1
1!
1 Itllt
1
J
r
.-n vtwiwam
1 li burg -
hoe het groeide
Postzegelruilbeurs
£22-*1
Ouer «fen profetischen blik. Het vraag
stuk van het einde der tijden.
DE moeilijke tijden, waarin de menschheid
opnieuw verkeert, brengen ook thans weer,
gelijk zoo dikwijls van tevoren in het verloop
der historie, de neiging mede, om zich in de toe
komst en haar geheimen te verdiepen. Elk pleegt
zulks te doen naar eigen aard en aanleg. Een
econoom bijvoorbeeld zal zich op deze proble
men anders instellen, dan een militair of een
psycholoog, hoewel zij toch dezen karaktertrek
gemeenschappelijk hebben, dat zij uit de hun
bekende gegevens zullen pogen een lijn te pro
jecteeren, die in de richting van de naaste m o-
gelijkheden wijst. Schept men zijn kracht en
vertrouwen uit een godsdienstige overtuiging, dan
zal men trachten vanuit religieus standpunt
zijn houding en verwachting tot de toekomstige
dingen te bepalen, en wie zich tevens wcnscht
te stellen op den bodem der Schrift kan daarbij
een leijjsnoer vinden in de Bijbelsche profetieën
van oude'r en jonger datum. De Fransche Roomsch-
Katholieke auteur Jean du Plessis, die
veertig jaar lang zich met deze moeilijke materie
heeft bezig gehouden, schreef daarover een be
langwekkend boek, hetwelk onder den titel „Het
einde der tijden", met een voorwoord van Pater
H. de Greeve, bij de Uitgeverij De Toorts
N.V. te Heemstede onlangs opnieuw het licht
heeft gezien. Naar aanleiding van dit geschrift
kan het van nut zijn, hier eens de vraag naar
den aard van den prof -tischen blik te stellen,
om vervolgens op enkele beschouwingen van
dezen schrijver nader in te gaan.
Er is op de wereld, dit zij tot goed verstand voor
op gesteld, de mogelijkheid van tweeërlei waar
neming, en deze is naar haar wezen evenzoo ver
schillend als zon en maan, of als dag en nacht.
Allereerst is er het soort waarneming, dat aan
alle menschen, wat haar methode betreft, ge
meen is, namelijk die door middel van de zin
tuigen en van het de indrukken ordenend en
samenvattend verstand. Deze waarneming heeft
een richting, namelijk zij gaat van buiten naar
binnen. Een eenvoudig voorbeeld moge dit
verduidelijken. Wanneer ik een kast zie, dan
zeggen mijn oogen mij dingen als de afmetin
gen daarvan, de materie, waaruit zij is samenge
steld, en den toestand, waarin d^-e materie ver
keert, of zy bijvoorbeeld al of niet van verf is
voorzien, enz., enz Mijn overige zintuigen vullen
deze waarnemingen aan, en uit dit zintuigelijk
beeld, dat uiterlijk is, dring ik door middel van
miin overleg verder voort, door mij bijvoorbeeld
af te vragen, voor welk doel deze kast kan zijn
gemaakt, of hoe oud zij wel kan wezen. Zoo
vormt zich dus eveneens een innerlijk beeld, doch
hoe meer zich dit innerlijk beeld verfijnt en ver
diept, hoe meer persoonlijk het daarbij tevens
wordt; hoe meer den k-beelden ik mij omtrent
het onderwerp vorm, hoe ruimer de kans, dat
Illustratie van den omslag.
Dit, wat de waarneming betreft, die van buiten
naar binnen werkt. Nu is er echter ook een
soort van waarneming, die aan de hier beschre
vene precies tegenovergesteld is, omdat zij een
tegenovergestelde richting volgt, namelijk van
binnen naar buiten. Zij vindt haar uitgangs
punt niet in de uiterlijke zintuigen, dus in het
lichamelijke deel van ons wezen, doch in ons
innerlijk deel, welken naam men daaraan dan
ook wil geven. Het komt hier niet zoozeer op
termen of op woorden aan; men kan, zoo men
wil, spreken van de ziel, den geest, of van het
hart, waaruit de uitgangen des levens zijn. De
Heilige Schrift noemt in dit verband o.a. voor
spellende droomen, gezichten, openbaringen, alte-
maal zaken, die uit God kunnen voortkomen, en
via het innerlijk bestaan van den mensch haar
weg naar buiten zoeken. Zij raken dien mensch
derhalve allereerst in zyn diepste wezen,
in een deel van zyn wezen, waarvoor men nau
welijks een naam kan vinden, werken van
daaruit in op zijn innerlijke functies, zijn gevoel
of zyn intelligentie, en zoeken van daaruit als
tastend zich een baan te breken binnen de sfeer
van het bewuste, om tenslotte het gebied te
raken, waar begrippen en vormen zijn, en ook
het woord zich kan laten gelden.
De moeilijkheid is, zulk een gewaarwording voor
anderen verstaanbaar te vertolken. Deze moei
lijkheid zou onoverkoombaar zyn, zoo hier niet
een vormgevende kracht spontane tusschen-
komst verleende, vermoedelijk diezelfde kracht,
die aan den droomer en aan den dichter het
symbool verschaft, zonder dat dezen daarnaar
zouden zich hebben bekeerd", raakte hij niet meer
Met zijn moeder sprak hij vaak over Margo. Ze
merkte wel, dat hij van dat meisje nog hield.
„Misschien ben ik te zelfgenoegzaam geweest,
Rein. Ik heb vergeten, dat Margo zoo heel anders
opgevoed is. Breng haar dan maar eens hier. La
ten we bidden, of we haar den weg mogen wijzen
en of jij nu sterk blijven mag".
Margo weigerde echter, om naar de hoeve te
gaan.
Zoo ging de winter voorbij. Ruigroks gang werd
gebogen, zijn haar werd ook wit.
Op een Zondag zat hij met zijn zoons weer in de
kerk. „Indien zij dit aan het groene hout doen,
wat zal aan het dorre geschieden?" was de tekst.
Reinier was dien dag opmerkelijk stil. Hij dacht
met berouw aan zijn afdwalingen. Ook aan Margo,
van wie hij nog hield. Maar hij wist ook, dat hij
beslister zou moeten kiezen. Want hij had nu het
Kruis weer gezien.
De bus, die op houtgas nu reed, bracht hem die
week naar de stad. Ze bekoorde hem nu niet zoo
machtig als vroeger.
„Groot Voorjaarsbal" en „A.s. Zaterdag groot
dansfeest", las hy op groote plakkaten. Nu hui
verde hij. Als de Heiland hier was, zou Hij ook
©ver déze stad moeten weenen en tot haar zeggen:
„Och, of gij nog heden bekendet wat tot uw vrede
Margo was voor uitgaan gekleed en heel lief.
„Die saaie winter is gelukkig voorbij. We hebben
heel wat scha in te halen, Reinier", zei Margo. Ze
stelde een programma al op. Maar Reinier viel
haar ook ditmaal niet bij. Hij pleitte om, samen
met haar, een ander leven te beginnen.
Margo fronste haar voorhoofd.
„Nee Rein, ik kan niet. Ik heb over jou en alles
gedacht, we mdeten scheiden, als jij zoo ernstig
wilt zyn."
„Margo, zie jij dan Gods oordeelen niet vroeg.
not*
Rein bedroefd. Hy bleef nog wat pleiten, maar
Margo hield haar standpunt vast.
„Ga nu voor de laatste maal nog met my mee",
zei ze, ongewoon zacht. Hy wilde eerste niet, maar
de hoop, dat zy veranderen zou, leefde nog in zijn
hart. Rein weigerde echter, om met haar te
dansen. Tegen een muur geleund keek hij naar
de draaiende paren. Zijn hart werd om al die
menschen bewogen, want nu wist hy het weer dat
Gods heiligheid geen zonde verdroeg. Daarom
was Christus op Goeden Vrijdag gestorven.
Toen Margo even vrij was, wenkte Rein haar.
„Margo, ik moet weg. Maar ik houd nog van je
en zal voor je bidden...."
„Ik zal je missen, maar misschien niet zoolang,
't Is beter zoo, dan dat je my later elk plezier
zoudt vergallen", zei ze, een beetje aangedaan nu.
Toen Rein naar huis ging, was de laatste bus
reeds vertrokken. Onder een donkeren hemel liep.
hij. vol gedachten, naar de hoeve terug. Hy had
leed om Margo, die het verderf niet wilde ont
vluchten.
Halverwege de hoeve zag hy het laaien van een
rossigen gloed. Een boerderij stond in brand. Er
was reeds met blusschen begonnen. Ook Reinier
bood zijn hulp aan Er werd nog wat huisraad
naar buiten gesleept.
„Zijn er nog menschen in huis vroeg Reinier.
„Nee, tot hun geluk waren ze allemaal uit."
„Hoe is het gekomen
„Bominslag", zei de ander en werkte verder.
Een koe loeide angstig.
Klagend huilde een kind.
Rein dacht aan Margo en de stad, waar het
feesten nog voortging, en aan het waarschuwende
woord van den Heiland: „Indien zij dan dit aan
het groene hout doen, wat zal aan het dorre
geschieden
„Heere, red toch Margo en erbarm U nog over de
wereld", fluisterde hy.
met hun bewuste verstand behoeven te zoeken.
Die beeldende kracht, die aan ons allen ingebo
ren is, is niet bij allen in gelijke mate aanwezig.
Waar het den dichter betreft, bepaalt zij voor
een aanzienlijk deel den omvang van zijn talent,
en mag men haar wellicht vangen onder het
woord intuïtie; waar zy betrekking heeft op den
goddel ijken ziener, den profeet, komt hier als
vanzelf de naam inspiratie naar voren, hoewel,
het zy hier nogmaals gezegd, woorden en
termen nauwelijks toereikend mogen heeten.
Waar wij, menschen van den dag, reeds zóó
groote moeite kunnen ondervinden, om, uitgaan
de van zintuigelijke waarnemingen, die ons allen
in hoofdzaak gemeen zijn, tot een gedachtenbeeld
te komen, dat scherp van omtrekken is, en dit
beeld, door middel van onze armelijke woorden,
als fotografisch in den geest van onzen mede-
mensch- over te brengen, daar kunnen wij er iets
van gaan beseffen, hoe uiterst zwaar de opdracht
is van den ziener, die den zuiver tegenoverge-
stelden weg van waarneming en verwording
volgt, om met ons allen, gewone menschen, in een
voor elk verstaanbare taal te spreken. Het God
delijke licht, dat door genade in zijn wezen valt
en daar gewaarwordingen, gevoelens of hoe wij
het ook noemen mogen, opwekt, moet naar bui
ten tot vormen worden, die wy alle kunnen
herkennen.
Du Plessis wijst in zijn studie over „Het einde
der tijden" dan ook aanstonds op een verschijn
sel, dat het voor velen zoo uiterst lastig maakt,
de schijnbaar zoo verwarde en verwarrende mede-
deelingen der profeten te verstaan. Zij beschrij
ven allen, ieder in eigen tijd, de „weeën", die
moeten plaats hebben, totdat de „Stad Gods"
geboren zal zijn.
„Al bestaan voor hen de „weeën", aldus de
auteur, in de eerste plaats uit de belegering
van Jerusalem en de verwoesting van den tem
pel, voor Sint Paulus beteekenen zij het einde
der wereld; voor Micheas (Micha noemen wij
hem) de Babylonische gevangenschap; voor Daniël
de regeering van Antiochus; voor Isaïas (Jesaja)
alles, wat samenhangt met de geboorte van het
Heil".
"Wil dit zeggen, dat deze profetieën onnauwkeurig
en met elkander in tegenspraak zijn Wy zyn
overtuigd van juist het tegendeel. De gebeurte
nissen, hier door Du Plessis globaal opgesomd,
hadden voor de zieners, die ze voorspelden, een
overeenkomstigen dieperen inhoud; zij sloegen,
zouden wy willen zeggen, in hun innerlijk den
zelfden toon aan, en gelijk wij, in gewone men-
schentaal, meerdere woorden kunnen aantreffen
met een nauwverwanten, of geheel gelijken in
houd, zoo kwamen de profeten, op den weg naar
de veruiterlijking van het wezenlijk doorleefde,
tot voorstellingsvormen van eveneens zeer na
Verwanten inhoud.
Het is met deze dingen ongeveer als met de ver
houding van begrippen- en symbolentaal. Een
begrip heeft slechts één inhoud, die duidelijk om
grensd kan worden; het symbool kan een veel
heid van begrippen omvatten, ieder voor zich be
langrijk en waardevol. Hier gaan wy iets besef
fen van het woord, dat het geestelijke niet anders
dan geestelijk kan worden onderscheiden, en dat
de bekende uitdrukking „verlichte oogen des
verstands" nog iets geheel anders wil zeggen dan
eenvoudig een verstand, dat wat scherper is dan
een ander, doch in wezen overigens gelijk. Het
„verlichte" verstand heeft namelijk, zij het van
verre, deel aan hetzelfde licht, dat de zieners
en de profeten verlichtte. Alleen daardoor kan
het ook deel hebben aan de boodschap, die door
Goddelijke inwerking tot de menschheid komt,
en welke zonder dit licht duister lijkt te wezen.
We kunnen, binnen het kader van deze bespre
king, op deze dingen, die van essentieel belang
Ik bert 't
OP Vrijdag 28 Februari j.l. werd te Tilburg
geboren Maria Gertruda Antonia van Gooi.
Door de geboorte van dit kind bereikte Tilburg
de 100.000 inwoners.
Voor luidruchtig feestbetoon is 't nu zeker geen
tyd, maar toch is deze belangrijke gebeurtenis
niet ongemerkt voorbij gegaan. Met medewerking
van het gemeentebestuur werd door Drukkerij
Henri Bergmans N.V., Langestraat 35 te Tilburg,
een herinneringsboekje uitgegeven onder den
titel „Tilburg, hoe het groeide", 't Werd geschre
ven door den heer A. J. A. C. van Delft, van wie
reeds meerdere uitgaven over Tilburg verschenen;
de Tilburgsche illustrator Frans Mandos voorzag
't boekje van mooie teekeningen.
Dit kleine, goed uitgevoerde werkje geeft vele
historische bijzonderheden, die niet alleen de in
woners van Tilburg interesseeren.
Tilburg is een der oudste nederzettingen van ons
land. Tilburg was de naam gedragen door twee
kasteelen, welke daar reeds stonden in 't begin
der achtste eeuw. In de onmiddellijke nabijheid
van deze kasteelen hebben kapellen gestaan, wel
ke de gedachten leiden naar Willibrord, die in
onze lage landen het Christendom predikte.
In een giftbrief van 20 Juni 711 schonk Engel-
bertus aan Willibrordus ten behoeve van het
klooster Echternach „den vicus de Alphen". Toen
kreeg de „zeer beminde bisschop" elf hutten met
de slaven en het vee. Als plaats van handeling
wordt in dezen giftbrief genoemd „Tilliburgis",
de oudste naam waaronder Tilburg bekend is.
Ook is er nog een oude kapel, de Hasseltsche
kapel, die tot op heden voor roomsch-katholieken
een bekend bedevaartoord is gebleven. Ze staat
op een kwartier afstand van de plaats, waar eens
h» t kasteel West-Tilburg stond, dat in 1581 door
Staatsehe troepen in den krijg tegen Spanje inge
nomen en vernield werd.
De heer Van D^lft geeft in zyn boei.ji ook nog
bijzonderheden omtrent andere kasteelen, die
Vrn«.OAr_in^nUfeo-«
Het is niet waar, ofschoon het wordt heweerd}
dat Jezus is gekruisigd door de Joden,
en dat alleen Zijn jongeren van Hem vloden.
Het is niet waarofschoon het wordt beweerd.
Gij weet wel beter, Heer, gelijk ook Kevins
[dichtte
't en zijn de Joden nietWij zijn het, die aan
tv -
vergeef ons deze schuldvoor morgen en voor
[nu
den doodden dood en wéér den dood
[verrichten.
Niet zij, maar wij staan aan dit misdrijf
[schuldig
wij nemen onophoudelijk de wijk,
en wij loochenen dagelijks en menigvuldig
ons burgerschap van 't komend Koyiinkrijk,
en bidden dan nog: dat Uw liefde ons blijk',
en: maak ons aan Uw beeld gelijk.
En ook en dat het meest o Jezus, weer
[geduldig.
BERT BAKKER
Nieuwe uitgiften
Van onderstaande nieuw verschenen zegels kun
nen wy weer enkele series leveren, zoolang de
voorraad strekt. Na storting op postrekening 194240
van het bij elke serie vermelde bedrag, vermeer
derd met de porto, volgt franco toezending.
Bulgarije
30 ct, oranje, voorstellende de byenteelt en
honingwinning. (Prijs 6 cent).
Frankrijk
Twee toeslagzegels in de waarden
1 franc plus 2 franc toeslag grijsbrui
2'/2 franc plus 7>/2 iranc toeslag blauw.
(Prijs f 1.15).
1 franc roodbruin. Mistral. Fransch dichter (1830-
1914). (Prijs fO.10).
Weldadigheidszegel 2,50 plus 0,50, toeslag ten bate
van de kankerbestrijding. (Prijs f0.30).
Diverse opdrukken
30 op 35 cent. groen.
50 op 55 cent. violet.
50 op 65 cent. blauw.
50 op 75 cent. olyf.
50 op 80 cent oranje.
>0 op 90 cent. blauw.
I fr. op 1,50 blauw.
I fr. op 2,25 ultramarijn.
I fr. op 2,50 groen.
Priis van «erie f0 55).
neraai Gouvernement
eslag-serie in de waarden
plus 8 groschen grijsgroen,
plus 16 groschen karmijn,
plus 30 groschen bruinlila.
plus 50 groschen ultramarijn,
•ijs fl.ïfif.
109