net waarschuwingslicht
Hoe de avonden goed te
besteden?
DE huiskamer ia tegenwoordig in alle eer
hersteld en als dos avonds de lamp brandt
en ietier om de tafel zit, opdat zoodoende gas
en elcctriciteit worden gespaard, dan lijkt het er
gezelliger, dan het er ooit geweest is. Geen won
der, dat er bij zulke gelegenheden vraag is naar
bezigheid, naar een spelletje of zoo, naar de mo
gelijkheid om eens iet« te knutselen, het liefst
met weinig moeite en vooral ook met niet teveel
kosten. Op zulke momenten zijn wij er wel hoel
ver vandaan om het kleine te verachten. Want
dan zien wij, welk een genot er kan steken in al
lerlei werkjes, welke wij vroeg'er feitelijk zonder
belangstelling voorbij gingen. In onzen tijd" lie
ren wij dit alles tenminste meer waardeeren.
Als er naar het een of ander vraag is, dan komt
er ook wel een bevredigend aanbod, gesteld a'at
dit door de omstandigheden mogelijk is. En dat
het wenschelijk en ook mogelijk was, dat er een
goede handleiding verscheen over de wijze, waar
op wij de avonden nuttig kunnen besteden, is
iets, wat wij allen wel eens hebben opgemerkt.
Eigenlijk is het een tikkeltje beschamend, dat wij
zoo weinig originaliteit in ons kunnen ontdekken
de goede uitzonderingen daargelaten natuur
lijk dat wij vaak bij anderen te rade moeten
gaan om van hem advies te bekomen over en in
zulke kwesties. Welnu, dit advies is er thans in
een heel aardig boek, dat onder den sprekenden
titel van „Knutselboek" het licht zag. Het is ge
schreven door een zekere Cornelia R. Trowbridge
en voor Nederland bewerkt door A. de Leeuw.
Kurt Wiese en A. de Leeuw zorgden verder voor
aardige illustratis. Het bock kwam uit bij de
N.V. Hollandia Drukkerij te Baarn.
Zoo'n boek is natuurlijk in de ccnate plaats ge
schikt voor onze zieken. Het valt voor. een moe
der dikwijls niet mee om het zieke jongetje of
meisje in bed te moeten houden en haar kinderen
voor landerigheid te bewaren of ook om,hen eens
geestelijk wat op te frisschen. Welnu, zij kunnen
hier terecht, en zeker zullen volwaseen zieken
er ook wel enkele uren van gezellig tijdverdrijf
in vinden.
Wat staat er dan zooal in dit boek Wij zullen
het in het kort vertellen. In de eerste plaats wordt
in enkele bladzijden het nut van handenarbeid
uiteengezet. Wij laten nog al eens graag iets over
aan allerlei vaklui, en dat is goed, want dezo
menschen moeten ervan leven. Maar er zijn van
die karweitjes, welke wij zelf heel gemakkelijk
kunnen doen en bijvoorbeeld ook moeten doen
wanneer des avonds laat ons in ons huis iets
overkomt. Gesteld dat plotseling het gordijn van
de verduistering naar beneden komtdan heeft
men de keu3 tusschen in het donker 1 lijven zit
ten en maar heel vroeg naar bed gaan èn zelf
even de schade te verhelpen. Maar dan moet men
ook de handen uit de mouwen kunnen steken.
Werkelijk, de vrouwen zijn wel eens te benijden
die een man hebben met het vermogen op dit
groote terrein „zijn mannetje" te staan.
I)it dus over het nut van den handenarbeid 1 En
dan gaan we zelf aan het werk. Wat doen we
zooal met een stuk touw Men kan het bezigen
om pakjes bijeen te binden. Maar hoeveel knopen
kunt u leggen Dit boek leert ons welk een ver-
scheidunheid hier bestaat. Verderwat doen wo
met een stuk papier Weet U wat U zooal met
geringe moeite uit oen stuk papier kunt knip
pen en vouwen? Alweer: dit boek leert het IL
Voorts worden wij onderwezen in de geheimen
van den leerarbeid, hoe we een portefeuille van
leer k#inen maken, wat wij met klei kunnen
doen, aardige bijzonderheden over breien en ha
ken, over naaien, weven, en ook over bloemcn-
schikken. Een poosje geleden hebben wij hier
iels verteld van het bloemen schikken, zooals
dit in Japan met veel overleg wordt beoefend.
Het „Knutselboek" brengt deze kunst in eigen
huis.
Van den overigen inhoud noemen wij bijzonder
heden over „tuinieren voor het venster", ovor
o'e wijze, waarop wij met heel geringe middelen
muziek kunnen maken, dan tal van woordspel
letjes en andere raadsels, verschillende grappige
denkbeelden en invallen, en ook meer nuttigo
dingen, zooals het antwoord op de vraag hoe
men het zich in bed gemakkelijk maakt, hoe
men bezoekers moet ontvangen, en meer i-n dezen
trant.
Dit is nu eens een boek, dat men niet achter
elkaar moet uitlezen. Daarvoor is het niet ge.
schikt en zoo veirvalt men van den eenen indruk
in a'en anderen. Neen, men moet het hebben
staan op een gemakkelijke bereikbare plaats,
zoodat men men hot steeds bij de haind' iheeft en
het telkens kan pakken, wanneer men iets wil
weten of ook wanneer men zichverveelt,
En dat het er bijzonder toe dienen kan om de
kinderen aan het werk <te zetten, hebben wij
reed» gezegd.
Het vraagstuk van de besteding van den vrijen
tijd is een vraagstuk, dat de laatste jaren sterk
van zich heeft doen spreken. De Christen en do
Christin zullen met dit probleem misschien niet
zoo spoedig worstelen, omdat er op het breede ter
rein van kerk en vereenigingsloven altijd wel iets
ito doen valt. Maar or kunnen oogenblikken zijn,
waarop men iets tor vonpoozing zoekt, en dan
zal men in dit boek veel geschikte denkbeelden
vinden.
Stampotwintertijd 1941
Geef aan uw stamppot van witto- of
savoyekool de noodige zorg' I
Drie manieren om de voedingswaarde
ervan te verhoogen.
Martine Wittop Koning schrijft ons
Meer dan anders vormt dezen tijd ao stamppot
een gewaardeerd gerechtimmers, afgezien van
de smakelijkheid, brengt dit eenpansgerecht ons
ook het voordeel van een zuinig brandstoffen-
g'ebruik.
Maar óók meer dan ooit zullen dezen tijd ons
best doen om onzen stamppot op te voeren tot
een mate van voedzaamheid, waaraan we vroe
ger ternauwernood dachten. Het komt er n.I. op
't oogenbiik op aan, dat we andere vroeger
voor ons doodgewone I toevoegsels als worst
en vlcesch vervangen door voedingsmiddelen,
die daarmee in waarde ongeveer gelijk staan
en die de kosten van den maaltijd niet te veel
verhoogen.
Bij den kool-stamppot gaat dat hoel gemakke
lijk; zelfs kunnen we op verschillende wijzen het
ontbrekende eiwit er in aanvullen-
Ten eerste is dit mogelijk door een gedeelte van
de hoeveelheid, aardappelen te vervangen door
boonen witte boonen passen er het best bij,
maar ook bruine boonen, die een voel langeren
kooktijd vragen dan de kool en de aardappelen,
afzonderlijk gaar, of wat veel voordocliger is
in brandstof verbruik we bestemmen voor
onzen stamppot een hoeveelheid boonen, die we
van een vorigen maaltijd hebben overgehouden
en die dus op hetzelfde vuur zijn gaar geworden
met do boonen van den vorigen dag.
Aan één ding moeten we nu nog denken, flJL
dat we voor dezen stamppot ook wat melk ge
bruiken daardoor komt het eiwit uit de boonen
veel boter tot zijn recht. Vóór het döorcenstam-
pen dus, gieten we wat melk in de pan.
En dan nog iets, wat minder de voedingswaarde
dan wel de smakelijkheid betreftwe stampen
de boonen niet mee fijn, maar we roeren ze op
'4 laatst losjes door de gestampte kool met aard
appelen, zóó, dat ze goed héél blijven, om warm
to worden, dan nog even in den stamppot op
't vuur.
Een tweede middel om de eiwitwaarde te ver
hoogen is taptomelkpoedcr. Voegen we daarvan
vóór het stampen per persoon V2 ons (1 klein
theekopje), mooi glad aangemengd met wat wa
ter, bij de kokende aardappelen en kool, dan
stijgt de voedingswaarde van ons gerecht even
veel alsof we er 1 ons vlcesch in hadden mee-
gekjokt
Het derde middel bestaat uit toevoeging van
ons geraspte kaas per persoon; ook daardoor
vervangen wc de waarde van 1 ons vleesch- Is
het de bedoeling, dat de kaassmaak niet naar
voren komt, dan kiezen we jonge kaasver
langen wo daarentegen juist naar iets pittigs*
(wat juist bij witte kool uitstekend past I) dan
valt onze keus op belegen of zelfs op oude kaas.
Een algemeen recept voor den stamppot Iaat ik
hier volgen het kan naar willekeur gebruikt
worden voor al de bovengenoemde gevallen, met
dien verstande, dat voor don stamppot met boo
nen de hoeveelheid aardappelen van 1% kg*
verminderd tot 1 kg.
VOEDZAME STAMPPOT VAN WITTE.
OF SAVOYEKOOL (4 personen).
1 y2 kg. aardappelen, kg. (1% pond)
witte- of Savoyekool, 60 gr. (3 afgestre
ken eetlepels) boter of vet, 4 dl- (4 kleine
theekopjes) melk, wat zout
ter verbetering van de voedingswaarde:
I. 200 gr. (2 ons) witte of bruine boonen»
in gekookten toestand 400 gr wegende
(of 5 kleine theekopje» vol); de aard
appelen worden in dit geval tot 1 kg,
verminderd
II. 100 gr. (1 ons of 2 kleine theekopjes)
taptemelkpoeder;
III. 100 gr (1 ons) geraspte of gemalen
1 kaas. ir
Leg onder in de pan do schoongeboende (niet
geöèhilde),' gcwasschen, in parten gesneden
aardappelen met een bodempje kokend water, en
wat zout (niet veelleg daarop de fijngesnip
perde of grofg'eraspte kool, laat beide samen
vlug aan de kook komen en ma^k ze, dan op
oen zacht vuur gaar en tegelijk dróóg (ongeveer
P/2 uur). Giet er de melk bij, breng die vlug
«an do kook en stamp de groente en de aard
appelen met het vet door eikaar-
Meng er voor I losjes de gare boonen door,
Giet voor II het aangemengde melkpoeder te
gelijk met do melk in de pan.
Roer voor III de geraspte kaa» door het gerecht
en laat ze mee even warm worden.
Twee pakhuizen, gelegen „Onder de Boompjes" te Hoorn, welke dateeren uit den tijd van
de Vereenigde Oost-Indische Compagnieworden onder leiding van den Rijksgebouwendienst
en met gelden uit het Werkfonds gerestaureerd. (Foto Pax-Holland).
.78
door Annie Vreeland
HET huisje van Bouk Berkhof stond aan een
vaart. Aan de overzijde lag land. Ook 's
zomers zagen de Berkhofs de zon vaak aan de
kimme verrijzen. Er werd in hun woning vroeg
reveille geblazen.
Bouk was vrachtrijder. Hij vervoerde met paard
en wagen voor de boeren melk naar de fabrie
ken, hooi en stroo naar schelven en schuren,
mest, bieten en pulp reed hij ook.
Gilles, zijn oudste zoon, werkte in een naburig
dorp in 't boerenbedrijf. Teun, de jongste, was
ziekelijk. Vijftien jaar was hij nu, de school had
hij vaak moeten verzuimen, 's Zomers lag hij in
't voortuintje onder de linde. Hij keek naar den
horizon en naar het land, naar de vaart en den
weg langs het huis.
Met de gangen der dorpelingen werd Teun ver
trouwd. Hij was de vraagbaak voor hen die niet
'wisten, waar zij een vriend of familielid, een weg-
geloopen kind moesten zoeken. Menigeen maakte
even een praatje met Teun, dat gaf aan zijn dagen
wat inhoud. Als het erg warm was, kreeg hij
nog al eens een ijsje. Dan hing er ook een groot
sloop karnemelk voor hangop uit te lekken. Ze
aten die, als zijn vader ook thuis was, met be
schuiten en suiker.
Teun lette ook op, dat er geen losgebroken kippen
konden ontvluchten. Hij riep ahooi naar de
schippers, die met ijzeren schuitjes grind en zand
naar een cementfabriek brachten. Zijn moeder
deed dan de kamers en kookte het eten, of voor
het achterhuis stond zij te wasschen. Als zij „de
beenen ging voelen", kwam zij bij Teun en vertel
de hij de nieuwste nieuwtjes aan haar. Die twee
konden het best samen vinden. De dokter had
wel gezegd, dat Teun eens een poosje naar een
sanatorium moest. Maar dit wilde Teun niet en
zijn moeder was er ook al niet voor. Teun lag
hier 's zomers zoo heerlijk onder de linde. Hij
dronk melk, zooveel hij maar op kon, room bracht
Bouk van de boeren ook wel eens mee. Versche
eieren lagen er eiken dag genoeg in het nest-
hok en 't fruit was goedkoop.
's Zomers knapte Teun gewoonlijk wat op. Hij
kreeg meer kleur op zijn vollere wangen, maar
ook dan kwamen er dagen, dat hij zelfs buiten
naar lucht lag te happen. Vlijmende pijnen door
woelden zijn gemartelde borst. Naar 't alcoofje,
waar Teun reeds zooveel strijd had gestreden,
werd hij dan gedragen. Daar, in 't halfdonker, dat
alleen zijn moedér met hem mocht deelen, hield
Teun zich niet langer groot. Hij kermde en
kreunde, tranen rolden over zijn wangen.
„Moe, 't geeft toch alles niks. 'k Word nooit zoo
sterk en groot als onze Gilles", klaagde hij dan.
,,'t Hoeft ook niet, jongen. Als wij je nog maar
wat bij ons mogen houden, al moest ik je eiken
dag van 't bed naar den stoel dragen, Teun", zei
zijn moeder.
Ze warmde flanellen doeken voor Teun. Die
vouwde ze over zijn borst. Ze liet hem iets drin
ken en troostend zei ze „Er zit weer ander weer
in de lucht en jij, die zoo gevoelig als een weer-
huisje bent, wordt dit natuurlijk weer in je
lichaam gewaar".
Zijn moeder vreesde het sanatorium ook. Daar
om durfde zy 't bijna niet aan den dokter te zeg
gen, hoe hevig de pijn weer geweest was. Als de
lucht helder blauw en 't windje weer luw was
werd het met Teun ook meestal wat beter. Maar
een zorgenkind bleef hij steeds. Hij was zoo heel
anders dan Gilles. Die was zelden, ziek en had
krachten voor twee. Z'n boer was best over zyn
arbeid tevreden.
Nu kwam er een winter, die velen later nog om
zijn -strengheid zou heugen. Steenen dik werd
ook het ijs in de vaart. De baan werd druk be
reden, want het was een mooie tocht langs het
land. Baanvegers kregen druk werk. Hier en daar
konden de rijders aan tentjes met warme
dranken zich laven.
Teun verdroeg de kou beter dan zijn ouders ver
wachtten. Op een bank voor het raam keek hij
naar de rijders, die even ten groet naar hem
wuifden. Hij lette ook op de snorrende kachel,
riep met heesche stem naar zyn moeder als de
vuurgloed ging dooven. Gilles was nu niet by den
boer, maar ook in dienst. Als hij weer een ver
lofpasje had, kwam hij op de schaatsen naar huis.
Bouk spande de aftandsche knol voor de slede.
Ook als baanveger trachtte hij een boterham te
verdienen. Werk was hem zelden teveel, maar
hij was stil van aard. Er waren wel dorpelingen,
die hem bespotten.
„Bouk zit altijd te bidden", zeiden zy, als zij hem
in een blauw kiel met de kar zagen ryden.
„Hij staat er expres vroeg voor op. 'k Heb 'em
eens om half vier 's morgens al op de knieën
gezien", had Bart de Roode lachend in een kroeg
je verteld. De waarheid was, dat Bouk toen in
drie nachten niet had geslapen. Zelfs de dokter
had toen gevreesd, dat Teun den morgen niet
meer zou halen. Maar in dien derden nacht was
er een omkeer ten goede gekomen. Daarvoor had
Bouk moeten danken. Maar van het waken over
vermoeid had hem de slaap overmeesterd.
Bart, die in 't voorbijgaan door de open gordijnen
gluurde, had Bouk geknield maar knikkebollend
voor den stoel gezien. Hij had er in den kroeg
braaf den gek mee gestoken. Eerst veel later
had ook Bouk hiervan gehoord.
Nu had hij weer veel, om over te denken. Hoe het
zou gaan, als deze strenge winter voorby was, of
de vijandelijke legers dan met elkaar slaags zou
den raken. Bouk dacht ook veel over Gilles. Dan
merkte hij 't bijna niet dat een ijzige sneeuw
jacht om zijn ooren verstoof. Even buiten het
dorp, in de ruime schuren en stallen van boer
Tenboven, waren ook soldaten gelegerd. Ze ble
ven er langer, dan de boer had verwacht. Bouk
had er een groote vuurpot gebracht. Als hy voor
tij kwam en de snert in groote ketels te prutte
len stond, kreeg hij er ook een paar kommen van.
Meestal schoten er voor zyn rossinant dan een
paar wortelen over. In de warme stallen daverde
's avonds dikwijls de lach. De legerpaarden deden
zich aan de ruiven in den bijstal tegoed.
„Hoelang zal dit nog duren vroeg ook Bouk
zich vaak af.
Hij liep naast de nu lichte slede en werd wit
als het landschap. In de huisjes, die hy passeerde,
werd hout gehakt en in kachels gepord. Bouk
spande den knol uit
In den stal een verbouwde schuur, gaf hij het
beest armen vol voer. Bouk was maar blij, dat de
regeering zijn knol niet eens wilde hebben. Ze
hadden al zooveel jaren samen de vrachten ver
voerd, om zyn rossinant wat te sparen reed Bouk
nu soms liever tweemaal over een vracht.
Hy liep naar zijn huis. In den smallen gang
stond zijn vrouw een briefkaart te lezen.
„Van Gilles. Hy komt deze week weer niet naar
huis", zei ze bedrukt
Ook Bouk las de briefkaart
Met schitterende oogen tuurde Teun voor het
raam naar de vlokken. Er was in die dwarreljacht
iets opwindends. Soms was het, of Teun van de
bank getild en door die sneeuwjacht zou meege
voerd worden
Nog was het winter, maar niet meer zoo streng,
't IJs bleef nog sterk, ook in de vaart. Maar er
werd niet met zoo veel animo meer geschaatst.
De dorpelingen gingen de lasten en 't ongerief
sterker dan de lusten van dezen winter gevoelen.
Enkele visschers hadden ook in de vaart bijten
gehakt maar slechts doode en bedwelmde visch in
hun manden geschept.
Bouk reed met de krattenwagen door 't dorp, toen
boer Tenboven hem wenkte. Bouk remde het
paard, maar de boer gebaarde, dat Bouk kon blij
ven zitten. Trotsch was de boer niet en Bouk zat
zoo hoog, het was een heele klim naar den grond.
„Zeg Bouk, de soldaten zwaaien straks af. En er
liggen nog een paar vrachten mest in den stal.
Kun jij die vanmiddag naar den mestput vervoe
ren Nog vandaag laat ik in de stallen aan de
groote schoonmaak beginnen."
Bouk keek bedenkelijk.
„Een paar vrachten mesten brandstoffen
moet ik ook nog vervoeren. Enwe verwachten
Gilles vanavond."
„Nou, zoover is 't niet van den stal naar den
put
„Nee,, maar de knol komt op den gladden grond
zoo vlug niet vooruit, al staat hij op scherp".
„Ja, als je liever hebt, dat 'k een ander vraag,
Bouk", zei de boer, nu wat geprikkeld.
„Nee, nee, boer, ik knap het wel op", zei Bouk
haastiger. Hy had al van zijn aarzelen spijt.
Tenboven had hem reeds heel wat vrachtjes ge
gund. En de boerin was voor Teun ook zoo
best.
„Boer, zeg maar, hoe laat ik terecht kan", zei
Bouk nog.
„Zoo tegen twee uur."
„Ik hoop er te zijn, boer," zei Bouk. Hy bracht
een hand naar de zwart-wollen-muts en in een
matig* tempo stapte de knol verder. Maar nu
klapte de zweep af en toe door de lucht. Bouk
wou presentabel zijn, als Gilles er was. En kolen
gruis en mest lieten hun sporen natuurlijk
achter
Het werd dien dag hard werken voor Bouk en
den knol. Maar ze hadden enkele meevallertjes
ook. Voor 't paard bleef er een zak wortelen
achter, voor Bouk een reuzen-kommiesbrood. In
den donker reed Bouk naar huis. Hij deed het
werk in den stal en bemerkte daar een lekkage.
Op 't dak moest Bouk gegolfde platen over een
paar zwakke plekken gaan leggen, 't Was al lang
zeven uur, toen hij zich in 't bijkeukentje schoon-
poetsen ging. Maar vóór half tien zou Gilles waar
schijnlijk niet thuis zijn.
Bij de kachel las Teun een boek. Vanavond mocht
hij ook later naar bed. Ze smulden van het kom
miesbrood en Bouk vertelde wat hy dien dag had
„En nou krijgen ze my vanavond niet meer uit 't
huis."
Bouk nestelde zich in den leunstoel. Hij had z'n
voeten in pantoffels gestoken, stopte een pijpje
en nam de krant Een kopje koffie als Gilles er
was, dat had Bouk naar zyn meening vandaag wel
verdiend.
Teun was het, die Bouks rust plotseling stoorde.
„Vader, staan er bij de bijt in de vaart waar-
schuwingslichten
„Niet dat ik weet, Teun", antwoordde Bouk.
„Dan moeten ze er nog worden gezet, 't Zou best
oeft* vriinrs weer ae schaatsen naar
huis komt Hij weet niks van het wak en hij
moet er juist langs. En 't is er zoo donker", zei
Teun.
„Gilles komt vanavond natuurlijk met het lokaal
tje", zei Bouk weerstrevend. Hij wilde fuet zoo,
want hij had geen lust om eerst naar den stal en
naar de vaart dan te gaan. Maar Teuns oogen
werden groot van de angst ,die hem opeens had
gegrepen.
„Er zijn in den stal toch nog roode lantaarns. Toe
vader, haal U ze nou. Als Gilles nou net eens.
zei hij weer smeekend.
Driftig friemelde Bouk aan de krant. Dat jong
had goed praten, dat lag een heelen dag op zyn
rug. Maar Bouks botten waren nog pijnlijk en
styf van het bukken. En natuurlijk kreeg Teun
nu nog hulp van zijn moeder. Natuurlijk móést
Bouk nu die lantaarns wel halen. Want als Gilles
eens.dan zou Bouk zyn moordenaar zijn.
Onwillig nog rees hy op.
De lantaarns, die bij een opgebroken weg eens
dienst gedaan haddèn, hingen in den stal onder
't stof. De knol had zich lui op het stroo uitge
strekt, brommend liep Bouk met de lantaarns naar
huis. Hij moest nog wat prutsen, eer de vlam de
roode glaasjes verlichtte. Aan de gedachte, dat
Gilles met de lokaal komen zou, hield Bouk koppig
nog vast. Maar by het wak, waar de wind koud
door hem heen sneed, zag Bouk, hoe gevaarlijk de
bijt voor een onwetenden rijder zou zyn. Hij
plaatste rechts en links een lantaarn, was nu
boos op de visschers, die dit hadden verzuimd.
Een hevige angst greep ook hem eensklaps aan.
Als Gilles nu eens, zooals het wel eerder gebeurd
was, een paar uur vroeger afgezwaaid was? Als
hyin de donkere diepteal eens was ver
dwenen
Bouk zag opeens, dat het ijs aan de kanten wat
was gebrokkeld. Net, alsof iemand vruchteloos
naar een laatste houvast had gegrepen, 't Zweet
brak Bouk uit, ondanks de koude. Een torenklok
sloeg. Half tien moest dit zyn. Bouk richtte zich
op.
„Ik moet naar huis. Gilles kan nu elk oogenbiik
komenals er tenminste niet teveel vertraging
met de lokaal is", mompelde hij. Bouk klemde
zich aan die gedachte nu vast. De lichten wierpen
aan weerskanten van 't wak een fantastische
gloed op het ijs.
Een kwartiertje later zat Bouk weer by de snor
rende kachel. Zijn pijpje doofde, maar Bouk be
merkte het niet. Ook de krant had nu zijn onver
deelde belangstelling niet. Pruttelend bleef de
koffie warm op een lichtje. Teun wilde nog niet
naar bed. Evenals Bouk lette hij op 't lichtste
geluid op de krakende sneeuw. Om tien uur, half
elf was Gilles er nog niet .Buiten bleef het zoo
stil, steeds harder tikte de klok. Bouk zag de ge
zellige kamer niet meer, hy staarde maar in dat
wak. Ongedurig liep hij heen en weer naar de
deur. De kou drong van buiten in 't huis, maar
Bouk was daarvoor nu ongevoelig. Had Gilles,
door niemand gezien, met den dood reeds ge
worsteld
„Nee, Heere, dat niet I" riep het in Bouk. Hij liep
om het huis de bijkeuken in. Daar knielde hij
neer, zooals in den nacht, toen Bart de Roode
hem had gezien. En nu bad hij voor Gilles, bad
of zijn zoon nog behouden thuiskomen mocht.
Wat rustiger kwam Bouk in de kamer terug.
„De lokaal is al binnen. Ik heb de fluit pas ge
hoord, vader", zei Teun.
„Zoo", zei Bouk moeilijk.
„De lokaal is voorbyook over tijden dit
was de laatste," hamerde het in zijn gedachten.
„Bouk, wat denk jij er van Zou 't verlof weer
niet doorgegaan zijn vroeg zyn vrouw, even
eens angstig.
,,'k Weet het niet. Er stond over nieuwe spannin
gen niks in de krant. Maar Teun moet naar bed.
Kijk eens, wat wit ziet die jongen
„Ik kan tóch niet slapen", zei Teun, moeilijk zijn
slaap en moeheid bedwingend. Hij was van hen
allen het rustigst Dat de bijt nu belicht was,
stemde Teun kalmer. Er konden natuurlijk wel
méér wakken zijn. Maar daar was de ka niet
zoo donker.
„Gilles komt nog wel, hoor. En op de schaatsen,
dat zult U zien. Misschien heeft ie eerst een paar
baantjes met een meisje gereden. Hij had het de
vorige maal telkens over een Aagje", zei Teun.
Hij had, voor zyn leeftijd wat ouwelijk, omdat hij
zoo weinig met jongens van zijn jaren omging,
uit Gilles praten en glimlach zijn conclusies ge
trokken. Nog maar kort geleden had Teun op 't
ijs ook zóóveel zwierende paartjes gezien. Ook,
hoe het afscheidnemen telkens gerekt werd.
Gilles kon nog best komendat stond voor
Teun vast. En eensklaps kraakte buiten de
sneeuw. Iemand floot lustig een deuntjeDat
's Gilles, vader riep Teun.
Bouk rukte reeds aan de deur. Ja, daar stond
Gilles, gezond en warm, tintelend en rood van het
rijden. Schaatsen bengelden over zijn schouder.
„Hallo.... hadden jullie me nog wel verwacht?"
vroeg hij in de kamer.
„Verwachtja, maar we wisten in 't laatst niet
meer wat te denken...."
Juffrouw Berkhofs stem beefde. Zoo sterk en
groot stond Gilles onder de balkenen zoo
minnetjes lag Teun in zijn stoel. Toch had hun
hart nu ook voor dien sterken jongen gebeefd.
De slaap was nu uit Teuns oogen verdreven.
„Ben je toch op de schaatsen gekomen Ik eel
het al. Gilles", zei Teun.
„Ik dacht, dat je de lokaal nemen zou", zei Bouk,
„Nee, die rijdt nu zoo ongeregeld", zei Gilles.
75