Bede
Maak my een van Uwe
Van Uw grote kudde, Heer
Leer mij vroeg mijn Herder kennen.
En Hem volgen, altijd weer.
Al ben 'k hulp'loos nog en klein,
'k Wil graag, van den Goeden Herder,
Een gehoorzaam schaapje z(jn.
Slechts die Herder kan m(j brengen
Langs het moeielijkste pad,
En langs wegen vol gevaren
Naar de gouden hemelstad.
Heer, al ben ik zwak en klein,
Laat ook mij een van de schaapjes
Van den Goeden Herder zijn
C. VAN DER VECHT.
De ondergang van
Reimerswaal
(Slot)
De gerechten gaan rond en de geur van het heer
lijke wildbraad vervult de ridderzalen. Er wordt
al drukker gesproken. De edelste wijnen fonkelen
in 4e glazen
Men geniet volop
Maar men hoort niet of wil niet horen, de storm
die buiten loeit; men kijkt slechts naar de dans
en luistert naar de muziek.
Doch terwijl het gedruis in de feestzaal luidruch
tiger wordt, als wilde het 't gebrul van de storm
overstemmenwordt plotseling de deur
opengeworpen en stormt, met gescheurde kleren
en beslijkte haren een onderhorige de zaal bin
nenregelrecht op den kasteelheer af
In een oogwenk verstomt het rumoer en aller
ogen wenden zich plotseling naar de plaats, waar
de'ongenode gast met zyn sombere blik staat.
Men gevoelt heter is iets vreselijks gebeurd.
„Te hulp, edele heer 1" zo klinkt het door de
zaal. „Te hulp, er is grote noodDe. dijk by
Lodijke is bezweken en het water stroomt door
het gat onze polder binnen! Nog is het niet te
laat, edele heerZend spoedig uw werkvolk naar
de dijk, de plaats des onheils
Men schrikt op van deze tijding en optsteld ver
laten enige gasten de feestzaal.
Woedend is de edelrrjan van Lodijke bver deze
stoornis.
Het grote gevaar dringt niet tot zijn verhitte brein
door en hoogmoedig klinkt het door de feestzaal:
„Geen nood, mijne gasten! Hebt geen vrees op
mijn hecht kasteel Bant alle zorgen weg G e e n
werkvolk zal door mij naar de dijken worden ge
zonden Zal ik de Schelde tegenhouden en Ze in
haar werk belemmeren Immers zy werkt nu
voor mij j Zij helpt mij een haven te graven naar
myn kasteelen een drinkbeker met wijn
opheffend,Eèn heildronk aan mijn wak
kere helpster, de Schelde I''
Ontzet luistert men naar deze verwaten taal, doch
zij stelt de gasten niet gerust. Zy verdwijnen een
voor een, om zich persoonlyk te gaan overtuigen.
Zy verdwijnen bijtijds, want de „wakkere help
ster" naderde met rasse schreden, alles voor zich
uit stuwende, de muren van het Lodijkse kasteel
en ternauwernood kon de hoogmoedige heer van
Lodijke en Reimerswaal met zijn vrouw zich op
een vlot redden, om in Bergen op Zoom zijn
levensdagen te eindigen
De woeste Scheldegolven verrichtten hun vernie
lend werk, overal jammer brengende.
Als de andere vluchtelingen, die zich nauwelijks
konden redden, de andere morgen de omtrek over
zien, weten zij niet of zij waken of dromén.
Sommigen twijfelen aan hun verstand.
Waar is Lodyke? Waar is Tolseinde of Steen-
vliet Waar zyn de andere bloeiende Zeeuwse
dorpen
Uit verschillende richtingen rijzen de spitsen der
kerktorens op uit de diep grauwe wateren. Nu
hun metalen mond is verstomd, schijnen, zij de
hand omhoog te strekken, als smekende om er
barming.
Ginds schemeren daken. Daar steken de stukken
van Lodijke boven het water uit.
Welk een aanblik biedt het strand dier nieuwe
Uit de stad Reimerswaal snelde men ter hulp.
De schrikmare was de bewoners reeds tegemoet
gekomen en naar de ringmuren der stad ylende»
staarden zij op de woeste baren, die ook reeds
hun stad naderden.
Toch werd de stad op die dag nog gespaard, doch
het omliggende land was verlorenverzwol
gen
't Is 21 jaar later. 14 Januari 1551.
Nog altijd lag Reimerswaal op de Zuid-Beveland-
sche grond. Op deze datum werd zij echter weer
door een vreselijke overstroming geteisterd, waar
door de stad dagenlang onder water stond.
Op 2 en 3 November 1555 brak de inmiddels her
stelde dijk door, maar zwaarder dan ooit te voren
werd Reimerswaal geteisterd door de storm van
12 en 13 Januari 1557.
Met deze ramp was het lot der stad vrywel be
slist, daar Reimerswaal thans geheel door het
water ondermijnd was.
Tot 1574, dus 34 jaar lang, hebben de bewoners
om het behoud der stad met de zee geworsteld.
Helaas, het was te laat. Telkens brokkelden ge
deelten af, en spoedig lag Reimerswaal aan alle
zijden in het water.
De golven der Schelde spoelden aan alle kan
ten tegen de muren der stad. Deze waren natuur
lijk niet gebouwd om als een zeewering de golven
te stuitten en het was dan ook geen wonder, dat
in 1557 een groot gedeeelte van de ringmuur in
stortte en het water vry en ongehinderd door de
straten dec stad spoelde.
Achtereenvolgens stortte ook het ondermijnde
stadhuis, met zijn toren en uurwerk, benevens
ook de daaraan vastgebouwde gevangenis in.
Daarna ging ook de kerk het begeven, die het
fraaie marktplein versierde, en aan de aposteleD
Petrus en Paulus gewijd was.
Het was een prachtig monument, en bevatte een
fraai orgel en minstens zes altaren. Ook de twee
fraaiè kloosters werden het slachtoffer van het
golven-geweld.
En alsof de maat van haar rampen- nog nipt Vol-
gemeten was, brak- op 31 Augustus 1558 weder
om een felle brand uit in de reeds haast tot
bouu/val geworden stad.
Daar,, al het Omliggende land verzwolgeh was,
sprak het vanzelf, dat men de benodigde levens
middelen van buiten de stad moest halen, zodat
de Rpimerswalcrs naar Goes of Bergen op Zoom
moesten, om zich hiervan te voorzien.
In 1626 begonnen de bewoners af te breken, wat
er nog was, n.l. het zink van de daken, de schoor
sterren en wat maar te gelde kon worden gemaakt.
In 1634 verkochten de Staten van Zeeland de
resten der stad, zoals straatstenen, fondamenten,
een nog niet ingestorte stadhuisvleugel, enz. voor
de som van f 540.90.
In 1643 vertrok de laatste inwoner der stad, ter-
wijl het in 1684 slechts een hoöggelegen eilandje
meer Was.
Zo is de trotse stad Reimerswaal verdwenen. Bij
laag Water kop men nog lange tijd de funda
menten van haar gebouwen zien.
En thans schreeuwt de zeemeeuw boven de plaats
waar eens de hoogmoedige stem van den kasteel
heer van Lodyke weerklonk.
Een kunstje met dominostenen
Je begint met alle etcnen neer te leggen met de
ogen naar onderen. Nu Iaat je iemand er een
willekeurige steen uitnemen, die je zelf niet zien
mag. Laat het getal, dat op de ene helft van de
steen staat vermenigvuldigen met 2 tel er vijf
bij en vermenigvuldig de som mot 5, tel hierbij
de ogen van de andere helft van de steen. Nu
vraag jo wat het laatste getal is, tre^ hiervan
25 af en hot getal dat je overhoudt geeft de cijfers
die op de steen staan.
Voorbeeld I)o steen is 6 om 3. De rekening is
dus als volgt 2 X 6 - 12 optellen 5 17, weer
vernumigvuldigen mét 5 wordt 5 X 17 85, hier
bij de 3 ogen van de andero hqjft wordt 88. Vijf
en twintig hiervan afgetrokken blijft 63. Dus 6
en 3 zijn de getallpn die op de steen staan.
Beginnen we met do 3. Dan krijgen we:
(2' X 3 5) 5 +6 - 61. Trékken We hiervan 25:
af, dan blijft er 36 over, dus weer 3 en C.
Djt is de houthakker
Maar zie je ook zyn makker
Knutselwerkje
EEN DOOS VAN DUN CARTON
Zonnig kinderleven
(Uit eigen archief
Breng bovenstaande tekening op dun karton over.
De maten staan overal bij, zodat dit wel geen
moeilijkheden zal opleveren.
De stippellijnen zijn ritslynen. Snijdt de omtrek
uit en rjts de aangegeven lijnen. Je ziet .de plak-
stroojtjes voor het in elkaar zetten. Voor je met
dit in elkaar zetten begint, breng je op het deksel
(bovenkant én zijkanten)1 een leuke versiering
aan. Maak deze versiering niet al te druk en niet
te moeilijk. Ook hier geldt hetEenvoud ken
merkt het ware I
Grapjes
SPUITWATER
Marietje wordt voor de eerste keer op spuitwater
getrakteerd. Met haastige teugen drinkt zij haar
glas leeg, waarbij haar de koolzuur natuurlijk
prikkelend in de neus stijgt.
„Wel", vraagt Moeder, „hoe heeft 't je gesmaakt
En Marietje antwoordt„Net als 'n voet die
slaapt
DAARVOOR DEED HIJ T OOK
Twee jongetjes staan aan de voordeur. De klein
ste huilt erbarmelijk.
Voorbijgaande dame„Maar kereltje, waarom
huil je zo
„Ik.... hihi.ik ben van de trap gevallen!"
„Nou, hier heb je 'n dubbeltje, schrei nu niet
meer".
Waarop de grootste„Wacht even, mevrouw,
voor 'n dubbeltje val ik er ook af'.
Voor lange avonden
EEN GETAL RADEN
J« tekoht een wijzerplaat vap de klok on laat
iemand een uur in z'n gedachten nemen. Van
dat uur af inoet hij in gedachten tot 20 tellen en
dan „stop" roepen. Onderwijl wijs je, met je pot
lood de uren aan en bij elke tik mag je vriendje
verder tollen. Eenst wijs je 7 willekeurige uren
aan, maar met de achtste tik begin je bij 12 en
telt terug elf, tien, negen, enz., tot je vriendje
„stop" roept. Je «uit zien, dat je juist het be
doelde uur aanwijst.
Voorbeeld 9 is in gedachten genomen. Je wijst
dus 7 willekeurige uren aan, dit zijn 7 tellen, je
vrindje is dus bij 9 7 16. De achtste tik is
12, de negende 11, de tiende 10, de elfde 9. Je
\Tindje roept „stop", want die is bij 20.
Zie maar 9 7 4-20.
Gestrafte hebzucht
Daarom zal de melaatschheid van
Naaman u aanklevenen uwen zade
tot in eeuwigheid. Toen ging hij uit
van voor zijn aangezicht, melaatsch,
wit als sneeuw.
2 Koningen 5 27.
EEN pijnlijk contrast in de geschiedenis
van Naamans wondere genezing en wat
erop volgde vormt dé hebzucht van Gehazi
met Naamans mildheid en de onbaatzuchtig
heid van Elisa.
Naamans mildheid kwam uit, niet zoozeer
in het groot geschenk, waarmede zijn heer,
de koning van Syrië hem naar Samaria zond.
Dat moest alleen dienen om de begeerde ge
nezing van zijp melaatschheid te koopen.
Maar wel betoonde hij die mildheid in den
aandrang, waarmede hij na zijn genezing
den profeet verzocht een „zegen" van hem te
nemen. En niet minder in zijn bereidwillig
heid om Gehazi straks het dubbele te geven
van wat deze vroeg.
Elisa wilde intusschèn geen geschenk aan
nemen. Naaman moest zijn genezing ontvan
gen als een gunstbewijs van Israëls God; en
zelfs de minste aanleiding mocht hem niet
gelaten worden om zich ooit te beroemen te
gen den Heere of diens knecht.
Gehazi daarentegen deinst voor niéts terug
om zich meester te maken van wat hem in
bet rhinst niet toekomt
Nu is hebzucht altijd zonde. Als ge in uw
Bijbel in 1 Timotheüs 6 10 leest: „want de
geldgierigheid is een wortel van alle kwaad",
dan waarschuwen déze woorden u tegen
dezelfde zonde, waaraan Gehazi zich overgaf
en die in hem'Zoo vreeselijk gestraft werd.
Maar deze zonde heeft, gelijk elke zonde,
haar gréden van kwaad tot erger. In een
levensmilieu, wa'ar het materialisme alle
waardeering voor de betere dingen heeft ge
dood, kunt ge nauwelijks anders verwachten.
Daarentegen waar meri hoogere goederen
kent, is hebzucht en geldzucht grooter kwaad.
En ih edeler kringen, waar men, schoon
blind voor het eeuwig goed, toch voor de
hoogere aardsche goederen nog oog en hart
heeft, wordt deze zucht dan ook verfoeid.
Veel grooter zonde is het, waar Gods Woord
van onvergankelijke dingen spreekt, als het
hart zich daarvan afkeert om bp te gaan in
het jagen naar geld en goed.
Maar het Allerergst wordt het toch, als het
geestelijk' goed wordt misbruikt om er vuil
gewin mede te behalen.
In dien vorm brandmerkt ook Paulus in
het aangehaalde laatste hoofdstuk van zijn
eersten Brief aan Timotheüs deze zonde, als
hij spreekt van „menschen, die een verdor
ven verstand hefcben en van de waarheid
beroofd zijn, meenende, dat de godzaligheid
een gewin zij" (vs. 5).
En dit is ook het gruwelijke van Gehazi's
hebzucht. Het wonderwerk van Israëls God,
bij wiens prpfeet hij in dienst is, aan den
heiden Naaman wordt voor hem alleen een
middel om zich te verrijken. Hij is er getuige
van geweest, hij heeft de erkentenis van
Naaman gehoord: „Zie, nu weet ik, dat er
geen God is op de gansche aarde dan in
Israël". Hij heeft erbij gestaan, dat Elisa,
zijn heer met een eed geweigerd heeft iets"
van Naamans hand aan te nemen.
En hij schroomt niet daartegen in te zwe
ren: „Zoo waarachtig als de Heere leeft, ik
zal hem naloopen en zal wat van hem ne
men".
Het Bijbelsch verhaal plaatst de oprechte
dankbaarheid van den heiden in het schel
ste contrast met de leugenachtige hebzucht
van den Israëlietischen knecht.
Naaman is hier de nobele "figuur. Hij, die
eerst in gekrenkte trots aan het verachte
land van Israël den rug had toegekeerd, is
nu zoo nederig dankbaar, dat hij van zijn
wagen afkomt om Elisa's knecht tegemoet te
loopen.
Gehazi speelt een verachtelijke rol. Met
zijn verzonnen verhaal, dat er twee jonge
lingen uit de zonen der profeten tot Elisa zijn
gekomen, en dat hij nu voor deze een talent
zilver'en twee wisselkleeren vraagt, stelt hij
zijn meester in een valsch daglicht.
Ge gevoelt zelf, hoe onwellevend het zou
zijn, eerst een zoo hoffelijk aangeboden ge
schenk pertinent te weigeren, en dan later
een boodschap te sturen: Geef het toch
maar
Nog erger wordt het, als ge u indenkt, welk
een uitwerking zulk §en gedrag straks bij
Naaman moest hebben.
Wat voor indruk moet hij ontvangen van
den profeet des Heeren Meer nog: welke
voorstelling zal hij zich straks vormen van
den dienst van Israëls God Nu hij met al
zijn rijkdom wederkeert naar zijh land, is
zijn genezing een gunstbewijs van den Heere,
waarvoor hij Hem niets kan geven dan de
ootmoedige dankerkentenis van zijn hart,
waarvoor hy den Heere altoos dank ver
schuldigd is.
Naaman is op weg om te leeren dat de
Heere een God is, die uit vrije en milde
gunst helpt wie tot Hem de toevlucht neemt,
en dat zijn weldaden nooit zyn te vergelden,
zooals de heidenen met hun goden afrekenen.
Maar Gehazi's hebzucht dóet Naaman van
den rechten weg afdwalen, om zich» van
Israëls God een heidensche voorstelling te
maken.
Als Gehazi bij Elisa is teruggekeerd nadat
hy zijn onrechtmatig verkregen schatten
heeft verborgen, wacht hem de vraag: Van
waar Gehazi? En weer liegt hij er tegenaan:
„Uw knecht is noch herwaarts noch derwaarts
een leugeri niet tegen een vreemde maar
tegen zijn eigen heer. Dit is een leugen tegen
des Heeren profeet, op wien de Geest des
Heeren rust. Dit is een verzoeken van den
God der Waarheid in zijn knecht.
Doch Elisa legt de heimelijkste gedachten
van zijn knecht bloot. Hij blijkt te weten
wat er geschied is, maar ook meer dan dat:
„Was het tijd om dat zilver te nemen, en
om kleederen te nemen, en olijfboomen én
wijngaarden, en schapen, en runderen, en
knechten en dienstmaagden
En de straf volgt onmiddellijk op de zonde:
Naamans melaatschheid kleeft hem aan. Zoo
wordt het gewin nog enkel schade. Door
Gods hand zelf wordt hij gebannen uit de
gemeenschap van het heilige volk.
Nu straft God niet altijd de zonde zoo on
middellijk en op deze wijze. Maar wel toont
dit eene voorbeeld, hoe gruwelijk deze zonde
in zijn oogen is.
O, dat misbruiken van Gods genade om er
stoffelijk voordeel mee te bejagen, hoe moet
,ge u ervoor wachten En de verzoeking daar-
töe kan juist alleen maar vallen op wie met
Gods genade in aanraking komt.
Wel mag ieder zijn eigen hart in dezen on
derzoeken. Het kan gebeuren, dat Góds ge
nade uw godsvrucht ook loont met uiterlijke
zegeningen. Maar wee u, zoo ge het omkeert,
en wat alleen gevolg mag zijn tot doel maakt.
Dan wordt Gehazi's geschiedenis ook de uwé.
De geschiedenis, die in drie woorden is saam
te vatten: hebzucht, leugen, ondergang
Alleen zoo de Heere is uw hoogste góed,
leert ge alles voor Hem veil te hebben, en
dezen strik des duivels te miide"
Eenden in de sneeuw
(Foto C. Kramer)
25