Bestand De Fuchsia „II II*;- pieer, omaai „zij zenere re&iuenen oiuic tnen voor dertien stuyvers uytgaf en bevonden werden niet boven de helft waardig te zijn, waar bij het Lant stont groote schade te lijden; ook •loeg men halve Millerezen, welker waarden ook veel te ligt bevonden werden; sodat de Heeren Staaten over deze zaak aan de stad Gorinchem quamen te schrijven en hem ter verantwoording te roepen en ten laatste het munten strengelijk verboden." De Staten van Holland schreven 20 Oct. 1583 in hun „Resolutiën", dat Zijne Excellentie „geen consent die van Gorinchem gegeven hadde, om eenige Munt aldaar op te rechten" en dat zij „ge- ordonneert hebben te schrijven aan dc Burge- meesteren en Regeerders van Gorinchem, dat also eenige zaken met hen luyden hadden te com municeren, aangaande de Munt, die aldaar opge recht zoude zijn, dat zijluyden niet nalaten eenige uwt den haare te committeren ,die met den Munt meester hen op Zaterdag toekomende alhier laten vinden, om de Staten van alles goede onderrigtin- ge te doerr, teneynde voorts in de zake geproce- deert mag worden. Verder werd den Gorkummers bevolen niet ver der te munten of munten uit te geven, alvorens de zaak nader zou zijn onderzocht. De „Festoenen op den naam van Don Antonio, Koning van Poortugaal .waren gemunt door een xekeren Hendrik Velthuyzen, daartoe aangezocht doer den ambassadeur van den Portugeeschen Koning. De munten hadden belangrijk minder waarde, dan „den Daalder, die in Holland geslagen" werd. Geen wonder, dat de Staten ook mede daarom het noodig oordeelden „daartegen te doen voor zien", „aleer de voorsz. Landen van zulke Fes toenen vervult, en de andere goede Munt daarin geconverteerd worde, tot groote veragteringe van de negotie, daaraan 't welvaren der voorsz. Lan den is gelegen". Zij zouden niet dulden „dat eenige verdere Munt binnen Gorinchem op naam van Zijn Majesteyt als vooren zal geslagen worden, of verder uytge- geven worden" en dat alleen „binnen Dordrecht ©p de Munt zal worden geslagen". EEN kamerplant, die na «enigen tijd „uit d« „mode" te zijn geweest thans weer meer en meer gezien wordt ia de fuchsia. Ze verdient het ten volle weer in eere te komen, want met haar heldere bloemkelken, rood met crème of rood mei blauw in verschillende nuances en vormen la ze wel bijzonder decoratief. De rijke en lange bloei doet haar te\ena zeer begeerenswaardig zijn ale aanvulling \an onze vensterbanken. Jui6l een goede plaats voor ze, die vensterbank, want ze heeft graag licht, veel licht. Maar felle zon deugt toch ook weer niet voor ze. Daar moet wej op gelet worden. De meest ideale plaats voor de fuchsia is een koele kamer of serre met veel licht, waar de felle zon getemperd wordt. In den zomer doet ze het buiten ook heel goed, zelfs beter dan in de kamer, en het doet er niet veel toe waar ze bui ten staat, in een perk of op een balcon of zelfs buiten in de vensterbank. Maar bij droog weer moet de pot voor uitdrogen beschermd worden. Dit kan men doen door wat turfmolm ©r op en zoo mogelijk er om te strooien. De plant is nj. bang voor droogte en daarom is het ook noodig, dat er geregeld gegoten wordt en dat ze wekelijks eens flink afgespoten wordt. Zoo nu en dan doet men door het giert water wat vloeimest. Niet al te vaak, en niet te sterk, hoor want dan krijgt men een geil gewas zonder veel bloemen en met van onderen afvallende bladeren. Als men de plant niet in de kamer wil laten ©verwinteren, dan kan men dc pot ook in den kelder plaatsen of in een koele kast. Men dient er echter wel voor te zorgen, dat de aarde nooit geheel uitdroogt. In kelder of kast zal de plant wel de bladeren verliezen, doch in het voorjaar komen die wel weer terug, zoodra ze in de warmte komen. Vóórdat men ze warmer zet kan men de takken wat inkorten. Als de groei weer begint is ook het tijdstip ge komen, dat men nieuwe aarde geeft. Deze mag wel tamelijk zwaar zijn, en bestaan uit een meng sel van bladgrond, klei en oude, verteerde meet. Neem nooit een te kleinen pot voor de fuchsia. Een liefhebberij van velen Is het zelf planten te kwecken van slekjes. Dat gaat bij de fuchsia heel goed. Men snijdt mot een scherp mes jonge scheut jes van een centimeter of 5 lengte, en steke deze in zandige aarde, dus niet in de gewone pot aarde. Plaats er een omgekeerd drinkglas over, de lucht om het stekje moet vochtig blijven cn wacht af tot de groei begint. Is dit het geval «•Vm zet men het jonge plantje in de voor fuch sia's bestemde potaarde. Om het 6pichtig op groeien te voorkomen knijpt men de top er uit. Hierdoor zal het plantje gedwongen worden zij scheuten te maken. Het komt nogal eens voor, «lat reeds spoedig na het stekken er bloemknoppen ie voorschijn komen. Daar het tot bloei laten komen hiervan het plantje zou verzwakken nijpen We deze er uit. Maurits doet het Fransche plan, ons land te maken tot wingewest van Frankrijk, mislukken IN 1933 deelde de firma J. M. Meulenhoff mede, dat Dr S. P. Haak te Arnhem bezig was aan het schrijven van een monografie over Prins Maurits, welke zou verschijnen in de bekende „Historische Bibliotheek" onder redactie van Prof. Brugmans. Dr Haak heeft wel een beknopte karakteristiek van leven en beteekenis van dezen Stadhouder geschreven, doch aan het uitgeven van een volledig standaardwerk, gelijk in zijn voornemen lag, is hij niet toegekomen. Zijn leeraarstaak nam teveel tijd in beslag en midden in het voorbereidende werk heeft de dood hem overvallen. Dr J. C. H. de Pater deelt in zijn studie „Maurits en Oldenbarnevelt in den strijd om het Twaalf jarig Bestand" verschenen in de Patria- serie (uitgave van P. N. van Kampen te A'dam, 1940) mee, dat hij in Dr Haaks papieren nog slechts brokstukken aangetroffen heeft met groo te hiaten „hetzij doordat er gedeelten zijn verlo ren gegaan, hetzij doordat hij ze nog niet defini tief had bewerkt." Wij verheugen ons er over, dat Dr de Pater in zekeren zin het werk van Dr Haak heeft overge nomen en zij het dan ook niet ten aanzien van een volledige monografie dan toch in betrekking tot een zeer gewichtige periode uit Maurits' leven tot voltooiing heeft geleid. Er zyn verschillende oorzaken, die het moeilik maken, om op de geschiedenis van de totstand koming van het Bestand tusschen de Zeven Pro vinciën en Spanje een juisten kyk te hebben. De voornaamste is wel deze, dat onze staatslie den in zoo sterke mate onder invloed stonden van het buitenland, met name van Frankrijk. De rol die koning Hendrik IV van Frankrijk in deze episode onzer historie heeft gespeeld en waarop veeltijds onvoldoende nadruk valt, is zéér groot geweest. Het is niet geheel onjuist indien men den Franschen koning de promotor noemt van het Bestand. Dat dit mogelijk was, volgde vooral uit de finan- cieele toestanden, gelijk men die destijds be schouwde. De oorlog werd gevoerd mede door middel van groote subsidies van Frankrijk. Het stopzetten daarvan was een schrkbeeld voor dei Hollandsche regenten. Men meende in gemoede, dat men zelf de geldmiddelen voor een voort gezette strijd niet bijeen zou kunnen brengen 1 Het was de oude fout, waartegen Willem van Oranje heel zijn leven had moeten strijden en waarover menige bittere brief zijn pen is ont vloeid: de gierigheid der regenten, als het betrof het op de been houden van een behoorlijke weer macht. Hoe uiterst gevaarlijk het leunen op Frankrijk was, blijkt uit het geschrift van Dr de Pater op duidelijke wijze. Hendrik IV steunde onzen op stand tegen Spanje. Maar waarlijk niet uit mede lijden! Behalve het motief: ondermijning van de Spaansche wereldmacht, dus een gevaarlijken Hendrik IV, koning van Frankrijk, die streef- de naar de souvereiniteit over de Nederlandsche gewesten Pierre Jeannin, de geslepen Fransche diplo maat, die voor de Fransche belangen in Nederland ijverde. buurman minder, had de Fransche koning het vertrouwen, dat het geld, in Nederland belegd, er met woeker zou uitkomen. M.a.w. „Heimelijk leefde bij hem de hoop, die hij tegenover zijn naaste medewerkers ook onomwonden uitsprak, dat hij in een of anderen vorm de souvereiniteit over de Nederlanden zou verwerven." De groote activiteit van Hendrik's diplomatie en het inzetten van zijn invloed in dien tijd, ook in betrekking tot het sluiten van het Twaalfjarig Bestand, moet worden verklaard uit zijn bedoe ling, de Nederlanden te maken tot een win gewest van Frankrijk, gelijk het er voortijds een geweest was van Spanje. In 1606 stuurt Hendrik IV onzen gezant te Parijs, van Aerssen, naar Den Haag om te onderzoeken of de Staten bereid waren, hem de souvereiniteit op te dragen en of ze den Katholieken vrijheid van godsdienst wilden garandeeren. Dit was in Maart. De gedachte werd afgewimpeld. Maar wel schijnt ze Oldenbarnevelt niet te hebben losgela ten. Want in September moet de Advocaat van der Lande hebben verklaard, dat de onhoudbaar heid der financieele positie van de Republiek eischte het aanbod der souvereiniteit aan een vreemd vorst, waarmee hij kwalijk iemand anders op het oog kon hebben dan Hendrik IV. Dat men weinig geneigdheid aan den dag legde, om in Hendrik's voorstellen te treden, was ook een gevolg van diens gedachte om de „Crijch van religiën" te wijzigen tot „een crijch van Staet", dat beteekent dus, dat de strijd voortaan niet meer zou zijn een godsdienstoorlog, maar een politieke oorlog. Men bedenke: Hendrik IV was Katholiek Het waren vooral Maurits en de Calvinisten, die tegen deze gedachte fel in oppositie kwamen. Zij zouden het ook zijn, die tenslotte ook een hard- nekkigen strijd zouden voeren tegen het afsluiten van een wapenstilstandsverdrag, waartoe van Spaansche zijde pogingen werden aangewend. Intuïtief gevoelden velen, dat de nadeelen van een wapenstilstand voor de ZevenProvinciën de mogelijke voordeden verre zouden overtreffen. In verschillende pamfletten gaven zy uiting aan de vrees, dat het uitgeputte Spanje er de kracht door zou verkrijgen tot een nieuwe, felle strijcL Bovendien wantrouwde men de Spaansche belof ten en wie fcou hen eventueel dwingen, woord te houden Bovenal echter: het ging om de religie; de vrij heid van belijden, die men zelf in zoo harde strijd had gewonnen, wilde men tot geen prijs aan de Katholieken in Holland en Zeeland toestaan, omdat men beducht was voor „eenighen brandt van - oneenicheijt in onse landen", welke er door gesticht zou kunnen worden. Aan een pamflettist wordt door Dr de Pater het woord verleend, om te betoogen, dat men tot nog toe had gevoerd, „een oprechte oorloghe" en dat men nu niet mocht sluiten „een valschen en quaden, bedriechlijcken peijs" vrede). Dr de Pater had ook kunnen herinneren aan dien Calvinistischen dichter bij uitnemendheid, die zoo fel het tijdsgebeuren heeft meegeleefd, Revius, en zijn waarschuwing kunnen releveeren, die hij gal in het gedicht „Bestant": tb v,i :;aadslagingen on '.r 't Bestand te 's-Gravenha- ge, naar een kopergravure van S. de Vries. (Foto „Stichting van Stolk, Rot terdam"). „Den oorloch veertich jaer int wilde ons dee loopen, Nu doet den treves ons 't lant van beloften open, Daer ons de Spangiaert deijt beloften sondcr maet, Beloften sonder gront, beloften sonder dact, En wou dat wy ons selfs met siel en lyf verhoften Voor een geschildert lant van ydele beloften." Maar: de hooge zaken van Staat worden nu een maal niet beslist door pamflettisten en dichters en predikanten, doch door staatslieden en vorsten. En zoo zien wij dan, dat Maurits eigenlijk nolens volens deel moet nemen aan diplomatieke onder handelingen en pijnlijk ervaren moet, dat hy tenslotte al zyn overwinningen ten spyt niet meer is dan de eerste dienaar der Staten. Eerlijkheid gebiedt in het oog te vatten, dat het ijveren van den Stadhouder tegen een Bestand niet uitsluitend toegeschreven mag worden aan een helder inzicht in de strategische en politieke nadeelen, die er voor ons het gevolg van zouden kunnen zyn. Maurits was krijgsman van professie, het oor logvoeren was zijn beroep geworden en hij had getoond, het te verstaan. Wat moest hy in vredes tijd Een groot staatsman als zijn vader was hy niet, al zijn diplomatiek inzicht en handigheid hem niet vreemd. Maar vooral: welke positie zou men hem na het sluiten van vrede geven Financieel, maar voor al staatkundig Indien „een eerlijke vrede" kon worden gesloten, zouden alle persoonlijke en dynastieke bezwaren by Maurits zonder twijfel weggevallen zijn, doch daar was men nog niet aan toe. Vrede sluiten op de voorwaarden, die ieder Nederlander wensch- te, volkomen eigen baas in huis, voor zoover het den godsdienst betrof en behoud van de gewel dige commerciëele voordeelen die een vrije han del op Indië ons leverde, daartoe waren de Aartshertogen van Spanje niet genegen. Daarom was er in Maurits' gedachten ook geen plaats voor een Bestand, dat immers het bereiken van dit eenige doel van den oorlog met minstens een dozijn jaren zou verschuiven. In den slryd om het Bestand vormden zich lang zamerhand twee partijen Maurits met de Calvi nisten, vooral de Zuidnederlandsche, bijna geheel Zeeland en de handelskringen in Holland. Inder daad een talrijke en machtige groep Daartegen over kwamen dan te staan Johan van Oldenbarne- veld en allen, die meenden, dat de oorlogslasten niet langer te dragen waren. Theun de Vries heeft zich in zijn monografie over Oldenbarnevelt opgeworpen als pleitbezorger voor den Advocaat, waar het diens rol t.a.v. het Be stand betreft. De houding van Maurits en Willem Lodewijk daarentegen ondervindt bij hem ernstige afkeuring, de Stadhouder zou, volgens De Vries, hebben getoond „de verbeten jalouzie van een op zij geschovene, wien alle wapens welkom zijn". Indien Dr de Pater's boekje één ding leert is het, dat deze kijk uiterst eenzijdig is. Terwijl b.v. Oldenbarnevelt van Hendrik II geld heeft aangenomen als belooning voor de goede diensten, welke hij aan de Fransche politiek heeft bewezen, heeft de Stadhouder perti nent geweigerd, zich voor het wagentje van den Franschen koning te laten spannen, ook al kon hij daarmee voor zich verkrijgen, wat de Hol landsche kooplieden hem eigener beweging nim mer hadden of willen geven de souvereiniteit over deze landen. „In deze eeuw van corruptie leefde onder de diplomaten de voorstelling, dat ook de hoogst geplaatsten voor geld of eerbewijzen te koop waren, als men den prijs maar hoog genoeg stelde. Jeaunin (de Fransche gezant) had op gemerkt, dat Maurits nog gevoeliger was voor wat zijn aanzien en autoriteit raakte dan voor geldelijk voordeel en hij bouwde hierop de stille hoop, dat hij zyn meester langs dezen weg toch nog dc zoo vurig begeerde souverei niteit zou kunnen bezorgen. Als Maurits zich wilde tevreden stellen met het oppergezag in de bevrijde Nederlanden onder Frankrijks leenhoogheid, dan was Hendrik IV, waar hy wezen wilde. Zonder blikken of blozen laat de Fransche koning Maurits een jaargeld van f 12.000 aanbieden, als hij zich naar de Fransche wenschen wil schik ken Na lang verblijf in Frankrijk laat de Fransche koning Louise de Coligny met haar zoon Frederik Hendrik naar Nederland terugkeeren, om daar invloed uit te oefenen ten bate der Fransche be langen op haar stiefzoon Maurits. Indien haar dit gelukte, zoo was haar toegezegd, zou een ruime belooning haar deel zijn. Maurits heeft alle aanbiedingen van Hendrik's zijde verontwaardigd afgewezen en huldigde het standpunt: liever weinig met eer dan veel met De Fransche koning verloor hiermee zyn voor naamste motief, waarmee hy ijverde voor vrede tusschen Nederland en Spanje; een wapenstilstand zou de Republiek daarentegen nog langen tijd van hem afhankelijk maken. Tot nogtoe had de Fran sche diplomatie een dubbel spel gespeeld, thans schonk zy klaren wijn en kondigde de Fransche koning aan ,dat hij zijn hand volledig van Neder land zou aftrekken, indien er geen Treves of Bestand werd gesloten. Maurits heeft daarin berust. Er waren er die, onbesuisd, aandrongen op een revolte, op een militaire machtsgreep, maar ook daaiaan heeft hij geen gehoor gegeven. Maurits was voor alles militair, een man van de plicht, van de gehoor zaamheid. En gelyk hij tegen beter weten in, zich in 1600 op bevel zijner lasthebbers naar de slachtbank in Vlaanderen heeft begeven, zoo heeft hy in 1609 zich geschikt in een besluit zijner lasthebbers, dat hy voor 't land verderfelijk achtte. Ja meer. De uiterst slechte verstandhouding tot den Landsadvocaat, gevolg van wantrouwen, verbeterde nadat de onderhandelingen definitief begonnen, zienderoogen. Waarschijnlijk is daar aan niet vreemd, dat uitdrukkelijk was toege stemd, ook door Frankrijk, in de voorwaarde, dat geen verandering zou worden gebracht in de religie en dat de Aartshertogen en Spanje de Nederlanden zou erkennen als vrije en onaf hankelijke landen, waarop zy niet hadden te pretendeeren. De onderhandelingen verliepen vlot en voor Ne derland zéér gunstig, zoo werd het punt der religie buiten beschouwing gelaten. Ook de rege lingen voor Maurits persoonlijk waren voordee- lig. En wat meer was, „hij heeft voor de toe komst van onzen Staat iets gered van de hoogste waarde:" "Sci iftigttnttiïR, "tiat ai onarhafikeijkieKi "1 S van de Vereenigde Nederlanden als het gevolg van zijn krijgsbeleid werd afgedwongen van het machtige Spanje, dreigde deze ons te wor den ontfutseld door den Staat, die ons bij de verwerving uit eigenbelang den voornaamsten steun had verleend. Het was te danken aan de standvastigheid van den Stadhouder, dat dit is verhinderd. Hoe groote voordeelen hem ook werden aangeboden, onverzettelijk stelde hij'het landsbelang boven zijn persoonlijk be lang." M. J. LBENDERTSE. De vraatzucht van een snoek NAAR aanleiding van 't stukje „Otters en Snoeken" in ons Zondagsblad van 8 Febr., ontvingen wy een uitvoerig schrijven van den heer A. J. Aartsen te IJsselstein, waaraan 't vol gende is ontleend Op een zomerochtend in 1910 fietste ik door den polder over het Meijepad te Nieuwkoop. De wa terstand was zeer laag. Opeens werd mijn aandacht getrokken door een op de glooiing naar de plas gelegen vleeschmassa, waarbij een groote snoek lag. Nieuwsgierig stapte ik van m'n fiets. De lengte van deze snoek was verbazend, nog nimmer had ik zoo'n groot exem plaar gezien. De vleeschmassa bleek bij nadere beschouwing de ingewanden van een rund te zijn. De snoek had een gedeelte hiervan ingeslokt, maar dit was zóó vraatzuchtig gegaan, dat hij er in gestikt was. Met geen mogelijkheid kon ik 't vleesch uit zyn keel losrukken. Later heb ik 't dier per roeiboot naar mijn erf te Nieuwkoop laten brengen en 't daar voor 't pu bliek ten toon gesteld. De snoek was een meter en tien centimeter lang. We schatten hem op een gewicht van ongeveer 40 pond. Zijn ruggestreng geleek een lange rij aaneen verbonden garen klosjes. Hoe oud zal deze snoek wel geweest zyn En wat zal er niet op een dag, in een week en in een geheel jaar noodig geweest zyn om de vraatzucht van dit zoetwatermonster te stillen Wat baat het? Wat baat het de trompet te blazen, Als 't hier bestaat uit louter hazen? Wat baat den man het huis te bouwen, Weet niet de vrouw het huis te houën Wat baat het tot gerecht te halen, Wanneer de man niet kan betalen Wat baat het fel het vuur te stoken, Wanneer de schoorsteen niet wil rooken Wat baat het goede recht den klagers, Zijn dieven rechters broêrs of zwagers Wat baat het of het doel in 't oog staat Wanneer de pijl scheef in den boog staat Wat baat het of men in 't gelid staat, Wanneer men met den rug naar 't wit staat Wat baat het of al koud mijn heerd is, Zoo buur te hoog geassureerd is Wat baat het of men 't medicijn heeft Wanneer de man geen kwaal of pijn heeft Waat baat de vrouw het trappenschuren, Als 't feest is bij de bovenburen Wat baten Klaas zijn ezelsooren 't Kanonschot kan hij zelfs niet hooren. J. DE LIEFDE ,JRommelpotterij, rommelpottery, geef min eene cent, dan ga ik voorbij". Met dit liedje trekt in deze dagen de Brabantsche jeugd met de ouderwetsche rommelpot langs de huizen. Foto Het Zuiden) G9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12