorspoed medebrengt, dat de bekoe- ring mag worden opgevat als een middel oin aan allerlei moeilijkheden te ontkomen en dat de geloovigen veel minder hebben te worstelen dan de anderen. Onnoozele waan 1 Voor zijn gemak behoeft voorwaar 1 niemand Ihristen te worden. Een paar zoete, laksclie huismiddeltjes zijn niet voldoende om ons van onze diep ingewortelde krankheden te genezen. Aan een enkelen -/.achten tik met de roede hebben we niet genoeg om echte gehoorzaamheid te lecren. Gelijk het stuk zilver erts, dat daar ligt op de werktafel van den affi- neur zoo zijn wij. Niet, let wel, niet als 't kunstig gevormde voor werp van edel metaal, ginds op de pronktafel, afgewerkt, en gepolijst, maar nu toevallig een weinig bezoedeld, en een oogenblik later wan neer men er maar een paar keer over heen wrijft, weer zoo helder glanzend, dat ge u er aan spie gelen kunt. Neen, maar als dat stuk zilvererts, een mengelklomp, waarin edele en onedele be- slamldcelen zóó met elkander vereenigd zijn dat men een kennereoog noodig heeft, om de waarde er van te kunnen onderscheiden. Nu moet er een zuivering plaats hebben. En hoe Schaven Slijpen Pletten? Hameren?Geen ander middel dan de smeltkroes. En 't baat niet, of daar on-der dien knoes al een weinig vuur ligt te smeulen. Hitte is er noodig, vreeselijke hitte, gloei-hitte. En eerst wanneer die hitte tot duizend graden Ctelcius is geklommen, dan eerst bogint het metaal te konten in dien vloeibaren toestand, waarin het konten moet om van de onedele en onreine bestanddeelen gezuiverd te worden. En droom dus niet, mijn Christen, dat gij er met wal kleine moeilijkheden en wat kleine teleur stellingen komen zult. Vlei u niet met de ge- darhle, dat een weinig uitwendig leed, waardoor uw ziel toch eigenlijk niet getroffen wordt, vol doende zou zijn om u geschikt te maken voor het Koninkrijk Gods. Schrik niet, wanneer ge in 't vuur moet. Schrik niet, wanneer God zelf, uw God, uw eigen God, u In het vuur werpt. Schrik niet, wanneer Hij 't vuur 'Ier beproeving zóó fel opstookt, dat gij 't gevoel hebt van te zullen be zwijken. Niet „aan" uw wezen kleeft de zonde. „In" uw wezen diep in uw wezen schuilt de on gerechtigheid. Ze moet er uitgesmolten worden door d© gloeihitte der béproeving. En onder den invloed van die gloeihitte moet uw wezen zoo worden verzacht en verteederd, dat gij het on reine loslaat, waaraan gij anders, o zoo vast ver bonden zoudt blijven. Ga*molten en niet verteerd. Gelijk men het zilver loutert We behoeven er due jok niet op te rekenen, dat hot bij een enkele beproeving blijft. Immer d« metanlscheider heeft zijn deel nog niet bereikt, wanneer hij het onzuivere erts een enkele maal in den smeltkroes wierp. De bewerking moet tel kens en telkens worden herhaald. Soms zelfs wordt het vloeibaar géworden metaal van den eenen kroes in den anderen overgegoten, om ter- spronkelijike, Slavische, die daarond eruit op nieuw te voorschijn groeit, ondanks politieke en economische, dat is uiterlijke lotswisseling. Eens Ie meer brandt en smeult hier de oorloge- fakkel, en richt 'oeg ebroken geweld verwoes tingen aan. Het is o'e oude menschelijke tra- giédde, dóe de vraag doet rijzen of er geen voor uitgang of menschelijke ontplooiing mogelijk is zdmtfer begeleiden ó'e smarten Het fraai gelegen Spalato, uitvoer- haven van wqnen en cement (Foto archief). stond aan een feller vuur te worden blootge steld. En liet reinigingsproces eindigt niet, voor* dat de hoogst mogelijke graad van zuiverheid is bereikt En dan verbaren wc ons nog, wanneer in ana leven de ecne Jobstijding op de andere Jobstij ding, de eene teleurstelling op de andere teleur stelling volgt. En dan koesteren we nog wel der dwazen jvensch om nu ook eens een tijdlang zonder .kruis onzen weg „e mogen reizen, niet be grijpende, dat daarin het verlangen ligt opgeslo. ten gedurende dien tijd van Gods barmhartigheid verstoken te blijven. En dan verbeelden we oat nog, dat voortgang in de heiligmaking tot ver mindering \an smart zou kunnen leiden, terwijl we toch moesten begrijpen, dat God Zich juis* door dien voortgang den weg baant om ons een des te zwaarder kruis op te leggen, d.w.z. om ons des te grooter genade te bewijzen. O, dat dwaze hart O, dat onwillige hart Ge lijk men het zilver loutert. Geen bange vergissing! Geen doellooze peiniging Geen noodeloozc fol- Loutering, loutering, loutering dat is het wat God bedoelt met elke smart. Die Hij Zijn kin deren aandoet. Onze rivieren Licht, licht naar het vergezicht, blinkend zijn de rivieren Wisselend spiegelend in hun stroom huizen en schepen, brug en boom en langs hun oevers opgericht, biezen tusschen de wieren. Snel, snel, eeuwig en spelf wemelend gaan de rivieren Flitsende, springende aan 't bazalt, dansende met het pluis dat valt uit het dlwendende hoog en schel loover der populieren. Sterk, sterk onder het zwerk, zomersch zijn de rivieren Droom'rige koeien staan aan hun rand tusschen de kribben in 't oeverzand, Weiland en hoeve en spits van de kerk trekken ze langs in zwieren. Koel, koel, donker en zwoel zwellen de sombre rivieren Vliegende regens kastijden hun grijs: kraaien gaan over met laag gekrijsch, En het onttakelde wilgengejoel dreigt hen en staat te tieren. Forsch, forsch, brekend en norsch, woest zijn de groote rivieren Ramm'len aan sluizen, rammelen de ka, gees'len de aken en jouwen hen na; stormen te pletter aan glooiing en tors, die i>ast de bedding bestieren. Zwart, zwart, hevig van hart zwellen de booze rivieren. Schuif'len op 't land en beklimmen den dijk, bijten 't bazalt en verslinden het slijk, tot ze al buld'rend, in 't zwerven verward, sluipen om menschen en dieren. Kil, kil, winterscli en stil, wit zijn de goede rivieren Sneeuw overdwarrelt hun glijdende baan, Biezen verslieren of kleven weer aan. Kalm, naar de rust van den hemel het wil, rimplen zij door hun revieren. Vrij, vrij, gaand' met het tij, zóó als het God wil bestieren. Maar in ons hart diep verlangen en strijd naar de verlossende eeuwigheid, dat wij zóó dragen de lasten als zij, zwijgend en lichtde rivieren. MART1EN BEVERSLUIS 126 N

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12