Onze gevederde vrienden
\JlQ3in -LV-/-L
,i?wi| apfla; 'sitosoS uaStoqaS ufiz jvvu
oa 'uaiiia vxidi^ }seeu Su^a u{m^ uv.\_ jwnojAajfl
r n
w
Fuut op het nest
(Illustratie „V ogeljaat"
NEEN, deze titel is niet origineel.
Vele jaren geleden reeds las ik het boek van
Dr P. G. Beukers, dat dezelfde titel had en
geraakte onder de 'bekoring ervan, mede een ge
volg van wat Thysse mij in de „Levende Natuur"
deed genieten van zijn opmerkingen over het
vogelleven, dat ik, schooljongen nog, begon gade
te slaan. En dat mij meer interesseerde dan wat
ik later moest leeren over de 2e klasse der
Gewervelde dieren, die de „huid bedekt hadden
met veeren en de voorste ledematen veranderd in
vleugels" terwijl ze „eierleggend" waren (dat
wist ik allemaal wel) en een kliermaag plus een
zpiermaag al of niet voorzien van een hoornlaag
hadden. Daar genoot ik niet van. Wel van het
vogelleven, zooals Beukers mij dat liet zien en
zooals Thysse er van vertelde. Wat heb ik, wat
hebben duizenden met mij genoten van wat hy
ons van de natuur deed zien en zooals zij ons
leerden opmerken. Wat zijn er In de tientallen
jaren, die verliepen, sinds ik het eerste nummer
van de „Levende Natuur" in handen kreeg al niet
een artikelen en boeken van den grootsten na
tuurkenner, die Nederland bezit, verschenen. En
hoe heeft Thysse (thans welverdiend „doctor"
Thysse) vele duizenden in ons land tot natuur
vrienden gemaakt, juist door die artikelen en die
boeken.
Zoo is het te verklaren, dat in ons kleine landje
het jongste werk van Dr Thysse „Het Vogeljaar"
een kunstwerk in twee kloeke deelen, een pracht
uitgave, dat den uitgever tot eer strekt, kon ver
schijnen. Als Dr Thysse het Nederlandsche pu
bliek niet tot zulke groote natuurminnaars had
gemaakt en zijn leerlingen, die zyn voetspoor
volgen met hem, dan hadden wij voorzeker niet
zoo een kostbaar werk zien verschijnen. En voor
zeker niet een zóó sterk uitgebreide vierde druk
met geheel nieuwe illustraties.
Hier zien wij de „Nederlandsche vogels naar het
leven geschetst". Ja juist, naar het leven ge-
schelst. Maar hoe geschetst
Even een voorbeeld. Wij hebben allen wel eens
naar de straatjongens onder de vogels, de mus-
schen gekeken. Maar daarmee kennen wy dien
allerveelvuldigst voorkomenden vogel nog niet
Lees wat Thysse o.m. zegt van het leven van de
musschen „Kort daarna nadat in Februari
eenige toenadering tusschen de mannetjes en de
wyfjes, die in den winter zoo goed als geschei
den leven, begint te ontstaan beginnen de
groote straatspektakels, die ge zoo dikwijls hebt
opgemerkt vier, vijf mannetjes dansen en vech
ten rondom één wijfje, dat tamelijk suf en dom
melig de heele historié meemaakt. Ze laat zich
lydzaam door de partijen her en der trekken,
totdat het haar te bont wordt en dan ontaardt
ze in een ware helleveeg, die voor geen zes
kerels bang is en ze allen smadelijk op de vlucht
jaagt. Ik heb bij zoo'n gelegenheid wel eens ge
zien, dat een wijfje een mannetje in zijn nek
beet en hem heen en weer schudde, zooals een
terrier een doode rat maltraiteert
Maar als ze vriendelijk wil zyn, kan ze dat ook.
De man kan zich mal genoeg aanstellen, als hij
zoo met hangende vlerkjes rondhuppelt, doch 't
wyfje doet net zoo- gek. Ze loopt in een theatraal
struikelpasje, laat ook haar vlerkjes sleepen, zet
flauwe oogen, door uit de hoeken het zoogenaam
de wenkvlies erover te trekken en ziet soms
scheel, doordat slechts één oog gesluierd wordt en
't andere listig om een hoekje kijkt. Dan spert
ze den bek open, gedraagt zich geheel als een
hulpeloos, hongerig jong en 't mannetje Is zoo
geestig, om daarop in te gaan en geeft haar
heusch wat te eten.
Dergelijke tooneeltjes kunt ge iederen dag in het
voorjaar bespieden en hoe meer ge op de dieren
let, des te veelsoortiger avonturen krijgt ge te
zien, tooneelen van liefde en haat, domheid en
arglist, diefstal, ontrouw, "onderling hulpbetoon
en onbegrijpelijke onverschilligheid, zoodat ge soms
geneigd zijt, menschelijke drijfveeren en over
leg aan deze vogels toe te kennen, om een vol
gend oogenblik tot de ontdekking te komen, dat
de daden van een dier eigenlijk niet door de
menschen begrepen kunnen worden".
Zoo schetst Thysse het vogelleven. Zoo teekent
hij dat leven, dat wij ook kunnen zien en toch
niet zien of iemand als Dr Thysse moet het ons
laten zien. En dan zeggen we Ja, dat is waar,
zoo heb ik het ook wel eens gezien, maar nooit
zoo goed. En we gaan er straks weer en nu beter
op letten en zien de vogelvrijage en zien nog
heel veel meer. Want Thysse heeft ons leeren
zien.
In twee deelen, groot formaat, in stevigen, fraai
linnen band, laat hij dat leven der vogels het
geheele jaar door aan ons voorbijgaan. En prach
tige foto's, waarvan je zegt Hoe is het moge
lijk, d^t ze zóó genomen kunnen worden maken
voor ons dat wondermooie vogelleven nog inte
ressanter.
men (toen hij in 1903 de eerste druk van een
voorwoord voorzag, waren het et- 335). De schrij
ver is nuchter genoeg orq te verklaren, dat het
niet noodig is ze allen te kennen, hyzelf had ze
ook nog niet alle waargenomen en hy verlangde
er ook niet naar. Maar hy droeg, toen hij de eer
ste druk schreef, zijn lezers op tachtig vogelsoor
ten te leeren kennen en thans, nu we volgens
hem in een hoogere klasse zijn, heeft hij zijn eisch
met vijftig tot honderd percent verhoogd. Die
eisch is niet zwaar, als we dit werk lezen. Maar
na het lezen moeten we dan niet zeggen „Tjonge
tjonge, wat is het toch mooi l 1", maar dan moe
ten we ook de natuur ingaan en elders en thuis
de vogels bespieden.
Eerst thuis. Daarom heeft Thysse in het eerste
deel, dat tot ondertitel heeftBij huis en hof,
allereerst de vogels uit onze onmiddellijke omge
ving voör ons geschetst. De musschen, de meezen,
de boomkruipers, de goudhaantjes (de kleinste
vogeltjes van Europa), de winterkoning, de rood-
•borst en niet te vergeten de spreeuwen, de lijsters,
de vinken, de weidevogels, leeuwerikken, zwa
luwen, enz., enz. Van alle vogels weet dc schry-
ver wat bijzonders te zeggen.
Als ge ze bestudeert, let ge natuurlijk ook op do
taal die ze spreken. Van meezentaal zegt Thysse
o.m.
„Allemaal zeggen ze „Siet, siet, siet" terwijl ze
aan het eten zijn. Komt er een kat in den tuin
of gebeurt er iets onaangenaams, dan zegt de
koolmees „Tsji, terrr", terwijl de matkop (zwart
kopmees) en zwarte mees „Sie tèh, tèh" laten
hooren. Dat zijn heel parmantige geluiden, voor
al die van den zwartkop".
Wie kent het roodborstje nietIeder kent dit
lieve diqftje, dat zoo sterk met één oog kan
fixeeren en in den winter zoo'n trouwe bezoeker
van je vensterbank kan zyn als hy maar weet,
dat er geregeld wat te vinden is.
^Met a' al van uw tafel", zegt Thysse, „een busje
meel wurmen of makkelijker nog, een busje uni-
verseel-vogelvoeder. kunt gé wonderen verrich
ten; ik ken omwoners van het Vondelpark te Am
sterdam, waar vriend Roodborst 's morgens vroeg
zo-j traditioneel mogelijk aan het keukenraam
tikt, binnenkomt om zyn ontbijt te nuttigen en
dan blijft Jiy verder den heelen dag rondzwer
ven door huis en tuin, zoodat ge hem overal kunt
ontmoeten; in de woonkamer of op de trap en
vaak zit hij in 't raam zijn liedje te zingen.
Maar tegen zonsondergang wil hij naar buiten,
slapen moet hij in de vrije frissche lucht, de
Spreeuw
(Illustratie Vogeljaar
vochtige lucht; van de droge kachelwarmte en
den gaswalm wil hij i\jets weten. Je kunt van
zoo'n vogel veel leeren.
In het tweede deel gaat de schryver, blijkens
den ondertitel, ons „in wijder kring" voeren en
leeren we het paapje, de tapuit, de wielewaal,
de waterhoentjes en de meerkoet, de duiven en
de uilen, de meeuwen en de aalscholvers en nog
zooveel andere vrienden uit de wijde verre verten
kennen. Daar voert hy ons door het Naarder-
meer, dat wonderschoone en uitgestrekte natuur
reservaat. Daar vinden we de roerdompen, die
al heel vroeg in het voorjaar gaan brullen.
„Wie 't voor het eerst hoort, denkt misschien, dat
ergens in de verte een automobiel een ongeluk
aan zijn toeter heeft, maar gaandeweg besef je
toch, dat 't een heel apart.geluid is en dat niets
ter wereld er op lijkt. Het begint met twee of
drie of zelfs meer steunende halen en dan volgt
een doffe, hol klinkende stoot; ongeveer zoo hoe-,
hoe-, hoe-, wroemp
We gaan met Thysse de heide over op zoek naar
de korhoenders. En dan moeten we niet maar
zoo'n klein eindje gaan als varf Laren naar Bus-
sum; neen, maar van Stadskanaal naar Assen, van
Elspeet naar Epe, van Barneveld naar Harder
wijk of naar Apeldoorn en dan de Wcidste strui
ken door 's morgens vroeg of 's avonds laat, dan
kunt ge zien wat Thysse zag en waar hij van
vertelt. We kunnen niet alles overnemen. Alles
is zóó mooi verteld, dat we dan beide deelen
wel mochten afdrukken. Zoo'n werk als Thysse
ons geeft, moet leder lezen, natuurvriend of niet.
Die het nog. niet is wordt het wel, als hij het
Vogeljaar bezit. En ïij zal er nooit spijt van heb
ben, de natuur te bestudeeren, zoonis het hier
geleerd wordt B. J.
Tot wederziens „in wijder kring
(Slotill. ,fiet Vogeljaar" 1)
26
tij<i
8, zoo weinig mogelijk water gebruiken bij het
koken van aardappelen, groenten en stamp-
4. deze gerechten niet langer koken dan voor
het gaar maken noodig is (ong. uur).
Een der dagelijksche mogelijkheden van toepas
sing Aan deze maatregelen vindt u in onderstaand
recept van boerenkoolstamppot verwerkt. In
plaats van worst of vleesch is gebruik gemaakt
van tapteinerkpoeder en kaas. Dit smaakt uitste
kend en is zeer voedzaam.
BOERENKOOLSTAMPPOT, op moderne
wijze met bruine jus, (voor 4 personen).
2 kg. aardappelen, 1 kg. boerenkool, 1
eetlepel boter, 100 gr. (1 ons) beleden 40-
plua kaas, 100 gr. (1 ons) tapte melk poeder,
2 kopjps water, 1 eetlepel zout.
Neem de gcwaaschen bladeren van o'e boeren
kool met 4 of 5 tegelijk bijelkaar en snijd z« in
reepjes (dc nervenmeesnijden I). Boen de aard
appelen schoon met een harde borstel of met een
p&imenspone (de schil mag er gerust geheel of
ten deele om blijven). Zet de boerenkool op met
2 .kopjes water en laat ze even slinken. Doe er
aoo gauw mogelijk (zooo'ra er ruimte is) de in
vieren gesneden aardappelen bij, zorg dat deze
onder in de pan komen. Laat groente en aard
appelen samen gaar worden uur). Stamp ze
door elkaar onder toevoeging van het zout, de ge
raspte kaas, 1 eetlepel boler en het met weinig
lauw water nangemenga'e tnptemelkpoeder. Houd
van dit laatste 2 eetlepels (niet aangemengd)
apart voor de Jus.
BRUINE JUS, (zonder vleesch). 2 eet
lepels tnptemelkpoeder, 2 eetlepels bloem,
1 theelepel tomatenpuree of stukje ui, en
li tor water.
Laat de boter in een koekenpan of in een steelpan
mot dikken bodem bruin worden. Voeg het tapte-
mclk poeder en de bloem beioé droog-toe en laat
deze me» bruin worden. Verdun daarna onder
voortdurend roeren met het water. Maak de jus
op smaak mot een theelepel tomatenpuree of wat
geraspte ui en een beetje zout.
A. J. REIDING.
1). Een voedingstabel, welke rekening houó't met
de nieuwste gegevens, werd samengesteld door
Dr E. G. van 't Hoog, Privnat-docent in de voe
dingsleer aan de Gem. Universiteit van Amster
dam en Mej. Marline Wittop Koning. Zij wuro't
uitgegeven door de Commissie inzake Huishou
delijke Voorlichting en Gezinsleiding te 's-Gra-
veiuhage, Bezuidenhout 67.
Het juiste gebruik van
ons kaasrantsoen
Het is van belang thans de groote ver
schillen in vetgehalte en eiwitgehalte goed
in het oog te houden
SLECHTS weinigen kennen de groole verschci-
oenhcid in onze Nederlandsche kaassoorten.
Wol bevatten ze alle bcslanddeelen van de melk
en zou men dus kunnen beschouwen als melk in
vasten vorm, doch de versohillen in bereiding en
samenstelling zijn zoodanig, dat men óeae terdege
in het oog diient te houden, teneinde de kaas als
voedingsmiddel te kunnen beoorneelen en te ge-
Belangrijke verschillen ontstaan er, doordat .zoo
wel uit volle melk als uit gedeeltelijk of geheel
ontroomde melk, kaas wordt bereid en soms krui-
o'en (kruidnagels of komijn( worden toegevoegd.
Het aantal soorten en smaken is echter veel
grootcr dan hierdoor zou zijn te verwachten. Door
andere verschillen in de bereiding, o.a. door de
rijping, korten of langen bewaartijd, is het pro
duct buitengewoon gevariëerd en kan men inder-
o'aad spreken van honderden soorten en smaken.
Zooals het met meer levensmiddelen gaat, is het
ook met kaas gesteld: men moet ze lééren eten
Of.... eigenlijk is het bij kaas iets anders: men
moet de soorten die het bo9t in de smaak vallen
loeren vinden. Meen daarbij niet, dat kaas uit
fluitend een brooobelegging moet zijn 1 Vooral in
dézen tijd js dat een verkeerd begrip, daar wij er
nu immers op uit moeten zijn onze rantsoenen
zoo good mogelijk te gebruiken en tekorten aan
te vullen. Men vergete dan óok nimmer, dat kaas
een hoog eiwitgehalte heeft en, evenals vleesch,
geschikt is om den warmen maaltijd te comple
te eren. Met slechts Vi -0 P'us kaas per per-
wam kunnen we een maaltijd van aardappelen en
groente tenminste even voedzaam maken als van
aardappelen, vleesch en groente.
Voor sommige gezinnen is het aan te bevelen de
helft van hot kaasrantsoen te bestemmen voor
broodbelegging en eenmaal per week een warmen
maaltijd met kaas een hoog ka'.k percent age heeft
en d-o vette soorten ook in belangrijke mate vita
mines bevatten.
Wij gebruiken daarom bij voorkeur de vette soor
ten de volvette en 4(1 plus kaaa naar gelang
•van onzen smaak en van hetgeen wij kunnen he
fteden. Men denke echter niet, dat 20 plus of ma
gere kaas geen voedïngseigenschappen zou heb
ben I Haar gehalte aan eiwitten, koolhydraten en
soorten betrekkelijk zelfs hooger (van vette kaas
ia het eiwitgehalte ca. 25 proc., van 20 plus kaas
ca. 30 proc. en van magere kaas zelfs ca. 40 proc.)
Vandaar dat kaas een uitstekende aanvulling van
den vleoschloozcn maaltijd kan zijn. Ze geeft do
gewcnschte pittigheid en tevens hooge voedings
waarde Stamppotten soepen en verschillende
andere gerechten kunnen uitstekend met kaas
worden bereid. De Rijkskaasmerken vermelden
het vetgehalte in dc drag<» stof het eiwitgehalte
echter niet. Wij moeten dit weten en onthouden.
Om een vleeschloozen maaltijd te voorzien van
noodrige ei wit bestanddelen hebben we noodig.
van jonge, of belegen volvette, of 40 plus kaas:
s/4 ons per persoon. Van oude volvette, of 40 plus
kaas i/2 ons per persoon. Van 20 plus, of magere
kaassoorten y2 ons per persoon.
Wie de helft van het kaasrantsoen als brood-be
legging gebruikt houdt dus nog voldoende over
om doëgewenscht eenmaal per week een volledi-
gen warmen maaltijd met kaas te gebruiken.
MANYA BEUK MAN.
Drie goede wenken voor
onze huisvrouwen
1. Gebruik de aardappelen in de schil.
Dit geeft tot 30 procent bespajïng op de
benoodigde hoeveelheid'. Het schillen ver
armt dc aardappelen aan eiwit, aan vita
mines en aan mineralen.
2. Kook de groenten met zéé-r wéinig
water en gedurende korlen tijd.
3. Waardeer ook de thans beschikbare
melk als het méést volledige voedsel.
WEL haast iedere huisvrouw in Nederland
schenkt aandacht aan de producten van
onzen eigen bodem in verband met de behoeften
van onzo voedselvoorziening Opmerkelijk is het,
dat daarbij vrijwel altijd gedacht wordt aan de
hoeveelheid voedsel en de belangstelling eerst in
de tweede p'.nals uitgaat naar de hoedanigh'cid,
dw.z. naar dc voedingswaarde der beschikbare
voedingsmiddelen.
Dit punt behoort -onder de huidige omstandig
heden evenwel onze bijzondere aandacht te heb
ben. Wel biedt onze bodem veel en in groote ver
scheidenheid, doch het parool voor een ieder moet
t'hane méér dan ooit zijn Zuinigheid met over-
Jeg dus een „zoo goed mogelijk" gebruik van
hetgeen wordt ingekocht. Dit beteekent echter
niet slechts „zoo véél mogelijk" voedsel te ge
bruiken, doch veel meer er Alles uit te halen, wat
er uit te hélen valthet dus op de juiste wijze
te bereiden.
Een goede raad is dan ook om te beginnen deze
denk niet meer aan ..afgieten" van aardappelen
en groente, want met het kooknat zouot gij koste
lijke voedingsstoffen door den gootsteen spoelen.
Bestem ook niet een groot deel van blad- en struik
groenten als „afval" voor den vuilnisemmer,
want juist de buitenste groene bladeren bevat
ten waardevolle zouten en mineralen.
Aardappelen koken we in de schil met slechts
een bodempje water (nn ze eerst goed te hebben
afgeboend met een borstel of een pannenspons),
eerst op een flink vuur, daarna op een zacht vuur,
niet langer dan een half uur in een goed gesloten
pan Op deze wijze gekookt komen ze tot 30 proc.
goedkooper dan geschilde en daardoor aan eiwit
en vitamines verarmde aardappelen. De aard
appel in de schil levert ons dc waardevolle vita
mine C, die wij in normale tijden uit zuid-
vruchlenx citroenen en sinaasappelen, 'zouden
betrekken.
Bladgroente dienen we zuinig schoon te maken
en te koken met niet meer dan het aanhangende
water andere groenten met 9lechts een bodempje
water, als regel niet langer dan een half uur, in
goed gesloten pan. Vén het vuur kunnen we er
een klontje boter doorroeren stoven en sudde
ren laten we na, want daardoor vermindert de
voedingswaarde aanzienlijk.
Ook verdient het aanbeveling nu en dan de
groente als sla of in stamppot rauw te eten. Niet
alleen is dit gezond, doch tevens een middel om
tot een derde der gewone hoeveelheid te besparen.
Hiertoe leenen zich veel meer soorten, dan men
zoo oppervlakkig zou denken. Goed fijngesneden
of geraspte andijvie', wortelen, sommige kool
soorten (ook zuurkool), Bru9selsch lof, enz. kun
nen een zeer smakelijk slaatje vormen met een
saus van kwark, welke men verdunt met een paar
lepels melk en pikant maakt met wat aroma,
peper en zout Ook hangop met azijn of citroen
sap en tomatenpuree kunnen uitstekend als sla
saus worden gebruikt
Wanneer we voorts bruin brood eten, inplaats
\an wittebrood en vooral niet in de meening ver-
keeren. dat we thans het melkgebruik zouden
kunnen veronachtzamen op grond van de betrek
kelijk geringe verlaging van bet vetgehalte en de
vaststelling op 2y2 proc., daar de melk ook nu nog
aanspraak kan maken op de vermelding „het
moest volledige voedsel', dan kunnen wc er in
derdaad van verzekerd zijn, dat we van deze bo
dem-producten een „zoo goed mogelijk" gebruik
maken Ja, dun zullen wc zelfs met recht kun
nen spreken ovor vele anderen, die grootere hoe
veelheden betrekken, onnoodig veel uitgeven en.,
tegelijkertijd zoovool voedingswaarde verloren
laten gaan, MANYA BEUKMAN,
v ov Kinueren
Een lezeres uit Hoofddorp-Haarlemmermeer, o.e
ons al enkele malen met een inzending ver
blijdde, schrijft one ook dit
„Het is niet van mijn eigen kleuters, dat ijt u
vertel, maar over meisjes uit mijn klas, in de
geboorteplaats, waar ik vóór mijn trouwdag
enkele jaren les gegeven heb in nuttige hand
werken.
Op een middag zou ik de meisjes de eerste be
ginselen van de kennis in het naaien bijbrengen
en haar de naald en draad en vingerhoed
leeren gebruiken en waardeeren. Ik twijfelde
er niet aan, of zij kenden al deze gereedschap
pen reeds van haar moeder. Maar toch trok ik
op onderzoek uit en riep een der meisjes bij mij:
Antje, kom eens hier, en vertel me: wat ia dit?
Ik neem een speld uit mijn doosje en houd 'm
haar voor. Ze kijkt, en heeft direct dit leuke
antwoord kiaar Een naald met een knopje, juf
frouw Ze heft haar kopje op en ik zie, dat het
haar volkomen ernst is. Dadelijk bedwing ik
dpn ook het gegiechel van de meis'es >>p de
voorste banken. Ik ben nog zeer benieuwd te
weten wat ze nu van een naald wel ze*g»*n zat.
Dus neem ik die daarop in mijn handen en zeg
Wel Ans, dat heb je zoo prachtig gezegd, dat
mag je nog eens doen. Hoe noem je nu deze
En het verrassende antwoord Een speld met
een gaatje juffrouw
Wat kunnen kinderen toch ongewoon 'euk iets
zeggen soms. Dat meisje was een „echt'' kind
en ook zoo heerlijk spontaan soms. Eens, zoo
vertelde haar moeder mij, gebeurde hpt. dat de
Bijbel, waaruit na het eten was gelezen nog
even op tafel was blijven liggen. Een broertje
begon er in te bladeren. Nu kunnen jonvens nog
al eens ruw met boeken omgaan, er. ook dit
maal ging het nu niet bepaald zachtz'nniir.
Althans, Antje werd woedend en, terwij! haar
gezichtje rood zag van drift, greep ze den Bij
bel haar broertje uit de banden en zei wild:
Geef hier dat heilige Boek 1
En heel eerbiedig droeg ze den Bijbel naar de
plaats waar hij hoorde. Wat ie dat heerlijk1, als
wij zien. dat onze kinderen al vroeg zoo groote
liefde opvatten voor het Woord Aan God, dat ze
niet kunnen hebben, dat het oneerbiedig behan
deld wordt. Geve God, dat bij het ouder worden
van Ans haar liefde voor „dat heilige Boek" de
zelfde is gebleven, of heter nog, is gegroeid en
verdiept
Want dan heeft ze ook haar Heiland lief en dan
heeft dat meisje eensterken steun op haar le
vensweg en een rijkdom, die niets of niemand
haar kan ontrooven. En geve Hij on6 als ouders
dat deel der opvoeding, als het voornaamste tc
zien, om in die ontvankelijke kinderhartjes een
onuitroeibare liefde te kweeken voor onzen
Heere Jezus Christus en Zijn heilig Woord I"
Een lezer uit De Lier vertelt ons nog eens, hoe
zeer deze rubriek bij hem en, naar hij gemerkt
heeft, ook in zijn omgeving op prijs wordt ge
stold. Wij lazen zijn medeoeelingen met veel ge
noegen. En graag geven wij op onze beurt door
wat hij ons van zijn kinderen voor aardigs ver
telt
„Bij den vorigen stand van de maan, to<jn deze
afnemend was en dus a'es morgens zeer goed aan
de lucht te zien was, zaten wij, na een nacht,
waarin liet afweergeschut in werking was ge
weest, aan het ontbijt, toen onze 4-jarige Daan
eens achter de gordijnen naar buiiten keek en vol
verbazing uitriep: „O Moe, nu is van de maan een
stuk afgeechietWij allen kijken naar buiten,
terwijl on9 3-jarig dochtertje de woorden van
haar broertje bevestigt „Ja, de maan ie pot-
geschiet
(>ns 3-jarig dochtertje Adri, heeft iets voor moe
der gedaan en zegt nu trots „Adri ken het goed,
hè moe? maar Dnantje niet!" Waarop door een
der grooteren geantwoord wordt „Ja, kindje,
maar eigen roem stinkt". Even later wordt er
iets op oe kachel gebraden, dat een nogal sterke
geur verspreidt. Onze Daan vindt dit zeker niet
lokker en hij zegt „Zit eigen roem nu in de pan.
S EEN ALGEMEEN MENSCHELIJK EN
S RELIGIEUS PROBLEEM
„Er zyn weinig christénen die zich voor het
vrouwenvraagstuk interesseeren. Zij zien
niet vvat er aan vast zit dat het hier eeri
algemeen menschelijk en religieus probleem
i geldt, waar zij zich niet zonder meer van
S af kunnen maken. Men dringt het vrouwen-
vraagstuk terug, omdat men meent, dat er
sociale, politieke en heel wat meer netelige
I problemen zijn, die wat gewicht betreft,
S verre den voorrang hebben bij dat vrouwen-
vraagstuk. Is dat evenwel juist Tenslotte
ontstond tegelijkertijd met den afval van den
I mensch van God, de vervreemding tusschen
S Adam en Eva en al het kwaad met zijn
moeilijke problemen kwam daarna".
H. Visser 't Hooft-Boddaert„Eva,
waar zyt gij
ai