tie overstrooming van fle DE JEUGD EN HET BOEK In 1658 stond op sommige plaatsen het water 3 meter hoog I i II C dlSl SSÏ jly PS Een strafpredicatie van Ds Jacobus Oudenhove TEGEN het eind van het jaar 1658 viel na zware vorst plotseling een wisse dooi in. Het ijs der groote rivieren raakte los en kreu nend gleden vuilwitte schotsenvelden over het grauwe water. De dijkbesturen werden bezorgd. Zij riepen de waterwacht op en onverwoed pa trouilleerden jonge boerenkerel6 paard-onder- de man langs de eenzame dijken. Zondag 29 December werd aan Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Alblasserwaard gerap porteerd „Het ijs kruit in de Werkendamschc killen". Onmiddellijk haastte het college zich naar Hardinxveld. Een grimmige titaan lag daar dwars in de Merwedebedding, van dijk tot dijk. Wat konden de wezentjes die menschen heetten daar tegen doen Ze moesten nog uitwijken voor de scherpgetande schotsen, die over den weg kropen. Afwachten en hopen op liet wonder, meer vermochten ze niet. De rivier achter de dam klom al liooger. Hij vocht met de dijken en met de reus. De dijken lagen gespannen, even onwrikbaar als de ijsdam. Maar toen ondermijnde hen een booze ziekte de grond doorweekte en a'e Hordedijk bezweek. Met een brcede bree scheurde hij open en een hooge golf sloeg de Alblasserwaard in. Het was de middag van den 30sfcen December 1659, tus- sehen vier en vijf uur, in de schemering. De" Hardinxveldsche klokken werden overslag gegooid. Zij luidden den waterstorm. Het alarm sprong van kerk tot kerk en rusteloos klepten de torentjes hun nood uit. Langs de hooge dijken werden vuurbakens aangestoken, ze vlamden als kometen door het snel vallende duister. Op de Ingelanden maakte dit alarm aanvanke lijk weinig indruk. Ze dachten terug aan het wateralurm van 1598, bij directe overlevering bekend. Toen was er „een inbreuk op Papen- drecht alwaar de dijk inbrak door een vloed, waarvan men de diepe Waal nog zien kan bij het huis Postbergen" Ieder was met haast ge vlucht, maar de meeste dorpjes waren droog ge bleven, slechts een enkel werd licht bescha digd. Daarom wachtten de boeren nu eerst eens af. Het was echter bittere ernst deze keer. Snel rees het water in de slooten, op de weilanden sche merden al zilverige plekken, het polderwild repte zich naar het Noorden. De menschen langs de Graaf- en de Waterschap beseften den nood telaat. Zij konden de veilige dijken niet meer bereiken en vluch'fen n«et het vee de waterzo ders op De toeren die dichter bij de Lek of de Merwede woonden, waagden nog een poging. Het vee werd losgesneden, alles wat inderhaast meegegrepen kon worden op de knaskros geladen, en bij het licht van flakke rende knnrslantnarns trokken ze de modderige wegen op. Het ijskoude water bleef stijgen, hot kroop de arme beesten tegen den buik op en de laatste kudden bereikten den dijk niet meer. De grauwe morgen van Sint Sylvester 1658 lichtte over een eindelooze plas, stil en effen als de dood. In roerlooze berusting rezen de bruine rietdaken al6 arken er boven uit en wee moedig wiegelden daarachter de toppen der hooge grienden. Boomen en balken; meubels, bocrengerei, het dreef tegen den dijk als wrak hout naar het strand. Zestigduizend morgen lands 6tonden onder, de hoop van de boeren, die over het nevelige water tuurden, was ver gaan: het hooi in den berg, de gelling in 'de braakhut, de zelling op den zolder zou bederven. Veel have, veel vee was verloren. Groot is in dagen van ramp de barmhartigheid. Daar werden roeibooten over de dijk getrokken en ieder kwam toe, bracht eten en kleeren en de schuitjes koersten naar de daken aan de horizon, waar de Graafdorpen lagen, en Goudriaan en Ottoland. Ze voeren van dak tot dak en op de trieste waterzolders brachten ze wat daar noo- dig was en vooral nieuwe hoop, en een ver klaard uitzicht, en op de nok van lage arbeiders huisjes zaten heel« gezinnen ruitcr-tc-paard, in de armen alles klemmende wat hun nog restte. Ze smeekten de helpers zich te haasten, want de muren wankelden al. In booze tijden gebeuren overal booze dingen. Op den dijk stonden de troepen geredde koeien dicht opeen. Een droef geloei steeg op. De die ren hadden honger en er was geen voer. Het sneed de boeren door het hart. Vertwijfeld zagen ze rond. Wie kon hier helpen Veekoopers kwa men opdagen. Ze wilden de beesten wel koopen. Drie gulden boden ze per stuk en eoms vier. Het was nog niet eens de waarde van de huid, maar wat moesten de eigenaars Hun vee zou dan tenminste beschut worden en verzorgd, en was dat een boer, die aan zijn vee hangt met heel zijn hart, niet alles waard Ze gaven toe en onverschillig lieten ze het handjevol gcld-etuk- kon in de beurs glijden. Het was hun temoede als den koopman, die in het noodweer zijn waren overboord werpt om zijn leven te behouden. En de tevreden roovers brachten hun buit naar de stad van Dordt. Maar hoor nu, wat de regeerders van Dordrecht deden. Zij hoorden tot de groote kooplieden van Oud-Holland. Wat op zulk een wijs verkregen werd, was hun een gruwel. De Oudraad vaar digde een uitvoerverbod uit van alle „door baat zuchtigheid op een onbarmhartige wijze op gekochte beesten"'. Met tegenzin gaven de hyena's hun prooi weer, en het vee werd naar de schuilplaats gevoerd, die de stad mild open stelde. Te Nieuw-Lekkerland stond het water ruim drie meter hoog. Maar Jacobus Oudenhove, a'e ge leerde dominee van het dorp, was de verbijste ring over den ramp, die zijn gemeente trof, al weer te boven. Hij had het leven ondergebracht WirUerpracht in 't park tk (Foto C. Kramer) in een schema. Al het gebeuren kreeg daarin zijn vaste plaats. Alle rampen vielen onder het hoofd„Oordeelen". Oordeelen Gods over de zonden van het Waardvolk. Waren de zonden van de Alblasserwaard hooger geklommen, dan die der niet getroffen gebieden Als men de preek van den dominee leest, zou men ja zeggen. Maar ge moet bedenken, dat zijn rede die der boetpredikers van alle tijden is. Zij overdrijven en generaliseeren. En ook dat in de weelderige tijden van na de Munstersche vrede, het leven overal in de rijke streken van Holland bont en fel was. Voorts wat weten wij, eendagsvlie gen, menschen die altijd ten deele blijven ken nen, van Gods bedoeling en plan? Als we het even schematiseeren, doen wc dat, omdat we zoo meester van de situatie denken te blijven. Zoo ook Ds Oudenhove. Den Zondag na den ramp, was het kleme kerkje te Nieuw-Lekkerland vol hulpelooze menschen, losgeslagen van al hun ankers, nu schuilend bij Gods altaar. Maar hoor, hoe Ds Oudenhove de tobberds striemde in zijn preek over- Ezcchiël 12 vers 10—12: Het was velen al eens hoe zij het geld kregen, als ze maar raad wisten om het te krij gen, hebben was hebben, en krijgen was de kunst; en danrvan was de oorzaak, dat men hier zoo verdorven was, dat men zelfs in het huwe lijken moer naar het goed, als naar het geslacht, de persoon of de deugd zag, het ging velen naar het spreekwoord „Al zijt gij slet of dief, hebt gij goed, ik heb u lief'. Die dan door gierigheid veel goeds onrochtvajuxJiglijk verzameld had den, die verkwistten a'at onnuttelijk door eer gierige kostelijkheid. Die timmerde huizen als paleizen, stelden ze toe en stoffeerden ze naar de wijze van de grooten dezer wereld men deed voorraad van een groote kwantiteit van zware bieren, en dat voor vele jaren. Men hield koste lijke maaltijden, zelfs de doodmalen werden ge houden nis vreugde-maaltijden en dat dagen lang, en dan maakten ze zich vroeg op in den morgenstond en jaagden sterken drank na, en vertoefden tot in de schemering, totdat het bier en de wijn hen verhitten en zij niet meer laden konden. Hier zag men de helden om zware bieren en wijn te zuipen, en krijgen» om vele kannen uit te drinken en dronken velen van deze gevalueerde dronkaards zoo sterk, of daar een prijs mee te winnen geweest was, zoodat niet weinigen hun gezondheid en leven ver dronken. Men maakte speelwagens in den vorm van kalossen en bedreef daarmee groote pracht, en de overdaad in de kleederen was zoo groot, dat het einde daarvan weg was... Ze hielden den Dag des Heeren en andere publieke en algemeen verordineerde preekdagen, gelijk de heidenen «ie feestdagen van het vuilste gespuis hunner goden. Men ging 's morgens ter kerk, onder de middagpredikntie begaven zij zich tot kaatsen, balslaan, kaartspelen en tot dergelijke kwade exccrcitie ;.'s avonds in de her bergen daar ging het rcéltjc, daar sprong men en danste, als wilde woeste menschen. Daar hoorde men gezangen uit Sodom en niet uit Sion, vlecschelijk, niet geestelijk, ter eere van Bacchus en Venus. Tot vermaak van het vleesch, de wereld en de duivel. Achterklap, eerechenderij kijven, vechten en doodslaan waren veeltijds de effecten, vruchten en werkingen van deze goddc- Jooze samenkomsten. Dnar waakte men als het tijd was orn te slapen, en als de vrees van cenig ongeluk den ouders de slaap uit de oogen dreef. Daar was men vroolijk, als de ouders thuis vol droefheid zaten. Men hield den Dag des Heeren in het gemeen, genoeg voor een ledigen dag, als of men van alle Christelijke plichten dan vrij geweest ware, men bezocht dan zijn vrienden, men reisde,-men roste, men vischte, men hooide, men werkte". En zoo goot de dominee zijn fiolen uit over de rampzalige gemeente, en kwam ten laatste aan de bedreiging van zijn tekst„Ende zal het- zelven do staf des broods breken". Dit was hem aanleiding een breed betoog te houden over de beteekenis van het woord „brood", op verschil lende plaatsen in den Bijbel, gevolgd door een overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis der broodbakkerij in de klassieke oudheid. „Plinius getuigt lib. 18, cap. 11, dat tot den oorlog van Perzië tegen Home geen bakkers geweest en zijn, ende toen had Rome al VC en LXXX jaren bestaan. Duar zijn ook n"K veel landen, daar men nog geen brood gebruikt. In IJsland wor den zij zeer oud en leven gezond zonder brood. In het eiland Baccina bakken zij brood van hout en gestooten visch, nis de Epistolae indicae pag. 321 mede brengen". Een en ander toegelicht met Latijnsche citaten uit Ovidius. (Hetwelk niet vreemd was in de dagen, toen de preeken meer malen geleken op een college in de taal der Hebreeën). Dat de gemeente er geen silabe van begreep, deed blijkbaar weinig ter zake. „Wij keeren wederom tot onzen Alblasserwaard om te bezien en te overleggen, hoe God de staf des broods daar al verder verbreekt. Het gewas ven de hennep, waag men hier den heelen zomer ai JliiS- - Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand. moedig sla ik dus de oogen naar het onbekende land. Leer mij volgen zonder vragen Vader, wat Gij doet is goed Leer mij slechts het heden dragen met een rustig kalmen moed l Waar de weg mij brengen moge, aan des Vaders trouwe hand loop ik met gesloten oogen naar het onbekende land. JACQUELINE VAN DER WAALS proces nooit haar volle hoogte. Hoe groot de on kunde op het terrein van het lezen wel is, blijkt uit de volgende uitspraak, die geuit werd' door een Amerikaansch expert: „De uitslagen toonen aan, dat rneer dan een rnil- lioen van onze soldaten en matrozen niet eens een eenvoudige brief konden schrijven of met gemak een dagblad lezenHet staat vast, dat de over- groote meerderheid van dev-c soldaten naar school gegaan was, de Lagere school vo'trde en *norJe lezen." Laten we daarom onze jonguiia en meisje» loe ien vroeg voor ziohzelL te gaan lezen. Daar zijn vooral voor onze ouderen boeken te kust en te keur. Beisbeschrijvingen, natuurstudies, boeken ovor geschiedenis, over techniek e.a. zijn er meer dan genoeg. Waarom zouden we deze boeken niet aan onze jongens en meisjes geven? De opvoe dende waarae gaat zeker uit boven de ontspan ningslectuur. Veel beter kunnen wo onze kinde ren leeren om oog te hebben voor do prestaties van andoren, van menschen, die onze cultuur hebben helpen opbouwen, die voor onze gods dienstvrijheid hebben gestredon on geleden, die gepoogd hebben aan de aarde haar geheimen te ontworstelen. Wo hebben de plicht onze kinderen daarbij te leiden. Dat kunnen we doen aoor als ze klein zijn hun uit deze boeken te vertellen, hun er uit voor te lezen. Straks als zo groot zijn, kiinnen wc hun die werken zelf in handen geven. Het lezen vnn deze boeken spoort onze jeugd aan tot activiteit, tot het zelf willen onder zoeken, het zelf willen weten. En juist dat moeten we aankweeken. Dan hebben ze tevens een prach tige manier om hun vrijen tijd te vullen. Onze jongelings- en meisjesverecnigingen doen op dit terrein prachtig werk. Hier zijn ze ver plicht, om als ze een inleiding moeten houden tot de bron te gaan, tot het boek, waarin hot onderwerp uitvoerig behandeld is. Zeker, daarbij loopt men kans om broddelwerk te krijgen. Maar een voornaam doel is bereikt, doordat ze ge noodzaakt werden zelf te lezen, zelf te kiezen, zelf te schiften en critisoh na te gaan. Om in verband met dit artikel véél werken te •roemen in niet doenlijk, niet noodig ook. Een enkele titel en een enkele schrijver moge echter genoemd worden. Wil men meer weten, zoo zal een schrijven aan onze christelijke uitgevers won leren doen en een keur van werken opleveren. Geschreven Bijbels MEER dan eens is de Bijbel in zijn geheel overgeschreven en het voorwerp geworden van allerlei gedetailleerd onderzoek. Zoo heeft een zekere Claas Commers \an de Mark bevonden, dat het O.T. heeft 39 boeken, 929 hoofd stukken, 23214 verzen, 532.439 woorden en 2.728.100 lettere, en het N.O. 27 boeken, 260 hoofdstukken, 7985 verzen, 181.253 woorden en 838.580 letters, voorts dat in het O.T. het middelste boek ie het Boek der Spreuken, het middelste hoofdstuk Job 39, en dat het middelste verg zou zijn 2 Kron. 20 vers 17, indien er één vers inecr, en 2 Kron. 20 vers 16, indien er één vers minder was; alsmede, dat het kortste vers is 1 Kron. 1 vers 1: Adam, Soth, Bnos. Verder ontdekt hij, dat het middelste boek van hot N.T. is 2 Thessalonicensen, en het middelste hoofdstuk Rom. 14 zou zijn, indien er één hoofdstuk meer, en Ram. 13, indien er één hoofdstuku\nindcr was; alsmede dat het middelste vers is Handi. 17 vers 17 en het kortste Joh. 9 vers 35 „Jezus weende". Het woord Jehova vond hij in 't O.T. 6855 maal en 't woordje ende 35.543 maal. De Psalmen in onze Statenvertaling bevat ten volgens hem 2527 verzen. 41 644 woorden en 195.459 letters. Ook in de bibliotheek van het Bijbelgenootschap is een geschreven blad aanwezig. Het is een in leder gebonden boekdeel, groot 33 bij 22 cm. en 3'/2 cm. dik. Het geheele werk is met een onge- loofelijk kleine letter geschreven, op lange vol komen rechte regels. Men kan er zich een denk- beed van vormen, als men weet, dat de 3de Brief van Johannee bestaat uit 15 regels, elk een ge heel vers bevattende en dat die regels samen 3.2 cm. hoog zijn. Op de laatste bladzijden staan al de opgaven omtrent boeken, hoofdstukken, ver zen, woorden, ende's en letters, die echter met de boven aangehaalde niet «ohcel kloppen. En dan volgt„Dit Over Geschreven in den Jare Anno 1719Abram Wels Lz." IN „Belijden en Beleven" schreef S. Klein ccnigc interessante artikelen over Jeugdboeken. Wcllf •oort lectuur zullen we onze kinderen in handen geven7 Vragen we het aan de jeugd zelf, dan zal deze vlug genoeg klaar zijn met het antwoord. Daar is reeds een enkele keer naar gevraagd in den vorm van «en enquete. Een tweetal van deze enquete» moge even nader onder o'e aandacht worden gebracht. De eerste enquete werd gehouden door Mevr. S. Riemcns Reurslag onder kinderen van o'e hoog ste klassen van tien lagere scholen. Daarbij werd ojh. gevraagd, waarom of een boek zoo mooi werd gevonden? Vanzelfsprekend is deze manier van onderzoek niet overtuigend en 7A*kcr niet volle dig. Maar wel is het typeerend, (fat 102 maal het antwoord werd gegeven, dat do kinderen het mooi vonden omdat het bock zoo avontuurlijk, zoo spannend was. Dit gotal werd door geen ander getal geëvenaard. Slechts 33 maal wordt genoemd eerlijkheid, opofferingsgezindheid en®cde!moedig- heid als motief. Met de andere enquete wilde men een onder zoek instellen naar het meest gelezen boek, den aan gearbeid heeft, drijft vast door het water, en gaat teniet. De groote voorraad van bier ligt nu door de vloed verslonden en drijven de vaten ledig door de kelder. De molens staan stil, de bakovens in het water, en drijft het huisraad door het huis en dat midden in den winter, als men niets andere te wachten heeft als hooge vloeden, zwaar op watec harde vorsten, storm en wind, de Alblasserwaard ligt voor alles open" Enzoovoort. Voor het geval de menschen nog eenig optimisme hadden, werd het hun grondig ontnomen. Aan het slot volgde een opwekking tot boete. En wij missen zoo noode de verwijzing naar het Agnus Dei, naar het Lam Gods, dat de zonden, Alle zonden der wereld, wegneemt. De toestand was desolaat. De kcnncpakkcrs .waren zoo doorweekt, dat ze het eerste jaar nie't gespit of bezaaid konden worden. Vruchtboomen en teentgrienden hadden zwaar geleden. De watermolens moesten gerepareerd, dijken, kaden en waterkeeringen hersteld worden. En dat na een reeks vette jaren, toen Oude schoenen, vuile doeken Lap en leur en diergelijk Staken hier en daar in hoeken Vol van goud en zilver-rijk. Toen de boeren liever de kaas en de boter weer van de markt mee terugnamen 0111 zo thuis te laten verschimmelen, dan zc af te staan, tegen een prijs, die hun niet zinde, toon veel geld kon besteed worden aan ^Prachtig bouwen, hoofdsche drachten, Goud en zilver tot den pronk" En toch alle tijden hebben hun weertljdcn. Het Hollandsch poldervolk heeft nooit den moed losgelaten. Geen ramp, hoe zwaar, heeft ook zijn geest kunnen temmen. Na tien jaren van hard werken, was de Waard tot nieuwen bloei ge rezen. JAN GOVERTSEN, meest gelezen schrijver. Dit onderzoek werd ge houden door den h-eor D. L. Daalden onder de leerlingen vpn de Middelbare saholen. De meest gelezen boeken, die door de meisjes genoemd werden', warén tic werken van Cissy van Marx- veldt. Niet minder dan 323 maal werden d>eze werken genoemd. Daarna volgden de boeken van Hille Gaerthe. Deze werden 156 keer genoemd Daarna daalde het cijfer van de genoemde wjr- ken ]>cneden de vijftig. Door de jongens werden als de meest gelezen boeken genoemd -de werken van Karl May en Jules Verne. De eerste behaal de een getal van 136 en de andere schrijver een getal van 76. Daarna daalt het getal tot 26. Indien deze beide enquetes uitgebreider wa ren geweest, zouden do getallen misschien een weinig andere verhouding hebben gegeven, maa» een wezenlijk verschil zou dit niet uitmaken. We merken uit deze antwoorden duidelijk, dat vooral een bepaalde richting in a'e leesstof de voorkeur verdient. Vooral het avontuurlijke, hel sensationeele boek trekt hen aan. Daar is een ge vaar aan verbonden. Dit genre boeken bevordert heel sterk het gedachteloos en onnauwkeurig le zen. Wanneer de hoofddraad van het verhaal rnaar gevolgd kan worden. Al te lange uitweidin gen over bepaalde onderwerpen moeten dan ook niet voorkomen, die slaat men maar over. Mede door deze jjoeken bestaat het gevaar, dat straks bij het opgroeien, de jeugd voor werken op het terrein van natuurkunde, geschiedenis, techniek, geen interesse toont. We moeten dan ook pogen te bereiken, dat de boeken voor ontspanning voor onze jongens en meisjes werkelijk boeken zijn, die zo lezen als ontspanning. Het moet niet zoo zijn, dat ze elk avontuurlijk bock dat ze maar in handen kunnen krijgen, verslinden, om zoo spoe dig mogelijk maar aan een nieuw werk te kun nen beginnen. Daar zijn er bij die meer dan tien boeken per week verslinden. Dan is het echter geen ontspanning meer. Wordt dit gevaar echter vermeden, dan bestaan hier prachtige boeken, die met smaak gelezen zullen worden. We den ken slechts aan de uitgaven van Meinema, Cal- lcnbach, Kok e.a. Ons lezen moet ontwikkeld worden. Dat is niet alleen een taak van do school. Zeker, het is wol haar voornaamste taak. Maar als het gezin niet helpt, don bereikt de ontwikkeling van dit lees- O, laat mij 't U vertellen O, laat mij 't u vertellen, Wie Jezus Christus is; Hoe Hij mij wou verzeek'ren Van schuldvergiffenis Mijn zonden wou verzoenen, Mijn ziel met vree vervult. En vast mij doet gelooven: lk ben verlost van schuld. Neen, neen, mijn zwakke woorden Vermelden 't niet, o Heer Gij zijt, voor wie U volgen, Nog eind'loos, eindloos meer. In leven en in sterven Zijt Gij ons steeds nabij. Een Heiland vol ontfermen Ja, Jezus, dat zijt Gij I (Illustratie „Vogeljaar" „....Dan zit soms een roodborst al op je te wachten" 29

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 16