VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS
„AUROR A"
„DE LOF DER DRANKZUCHT"
Deze wordt bezongen door tal van dichters in een
bundel welke aldus betiteld werd
DE DORSTIGE DICHTER
omvattende een bescheiden
verzameling gedichten en
liederen uit nabij en ver
verleden, handelende
over den drank en
zyn schenk plaats
over den dors
tige en over
de dorst
e
d
door
Han G. Hoekstra.
U ziet: de beker staat klaar; het dorstig hart
staat open.
Uitgave: Bigot en Van Rossum N.V., Amsterdam.
Het e al drank wat hier de (dichter)klok slaat;
dichters uit hèèl ver, en van hèèl nabij; van de
middeleeuwen tot aan Rijnbende te Schiedam,
welke firma ook dichters aan zijn zaak verbonden
heeft. Of die saam een reine bent vormen, is een
andere kwestie. Dat de dichter C. J. Kelk dapper
heeft meegezongen, spreekt van zelf; of beter ge
zegd bij Rijnbende te gast, sprak Kelk van zeH,
volgeloopen als hij was.
Hij is, hoe zou 't ook anders, zelf Kelk zynde,
laveloos boven zijn bittertje als hij galmt in een
Klaagzang over Brillant verleden:
Wie kent nog d' ouderwetsche kroegen
waar druiventrossen stijf uithingen
die plaatsen vol herinneringen
aan zorgeloos en licht genoegen
Helaas waar moeten wij gaan zitten
om eens gezellig wat te brassen
Op chique restaurant-terrassen
of in onoogelijke kitten
Wie ongehinderd bier wil drinken
moet 6 a 7 uren sporen
om dan in Gulpen als herboren
terstond in 't grootste vat te zinken
Maar duurder is het nog te bitteren
naar d' oude trant der doode vaderen.
Wie onverhoopt zijn eind voelt naderen,
wil toch voor 't laatst de Bols zien schitteren.
U ziet: 't gaat in deze Kelk heel stichtelijk toe hy
heeft tot den dood toe zijn hart aan Bols wegge
schonken.
Hij voelt nattigheid ten aanzien van de drogen,
leggende
Bewaar de vaderlandsche kelen,
die voor geen breeden stroom bezwijken.
Laat niet dan over onze lijken
de blauwen Holland parten spelen.
En blijf het glas geduldig heffen
zoolang nog graan en druiven gloeien,
want zit ge eenmaal in de boeien,
dan zult g' uw lot eerst recht beseffen.
U begrijpt dat dit verheffend gezang, door vader
Bacchus geïnspireerd, in de kolommen van Rijn-
bende's maandblad opgang maakte als je flink
aangeschoten ben, lach je er misschien nog om.
Wijlen Dr de Moor was eens op een bruiloft bij
één van zijn ouderlingen, naar hij me zelf vertelde,
en aan 't eind van het feest vroegen ze hem, of hij
nu niet vond dat de bruiloft heel „stichtelijk",
d.w.z. zooals het ouderlingen betaamt, verloopen
was. Ja, moet hij geantwoord hebben, 't is wel
„verloopen"; want als jullie je zelf met al je dol
len en grollen eens had kunnen zien, zooals ik
jullie zag, dan zouden jullie je schamen. Zoo
ongeveer zouden we deze dichters moeten ant
woorden op de vraag of hun tapkastgeurige rijm-
sels niet oud-Hollandsch ou-bollig, d.i. bar-gezel-
lig aandoen. En hoe dapper klinkt dat van die
lijken en die blauwen
Over deze drankzuchtige liederen, hier opnieuw
den volke voorgezongen, moeten na de roes de
dichters met verbazing zich afvragen: „Heb ik
heusch zoo gelald Was ik zoo laveloos boven
mijn bier en zoo haveloos in mijn taalpak Zoo
is er de oprechte bekentenis van een zekere Wil
lem van Reymerswael (geestige naam) dat zyn
inspiratie ligt in een klare:
Nu zit ik op myn rym te broeien
Doch alles lukt me even slecht.
Ik zit te prutsen en te knoeien
En breng geen spat er van terecht.
Gewoonlijk schud ik toch zoo rustig
De rijmpjes zóó maar uit mijn mouw.
Doch heden voel ik mij onrustig:
Wat mij toch wel mankeeren zou
Verdraaid, er wil ook niets meer lukken!
Ik ga maar eerst cordaat en kloek
Een klaartje achterover drukken
ln 't kleine kroegje op den hoek.
Als dit taaltje de nuchtere maag verlaat, wat moet
dan het drankgeladen lied wel voor een „slink-
bommetje" wezen. Wie denkt, dit rijmsel lezend,
niet aan een doorloopende „kolder"?
De heer Anton van Duinkerken heeft op zyn
repertoire zelfs een „godvruchtig drinklied". Het
is genomen uit „Hart van Brabant". Dat hart
werkt wel wat abnormaal blykens dit profanee-
rend geTijm
O Heer, als wij beschonken zijn
Wil ons dit kwaad niet tellen;
Aanzie den diepen flonkersch ijn
Der rijpe muskadellen,
En van den rooden wyn.
De straf van Uwen watervloed
Kon Noë niet vergeten,
Doch, Noë's Heer, Gij waart zoo goed
Een middel te doen weten
Dat altijd baten moet
Wil ons, als wij beschonken zijn,
Om 't goed dit kwaad niet tellen;
Aanzie den diepen flonkerschijn
Der rijpe muskadellen
En van den rooden wyn.
Het is misschien een Carnavalsliedje; hier is de
godvruchtigheid „verloopen" in een dronkemans-
profanie. Je hebt van die dronkaards, die in hun
roes een psalmpje knappen
De dichter Van Oosten heeft het beleden, ook
vóór de vasten:
O Noach, goede oude Heer,
Die beide werelds zag
Gij zijt gegaan en komt niet weer,
't Is nog alzoo als 't plag.
Tot heugenis van u, goed man,
Zoo drinken wij dat nat
Met frissehe glaasjes uit de kan,
Wel vroolijk, maar niet zat.
Van profanie zitten de dorstige dichters boorde
vol. Er is een zeker Joachim Droogleever zonder
Fortuyn, die David en Goliath in zijn roes voor
de aandacht spelen.
Daar kwam de kleine David aan,
Een herdertje zoo fijn;
Die keek dat monument 1) eens aan
En dronk een kruikje wijn
Toen kreeg het ventje eensklaps moed,
En wierp den snorker doet 2)
„Voldoening geeft de dronk
eerst, die men maatloos schonk;
Wie niet van harte brasten
kunnen niet waardig vasten 1
Een die voor zijn maaltijd geen distributie
bonnen noodig heeft. (Foto C. Kramer.)
Dat is wel Holland-op-zijn-smalst, Holland waar ze
goddeloos kunnen vloeken en beestachtig kuipen.
In „deze dorstige dichters" kun je de kroegen
De ouderdom
Wie komt daar aan, vermoeid ei.
neergebogen
Zijn wenkbrauw is gelijk aan 't ingaan
van den nacht;
De glans der maan is in zijn oogen,
Zijn kruin is 't zwerk, met sneeuw bevracht.
*t ls de ouderdom. Waar mag hij toch
op wijzen
Wat teekent hij daar ginds met zijnen
vinger aj
Wat hoop van aarde doet hij rijzen
*t Is 't eind van alles; 't is het graf.
W. VAN HAREN
ruiken en de stamgasten de tong hooren dubbel
slaan op rym.
We vinden hier zelden een vers dat blijven zal
na de „roes".
Behoort tusschen zooveel gerijmel eigenlijk wel
thuis Boutens verheven zangerig „Oude wijn",
dat op een ander plan ligt dan het drinken-zonder-
meer
Oude wijn van vreugd gekelderd,
Die, mijn late lust en lied,
Daaglijks op mijn tafel heldert
In verkristallijnd verdriet
Beter klinkt in dit gezelschap het dorstig Cabaret
liedje van Speenhoff op De nieuwe Drankwet
(die van Dr Kuyper in 1904):
Vrouwvolk mag niet meer beaic.^..
Wee den armen kastelein
Zoo zijn lieve kelnerienen
Niet zijn eigen dochters zijn.
Zonder frissehe jonge meiden
Is zijn zaak geen steek meer waard.
Hij moet van zijn vrouw gaan scheiden,
Als ze hem slechts jongens baart.
Er zyn ook deftige dorstige dichters; b.v. Keuls,
die zingt:
Drinken wij broeders, lang en diep,
Laat ons de wereld snel vergeten;
Wie is 't die ons op aarde riep
Een dronken droom schijnt heel ons weten.
Drinken wij tot den laatsten snik,
Opdat het heil dat wij verloren,
Voor één onmeetlijk oogenblik
Uit diepe teugen wordt herboren.
Ook dit liedje kennen we: de drinkeboer in zijn
delirium.
Vader Cats, de Calvinist-dichter, doet ook mee:
onze vaderen pimpelden ongezouten. Cats zegt
De wyn is voor den mensch en voor de rapste
geesten,
Maar water uit de beek ten dienste van de
beesten.
Hy lust zijn natje en droogje, die vader Cats,
maar vooral zijn natje.
Men heeft van oude tijd die luiden wijs geschat,
Die dronken klare wijn en uit het oudste vat.
Die vaderen konden heel wat stouwen: hoe be-
legener, hoe lekkerder, hoe klaarder en koppiger,
hoe kostelijker.
De dorstige dichter brengt ons in een wereld, die
van het drinken een sport heeft gemaakt; de
dichters wedijveren in het bezingen (berijmelen)
van de lof der drankzucht en der drankzuchtigen.
We zien door de verzen heen in het ha?t van
Brabant, van Holland, een nat land, waar de
drinkers in de meerderheid zijn en de „drooge
harten" verreweg in de minderheid, de „blauwe
vaandel-dragers" aldus worden gehoond
Hen allen, die de diepe vreugde van mijn dagen
verstoren willen met hun vervloekte aanwezigheid,
bleekzuchtig achter béte bobbie-koppen jagen 3)
of mij met hunne drooge theorieën plagen,
zag 'k graag een min of meer pijnlijke dood bereid.
Geen Blauwe-Vaandel-dragers en geen Foxtrott-
staken 4)
hebben mij goddank ooit een glas minfler
doen smaken
of mijn sublieme dorst met lauwe melk gestild
De dorstige dichter meent het zoo erg niet als zijn
oorlogs- en moordzuchtig vers zegt; hij is boven
zyn bier. Maar de „blauwen" houden het zich
voor gezegd de drankzuchtige garde geeft zich
niet over; en ze sterft ook nog niet zoo gauw.
uit. A. W.
1) Goliath; 2) dood; 3) Hier wordt gedoeld,
vermoed ik, op de A.J.C'ers, die ook „blauw"
propageeren. Béte dom, onnoozel; 4) idem.
en toe in de buurt optrad, en achter zijn lesse
naar nog van geen tekst en geen preek en geen
versje wi6t en 't maar afwachtte, of hem een
„wóretje" zou gegeven worden.
En daar was Rebckka het mee eens.
Al» ze met baar vrienden en vriendinnen samen
kwam, kón ze pralen I Praten De kenniseen
zei («en „Daar zat wat. i n 1 Ze doet hei beter dan
een dominee
Wa« het wonder, dat de buitenwereld haar „de
prcekert" ging noemen
Maardominee verdroot het, dat bij Rcbekka
nimmer meer in de kerk zag. Gedurig zooht hij
haar daarom op.
En w&t Rebckka o'an te zeggen had van die „let
terknechten", die hun preek eerst op een papiertje
moesten hebben 1
Als z ij dominee was.I
Toen Rebekka dat zei, glunderde er wat in
dominee's oogen.
„'t Zou je niet meêvallen, vrouwtje".
„Och wat
,,'k Zou je wel eens willen hooren, al was bef
maar een kwartier".
„En dacht je dat ik dat niet kan
In dit opzicht schatte Rebekka zichzelf niet laag-
„Aangenomen" sprak dominee, „ik zal luisteren.
Maaro'an mag ik het zeker wel zéggen, als
het niet goed gaat 1"
Rebekka ging er op in.
„Geef maar een tekst op", zei ze.
„Afspraak is het niet", antwoordde de ander,
„maar enfin".
Dominee prakkezeerde even. Toen schitterde er
weer iets in den blik zijner oogen.
,,Nu, Rebekka, deze tekst don Het is beter te
wonen op een hoek van het dak, o'an met een
kijfachtige huisvrouw, 't Staat in de Spreuken".
De „pre*ekert" koek den dominee aan. Die oogen II
Haar gelaat werd beurtelings bleek en rood.
Toen voer ze uit, in al haar heftigheid.
„Dót zeg je op mij, dominee. Dót zeg je op mij,
dat zeg je op mijop mij.',..".
Dominee bleef doodkalm.
„Zie je wel o'at je 't niet kunt, vrouw. Je begint
met de toepassing".
Stoom-, Wasch- en Strijkinrichting
B. Spierenburg Utrecht
KONINGSWEG 56 TELEFOON 11165
Postrekening No 43430 Opgericht 1856
Geheel naar de eischen des tijds ingericht
Wascht uitsluitend met norton water
VRAAGT TARIEVEN
Firma A. Hooimeiier Zonen.Barendrechl. Tel. 406
VAN LIMBURG STIRUM SCHOOL
Eusebiusbuitenslngel ARNHEM
CHR. MEISJESSCHOOL
(met Internaat). Opgericht Mei 1913
Vijfjarige Cursus aansluitend aan de
Lugere School. Opleiding naar aard en
aanleg in velerlei richting en voor onder
scheiden werkkring. Eigen erkend diplo
ma. Prospectus en inlichtingen te ver*
krijgen by de Diiectrice:
Alej. C. M. ARNTZEN.
de zon schijnt op bloem en blad, dan zie ik 'de
tulle baast niet. Het is er wel, maar ik zie het
ïiiet vanwege de heerlijkheid van het licht. Dit
werd mij telkens weer tot een zinnebeeld. Het
stoffelijke, het tijdelijke met al den hinder van
wat ik ondervond als boeien van ijzer bleef be-
Btaan. Dit kon niet worden weggenomen of ont
weken, en de oude methode (eenvoudig te doen
alsof het er niet wa9. mij met kracht er over heen
zetten) was niet mogelijk. Maar er was een andere
wereld dichter bij dan de stoffelijke. Tijdelijke
dingen worden in die sfeer doorzichtig. En alleen
daar kan onze geest vrij ademen en sterk zijn.
In di«n tijd kwam er een merkwaardige brief uit
Zwitserland. Iemand had gehoord van het mauve,
kleurige tullen gordijn en zijn boodschap aan mij.
„Ik wilde hieraan nog iets toevoegen", schreef zij.
„Mijn vader was fabrikant, en eens gaf hij mij
een groote hoeveelheid zwarte en witte tulle.
Toen mijn man predikant werd in een landelijk
dorp liadoën we daar veel last van muggen. De
tulle kwam toen goed te pas. en de witte werd op
ramen gespannen en voor de vensters geplaatst
Het resultaat was zeer bevredigend; wanneer het
licht buiten getemperd was, waren de tullen gor
dijnen slechts een dun waas, en bij fel licht zagen
we zelfs dat niet meer.
Na verloop van tijd ging de tulle slijten ën tot
onzen spijt hadden we slechts de zwarte tulle
over om ze te vervangen. Maar zie, met de zwarte
tulle konden we duidelijk uitkijken wót voor
licht er ook was. Dit was zelfs zóó slerk, o'at we
onze hoofden wel eens tegen het spangordijn
stootten, als we uit het venster wilden kijken,
omdat we dan het gordijn vergaten.
„In den nacht schijnen de sterren, en over bet
kruis Gods liefde, onze aarosche droefheid zal ook
verdwijnen in het licht van onzen Heiland".
Voor al de kinderen van den Vader der Lichten,
hoe donker hun levensweg ook zijn moge, is er
en zal cr zijn het Licht, o'at alle dingen licht
Kent ge daar reeds iets van, lieve zieken
Het „waarom" der dingen...
DIKWIJLS zien we op straat aan de hand van
vader of moeder een kleine peuter loopen,
die met een hoog stemmetje de altijd weerkee-
rende kindervraag stelt: „Waórom en
wóarom dan??én wóarom dan???
Later zal dit weetgierige menschje waarschijnlijk
worden zooals wij, volwassenen en zich van heel
veel dingen niet meer voor het „waarom" inte
resseeren. deels omdat ze zoo heel erg „gewoon"
en onbelangrijk lijken, deels ook uit een zekere
onverschilligheid.
Ja onverschilligheid en sleur, want om
ons eens tot het terrein van de opvoeding te be
palen, dat ons allen vooral in dézen tijd zeer na
aan het harte ligtwaarom bestaat ér bij
voorbeeld slechts een zoo beperkt aantal populaire
stamppotten, terwijl toch ons land zoo rijk is aan
groenten en er véél meer smakelijke, voedzame
variaties zyn dan juist die van aardappelen met
de een of andere koolsoort of wel met wortelen
Waarom verzinnen onze veel-geprezen huisvrou
wen niet meernlalen iets nieuws, iets anders, om
de eentonigheid der winterkostjes op te heffen
Waórom hebt ge hier nooit over nagedacht
omdat het nu eenmaal zoo vanzelfsprekend en
„gewoon" lijkt, dat we 's winters heel dikwijls
de overigens uit een oogpunt van voeding zeer
aan te bevelen zuyrkool, boerenkool en hutspot
eten.
We moeten echter eens breken met de oude sleur!
Hier volgt het recept van een nieuwe stamppot,
welke een voedzair.en volledigen maaltijd vormt
en bovendien weinig gas vraagt:
Andijviestamppot met biet (4 personen)
recept van Mej. A. J. Goetheer)
2yz kg aardappelen, 1 kg andijvie, y2
kg gekookte biet, 1 ui, 200 gr. taptemelk-
poeder, boter en vet, y2 1. karnemelk,
zoonoodig wat azijn, zout, peper en
aroma naar smaak.
Kook de schoongeboende of dun geschilde aard
appelen met weinig water gaar. Stamp ze fijn en
mank er met de kruiden en de karnemelk i
puree van. Voeg de Teer fijngesneden andijvie,
biet en ui toe, evenals het aangemengde melk
poeder. Laat de stamppot goed doorwarmen en
maak ze op smaak af met azijn.
Van het vet, dat men bij deze stamppot wil ge
bruiken ,kan voor wie op een goeden smaak
èn op een goed uitziend gerecht prijs stelt
op de volgende wijze een jus worden gemaakt:
2 lepels boter of vet worden met 2 lepels bloem
in een pan verwarmd tot een gelijkmatig bruin
papje is verkregen. Onder goed roeren worden
2 kopjes water toegevoegd, een bouillonblokje,
wat peper en zout. Voor een mooie kleur kan des-
gewenscht een mespuntje gebrande suiker in den
vorm van koffiestroop by de jus worden gedaan.
Voor het oog en de smaak voege men ook op het
laatst nog een stukje boter of vet toe.
Ook zonder vleesch is deze maaltijd voedzaam en
zeer smakelijk. Het is wel aan te bevelen boven
omschreven jus klaar te maken, in plaats van
het vet door de stamppot te doen.
Huisvrouw! Wanneer ge nu weer zoo'n klein
mcnschenkind ontmoet, dat U heel ernstig vraagt,
waarom een koe niet kan praten en waarom de
boomen zoo groot zijn VTaag Uzelf dan eens
af, of er niet ook voor U nog allerlei „waaroms"
bestaan, waarvan het vooral op voedingsge-
bied thans wel eens goed zou zijn, een oplos
sing te zoeken
Begin eens met d i t recept, want waarom zoudt
U niet eens een nieuwe andere stamppot op
tafel brengen
MANYA BEUKMAN.
Wist U dat...van de koolraap?
GE zult wel nimmer hebben kunnen vermoe
den, dat de maleche goudgele blokjes,
koolraap, welke elke huisvrouw, die het wél
meent met de gezondheid van haar gezin, zoo
nu en dan eens op tafel dient te brengen, eigen
lijkeen soort ,hout" zijn. Ja, de natuur
bevat veel wonderbaarlijks en wie zich in haar
verdiept, komt tot de vreemdste ontdekkingen I
Zoo weet men dan, dat de vleezige, kegelvormige
penwortel van o'e koolraap het gedeelte, dat
vele waardevolle voedingsstoffen bevat groo-
tendeels uit houtweefsels bestaatbij de verdik
king is weinig „schors" en veel „hout" gevormd,
welk laatste evenwel niet „echt" houtig is ge
worden, doch sappig bleef.
De tegenwoordig verbouwde vorm van deze
smakelijke groente is pas in het begin van de
zeventiende eeuw naar Midden- en West-Europa
gekomen en onze verre voorvaderen konden dus
niet, gelijk wij, door middel van dit lid der fa-
mimen (vooral B. en C.), zouten (o.a. kalk- en
zondheid uitstekende stoffen, zooals bijv. vita
mines (vooral B. en C-), zouten (o.a. kalk- en
ijzerzouten) en de voedende zetmeelachtige be-
standdeclcn, waaraan de koolraap zoo rijk is,
tot zich nemen.
In onze Nederlandeche zandstreken verbouwt
men witte en gele koolrapen, vooral de blauw
en groenkoppen, die gedeeltelijk boven den
grond slaan. Op ongcv.eer dertienduizend hectaren
van ons land wordt de koolraap geteelt; van de
oogst komt gedurende Februari en Maart onge
veer 800.000 kg. in consumptie. Ze ie zeer goed
bestand tegen koude, zoodat ze nog laat kan
worden geoogst cn dus in den winter een wel
kome afwisseling kan vormen met de vele kool
soorten.
Bij een juiste manier van klaarmaken is de
koolraap een smakelijke groente.
Probeer het eens volgens onderstaande methode
van Martine Wittop Koning dan zal deze win
tergroente ook u en uw gezin bekoren
KOOLRAAP MET MELKSAUSJE (voor
4 personen)*
1 middelmatig grooie koolraap, 21/2 dl.
melk, 2 gr. zout, 15 gr. bloem, 20 gr. boter.
Snijd de koolraap in plakken, schil ze en ver
deel ze vervolgens in gelijke reepjes. Wasch ze
op met zooveel water als er >n ongeveer een half
uur op verkoken kan, voeg er het zout bij
en laat ze gaar koken (ongeveer een half uur).
Bereid terwijl de saus door roerende de boter
met. de bloem te verwarmen en daarbij langza
merhand de warme melk ie voegen. Roer de
koolrapen door de saus en rasp er op de schaal
wat nootmuskaat over*
Doordat op deze wijze niet meer water gebruikt
wordt, dan strikt noodzakelijk is voor het gaar
worden, behoudt de koolraap zooveel mogelijk
van haar voedingswaarde en smaak.
En nu ge d"s iele méér weet van de koolraap
laa<t ze u dubbel goed smaken
MANYA BEUKMAN.
„De preekert"
IN „De Graafschapper" lazen we dit aardigs
stukje
„ln haar dorpje was wel geen mensch, die Rebek
ka niet kende. Handen als ze had En een
postuurOnder het zwakke geslacht was
Rebckka vast een uitzondering. Een Kenau's-iype.
Haar echtvriend had thuis niet veel in te bren
gen* Hij was een goedige vent, tè goed in 't oog
van menschen, die nu en dan tegen een huiselijk
relletje niet opzien.
Jacob Cat8 rijmde inderlijd
Als 't haentje swyght en 't hennetje kraayt,
Dan is 't compos geheel verdraayt.
Zoo was het bij Rebekka.
En toch wa« ze niet zoo kwaad als 't wel leek,
als ze haar eigën gang maar kon gaan met
beredderen en bedisselen
Sommigen noemden Rebckka achter haar mg
,de preekert". En niet zonder reden.
Zij gold voor „een veranderd mensch", cn waar
schijnlijk wïis &e dat ook 1 Met al haar mannen
moed zou Rebekka het echter wel laten, van zich
zelf zulk een getuigenis af te leggen, maar ze
zei eimpeltjes „o'e waarheid" te zoeken.
Als iemand in hanr woonplaats dc waarheid ging
zoeken, wilde dat tevens zeggen, dat zijn voeten
nimmermeer over den kerkdrempel zouden
komen.
De dominee mocht zoo rechtzinnig zijn als hij
wilde, zelfs nimmer een Gczangveisje laten zin
gen hij b>ef met dat al iemand, die „van de
studio" kwam* Mitsdien was hij niet te vergelij
ken met den vrijen oefenaar uit Zeeland, die al
DAMES EN MEISJES MAAKT NU ZELF
UW KLEEDING
Cendt bon en 25 cent aan postzegels bij
roorkeur van 3 cent en U ontvangt een
nooi boek met ruim 100 maten en modellen
en tevens een gratis apparaat om U te laten
tien hoe gemakkelijk onze methode is om
THUIS alle kleeding te leeren maken en
rermaken.
aan INSTITUUT
B/-k |k| E.N.S.A.I.D.
INI Tolsteegsingel 54 - Utrecht
71