Onze gevederde vrienden \JlQ3in -LV-/-L ,i?wi| apfla; 'sitosoS uaStoqaS ufiz jvvu oa 'uaiiia vxidi^ }seeu Su^a u{m^ uv.\_ jwnojAajfl r n w Fuut op het nest (Illustratie „V ogeljaat" NEEN, deze titel is niet origineel. Vele jaren geleden reeds las ik het boek van Dr P. G. Beukers, dat dezelfde titel had en geraakte onder de 'bekoring ervan, mede een ge volg van wat Thysse mij in de „Levende Natuur" deed genieten van zijn opmerkingen over het vogelleven, dat ik, schooljongen nog, begon gade te slaan. En dat mij meer interesseerde dan wat ik later moest leeren over de 2e klasse der Gewervelde dieren, die de „huid bedekt hadden met veeren en de voorste ledematen veranderd in vleugels" terwijl ze „eierleggend" waren (dat wist ik allemaal wel) en een kliermaag plus een zpiermaag al of niet voorzien van een hoornlaag hadden. Daar genoot ik niet van. Wel van het vogelleven, zooals Beukers mij dat liet zien en zooals Thysse er van vertelde. Wat heb ik, wat hebben duizenden met mij genoten van wat hy ons van de natuur deed zien en zooals zij ons leerden opmerken. Wat zijn er In de tientallen jaren, die verliepen, sinds ik het eerste nummer van de „Levende Natuur" in handen kreeg al niet een artikelen en boeken van den grootsten na tuurkenner, die Nederland bezit, verschenen. En hoe heeft Thysse (thans welverdiend „doctor" Thysse) vele duizenden in ons land tot natuur vrienden gemaakt, juist door die artikelen en die boeken. Zoo is het te verklaren, dat in ons kleine landje het jongste werk van Dr Thysse „Het Vogeljaar" een kunstwerk in twee kloeke deelen, een pracht uitgave, dat den uitgever tot eer strekt, kon ver schijnen. Als Dr Thysse het Nederlandsche pu bliek niet tot zulke groote natuurminnaars had gemaakt en zijn leerlingen, die zyn voetspoor volgen met hem, dan hadden wij voorzeker niet zoo een kostbaar werk zien verschijnen. En voor zeker niet een zóó sterk uitgebreide vierde druk met geheel nieuwe illustraties. Hier zien wij de „Nederlandsche vogels naar het leven geschetst". Ja juist, naar het leven ge- schelst. Maar hoe geschetst Even een voorbeeld. Wij hebben allen wel eens naar de straatjongens onder de vogels, de mus- schen gekeken. Maar daarmee kennen wy dien allerveelvuldigst voorkomenden vogel nog niet Lees wat Thysse o.m. zegt van het leven van de musschen „Kort daarna nadat in Februari eenige toenadering tusschen de mannetjes en de wyfjes, die in den winter zoo goed als geschei den leven, begint te ontstaan beginnen de groote straatspektakels, die ge zoo dikwijls hebt opgemerkt vier, vijf mannetjes dansen en vech ten rondom één wijfje, dat tamelijk suf en dom melig de heele historié meemaakt. Ze laat zich lydzaam door de partijen her en der trekken, totdat het haar te bont wordt en dan ontaardt ze in een ware helleveeg, die voor geen zes kerels bang is en ze allen smadelijk op de vlucht jaagt. Ik heb bij zoo'n gelegenheid wel eens ge zien, dat een wijfje een mannetje in zijn nek beet en hem heen en weer schudde, zooals een terrier een doode rat maltraiteert Maar als ze vriendelijk wil zyn, kan ze dat ook. De man kan zich mal genoeg aanstellen, als hij zoo met hangende vlerkjes rondhuppelt, doch 't wyfje doet net zoo- gek. Ze loopt in een theatraal struikelpasje, laat ook haar vlerkjes sleepen, zet flauwe oogen, door uit de hoeken het zoogenaam de wenkvlies erover te trekken en ziet soms scheel, doordat slechts één oog gesluierd wordt en 't andere listig om een hoekje kijkt. Dan spert ze den bek open, gedraagt zich geheel als een hulpeloos, hongerig jong en 't mannetje Is zoo geestig, om daarop in te gaan en geeft haar heusch wat te eten. Dergelijke tooneeltjes kunt ge iederen dag in het voorjaar bespieden en hoe meer ge op de dieren let, des te veelsoortiger avonturen krijgt ge te zien, tooneelen van liefde en haat, domheid en arglist, diefstal, ontrouw, "onderling hulpbetoon en onbegrijpelijke onverschilligheid, zoodat ge soms geneigd zijt, menschelijke drijfveeren en over leg aan deze vogels toe te kennen, om een vol gend oogenblik tot de ontdekking te komen, dat de daden van een dier eigenlijk niet door de menschen begrepen kunnen worden". Zoo schetst Thysse het vogelleven. Zoo teekent hij dat leven, dat wij ook kunnen zien en toch niet zien of iemand als Dr Thysse moet het ons laten zien. En dan zeggen we Ja, dat is waar, zoo heb ik het ook wel eens gezien, maar nooit zoo goed. En we gaan er straks weer en nu beter op letten en zien de vogelvrijage en zien nog heel veel meer. Want Thysse heeft ons leeren zien. In twee deelen, groot formaat, in stevigen, fraai linnen band, laat hij dat leven der vogels het geheele jaar door aan ons voorbijgaan. En prach tige foto's, waarvan je zegt Hoe is het moge lijk, d^t ze zóó genomen kunnen worden maken voor ons dat wondermooie vogelleven nog inte ressanter. men (toen hij in 1903 de eerste druk van een voorwoord voorzag, waren het et- 335). De schrij ver is nuchter genoeg orq te verklaren, dat het niet noodig is ze allen te kennen, hyzelf had ze ook nog niet alle waargenomen en hy verlangde er ook niet naar. Maar hy droeg, toen hij de eer ste druk schreef, zijn lezers op tachtig vogelsoor ten te leeren kennen en thans, nu we volgens hem in een hoogere klasse zijn, heeft hij zijn eisch met vijftig tot honderd percent verhoogd. Die eisch is niet zwaar, als we dit werk lezen. Maar na het lezen moeten we dan niet zeggen „Tjonge tjonge, wat is het toch mooi l 1", maar dan moe ten we ook de natuur ingaan en elders en thuis de vogels bespieden. Eerst thuis. Daarom heeft Thysse in het eerste deel, dat tot ondertitel heeftBij huis en hof, allereerst de vogels uit onze onmiddellijke omge ving voör ons geschetst. De musschen, de meezen, de boomkruipers, de goudhaantjes (de kleinste vogeltjes van Europa), de winterkoning, de rood- •borst en niet te vergeten de spreeuwen, de lijsters, de vinken, de weidevogels, leeuwerikken, zwa luwen, enz., enz. Van alle vogels weet dc schry- ver wat bijzonders te zeggen. Als ge ze bestudeert, let ge natuurlijk ook op do taal die ze spreken. Van meezentaal zegt Thysse o.m. „Allemaal zeggen ze „Siet, siet, siet" terwijl ze aan het eten zijn. Komt er een kat in den tuin of gebeurt er iets onaangenaams, dan zegt de koolmees „Tsji, terrr", terwijl de matkop (zwart kopmees) en zwarte mees „Sie tèh, tèh" laten hooren. Dat zijn heel parmantige geluiden, voor al die van den zwartkop". Wie kent het roodborstje nietIeder kent dit lieve diqftje, dat zoo sterk met één oog kan fixeeren en in den winter zoo'n trouwe bezoeker van je vensterbank kan zyn als hy maar weet, dat er geregeld wat te vinden is. ^Met a' al van uw tafel", zegt Thysse, „een busje meel wurmen of makkelijker nog, een busje uni- verseel-vogelvoeder. kunt gé wonderen verrich ten; ik ken omwoners van het Vondelpark te Am sterdam, waar vriend Roodborst 's morgens vroeg zo-j traditioneel mogelijk aan het keukenraam tikt, binnenkomt om zyn ontbijt te nuttigen en dan blijft Jiy verder den heelen dag rondzwer ven door huis en tuin, zoodat ge hem overal kunt ontmoeten; in de woonkamer of op de trap en vaak zit hij in 't raam zijn liedje te zingen. Maar tegen zonsondergang wil hij naar buiten, slapen moet hij in de vrije frissche lucht, de Spreeuw (Illustratie Vogeljaar vochtige lucht; van de droge kachelwarmte en den gaswalm wil hij i\jets weten. Je kunt van zoo'n vogel veel leeren. In het tweede deel gaat de schryver, blijkens den ondertitel, ons „in wijder kring" voeren en leeren we het paapje, de tapuit, de wielewaal, de waterhoentjes en de meerkoet, de duiven en de uilen, de meeuwen en de aalscholvers en nog zooveel andere vrienden uit de wijde verre verten kennen. Daar voert hy ons door het Naarder- meer, dat wonderschoone en uitgestrekte natuur reservaat. Daar vinden we de roerdompen, die al heel vroeg in het voorjaar gaan brullen. „Wie 't voor het eerst hoort, denkt misschien, dat ergens in de verte een automobiel een ongeluk aan zijn toeter heeft, maar gaandeweg besef je toch, dat 't een heel apart.geluid is en dat niets ter wereld er op lijkt. Het begint met twee of drie of zelfs meer steunende halen en dan volgt een doffe, hol klinkende stoot; ongeveer zoo hoe-, hoe-, hoe-, wroemp We gaan met Thysse de heide over op zoek naar de korhoenders. En dan moeten we niet maar zoo'n klein eindje gaan als varf Laren naar Bus- sum; neen, maar van Stadskanaal naar Assen, van Elspeet naar Epe, van Barneveld naar Harder wijk of naar Apeldoorn en dan de Wcidste strui ken door 's morgens vroeg of 's avonds laat, dan kunt ge zien wat Thysse zag en waar hij van vertelt. We kunnen niet alles overnemen. Alles is zóó mooi verteld, dat we dan beide deelen wel mochten afdrukken. Zoo'n werk als Thysse ons geeft, moet leder lezen, natuurvriend of niet. Die het nog. niet is wordt het wel, als hij het Vogeljaar bezit. En ïij zal er nooit spijt van heb ben, de natuur te bestudeeren, zoonis het hier geleerd wordt B. J. Tot wederziens „in wijder kring (Slotill. ,fiet Vogeljaar" 1) 26 tij<i 8, zoo weinig mogelijk water gebruiken bij het koken van aardappelen, groenten en stamp- 4. deze gerechten niet langer koken dan voor het gaar maken noodig is (ong. uur). Een der dagelijksche mogelijkheden van toepas sing Aan deze maatregelen vindt u in onderstaand recept van boerenkoolstamppot verwerkt. In plaats van worst of vleesch is gebruik gemaakt van tapteinerkpoeder en kaas. Dit smaakt uitste kend en is zeer voedzaam. BOERENKOOLSTAMPPOT, op moderne wijze met bruine jus, (voor 4 personen). 2 kg. aardappelen, 1 kg. boerenkool, 1 eetlepel boter, 100 gr. (1 ons) beleden 40- plua kaas, 100 gr. (1 ons) tapte melk poeder, 2 kopjps water, 1 eetlepel zout. Neem de gcwaaschen bladeren van o'e boeren kool met 4 of 5 tegelijk bijelkaar en snijd z« in reepjes (dc nervenmeesnijden I). Boen de aard appelen schoon met een harde borstel of met een p&imenspone (de schil mag er gerust geheel of ten deele om blijven). Zet de boerenkool op met 2 .kopjes water en laat ze even slinken. Doe er aoo gauw mogelijk (zooo'ra er ruimte is) de in vieren gesneden aardappelen bij, zorg dat deze onder in de pan komen. Laat groente en aard appelen samen gaar worden uur). Stamp ze door elkaar onder toevoeging van het zout, de ge raspte kaas, 1 eetlepel boler en het met weinig lauw water nangemenga'e tnptemelkpoeder. Houd van dit laatste 2 eetlepels (niet aangemengd) apart voor de Jus. BRUINE JUS, (zonder vleesch). 2 eet lepels tnptemelkpoeder, 2 eetlepels bloem, 1 theelepel tomatenpuree of stukje ui, en li tor water. Laat de boter in een koekenpan of in een steelpan mot dikken bodem bruin worden. Voeg het tapte- mclk poeder en de bloem beioé droog-toe en laat deze me» bruin worden. Verdun daarna onder voortdurend roeren met het water. Maak de jus op smaak mot een theelepel tomatenpuree of wat geraspte ui en een beetje zout. A. J. REIDING. 1). Een voedingstabel, welke rekening houó't met de nieuwste gegevens, werd samengesteld door Dr E. G. van 't Hoog, Privnat-docent in de voe dingsleer aan de Gem. Universiteit van Amster dam en Mej. Marline Wittop Koning. Zij wuro't uitgegeven door de Commissie inzake Huishou delijke Voorlichting en Gezinsleiding te 's-Gra- veiuhage, Bezuidenhout 67. Het juiste gebruik van ons kaasrantsoen Het is van belang thans de groote ver schillen in vetgehalte en eiwitgehalte goed in het oog te houden SLECHTS weinigen kennen de groole verschci- oenhcid in onze Nederlandsche kaassoorten. Wol bevatten ze alle bcslanddeelen van de melk en zou men dus kunnen beschouwen als melk in vasten vorm, doch de versohillen in bereiding en samenstelling zijn zoodanig, dat men óeae terdege in het oog diient te houden, teneinde de kaas als voedingsmiddel te kunnen beoorneelen en te ge- Belangrijke verschillen ontstaan er, doordat .zoo wel uit volle melk als uit gedeeltelijk of geheel ontroomde melk, kaas wordt bereid en soms krui- o'en (kruidnagels of komijn( worden toegevoegd. Het aantal soorten en smaken is echter veel grootcr dan hierdoor zou zijn te verwachten. Door andere verschillen in de bereiding, o.a. door de rijping, korten of langen bewaartijd, is het pro duct buitengewoon gevariëerd en kan men inder- o'aad spreken van honderden soorten en smaken. Zooals het met meer levensmiddelen gaat, is het ook met kaas gesteld: men moet ze lééren eten Of.... eigenlijk is het bij kaas iets anders: men moet de soorten die het bo9t in de smaak vallen loeren vinden. Meen daarbij niet, dat kaas uit fluitend een brooobelegging moet zijn 1 Vooral in dézen tijd js dat een verkeerd begrip, daar wij er nu immers op uit moeten zijn onze rantsoenen zoo good mogelijk te gebruiken en tekorten aan te vullen. Men vergete dan óok nimmer, dat kaas een hoog eiwitgehalte heeft en, evenals vleesch, geschikt is om den warmen maaltijd te comple te eren. Met slechts Vi -0 P'us kaas per per- wam kunnen we een maaltijd van aardappelen en groente tenminste even voedzaam maken als van aardappelen, vleesch en groente. Voor sommige gezinnen is het aan te bevelen de helft van hot kaasrantsoen te bestemmen voor broodbelegging en eenmaal per week een warmen maaltijd met kaas een hoog ka'.k percent age heeft en d-o vette soorten ook in belangrijke mate vita mines bevatten. Wij gebruiken daarom bij voorkeur de vette soor ten de volvette en 4(1 plus kaaa naar gelang •van onzen smaak en van hetgeen wij kunnen he fteden. Men denke echter niet, dat 20 plus of ma gere kaas geen voedïngseigenschappen zou heb ben I Haar gehalte aan eiwitten, koolhydraten en soorten betrekkelijk zelfs hooger (van vette kaas ia het eiwitgehalte ca. 25 proc., van 20 plus kaas ca. 30 proc. en van magere kaas zelfs ca. 40 proc.) Vandaar dat kaas een uitstekende aanvulling van den vleoschloozcn maaltijd kan zijn. Ze geeft do gewcnschte pittigheid en tevens hooge voedings waarde Stamppotten soepen en verschillende andere gerechten kunnen uitstekend met kaas worden bereid. De Rijkskaasmerken vermelden het vetgehalte in dc drag<» stof het eiwitgehalte echter niet. Wij moeten dit weten en onthouden. Om een vleeschloozen maaltijd te voorzien van noodrige ei wit bestanddelen hebben we noodig. van jonge, of belegen volvette, of 40 plus kaas: s/4 ons per persoon. Van oude volvette, of 40 plus kaas i/2 ons per persoon. Van 20 plus, of magere kaassoorten y2 ons per persoon. Wie de helft van het kaasrantsoen als brood-be legging gebruikt houdt dus nog voldoende over om doëgewenscht eenmaal per week een volledi- gen warmen maaltijd met kaas te gebruiken. MANYA BEUK MAN. Drie goede wenken voor onze huisvrouwen 1. Gebruik de aardappelen in de schil. Dit geeft tot 30 procent bespajïng op de benoodigde hoeveelheid'. Het schillen ver armt dc aardappelen aan eiwit, aan vita mines en aan mineralen. 2. Kook de groenten met zéé-r wéinig water en gedurende korlen tijd. 3. Waardeer ook de thans beschikbare melk als het méést volledige voedsel. WEL haast iedere huisvrouw in Nederland schenkt aandacht aan de producten van onzen eigen bodem in verband met de behoeften van onzo voedselvoorziening Opmerkelijk is het, dat daarbij vrijwel altijd gedacht wordt aan de hoeveelheid voedsel en de belangstelling eerst in de tweede p'.nals uitgaat naar de hoedanigh'cid, dw.z. naar dc voedingswaarde der beschikbare voedingsmiddelen. Dit punt behoort -onder de huidige omstandig heden evenwel onze bijzondere aandacht te heb ben. Wel biedt onze bodem veel en in groote ver scheidenheid, doch het parool voor een ieder moet t'hane méér dan ooit zijn Zuinigheid met over- Jeg dus een „zoo goed mogelijk" gebruik van hetgeen wordt ingekocht. Dit beteekent echter niet slechts „zoo véél mogelijk" voedsel te ge bruiken, doch veel meer er Alles uit te halen, wat er uit te hélen valthet dus op de juiste wijze te bereiden. Een goede raad is dan ook om te beginnen deze denk niet meer aan ..afgieten" van aardappelen en groente, want met het kooknat zouot gij koste lijke voedingsstoffen door den gootsteen spoelen. Bestem ook niet een groot deel van blad- en struik groenten als „afval" voor den vuilnisemmer, want juist de buitenste groene bladeren bevat ten waardevolle zouten en mineralen. Aardappelen koken we in de schil met slechts een bodempje water (nn ze eerst goed te hebben afgeboend met een borstel of een pannenspons), eerst op een flink vuur, daarna op een zacht vuur, niet langer dan een half uur in een goed gesloten pan Op deze wijze gekookt komen ze tot 30 proc. goedkooper dan geschilde en daardoor aan eiwit en vitamines verarmde aardappelen. De aard appel in de schil levert ons dc waardevolle vita mine C, die wij in normale tijden uit zuid- vruchlenx citroenen en sinaasappelen, 'zouden betrekken. Bladgroente dienen we zuinig schoon te maken en te koken met niet meer dan het aanhangende water andere groenten met 9lechts een bodempje water, als regel niet langer dan een half uur, in goed gesloten pan. Vén het vuur kunnen we er een klontje boter doorroeren stoven en sudde ren laten we na, want daardoor vermindert de voedingswaarde aanzienlijk. Ook verdient het aanbeveling nu en dan de groente als sla of in stamppot rauw te eten. Niet alleen is dit gezond, doch tevens een middel om tot een derde der gewone hoeveelheid te besparen. Hiertoe leenen zich veel meer soorten, dan men zoo oppervlakkig zou denken. Goed fijngesneden of geraspte andijvie', wortelen, sommige kool soorten (ook zuurkool), Bru9selsch lof, enz. kun nen een zeer smakelijk slaatje vormen met een saus van kwark, welke men verdunt met een paar lepels melk en pikant maakt met wat aroma, peper en zout Ook hangop met azijn of citroen sap en tomatenpuree kunnen uitstekend als sla saus worden gebruikt Wanneer we voorts bruin brood eten, inplaats \an wittebrood en vooral niet in de meening ver- keeren. dat we thans het melkgebruik zouden kunnen veronachtzamen op grond van de betrek kelijk geringe verlaging van bet vetgehalte en de vaststelling op 2y2 proc., daar de melk ook nu nog aanspraak kan maken op de vermelding „het moest volledige voedsel', dan kunnen wc er in derdaad van verzekerd zijn, dat we van deze bo dem-producten een „zoo goed mogelijk" gebruik maken Ja, dun zullen wc zelfs met recht kun nen spreken ovor vele anderen, die grootere hoe veelheden betrekken, onnoodig veel uitgeven en., tegelijkertijd zoovool voedingswaarde verloren laten gaan, MANYA BEUKMAN, v ov Kinueren Een lezeres uit Hoofddorp-Haarlemmermeer, o.e ons al enkele malen met een inzending ver blijdde, schrijft one ook dit „Het is niet van mijn eigen kleuters, dat ijt u vertel, maar over meisjes uit mijn klas, in de geboorteplaats, waar ik vóór mijn trouwdag enkele jaren les gegeven heb in nuttige hand werken. Op een middag zou ik de meisjes de eerste be ginselen van de kennis in het naaien bijbrengen en haar de naald en draad en vingerhoed leeren gebruiken en waardeeren. Ik twijfelde er niet aan, of zij kenden al deze gereedschap pen reeds van haar moeder. Maar toch trok ik op onderzoek uit en riep een der meisjes bij mij: Antje, kom eens hier, en vertel me: wat ia dit? Ik neem een speld uit mijn doosje en houd 'm haar voor. Ze kijkt, en heeft direct dit leuke antwoord kiaar Een naald met een knopje, juf frouw Ze heft haar kopje op en ik zie, dat het haar volkomen ernst is. Dadelijk bedwing ik dpn ook het gegiechel van de meis'es >>p de voorste banken. Ik ben nog zeer benieuwd te weten wat ze nu van een naald wel ze*g»*n zat. Dus neem ik die daarop in mijn handen en zeg Wel Ans, dat heb je zoo prachtig gezegd, dat mag je nog eens doen. Hoe noem je nu deze En het verrassende antwoord Een speld met een gaatje juffrouw Wat kunnen kinderen toch ongewoon 'euk iets zeggen soms. Dat meisje was een „echt'' kind en ook zoo heerlijk spontaan soms. Eens, zoo vertelde haar moeder mij, gebeurde hpt. dat de Bijbel, waaruit na het eten was gelezen nog even op tafel was blijven liggen. Een broertje begon er in te bladeren. Nu kunnen jonvens nog al eens ruw met boeken omgaan, er. ook dit maal ging het nu niet bepaald zachtz'nniir. Althans, Antje werd woedend en, terwij! haar gezichtje rood zag van drift, greep ze den Bij bel haar broertje uit de banden en zei wild: Geef hier dat heilige Boek 1 En heel eerbiedig droeg ze den Bijbel naar de plaats waar hij hoorde. Wat ie dat heerlijk1, als wij zien. dat onze kinderen al vroeg zoo groote liefde opvatten voor het Woord Aan God, dat ze niet kunnen hebben, dat het oneerbiedig behan deld wordt. Geve God, dat bij het ouder worden van Ans haar liefde voor „dat heilige Boek" de zelfde is gebleven, of heter nog, is gegroeid en verdiept Want dan heeft ze ook haar Heiland lief en dan heeft dat meisje eensterken steun op haar le vensweg en een rijkdom, die niets of niemand haar kan ontrooven. En geve Hij on6 als ouders dat deel der opvoeding, als het voornaamste tc zien, om in die ontvankelijke kinderhartjes een onuitroeibare liefde te kweeken voor onzen Heere Jezus Christus en Zijn heilig Woord I" Een lezer uit De Lier vertelt ons nog eens, hoe zeer deze rubriek bij hem en, naar hij gemerkt heeft, ook in zijn omgeving op prijs wordt ge stold. Wij lazen zijn medeoeelingen met veel ge noegen. En graag geven wij op onze beurt door wat hij ons van zijn kinderen voor aardigs ver telt „Bij den vorigen stand van de maan, to<jn deze afnemend was en dus a'es morgens zeer goed aan de lucht te zien was, zaten wij, na een nacht, waarin liet afweergeschut in werking was ge weest, aan het ontbijt, toen onze 4-jarige Daan eens achter de gordijnen naar buiiten keek en vol verbazing uitriep: „O Moe, nu is van de maan een stuk afgeechietWij allen kijken naar buiten, terwijl on9 3-jarig dochtertje de woorden van haar broertje bevestigt „Ja, de maan ie pot- geschiet (>ns 3-jarig dochtertje Adri, heeft iets voor moe der gedaan en zegt nu trots „Adri ken het goed, hè moe? maar Dnantje niet!" Waarop door een der grooteren geantwoord wordt „Ja, kindje, maar eigen roem stinkt". Even later wordt er iets op oe kachel gebraden, dat een nogal sterke geur verspreidt. Onze Daan vindt dit zeker niet lokker en hij zegt „Zit eigen roem nu in de pan. S EEN ALGEMEEN MENSCHELIJK EN S RELIGIEUS PROBLEEM „Er zyn weinig christénen die zich voor het vrouwenvraagstuk interesseeren. Zij zien niet vvat er aan vast zit dat het hier eeri algemeen menschelijk en religieus probleem i geldt, waar zij zich niet zonder meer van S af kunnen maken. Men dringt het vrouwen- vraagstuk terug, omdat men meent, dat er sociale, politieke en heel wat meer netelige I problemen zijn, die wat gewicht betreft, S verre den voorrang hebben bij dat vrouwen- vraagstuk. Is dat evenwel juist Tenslotte ontstond tegelijkertijd met den afval van den I mensch van God, de vervreemding tusschen S Adam en Eva en al het kwaad met zijn moeilijke problemen kwam daarna". H. Visser 't Hooft-Boddaert„Eva, waar zyt gij ai

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 14