TOCH EEN BAAN De leguaan heeft in Artis geen hinder van de koude, want de koesterende warmte van de lampen bewijst goede diensten. (Foto Pax-Holland) door G. van LooBos ZIJ heette Lous Verhagen, was 25 jaar en in het bezit van verschillende diploma's. Toen ze met een bedrukt gezicht de deur van het kantoor der Arbeidsbeurs uitkwam, had ze al die acton in een nette rol in haar tascb. Woedend was ze, en wanhopig tegelijk. Hoe kwam die man achter het loket er bij haar een baantje aan te bieden in de keuken van „Schoolvoeding". Moest ze daArvoor haar lagere acte. hoofdacte en acte Fransch halen 7 Had ze dAArvoor drie jaren aan die dure Meisjesschool le« gegeven. Lous rilde bij de gedachte. Ze dacht aan de etensluchtjeis en aan de Andere luchtjes die er in het lokaal zouden hangen. Even dacht z® ook aan de laatste vijf gulden die ze vanmorgen uit het gelddoosje genomen had. Als ze zelf kookte en erg zuinig was, kon ze het nog een week, hoogstens veertien dagen zóó volhouden. Dan zou ze zelf9 die baan aan Schoolvoeding moeten aannemen. Maar dan zou het voor die betrekking te laat zijn. De ambtenaar had gezegd, dat hij nog steeds geen aanvrage voor een kantoorbetrek king had, welke voor haar geschikt was. Wèl was er een verzoek gekomen van de Vereen, tot uitreiking van warme maaltijden aan schoolkin deren om dadelijk een Assistente te zenden. Maar dAt wilde ze niet Wie zei datden minsten Mijner broede ren gedaan is aan Mij gedaan Lous duwde dio gedachte meteen weg. H ij droeg een heelen mooien naam, waarop hij bijzonder trotsch was. ,,Bobbe<ltje' heette eigenlijk Henricus Leonard. Maar geen mensch kende het joch of noemde hem „Bobbeltje". Hoe hij aan zulke mooie namen kwam begreep geen mensch en hijzelf ook niet, maar hij was er mee in z'n schik. Ho® hij aan den naam „Bobbeltje" kwam wist hij evenmin, maar hij vond het goed zoo. Alleen als er eens een gelegenheid was zijn voMe namen- rijkdom op te geven, dan klonk het als een juich kreet. Behalve natuurlijk als een agent het hem vroeg, maar dat gebeurde niet vaak. Daarvoor was Bob beltje te handig. Henricus noemde Moeder hem wanneer zij van dijn goede stemming afhankelijk was. Dat gebeur de als zij oes morgens lui in de bedstee bleef hggen en hij de kachel moest aanmaken of een heel oud brood halen, wat goedkoop was en voed zaam. Henricus noemde vader hem wanneer hij wat uitgehaald haa' en vader jacht op zijn zoon maakte om hem een pak ransel te geven. Thuis bij Bobbeltje was het niet alles, een kleine woning in een nauw straatje met een uitzicht op een donkere muffe steegmuur. Vader was dikwijls dronken en moeder ook af en toe; de broers gapten zoo'n beetje de maaltijden bij elkaar en Bobbeltje ging vaker niet naar school dan do Wet het toeliet Eén gang naar het schoolgebouw verzuimde hij hooit Dat was wanneer „Schoolvoeding" van Maandag tot Vrijdag daar tussohen 12 en 2 uur uitdeeling hield. DAn was er geen trouwer bezoe ker dan Bobbeltje. Want stélen deed Bobbeltje niet meer sinds hij naar „het Leger" ging. Op een kouden avond was hij eens het zaaltje van het Leger binnengeslopen. Hij was moe en had hoofdpijn. Zijn doorweekte schoenen deden pijn aan zijn voeten en hij wilde zoo graag ergens even stil zitten. Het was er zelfs prettiger dan hij gedacht had, die mijnheer vertelde mooi en niemand vroeg hem wat. Daarom ging hij vaker; toen had een zuster" hem op een keer aange sproken en hem gevraagd of hij wel eens van den Heere Jezus had gehoord. Ja,, hij kende ons- lieve Heer van een bidprentje. Week in week uit kwam hij daar en een onzeg- hebben. Als ze een parapiuie vroeg, die kon hij die lieve zuster te doen. Hij zou het haar vragen en dan... ja dan moest hij zien dat hij het te pakken kreeg. Zo kon vragen wat ze wou, Rikcs en Kees zijn groote broers zouden het best voor hem te pakken zien te krijgen. Dat was dus in orde. Nu alleen nog maar vragen wat ze graag wilde hebben. Ale ze een parapluie vroeg, die kon hij zelf wel gappen. In de laan aanbellen, even uit kijken, wip, zoo'n ding uit de bak in de gang en „zuster" had haar cadeau. Maar zo mocht ook best wat anders uitzoeken, dat was hem om 't even. En toch was er telkens als hij het vragen wilde een angstgevoel in Bobbeltje. Gok was dat, vroe ger had hij zich nooit zorgen over zooiets ge maakt en nu rilde hij bij do gedachte dat zuster hem vragen zou: „En waar zou je dat cadeau voor mij dan vandaan willen halen, Bobbetje Tot op dien avond dat Bobbeltje opnieuw in het zaaltje luisterde naar de verhalen van Jezus' omwandeling op aarde. Er was hem al zóóveel verteld waar hij weinig van begreep, doch waarvan hij de waarde alleen voelen kon. Toen was het oogenblik gekomen dat hij het zeker wist dat hij het cadeautje voor de zuster niet „stelen" kon. Bobbeltje liep langs den weg en dacht aan de Weesgegroetjes, die hij den vorigen avond thuis gebeden had omdat hij troost zocht voor zijn teleurstellingen nu wel nooit eon cadeautje voor die aardige zusier te zullen hebben. En ook aan dat andere gebedje, dat zoo maar tot Jezus, den Goeden Herder gebeden mocht worden, dat gebedje, dat eigenlijk méér geholpen had don die Weesgegroetjes. En toen was er op eens dat wonder. Voor hem liep een dame, die steeds langzamer liep. Ze zocht wat in haar tasch, haalde een groo te rol er uit en floep.... meteen lag er een klein rood beursje op do straat. Een paar flinke sprongen en Bobbeltje hAd het al. De juffrouw bemerkte niets, stopte de rol weer in haar tasch en liep weer wat vlugger door. Niemand had het gezien en Bobbeltje kroop met zijn bezit in een portiek. Guldens waren er in, wel vijf dubbeltjes en een paar centen. „Dat heeft de lieve Heer gedaan", moppclde Bob beltje dankbaar. Nu straks een cadeau koopen van zijn eigen geld. „J-c eigen geld, Bobbeltje Bobbeltje keek om, wie zei dAt nu toch tegen hem Maar er was niemand en Bobbeljce onrust wcrl weer groot, Teruggeven aan die juffrouw be te ekende r geen caudoau voor 3e zuster en tocli Weer dacht hij aan de Weesgegroetjes en aan dat Ander® gebedje, dat anders was. Dat was: Doen wat de Goede Herder vroeg, dat was: ook doen wat moeilijk, wat héél moeilijk was. Toen rende Bobbeltje. Hijgend' stond hij naast Lous, die hij maar nau welijks in kon halen. Het beursje omhoog, nog buiten adem. „Maar jongen, hoe kom jij daaraan vroeg Lous in uiterste verbazing, terwijl ze in een vanzelf sprekende beweging keek of alles er nog in zat. Haar laatste vijf gulden. „Waar woon je vervolgde ze, terwijl ze een gulden in de hand nam om Bobbeltje te beloo- nen. En zonder een antwoord af te wachten, drong het bijna onbegrijpelijk tot haar ó'oor, dat zóó'n schooiertje haar zoo maar het beursje terug bracht Daarom voegde er ze er aan toe: „en waarom breng je het mij terug Heb je het gezien dat ik het verloren heb en wist je dat er véél geld in zit Bobbeltje werd er verlegen onder. Dat was nou net zoo'n stem als van de zuster en hortend kwam 't verhaal er uit, over het Leger en do zuster, over die vijf gulden en zélfs over het gebedje. Ja, doen wat ae Goede Herder vroeg, was doen wat m o e i 1 ij k was, wat h o e 1 moei lijk was. Al pratend kwam Lous heel wat te weten van Bobbeltje. Zijn mooie namen en zijn bijnaam óók. Maar die laatste woorden van Bob beltje bleven beschamend door haar hoofd hame ren. Tot ze Bobbeltjes woorden weer duidelijker opving en hij, argeloos en blij omdat zóó'n dame naar hem luisterde, hij vertelde dat hij niet naar school was gegaan, maar straks wel naar Schoolvoeding ging. Natuurlijk daar ontbrak Bobbeltje nooit. En in Lous' hart brandde er iets. Bobbeltje, kleine kerel die liAAr weg was. Terwijl ze Bobbeltje een gulden in den hand duw de keerde ze om. ging den langen weg terug, dien ze niet gekomen was en zei: Dan zien we elkaar vanmiddag waarschijnlijk weer terug bij.. „Schoolvoeding". Dag Bobbeltje.... Dag ehzuster. UW WIL... Een onderwijzeres eener Zondagsschool besprak met hare klasse eens de bede van het Onze Vader: „Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzoo ook op aarde". „Wel kinderen", zei ze, „hoe denkt gij wel, dat de engelen in den hemel Gods wil doen en in welk opzicht zij ons ten voorbeeld zijn Een kind zei daarop: „Zij volbrengen Zijn wil dadelijk"; 't tweede: „Z doen hem ijverig"; 't derde: „Zij doen hem altijd"; 't vierde: „Van ganscher harte"; 't vijfde: „Allen doen hem." Toen zwegen de kinderen, 't was alsof zij niets meer wisten. Een klein meisje stond echter op en zei nog: „Zij volbrengen Gods bevel, zonder te vra gen: waarom Zoo is hetNiet naar net waarom moeten wtf vragen, doch slechts doen I „JACOB HEEFT MIJ DEN WEG GEWEZEN" DE directeur xan de Pennaylvaniaspoorweg- maatschappij, een der grootste en machtig* ste van Amerika, lag zwaar ziek en het liet zich aanzien, dat dit zijn sterfbed zou worden. Er werd een predikant geroepen, ofschoon deze man zich nooit veel met de Kerk had ingelaten. Toen de predikant hem vroeg hoe het met hem tegenover de eeuwigheid stond, antwoordde hij „Dat is in orde, Jakob heeft mij den weg ge wezen". Wie was Jakob Dat was een zg. donkeyman, een der eenvoudigste geëmployeerden der Maat schappij, die gedurende meer dan 30 jaren niet anders gedaan had dan de ramen der Pullmann- cars te wasschen. Meermalen had de directeur 'dezen man echter gadegeslagen en do wijze waarop hij zijn eenvou- digen dienst verrichtte, had op den directeur zulk een indruk gemaakt, dat hij tot de conclusie ge komen was, dat deze man iets moest bezitten, da hij niet had. Toen bad hij Jakob eens bij zich luten komen en had hom gevraagd, wat dat was en toen had Ja kob hem heel eenvoudig van zijn geloof en zijn vrede verteld. Zoo kon die directeur op zijn sterfbed er van ge tuigen, dat een van de eenvoudigste mannen in don dienst der maatschappij hem den grootsten aller diensten bewezen had „Jakoh heeft mij den weg gewezen". GODS WEG Gods weg gaat dwars door onzen weg heen. Wij hebben allerlei plannen en voornemens, wenschon en begeerten. Maar de weg waarlangs we geleid worden gaat er> vlak tegen in. Gods Baad blijkt anders dan wij het gaarne wildon. En o het Is zoo hard, als we niet buigen, want dan botst hei en wij doen ons pijn, met onze bloedende wonden. Maar, als we ons neerleggen en overgeven en be rusten, zal de pijn langzaam overgaan, de smart worden verdreven «n de wonden genezen, want Gods genade Is ons genoeg. Ook vroeger dure tijder» DE jaren 1436'38 kenmerkten zich in geheel Europa door nijpend gebrek aan voedsel en groote duurte, zoodat „een schepel rogge verkocht werd voor een gouden Riere (is rijder is f 14). Velius zegt, dat vooral in de steden de nood zeer hoog was, zoodat men het „gebrek van brood mot her.nip en raapzaad moest goedmaken, of brood van boonemeel en dergelijke bakken, ja, dat zij gelukkig waren, voornamcntlijk de ar men, zoo ze dit nog bekomen konden". Do dure tijd van 1483 werd vooral veroorzaakt door de vele stormen, regen- en hagelbuien, waar door de zomer nauwelijks van den win' r was te onderscheiden. Het veldgewas groeide 6lecht en do levensmiddelenprijzen stegen onrustba rend. In Friesland bracht een vat „van de slechtste roode boter" zes en dertig guldens op en een vat „witte boter" zes en twintig gulden. Dat dit res pectabel hooge prijzen waren, kan men op maken uit hot feit, dat bijv. in het jaar 1518 een zekere Jan Hubrechts Zoon tot Schout \an Am sterdam werd benoemd op een jaarsalaris van 200 guldens. In tegenstelling hiermede was het leven in het jaar 1545 zeer goedkoop. Volgens Commelijn kon men toen te Amsterdam een mud tarwe, een mud gerst, een mud haver, een ton appelen, een vette kalkoen, een kan wijn voor dertig 6tuivers koopen. Deze goedkoope tijd duurde enkele jaren. Vrecselijk hooge prijzen moesten in de jaren 1529 en 1530 voor de eetwaren worden betaald. Te Neurenberg bijv. was de prijs van de boter, die in gewone tijden twee stuivers opbracht, ver- zevenvoudigd en in Zwaben bracht een mud tarwe de ongehoorde prijs van 500 goudguldens op. Ongekend hoog waren ook de prijzen van de groenten. De kool bracht drie gulden op en te Rome moest voor een „stuyversbroodje" een gou den Kroon worden betaald. In ons land moet men het jaar 1630 wel tot do duurste tijden rekenen. Op de Amsterdamsche beurs toch betaalde men voor een last rogge 300 goudguldens. Hoog ook waren do prijzen in 1718. De barre winter van 1717—'18 werd gevolgd door een guur voorjaar en een kouden, drogen zomer. In Augustus veranderde het weer en werd de toch •1 sclrrale oogst zoo goed als geheel door hevige stormen gepaard gaande met slagregens ver nield. Ook 4n Hongarije had men in dat jaar gebrek aan de allereerste levensbehoeften. Te Keulen waren zoo goed als alle beschikbare voorraden na een half jaar „geconsumcert". Do prijzen van alle levensmiddelen werder van dag tot dag duurder. Ook het vee leed gebrek en stierf van den honger. Het gras in de weiden was zoo goed als geheel dood gevroren Nauwkeurig werd de bij bakkers en bierbrouwers aanwezige graanvoorraad van overheidswege opgenomen. Een gedeelte hiervan werd voor het leger bestemd. Vooral onder het kleinvee was de sterfte groot. Vele schapen kwamen om, zoodat er gebrek aan wollen stoffen kwam. De woluitvoer werd dan ook stopgezet. Daar het in do maand Mei nog sterk vroor, had den, door de duurte van de granen, de bakkers te Ilannover voor gcruimen tijd hun bedrijf stib gelegd. Alle hoop bleef nu gevestigd op den ko menden oogst. Deze vervloog echter, toen zware ovenstroomingen de akkors grootendeels ver woestten. In België had men nog ien graanvoorraad voor ruim een jaar, als tenminste de uitvoer werd stopgezet. In Rusland was er groote behoefte aan ve* voeder, zoodat een wagen ïïooi 3ertïg „L'eweö- daalders" opbracht Plotseling komt er een wending ten goede. Tegen het einde van de maand Mei slaat het weer in Duitsch'and om en wordt dan mild en zacht. De boomen beginnen te ontluiken. In het overige Europn bleef de temperatuur echter laag. Zelfs sneeuwde het nog dagelijks in Noord-Italië en werden te Parijs processies gehouden, om zachter weer af te 6meeken. De Fransche Overheid verlichtte in dezen duren tijd de zorgen van haar onderdanen, door een belastingverlaging van de tailles in te voeren, van ruim dertig procent Einde Mei was het aantal door gebrek omgeko men dieren in Friesland gestegen tot 12.000 en in Groningen tot 17.000. Het hooi bracht op de Amsterdamsche markt reeds honderd en tien gulden per duizend pond op. Kwamen uit België eenigen tijd later berichten binnen van beter weer, in Italië scheen nog steeds de winter te heerschen. De Zuidelijke Alpendalen lagen nog dik onder de sneeuw en een folio Noordenwind veroor zaakte een nijpende koude. In plaats van gra nen at men wortels. In de maand Juni werden te Londen groote hoe veelheden graan, tegen de hoogste prijzen, voor de marine uangekicht. Ondanks verlagingen tegen het einde van 1718, bleven in de meeste Europeesche landen de prij zen van de levensmiddelen en van het vee voeder vrij hoog, of door misgewas, of door kunstmatige prijsopdrijving. Zoo verbrandden enkele baatzuchtige lieden verschillende hooibergen, om de hooiprijzen op hun hoog peil te handhaven. Om zulke wan daden te voorkomen werden voortaan de hooi bergen van overheidswege bewaakt. Tot het rijk der fabelen zal wel moeten ver- In Zijn hoede Jezus, Toevlucht mijner ziele I Dek Gij met Uw vleug'len mij, Als de stormen buld'rend loeien Van het dreigend noodgetij Laat mij aan Uw hart mij bergen, Schenk daar aan mijn ziele rust, Tot weer 't oog, bij kalmer hemel, Zien mag op Gods veil'ge kust Ach, waar zou ik schuilplaats vinden In den hoog geklommen nood. Als Gij aan Uw liefd'rijk harte Mij geen rust- en wijkplaats boodt Al mijn hoop is Uwe trouwe; Heer! Uw Woord is mij genoeg; He Weet, Wie op het hout der schande Willig ook mijn zonden droeg. Leef ik in Uw heil'ge hoede, Kalm zal mij het harte slaan, Hoe de stormwind aan moog' groeien En de golven hooger gaan. Jezus, Toevlucht mijner ziele I Dek Gij met Uw vleug'len mij, En ik zal behouden danken, Als het noodweer is voorbij. C. S. ADEMA VAN SCHELTEMA, wezen worden het bericht uit Opper-Oostenrijk", dat, nadat de hagel den oogst voor het grootste gedeelte had vernield, op de plaats van de hagelkorrels „a'e schoonste granen in menigte gevonden werden, die driemaal zooveel meel gaven als het gemeene zoort, zijnde daarvan een proef naar Wecnen gezonden''. En evenzeer dat het enkele weken daarvoor te 'inde „allerhande Koorn had geregent. in der sommige korrels zoo schoon en v <is het Manna in het Oude Testament beach. en word, geweest zijn". Er waren trouwens velen in die dagen die daaraan twijfelden. „En ofschoon vecle Reizigers staaltjes van dat Koorn bij zig hadden en het verscheide voor- naame lieden verklaarden, hetzelve gezien te hebben, zoo wierden er nogtans menschen go- vonden, die er geen geloof aan sloegen, vooral in ons Vaderland, dewijl men het als een bij- gcloovigheid aanziet, daar geloof aan te slaan". Postzegelruilbeurs NIEUWE UITGIFTEN Joegoslavië Ter gelegenheid van de te Agram gehouden postzegeltentoonstelling der Kroatische Philatelis- tenvereeniging, is een postzegel uitgegeven in do waarde 5,50 dinar blauwgroen, zonder toeslag. Het zegel toont het Montenegrijnsche dorpje Obod bij Cettinje, waar de eerste drukkerii op den Balkan was gevestied Monaco Het zegel van au c. (uit gifte 1933/'39) (zie neven staande afbeelding) onder ging een kleurverandering van blauwgroen in rood- oruin. Tevens verscheen in deze teekening een zegel in d» waarde 60 c. groen Rusland Ter gelegenheid van do Alg. Nat. Landbouwten toonstelling te Moskou ver- HCheen een beiit van 17 waarden, uitgevoerd in vierkleurendruk. De zegels toonen paviljoens en stands van de tentoonstelling. De waarden zijn 10 kopeken (Wolgaland 15 (Verre Oosten) 30 (Noord-Oosten) 30 (Oekraïne) 30 (Wit Rusland) 30 (Azerbeidsjan) 30 (Georgië) 30 (Armenië) 30 (Oesbekistan, 30 (Toerkmenië) 30 (Tadjzikistan) 30 (Kirgiezen republiek» 30 (Kazakstan) 30 (Karelië) 50 (Hoofdgebouw) 60 (Mechanisatie-paviljoen IJ sl and De serie postzegels, uitgegeven ui 1939 ter gelegen heid van de deelneming van IJsland aan de Inter nationale tentoonstelling te New York, werden, om den nog overgebleven voorraad op te gebrui ken, voorzien van een zwarten opdruk „1940". 20 aur rood/zwart piek met bol; 35 blauw/zwart medaillon met gedeelte noor delijk halfrond: 45 groen standbeeld van een gewapenden ridder; 2 kronen idem CORRESPONDENTIE Ter gelegenheid van de jaarwisseling ontvingen wij van verschillende deelnemers hun gclukwen- schen. Wederkeerig wenschen wij voor allen een in alle opzichten gelukkig en gezegend 1941. Wij moeten nog eens weer de aandacht vestigen op het feit dat verschillende deelnemers de rond zendingen véél te lang vast houden. Wij verzoe ken dringend voor het vervolg de zendingen niet langer dan drie dagen in bezit te houden, Zon en feestdagen buiten beschouwing gelaten. Verder verzoeken wij den deelnemers nog eens, bij het prijzen van de boekjes, tevens de catalo gusnummers te vermeldendit is toch een kleine moeite en het vergemakkelijkt het nazien aan merkelijk). Tenslotte verzoeken wij hen die hun saldo van de laatste afrekening nog niet voldeden, dit vóór het einde van deze maand in orde te maken, wij kunnen dan ook aan onze verplchtingen ten aan zien van hen, die van ons hebben te voropren, voldoen. De vleermuizen, die in de grotten van Zuid-Limburg overwinteren, worderi geringd ter 1 9 (Foto Hei Zuiden) fruutfiee* O'Aiiatelistidcfi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12