iiuicmin iwi
VAN RIJN S
SÏÏMOSTERD
van BOEKEN en SCHRIJVERS
'aw&z WH )oj iL3iuo^3b si ajf
snjsuifö
ERIC LOWE DE GESCHIEDENIS VAN
ROBIN STUART. 1. Ochtend zonder
welken; 2. De terugkeer van een held.
3. Voorwaarts door de tijden.
WEER heeft de Zuidhollandsche Uitgevers
maatschappij een roman in drie deelen,
waarvan de titels hierboven staan afgedrukt, in
vertaling door S. Vestdijk, het licht doen zien.
Niet naar Scandinavië, als de boeken van Gul-
branssen en Falkberget deden; ook niet naar
Amerika, waarheen ons de trilogie van Margaret
Michell voerde, maar naar Australië brengt ons
deze roman. Zooals de gemeenschappelijke titel
als ondertitel in elk der deelen aangegeven
doet zien, hebben we hier te doen met een soort
biografie van den held Robin Stuart; het is een
beschrijving van een groot deel van diens leven
en wel van de kinderjaren tot op den middelbaren
leeftijd. Het verhaal vangt aan in het begin dezer
eeuw en eindigt ongeveer 1935, zoodat we deze
roman mogen beschouwen als een stuk represen
tatief werk van de Australische letterkunde van
onzen eigen tijd.
Graag erken ik dat ik met zekere spanning de
lezing dezer drie deelen ben begonnen. Mij de
bovengenoemde werken herinnerend, waarvan ik
de beide eerste onvoorwaardelijk en met alle
nadruk als uitstekende literatuur voor het
Christelijk gezin mocht aanbevelen en de laatste
onder voorbehoud voor bepaalde leeftijden «ven-
zeer meende te mogen aanaaden, had ik hoop op
nieuw een aangenaam en bouwend ontspannings
werk onder de aandacht der lezers te kunnen
brengen, die meer dan vroeger vragen naar dege
lijke tijdbesteding in de donkere winteravonden.
Des te grooter was daarom mijn teleurstelling,
toen het me onder het lezen steeds duidelijker
werd, dat een onvoorwaardelijke afwijzing voor
het Christelijk gezin van deze roman de eenige
conclusie was, waartoe ik naar eer en geweten
komen kon. Met deze volstrekte afwijzing zou ik
eigenlijk mijn bespreking kunnen beëindigen,
ware het niet dat de hoffelijkheid tegenover den
uitgever gebood de motieven te noemen, waarop
deze ongunstige beoordeeling berust.
Slechts terloops vermeld ik het bezwaar van de
ruwe en onchristelijke taal, het misbruik maken
van Gods naam, een feit dat den Christen altijd
weer met afkeer en ergernis vervult, omdat het
voor hem de hoogst denkbare majesteitsschennis
beteekent. Ik weid hierover thans niet verder uit,
niet omdat deze kwestie voor mij van geringe be-
teekenis is, maar omdat ik reeds vroeger een
enkel jaar geleden meer opzettelijk over deze
zaak in dit blad heb geschreven en de toen aan
gevoerde argumenten nog steeds onverzwakt voor
my van kracht blijven.
Op zichzelf kan dit feit oorzaak worden, dat men
een boek met afkeer terzyde legt; maar erger
vind ik by dit boek de hcele geest, die uit het
werk spreekt Daarin schuilt grooter gevaar. De
godslasterlijke vloeken spreken direct en werken
zoo kwetsend, dat de Christen, die de naam Gods
heilig houdt, zoo in zijn teerste opvattingen be
zeerd wordt, dat hij op een gegeven oogenblik de
brui geeft van dergelijke lectuur. Maar de ver
worden geest, die het heele boek als verderf-
wekkende essence doordrenkt, vreet nolens
volens in als een onuitroeibare kanker, die een
geheel leven verwoesten kan.
Niet alleen de hoofdpersoon van deze roman,
maar eigenlijk alle figuren die hier scherp of
flauw voor het voetlicht treden, worden be-
heerscht door die weerzinwekkende sexueele
complexen, waarvan de naam Freud alleen de
onheilspellende samenvatting is. Op zijn oudhol-
landsch gezegd: wijntje en trijntje spelen zoozeer
de eerste en eenige viool in de levensopenbaring
van vele figuren, dat daardoor hun heele leven
gericht en verwoest wordt. Het is als wil de
schrijver opzettelijk tot staving van zijn afgodisch
vereerde psycho-analytische theorie alles wat nog
goed is en eerbaar in het verkeer der geslachten,
vermorzelen tot hooger en uitsluitend de glorie
van zijn verderfelijke levenskijk op de werkende
kracht van het laag-erotische zinnelijke sexus-
complex. Daardoor zijn ontucht en echtbreuk niet
van de lucht; van alle huwelijken, waarover in
dit boek gerept wordt, is er zoo goed als geen
volkomen gaaf. De heele levenssfeer van alle
personen is absoluut areligieus, wat inderdaad by
de zooeven gegeven kenschetsing de eenig juiste
is. Daar ligt ook de verklaring voor de levens-
ontwrichting die deze roman ons te aanschouwen
geeft. Wie leeft zonder Gód in de wereld, wordt
overgegeven aan de booze lusten des vleesches;
de rem van Gods genade verricht zijn heilzaam
werk niet meer. Leeg en ellendig en hopeloos arm
wordt het bestaan van alle diegenen, die zich
hebben losgescheurd van de gehoorzaamheid aan
de geboden Gods. Een allermagerst zedelijk
praatje wordt het hoogste, waartoe een dergelyk
mensch nog komen kan, waarvan het gesprek van
den hoofdpersoon met zijn stervenden vader het
aangrijpend bewijs is.
Nu vrage men niet: zijn dergelijke personen en
toestanden dan totaal ontsproten aan de fantasie
van den schrijver Of is hij slechts de reflector
van hetgeen hy om zich heen gebeuren zag
De positieve beantwoording van de laatste vraag
doet niets af aan de appreciatie van den Christen.
Voof den Christen is de kunst geenszins auto
noom. De kunst en de kunstenaar zyn onderwor
pen aan het gehod Gods en voor ieder Christen
geldt Gods eisch van het zevende gebod, zooals
die op klassieke wijze wordt toegelicht in de 41ste
Zondag van de Heidelbergsche catechismus:
„daarom verbiedt Hij alle onkuische daden, geba
ren, woorden, gedachten, lusten en wat den
mensch daartoe trekken ka n." Dus
niet ook niet in een kunstwerk diep wroeten
in de verborgen roerselen van het zondig ziele-
leven, gesteld al, dat een beschrijving als hier
gegeven wordt, min of meer normatief zou mo
gen worden geacht, wat ik ten stelligste bestryd;
maar een voortdurend strijden en bidden tegen de
zonden en een vlieden van al die dingen, die de
kwade lusten oproepen uit de verborgen spelon
ken der ziel. De Christen weet en erkent tot zijn
eigen schaamte, dat ieder mensch, ook hijzelf,
herhaaldelijk in de zonde valt, ook in die tegen
het zevende gebod, maar hij schuwt een ieder die
in de zonde leeft. Deze roman is een onafge
broken leven in de zonde. Berouw en boete kent
deze schrijver niet. Een wazig verlangen naar na
tuurgenot moet blijkbaar dienen tot het aanbren
gen van eenig bovenzinnelijk verlangen.
Ethisch mogen we dus dit boek onder geen be
ding aanvaarden. Maar ook artistiek is het naar
mijn meening uiterst zwak gecomponeerd. Robin,
de hoofdpersoon, is naar mijn meening in ieder
opzicht een laffe zwakkeling, waarom we dan ook
den titel van het tweede deel ironisch dienen op
te vatten. In het boek wordt hij geteekend als een
krachtfiguur die in minder dan geen tijd iedere
nieuwe omgeving, waarin hij optreedt, onder zyn
invloed brengt. Maar hoe vaak de auteur dit ook
met ronde woorden zegt; overtuigen doet hij ons
geen oogenblik. De magische vereering, die de
auteur heeft voor zijn held, doet hem niet terug
deinzen om hem ik volsta met één voorbeeld,
maar zoo zijn er meer aan te wijzen zonder
voorbereiding of scholing van een slecht veekooper
om te tooveren in een invloedrijk leider van een
letterkundig tijdschrift. Al zijn deze wonderen
niet nieuw in een bepaald soort romans; overtui
gen doen ze den lezer nu evenmin als vijftig jaar
geleden.
Het spijt me dat dit boek in 't Nederlandsch is
vertaald en vergeefs heb ik me afgevraagd:
hoe ter wereld is Vestdijk er toch toe gekomen
dit boek ter vertaling te kiezen
Dr. J. K.
ANNE H. MULDER ZEVEN EEUWEN
NEDERLANDSCIIE LEVENSKUNST
deel I In Holland staat een huis.
E. Querido's Uitg. Mij, Amsterdam.
Het gebeurt niet vaak dat men een boek in
handen krijgt dat eigenlijk van het begin
tot het eind een groote verrassing is. Zulk een
boek schonk Mej. Mulder ons in het eerste deel
van haar geschiedenis van het dage
lij k s c h leven, waarover zij een serie van
vijf deelen hoopt te schrijven. Dit eerste deel
draagt als titel: In Holland staat een
huis; ieder der hoofdstukken heeft een der
regels van dit oude „volkslied en volksspel" tot
titel en onder die titels wordt dan een deel van
het middeleeuwsche leven behandeld. Om een
voorbeeld te noemen Onder den titelNu ja
gen we het kind uit huis, handelt de
schrijfster over Page, ridderslag; onderwijs, vak
ken; abecedarium, de zeven vrije kunsten. Ieder
hoofdstuk eindigt met een alleraardigste compila
tie van brokstukken uit oude liederen, verbonden
door passende overgangen, zelf door de schrijfster
gecomponeerd. Om den lezer er eenige idee van
te geven, neem ik hier een stukje over uit het slot
van het hoofdstuk En die vrouw die kiest een
kind. Het begint aldus
Koene kranen.
Witte zwanen,
Wie wil mee naar Engeland varen?
Alle kinderen die spelen willen.
Alle kinderen die vangen willen
Vlinders en vogels.
Ze vangen ze op de bloemen.
Ze vangen ze van de bladen der Getijdeboekcn
Wie wil mee naar Engeland varen enz. [af.
Niet alleen de indeeling van dit boek vormt een
aangename verrassing. Ook de verteltrant en de
stijl is origineel en levendig. Vol fijne ironie en
schalksche humor is de wijze van zeggen, zoodat
telkens onder het lezen ons een lichte glimlach
het speelsch vernuft van de autrice doet bewon
deren. Alleen een citaat kan den lezer hiervan
een goeden indruk geven. We doen maar een
willekeurige greep; er zyn er tientallen zoo aan te
halen. Op blz. 66 luidt het
„Een middeleeuwsche wéllevenskunst beweegt
zich op elk terrein, die bemoeit zich met ethiek
en met vuile handen. Er was, ook wat de lichaams
reinheid betreft, veel bepaald. Veel althans vol
gens middeleeuwsche opvatting. Zoo moest bij de
Dominicanen de waschgelegenheid in het klooster
geregeld van water worden voorzien en schoon
gehouden. De handdoeken moesten dikwijls gc-
wasschen worden en op gezette tijden door
schoone vervangen. Ook hun kleeren moesten de
broeders zelf wasschen. Overigens was er in veci
kloosters deze „stekelige" bepaling, dat de monnik
ken maar eens in de drie weken geschoren moch
ten worden."
Vol humor is ook het eind van dit boek, waar de
schryfster zich naar middeleeuwsche trant aldus
aan de lezers bekend maakt
Die dit liedeken eerstwerf sanc
Ze was een arm scribent
Ze voerde den molen van een Mulder in haar
wapen.
En drie zwaarden op een scharlaken veld.
Het lijkt zelfingenomen
En dwaas dot da wordt vermeld.
Maar nadat ze aan een eigen wapen
Steeds had gedacht met lichten spot-
Ontdekte ze op een morgen
Een windmolen
En een zwaard om er tegen te vechten
Dat kón het wapen zijn van Don Quichot
Nu denke men echter niet, dat dit een boek is van
enkel grapjes en aardigheden. Integendeel, er
ligt een breede studie aan ten grondslag en er
wordt veel interessants verteld over het middel
eeuwsche leven, zoo veel zelfs en zoo verwerkt,
dat dit boek alleen belangwekkend zal zijn voor
dengene, die van historie houdt en die met histo
rische toestanden wat op de hoogte is. Het is een
boek van groote distinctie, berekend op een ont
wikkeld publiek. Met belangstelling zien we de
volgende deelen tegemoet, die achtereenvolgens
de titels zullen dragen Tusschen Keulen en Pa
rijs; Amsterdam, die groote stad; Joli Tambour
revenait de la Guerre en Al die daer zeidt; „De
Reus die kom'Dr. J. K.
SVEND WEIS FOGH DE ONBEKEN
DE SOLDAAT DIE BLEEF LEVEN.
Uitgave van de Zuidhollandsche Uitge-
versmaatsch. Den Haag.
Dr Annie Posthumus geeft hier een goede verta
ling uit het Deensch van een oorlogsboek uit de
periode van 19141918, dat een vriend van een
frontsoldaat bewerkte naar de gegevens van dezen
strijder, die vier jaar de verschrikking van den
oorlog meemaakte in Frankrijk, in België, in
Rusland. Menigmaal werd hij zeer ernstig ge
wond, zoödat hij ten slotte lichamelijk op vele
plaatsen met metaal gerepareerd en geestelijk
totaal gebroken naar huis terugkeerde. Natuurlijk
het kan bij een dergelijk boek niet anders
verhaalt dit boek van veel verschrikkingen en
veel lijden, maar toch laat het ook veel zelf
opoffering en naastenliefde zien. Het geeft niet
den indruk dat het opzettelijk ruw en grof is
gemaakt Het echte en doorleefde geeft het een
groote aantrekkelijkheid. Of het veel lezers vin
den zal Ik heb sterk den indruk, dat de wree-
de oorlogswerkelijkheid die ook over ons gekomen
is, met sterke reactie werkt op de vraag naar
lectuur. Liever wil men thans boeken lezen, die
een oogenblik de gedachte richten op tooneelen
van minder verschrikking en leed. Wie echter be
hoefte gevoelt om zich verder te verdiepen in
de werkelijkheid van den modernen oorlog, die
kan ik dit boek wel aanbevelen. Het biedt de
zulken ook zeker stof te over tot het trekken van
parallellen met het heden. In dit opzicht beval
het veel tot leering en vergelijking.
Dr J. KARSEMEIJER.
DE BLOEIENDE WILDERNIS,
D. LAARSMA, C. WESTER en
WESTMAAS.
door
JAC.
Dit boekje, dat de ervaringen van Nederlandsche
soldaten in krijgsgevangenschap weergeeft, ademt
een ware christelijke geest.
Over de literaire waarde kan ik kort zijn. Het is
zeer goed verteld en leest aangenaam. Over de
waarde, die het heeft als christelijke, Evangeli-
seerende lectuur, kan ik eveneens kort zijn. Ik
volsta met aan te halen wat een (overigens n i e t-
godsdienstige militair) die in de Grebbelinie ge
legen heeft, mij kort na den oorlog zeide „Als
er toen een veldprediker was gekomen, wat
had h ij dan goed werk kunnen doen Maar er
kwam niemand.
Dat de drie schrijvers hun woord heb
ben gebracht aan de verlaten militairen, zal zeker
niet zonder vrucht blijven. Z ij hebben zaad ge
strooid in de door een harde ploeg bewerkte
velden"
Aan deze beoordeeling van dit boekje heb ik
niets toe te voegen. JOH.a BREEVOORT.
Nog eens: Ollewieven
Naar aanleiding van het stukje „Ollewieven" in
ons Zondagsblad van 4 Jan. ontvingen, wij nog
een nadere aanvulling.
De heer J. H. Guillot te Rotterdam schrijft ons
De naam moet zijn Ollewieben en ze worden niet
gebakken van roggemeel, want dan zou men zoet
roggebrood krygen. Roggebloem, stroop en
anijszaad zijn de ingrediënten der Ollewieben.
Als u dit oude-wijvcn-praatje niet te vervelend
vindt, schrijft inzender, doe u mij dan 't genoe
gen de zaak eens recht te zetten. Want recht moet
recht zyn
18
Doelmatige voeding in
dezen tijd
door Martine Wittop Koning.
Hoe stellen wij ons middagmaal samerfj
De beteekenls van „Eenpansgerechten"
in tijden van bezuiniging.
Het „Eenpansgerecht" is oud.
Het dateert uit den tijd, toen in een ijzeren prt,
opgehangen aan den haak boven het open vuur,
de gezinsmaaltijd in zijn vollen omvang moest
wonden bereid: het vleesch, de groente, de peul
vruchten en later (tegen het einde van de 17de
eeuw) ook de aardappelen.
Hoe het gerecht dan gegeten werd hing af vah
plaatselijke gewoonten soms werd het opge
schept als een stevige soep, some als een los
door elkaar gemengde massa van steviger con
sistentie, waarin alle samenstellende deelen nog
goed herkenbaar bleven, soms als een dooreen-
gestampt geheel, zooals wij Hollanders het van
oudsher wintergerecht kennen.
Al die verschillende typen kunnen ook thans
mot succes worden bereid, al hebben onze for
nuizen, onze gascomforen en onze electrlsche
platen sedert lang het open vuur verdrongen
hun eenvoud van bereiding, hun zuinig ver
bruik van brandstof, de tijdbesparing, die ze bij
bet vatenwasschen brengen het zijn alle
voordeelen, die we juist in dezen tijd graag
aanvaarden.
Bovendien, de wetenschappelijke gegevens, die
aan de hedendas^gsche voedingsleerbegrippen
ten grondslag liggen, kunnen uitstekend te pa»
gebracht worden bij het bereiden van de oer
oude eenpansgerechten, zoodat ook uit een hy
giënisch oogpunt deze schotels alle aandacht
verdienen.
Wij zullen ze onderbrengen in drie rubrieken:
1. de stevige 3oep,
2. de stamppot
3. de z.g. stoofpot, n.l. de los door elkaar ge
mengde combinaties van vleesch, groente, aard#
appelen.
Voor die alle geldt, dat zc op zichzelf een vol
ledig middagmaal kunnen vormen, mits natuur
lijk de ingrediënten in de juiste hoeveelheden
worden samengebracht, de bereiding is inge
steld op een zoo gering mogelijk verlies aan voe
dende bcstanddeelen ener voldoende eetlust
om er een portie van te gebruiken, die onze be
hoefte aan voedingsstoffen dekt. Voor *en aoep
stellen we die hoeveelheid minstens 1 liter per
volwassen persoon (2 k 3 borden) voor een
stamppot een een stoofpot, al naarmate deze
gerechten „steviger" of „slapper" worden voor-
gediend, *4 to' 1 liter.
Ook zonder eenige bijgedachte aan een door
buitengewone omstandigheden opgelegde zui
nigheid, ha^ de Nederlandsche huisvrouw uit
eigen vrije wil reeds de gewoonte om nu en dan
•en „erwtensoepdag" of een „stamppotdag" tus
schen de uit méér gerechten samengestelde
maaltijden in te voegen. Zoo'n middagmaal van
b.v. enkel hutspot of boerenkool- of zuurkool
stamppot zoo'n volledig maal (met misschien
alleen nog een appel toe), hebben on3 nooit don
Indruk gegeven van schrnalheid of schrielheid,
Integendeel, ze plegen zelfs in dit jaargetij vaak
«en attractie te vormen, die diverse eetge'.cgen-
hoden graag in hun programma opnemen.
Er is daarom geen enkele redou, waarom we
thans van zulke gerechten niet een veelvuldiger
gebruik zouden maken. Voor de huisvrouw, die
van keuze en bereiding nog niet zóó op de
hoogte mocht zijn om er het gewenschtc succes
mee te bereiken, stel Ik mij voor in de drie vol
gende praatjes over „Doelmatige voeding in
dezen tijd" achterp<Mivolgens recepten en ver
dere aanwijzingen to geven voor de drie soorten
van éénpansgerechten.
Klein (ruit, een factor voor
onze voedselvoorziening
Zélf verbouwen, en juist bereiden.
DE dienst voor de kleine boerenbedrijven,
welke reeds eerder heeft getoond te weten,
hoe men met eenvoudige middelen een goed
verzorgd boekje (zoowel wat inhoud als illustra
tie betreft) kan samenstellen, heeft thans in sa
menwerking met de „Stichting voor Huishou
delijke Voorlichting ten plattelande" een prac-
tisch werkje uitgegeven, gewijd aan teelt (en
gebruik van klein frulL (Genoemde Dienst is
gevestigd Bezuidenhoutïcheweg 83 te 's Graven-
hage).
Deze uitgave verdient thans aandacht buiten de
kringen der direct geïnteresseerden, te weten de
boerenbedrijven. Immers tal van stadsbewoners
beschikken over eenlgen tuingrond, welke onder
de huidige omstnndigheden zonder veel moeite
en kosten doch met goede resultaten kan worden
dienstbaar gemankt aan de voedselvoorziening
van het gezin. Hiervoor is geen bijzondere be
drevenheid in bodemhewerking noodigvoor
vele soorten „klein fruit" wordt bovendien geen
teeltgrond van zeer bijzondere aamenstelling
Vereischt. Bessen, frambozen, aarÏÏbeJen, kuTineiï
op gewonen tuingrond en zonder deskundige ver
zorging tot bloei en.... vrucht worden gebracht.
Een aantal soorten kunnen in bet vroege voor
jaar worden geplant, zuodat het boekje ook in
dit opzicht °P ©en goed tijdstip verschijnt. Bo
vendien vindt de stadsbewoner, die reeds thans
vruchtenetruiken in zijn tuin heeft daarvoor
vele practische aanwijzingen.
Doch hiermede is deze uitgave niet uitgeput
Wanneer de hier geboden wenken worden opge
volgd beschikt de huisvrouw over een hoeveel
heid fruit uif eigen tuin, waarmede zij haar
huisgenooten niet alleen tracteeren kan, doch
waarvan zij tevens uit een oogpunt van voedsel
voorziening van het gezin een goed gebruik kan
maken. Daarvoor biedt het boekje practische
raadgevingen in den vorm van recepten, zoowel
voor rauw fruit als de daaruit bereide com
potes, .limonadesiropen en niet te vergeten, den
„weckvoorraad" voor den volgenden winter.
Deze recepten kan men zelve varieeren naar
gelnag van de gescbikbare ingrediënten. Nu d«
huisvrouw moet zorgen het benoodigde eiwit
ook aan andere bronnen te ontleenen dan de ge
bruikelijke (vleesch, visch, eieren en kaas. die
immers niet onbeperkt ter beschikking staan)
kan zij met succes gebruik maken van kwark
of hangop, welke zich zeer goed loenen voor
combinatie met geconserveerde of versche vruch
ten of met jam. Een tweetal eenvoudige recepten
mogen dit verduidelijken
KWARK MET SAPPIGE VRUCHTEN (4
personen).
250 gr. kwark, liter melk, 250 gr.
pond) vruchten, bijv. aardbeien, fram
bozen,' boschbessen of bramen, ongeveer
30 gr. (2 afgestreken eetlepels) suikor.
Klop de kwark door elkaar met de melk, die er
scheutje voor scheutje wordt bijgevoegd. Roer
er de gewaaschen en goed droog uitgelekte
vruchten dor»r, tegelijk met de suiker. Dien het
gerecht dadelijk op.
KWARK MET JAM. 250 gr. kwark,
melk, 4 afgestreken eetlepels van de
een of andere jam.
Klop met een gard geleidelijk de melk door de
kwark, cn roer het dan gelijkmatig door de zno
noodig verdunde kwnrk. Presenteer er beschuit-
j©s bij.
Wat kinderen zeggen
Het volgende is uit Pijnackcr
„Moedor zou de -kachel aanmaken en had do
houtjes al klaar gelegd en gooide eo- toen wat
spiritus over. Ons 3-jarig zoontje, dat er bij
stond, vroeg opeens Waarom doet u dat moeke
Hebben de houtjes dorst?...."
Aardig is ook het volgende uit een brief van een
Ilaagsche lezeres
„Onlangs hadden wij dit voorval met een onzer
kinderen. Eddy, 5y2 jaar, heeft mazelen. Hij zit
in z'n bedje en tante Riek voert hem z'n bordje
pap. 't Is nog vroeg, zoodat de verduistering
nog niet is opgeheven. Opeens komt Ed tot de
ontdekking dat hij niet gebeden heeft. Hij hor-
stelt z'n fout. doch zegt vergoelijkend: 't Is niet
erg, hè, dc Heere ziet het toch niet. Waarop
tante Riek antwoordt, dat de Heere immers
alles ziet, wat we doen. Niks hoor, zegt Ed dan,
er is toch verduisterd
Wat nu komt is van verweg, heel uit Badliocve-
dorp. Wij nemen uit dien brief het volgende
„Wij lezen uw rubriek „Wat kinderen zeggen",
steeds met genoegen, mijn vrouw en ik en om
dat we zelf zoo vaak van die leuke gezegden op
vangen die kinderen alleen kunnen uiten, «tu
ren we ook graag onze bijdrage.
We hebben er drie, Corry, die 6, Willy, het
meisje dat 4 jaar is, en Adri die juist 3 jaar ge
worden is. Alle drie hebben ze nu mazelen, die
Cor van school heeft geïmporteerd. Willy, die
vaak wat heeft moeten hooren, omdat haar
neusje gespikkeld is door rximersproeten, was
blij, dat ze Cor nu eens plagen kon met die
roodo vlekken Jij hebt proetels
Cor had wat speelgoed op z'n bedje, en toen er
een knikker of een ander klein stukje speelgoed
tusschen de dekens viel, dat hij wel hoorde,
maar niet zag vallen, vroeg hij Mammie, kan
er ook een mazel van m'n gezicht gevallen
zijn
Ook dit aardige voorvalletje heeft even op plaat
sing moeten wachten. We hopen, dat Je kin
deren intusschen geheel genezen zijn.
Ook een lezeres in Vlnnrdingen heeft naar (1e
pen gegrepen. Zij schrijft ons het volgende
„Ren \an mijn dochters ging voor het eerst
naar do kleuterschool. Ze was 3*4 jaar. Toen
zij om 12 uur thuis kwam vroeg ik haar: En
kindje, hoe heb je 't gemankt Ze antwoordde
meGoed mors. Wij hebben wel gebid, maar
geen eten gehad
Mijn jongste dochtertje wns 2y2 ja*"". Ze wilde
nooit tegen mijn man „u" zeggen. Bij onze an
dere kinderen hadden we daar nooit last mes.
Op een keer was de bal, waar ze mee spcolde,
achter tiaar vaüers stoel gerold. Ze kon er niet
bij, of hij moest opstaan. Ze pakte nu haar va
der bij de hand en zei U ga jij eens staan 1....
Mijn nichtje was eens met haar 3-jarig zoontje
bij mij op visile. Daar zij in R. woont en ik in
VI. kwam ze een dag. Den heelen dag had het
jongetje zoet gespeeld en niet over thuis ge
praat. Maar toen 't licht aanging zat hij eerst
even met zijn handje onder z'n hoofdje, liep toen
op z'n moeder toe en vroegMammie, mag u
vau pappie zoolang weg blijven?
Mijn man en ik waren een keer bij mijn zuster.
Daar kwam toen mijn nichtje met haar zoontje,
hetzelfde ventje van daareven. Mijn man had
schik in den jongen en speelde met hem. Een
poosje had ik er naar zitten kijken en luisteren
en ik hoorde hem telkens zeggen Opa, ik vond
't -zoo leuk (daar wij toen nog geen getrouwde
kinderen hadden), dat ik tegen mijn man zei.
Zie je wel, dat je oud wordt 1 Chris noem je ui
Opa. Mijn man zei niets en lachte en vroeg, op
mij wijzendeWie is dat, Chris Van mijn
man naar mij kijkend zei Chri3 toen met een
lachend gezicht: Opoe I
Graag ruimen wij ook een plaatsje in aan het
geen de volgende lezeres uns schrijft Zij voeg
de er zelfs een aardige foto van een van haar
kinden V bij.
„Wij hebben'*, zoo vertelt ze, „onder ons zestal
een lieven jongen van vier jaar. U ziet hierbij
zelf hoe lief hij is, zelfs als hij huilt Nu hadden
zijn ouder en jonger zusje onlangs beiden de ma
zelen en eiken dog verwachtten wij, dat hij ze
ook zou krijgen. Op een morgen kwam de dok
ter binnen en vroeg hem Zoo jongen, heb je
nog geen mazelen waarop hij antwoordde
Nee hoor, jongies krijgen geen mazelen, alleen
de dcerns4 Later toen hij ze wel had en ik bij
z'n bedje zat vroeg hij Mama bent u al ge
mazeld
Ton heeft een tante in Zeeland. Hij vraagt vaak:
Komt tante nooit meer waarop ik hem eens
antwoordde Als de oorlog over is, dan komt
tante weer e<*us. Nu moest hij laatst erg hoes
ten en toen zei ik We zullen je fleschje weer
eens laten vullen bij den dokter, dan wordt die
hoest wel weer beter. Daarna bleef het even
stil, en toen kwam erMama, zou de dokter
den oorlog niet beter kunnen maken
O AMES EN MEISJES MAAKT NO ZELP
OW KLEEDING
Cendt bon en 25 cent aan postzegels bij
roorkeur van 3 cent en U ontvangt een
nooi boek met ruim 100 maten en modellen
tn tevens een gratis apparaat om U te laten
tien hoe gemakkelijk onze methode is om
THOIS alle kleeding te leeren maken en
re mi aken.
aan INSTITUUT
E. N. S. A. I. D.
Q 1^1 Totsteegsingel 54 Utrecht
Naam
Adres -
£3