J.S. Verdwaald Klein Jantje ging eens wand'len, tot 't hoekje van de straat. Je weet wel, waar die winkel is en die lantaren staat. Tot zover mocht hij lopen, want hij was nog zo klein. Maar Jan dacht„In die winkelstraat, daar moet het heerlijk zijn Hij keek eens om het hoekje en stapte toen kordaat, alsof hij was eendeftig heer, in de verboden straat. Daar tussen al die mensen, was 't ventje gauw verdwaald. Een diender bracht hem naar 't bureau, waar Moes hem heeft gehaald. Toen Jan was thuisgekoment gaf hij zijn Moes een zoen en fluisterde zacht aan haar oor „Ik zal het nooit weer doen". Vreemde vriendjes WIM kon niet lopen. Altyd moest hij uitge strekt op z'n rustbed liggen. Vroeger had hij even vrolijk kunnen rondspringen als zyn broertje en zijn beide zusjes, maar hy had een ziekte in zijn been gekregen, waardoor hij ge dwongen werd op zijn rug te blijven liggen. Soms leed hij erge pyn en dikwijls maakte het hem be droefd. andere kinderen zo vlug en vrolijk te zien voortdraven, terwijl hij zelf altijd maar moest liggen. Hij liet er echter nooit iets van merken, als hij zo verdrietig was en ieder, die hem kwam opzoe ken, zag den kleinen jongen altijd met een op gewekt gezichtje op z'n rustbed liggen. De dokter had gezegd, dat Wim later misschien wel beter zou kunnen worden, wanneer hy nu heel gehoorzaam en geduldig was en alles deed wat hem werd voorgeschreven. Natuurlijk was Wim de lieveling van de gehele familie en ieder deed wat in z'n vermogen was om hem de lange dagen te helpen korten en hem de pijn te doen vergeten. Wanneer de weinige lessen, die hij mocht nemen, afgelopen waren, kwamen zijn zusjes met een mooi boek of met haar poppen bij hem zitten, of Leo, zijn broertje, die twee jaar ouder was, vertelde hem lange verhalen; hoe leuk hij die morgen op school gespeeld had, hoe fijn ze ge voetbald hadden. En Wim trachtte bij die verhalen een zucht te onderdrukken en niet jaloers te zijn op Leo, die zoveel groter en sterker was dan hij. Een andermaal kwam Moeder bij hem zitten en speelde piano voor hem af leerde hem allerlei aardige kunstjes, waarmee hij de tyd kon ver drijven, wanneer hij alleen was. Want natuurlijk was Wim ook heel dikwijls alleen. Dat vond hy nog het ergste van alles. Dan probeerde hij zich wel te vermaken met het speelgoed, dat Moeder en de ooms en tantes voor hem gekocht hadden, maar dat verveelde ook al gauw. Op zekere dag kwam zijn tante hem eens een beetje opvrolijken en hem wat gezelschap hou den. Ze had iets voor hem meegebracht, vertelde ze, dat hij misschien wel mooi zou vinden. Vol verwachting maakte Wim het pakje los en er kwam een mooie fluit voor de dag. Wim bekeek ze met genoegen en probeerde er dadelijk iets op te fluiten. Maar dat ging zo gauw nog niet. Tante moest hem eerst de grepen leren en wijzen, hoe hij ze moest vasthouden. Toen ging ze aan de piano zitten en speelde hem langzaam een eenvoudig versje voor, dat Wim op zijn mooie, nieuwe fluit probeerde na te spelen. Hij zocht en zocht net zo lang, tot hy de juiste noten gevonden had. Telkens weer moest tante hem hetzelfde wijsje oorspelen en dan floot hy het na. Al heel gauw kende hy het; dat was me een blijdschap 1 Moeder ca Leo en de zusjes moesten het komen horen. Die fluit werd werkelijk een toverfluit, voor den k'eiiien Wim. Want ze deed hem heel wat pijn en verdriet vergeten. Ieder ogenblik, dat Moeder kr-» missen om zich met haar jongen bezig te houden, moest ze voor de piano gaan zitten om versjes te spelen. En als Wim dan weer alleen was, oefende hy zich om ze goed te leren. Zo zat hjj op een morgen weer allee» zijn fluit te blazen. Hij probeerde een stukje te spe len, dat hij de vorige avond van zijn tante ge hoord had. Terwijl hij daarmee bezig was, hoorde hij een vreemd getrippel over de vloer. Hij keek opzij en zag in de andere hoek der kamer de heldere oogjes en het spitse snuitje van een grote grijze muis. Wim was niet bang voor muizen en hij begon dus rustig weer te spelen. Een ogenblik je later keek hij eens of de muis er nog zat en nu bemerkte hij, dat ze wat naar voren gekomen was. Ze zat nu ongeveer midden in de kamer en keek hem met haar kleine schitteroogjes vrien delijk aan. Weer begon Wim te spelen, maar nu hield hij de muis voortdurend in het oog. Het scheen, alsof ze de muziek heel mooi vond, want zolang Wim voortspeelde, kwam zij langzaam vooruit, maar zodra hy ophield, bleef ze stilstaan. Een ogenblik later kwam Leo met zijn gewone luidruchtigheid binnenstormen en in een wipje was de muis verdwenen. De volgende dag, toen Wim weer zat te spelen, verscheen de muis weer. Ze kwam nu nog dichter by hem dan de vorige dag en bleef stil zitten, zo lang Wim aan het spelen was. Wim had van zyn boterham een stukje bewaard en strooide nu een paar kruimeltjes op de vloer. Maar daar schrikte het diertje van en in een ogenblik was het verdwenen. Wim gaf de moed echter niet op. Hy begon weer zachtjes te spelen en jawel, daar kwam de muis weer aan. Maar zy was nu weer veel voorzichtiger geworden en het duurde geruime tyd, voordat ze genaderd was tot de plaats waar de broodkruimels lagen. Ze proef de er eens van en ze schenen haar wel te smaken. Zo ging het verscheidene dagen lang. Wanneer Wim speelde, kwam de muis te voor schijn; strooide hy broodkruimels dan liep ze weg om eerst later terug te komen. Langzamer hand werd ze echter minder schuw, zodat ze niet meer wegliep, als Wim haar kruimels gaf. Op zekere dag kwamen er twee muizen in plaats van een. Ze kwamen tot dicht by het rustbed, waarop de kleine jongen lag en na een paar dagen waren ze zo brutaal, dat ze langs de deken naar boven kropen en over z'n handen liepen. Wim vond dat erg aardig en de beide muizen werden lieve kameraden voor hem. Wanneer hy zich verveelde of verdrietig was, hoefde hy maar even op z'n fluit te spelen en ze kwamen dadelijk te voorschijn. Dan kropen ze tegen zyn bedje op, zodat hy met ze kón spelen en hun allerlei din gen voeren, die muizen lekker vinden. De muizen waren nu in het geheel niet meer schuw. Zelfs wanneer de kamerdeur openging, bleven ze stil by Wim, alsof ze wel wisten, dat hy hen wel be schermen zou, wanneer er gevaar dreigde. Het gebeurde dan ook heel dikwijls, als zijn zusjes de kamer binnenkwamen, dat Wim de hand op hief met een fluisterend „St, stil!" en dan zaten de muizen op de vensterbanken of op de deken. Gedurende enige dagen verscheen er maar één muis en Wim was al bang, dat zyn andere vrind je door een kat verschalkt zou zijn, toen ook nummer twee weer kwam, wanneer hy op zyn fluit speelde. Maar ze was niet alleen. Haar volg den drie andere muisjes, nog heel klein, die ze moest helpen om tegen de deken op te klimmen. Het was alsof de muizen-moeder haar kindertjes aan Wim wilde voorstellen. Zy was volstrekt niet bezorgd, dat Wim de kleintjes kwaad zou doen en ze liet stil toe, dat hij ze een voor een in de hand nam en voorzichtig met de vinger over de zachte grijze lijfjes streek. Hoe moet deze taart gesneden worden? Nu had Wim vyf vrindjes, waarmee hy kon spe len, in plaats van twee en ze lieten hem nooit in de steek. Soms waren ze er wel niet allemaal, maar een paar gaven er toch altijd aan gehoor wanneer hy ze riep. Hij had grote schik in zijn muizenfamilie, die hy soms aan de huisgenoten vertoonde, die dan natuurlijk heel stil moesten zyn, want d« muizen waren heel schuw voor iedereen, behalve voor Wim. Later werd Wim helemaal weer beter en kon net zo goed lopen en springen als Leo, maar zijn muizen vergat hy toch nooit. Daarvoor had hy veel te veel verplichtingen aan de diertjes, beweerde hy altyd. 't Waren zyn vriendjes, ook al waren 't dan vreemde vriendjes. Verleden week hebben we een doos van kartam gemaakt. Nu gaan we onze krachten geven aan een makkelijk lijstje van karton. We snijden eerst een rechthoek van karton, grooS 18 x 14 c.M. Uit die rechthoek snijden we midden- uit een kleine rechthoek van 12 x 8 c.M. Dan snyden we weer 'n rechthoek van sierpapka groot 20 x 16 c.M. en daaruit een rechthoekjs 10 x 6 c.M. Leg nu het sierpapier onder het karton en 1 de hoekjes by a.b., e.d., e.f. en g.h. weg. Sme« het sierpapier met dextrine in en sla de randea Snydt nu een rechthoek van sits groot 17 x 19 c.M. Leg die onder het lystje en teken de drie hoeken a, b, c en d. Plak het sits aan de achter kant van het lystje vast en buig de uitgesneden driehoeken die je niet met dextrine insmeert, om. Zet ze met een splitpen netjes vast, zoals je op de onderste tekening zien kunt. Dit is een taart, die je voor vier personen moet delen, zó, dat ieder een even groot stuk krygt met vier verschillende figuurtjes er op. Probeer 't eens en.... niet er van snoepen hoorI L Letterraadsel. Mijn geheel is een spreekwoord van 4 woorden of 21 letters. I, 2, 3 had men vroeger veel by vorsten. 15, 16, 5, 4, 3, 17 zyn bewoners van Afrika. 10, 13, 17 vindt men in bossen. II, 6, 16, 1 is 'n lichaamsdeel. De 3, 20, 14 is 'n grote rivier. 12, 2, 5, 16, 7 behoort by den timmerman. Een 17, 18, 19, 9, 4, 15 draagt men aan de voet. 8, 2, 11 is een huisdier. 11. Wie kan dit lezen Hl. Kan dat IV. Wie weet dat? Wat wordt groter, hoe meer er afgaat? f I 51 tm t*m li liüü üi 8i «i* II f II Ill Zaterdag i Februari 1941 No g NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT NIEUWE LEIDSCHE COURANT fü DORDTSCH DAGBLAD Op de bruiloft Dit beginsel der teekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea, en heeft Zijn heerlijkheid ge openbaard en Zijn discipelen ge loofden in Hem. Johannes 2 vers 11. WAAR zijn Jezus' eerste discipelen tot het geloof in Hem gekomen Ge zoudt het niet gelooven, niet vermoeden zelfs, als één van hen het niet zelf getuigd had. Want het was niet onder een prediking. Het gebeurde ook niet bij een redding uit doodsgevaar. Neen, het was op een bruiloft. Op een bruiloft, waar het alles vroolijkheid is. Waar de geest zich niet in de eerste plaats richt op de geestelijke, maar op de aardsche dingen. Want al zijn ze voor wie God vreest niet te scheiden, het huwelijksfeest ligt toch niet aan gene maar aan deze zijde van de grens. Moet het nog gezegd worden, dat eerbied voor onzen Heere en Zaligmaker voor ons besef vanzelf uitbant alle bijmengsel van overdaad in spijs of drank, dat meer dan eens onafscheidelijk aan zulke feesten verbonden schijnt Nog vreemder doet het aan, zoo ge bedenkt waardoor de discipelen tot het geloof in Jezus gekomen zijn. Niet door een gesprek over geestelijke din gen, ook niet door een handeling van sterk- sprekende symboliek. Maar doordat Jezus een hoeveelheid van omtrent zes hectoliter water heeft veranderd in evenveel wijn van de kostelijkste kwaliteit. Toch is het daarom niet de genieting van dit Godsgeschenk op zichzelf geweest, die de discipelen tot geloof bracht. Zelfs het wonder alleen deed dit niet. Want een wonder wekt verwondering, maar nog geen geloof. Immers, hoe dikwijls was de uit werking van Jezus' wonderen een geheel andere. Er is geen geloof zonder verwonde ring, maar wel verwondering zonder geloof. Neen, het wonder is tevens een teeken. Een teeken van Jezus' heerlijkheid. Van die heer lijkheid, waarvan Johannes reeds in de in leiding van zijn Evangelie geschreven heeft Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heer lijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader. De heerlijk heid, waarvan Jezus zelf sprak in Zijn Hooge- priesterlijk gebed als de heerlijkheid, die hij bij den Vader had eer de wereld was. Voor die heerlijkheid is hun oog hier ópen- gegaan, en zoo hebben zij in Jezus als den Zone Gods geloofd. Gij zult grooter dingen zien dan deze, had Jezus tot Nathanaël -gezegd. Die grootere dingen begonnen hier op de bruiloft te Kana. Hier toonde Jezus niet alleen een kennis te hebben veel meer dan een gewoon mensch, maar ook te beschikken over buitengewone macht. En dit gaf den doorslag, waardoor hun ge loof voor altijd *"an Jezus verbonden werd. Zoo is het geloof dus metterdaad een gave Gods, in zijn begin en ontwikkeling en groei. Een gave Gods, die alleen onder bestendige inwerking van boven in ons stand houdt. En dan dient wel allereerst het Woord als middel, waardoor dat geloof in ons wordt ge werkt. Alleen het Woord geeft aan ons geloof inhoud, en zonder de kennis, die ons uit het Woord Gods toevloeit, is ons geloof ledig. Maar bij dat Woord gebruikt God toch aller lei middel om dat Woord ingang te geven in uw hart. Al die middelen staan Hem ter beschikking, en Hij kiest ze voor een ieder in het bijzonder zoo dat ze doel treffen. Daar in is Hij souverein. Daarom zullen wij Hem daarin niets voor schrijven. En we zullen ons wel wachten om bij de beoordeeling van iemands geloof een willekeurigen maatstaf aan te leggen. Veel eer hebben wij Gods wijsheid te aanbidden, die langs zoo onderscheiden wegen de zijnen tot het geloof in Christus brengt. Veelal gebruikt God daartoe wegen van druk en tegenspoed. Dan ontdekt Hij ons onze ellende. Dan wordt elke uitweg afgesneden. Dan komen wij in de diepte. Uit die diepte leeren wij dan roepen om genade. En ons oog wordt dan gevestigd op dien Zaligma ker, die ons leven redt van het verderf. Maar dan is het hiet die nood op zichzelf, die ons tot het geloof brengt. Want er zijn ook anderen, die in den uitersten nood zich nog niet tot den eenigen Redder wenden, maar zich zelfs dan nog verharden tegen de roepstem Zijner genade. Eer verkiezen ze de vertwijfeling der wanhoop in hooghartig pessimisme, dan ootmoedig het heil te aan vaarden, dat hun uit genade wordt geboden. Het roepen uit de diepte tot God is dan ook alleen mogelijk door geloof in zijn heil- en troostrijk Woord. En dan geeft de Heere ook uitkomst naar Zijn Woord. Opdat hart en mond Hem love. Maar juist de geschiedenis van Jezus' eerste discipelen toont ons, dat de Heere onze God ook andere wegen kiest om de zijnen tot het geloof te brengen. Hy is ook machtig ons langs zachte en liefe lijke wegen daarheen te leiden. Hij kan ook Cana Zoo aldoor rijker maakte haar Zijn roem en Zoo maatloos werd haar ziel van Hem vervuld Dat zij het dringenvan haar ongeduld Lieflijk verried aan kinderen en bloemen. En toen een arm man hen ter bruiloft noodde En het ten feestdisch aan den wijn ontbrak En zij Hem, stil en schuchter, hiervan sprak Terwijl de hoop haar wangen hooger roodde, Verschrikte, even, haar Zijn strakke weder woord dat haast té gestreng Zijn mond ontgleed. Maar toen Hij daarna toch het Wonder deed Glimlachte zij en zij aanzag Hem teeder. Ach, eerst veel later zou zij zich bezinnen Op dezen stond en op dit Zijn gebaar Hoe dit Zijn afscheidsgroet'nis was aan haar En zelve zij in blindheid van beminnen Hem dwong dat Hij verschonk het eigén klaar En Goddelijk bloed, en 't Offer te beginnen. (Ze schreide in de schaduw van haar haar JAN H. EEKHOUT. de overweldigende blijken van Zijn macht en goedertierenheid daartoe aanwenden. Dat ons hart er door verteederd wordt, dat we den tegenstand opgeven, dat we ons ontwapend zien. En dat we ons gewonnen geven aan Hem, die ons kocht met Zijn bloed. De uitkomst is in beide gevallen dezelfde. Als ons oog mag opengaan voor de heerlijk heid van den Zone Gods, die in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, dan zijn wij er. En dan wordt in tegenstelling met die heer lijkheid onze zonde en ellendigheid te meer openbaar. Zooals by dien anderen discipel, die uitriep Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch. Zijn heerlijkheid is altijd de heerlijkheid Zijner genade. De rupsennesten van den bastaardsatijnvlinder worden op initiatief van den Plantenziekten- kundigen Dienst te Wageningen uitgeroeid. Inmenigen boomgaard is men daartoe aan den arbeid getogen. (Foto Pax-Holland) 33

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9