1641 - 11 JANUARI - 1941 Den dertigsten Januari 1503 werd Franciscus Gomarus te Brugge geboren. Zijn eerste onder wijs ontving hij aan de Latijnsche school in zijn vaderstad. In 1577 weken zijn ouders om des ge loofswil naar de Paltz uit. De jonge Franciscus werd echter naar Straatsburg gezonden, waar hij van omstreeks 1577 tot 1580 het gymnasium be zocht. Hier ontving hij onderwijs van Johannes Sturmius die met Calvijn bevriend was en met de opvattingen der Lutheranen in botsing kwam. In Neustadt, waar hij vervolgens studeerde (15801582), onderging hij den invloed van de voortreffelijke Calvinistische leermeesters Junius, Ursinus en Zanchius. Dan steekt hy over naar Engeland, waar hij te Oxford en Cambridge studeert en in 1584 tot magister artium liberalium bevorderd wordt, het geen vopr hem het recht en de plicht medebracht om onderwijs te geven. Na vervolgens nog eenige jaren het onderwijs der Gereformeerde theologen te Heidelberg gevolgd te hebben, bracht hij daar in 1586 zijn universi taire studie tot een einde en was hij gedurende de jaren 15871593 de ijverige en getrouwe pre dikant van de Nederlandsche vluchtelingenkerk te Frankfort aan den Main. In Frankfort gaf Gomarus reeds blijk van zjjn wetenschappelijken zin door een verbeterde uit gave van Beza's vertaling van het Nieuwe Testa ment en door het bezorgen van een nieuwe editie van den „Defensor pacis" van Marsflius van Padua. De toren van de Hillegondakerk te Hillegersberg wordt gerestaureerd. Het oude bouw werk tn de steigers(Foto Meyer, Den Haag) Die gaven waren echter niet zoo héél gering. Integendeel hij heeft met eere zijn professoraat vervuld. Gomarus was niet alleen dogmaticus maar ook bekwaam exegeet. Hij begon zijn onderwijs met de behandeling van den brief aan de Galaten en de uitlegging van de Evangeliën. Later gaf hij college over den brief aan de Filippensen. GOMARUS is het meest bekend geworden, omdat hij tegenover zijn ambtgenoot Armi- nius het leerstuk der uitverkiezing met grooten ernst en vurigheid verdedigd heeft. De Gereformeerden worden naar hem wel G o- maristen genoemd, terwijl degenen, die de van de Gereformeerde leer afwijkende beschou wing huldigden, Arminianen werden ge- heeten. Ook om andere redenen echter is Gomarus het waard herdacht te worden, nu het driehonderd jaar geleden is ,dat hij op acht en zeventigjarigen leeftijd overleed (11 Januari 1641). Hij was een invloedrijk en scherpzinnig theoloog van groote werkkracht en uitnemende weten schappelijke gaven. Door woord en geschrift, door college en briefwisseling strekte zijn invloed zich tot wijden kring uit. Als professor was hij een man van grondig onderwijs en zeldzamen ijver, die algemeen geroemd werd om zijn universeele geleerdheid en groote belezenheid. Dr G. P. van Itterzon, die een lijvige disser tatie aan hem wijdde, noemt hem „een groot man met ijzeren wil, stoere werkkracht en onverzette lijk karakter." Over zijn karakter is het oordeel zeer verschil lend. Dit oordeel wordt ook, en niet 't minst, be paald door de verhouding, waarin de geschied schrijvers staan tot het dogmatisch standpunt van dezen geleerde. Er zijn historici, die alle Calvi nisten onverdraagzaam noemen en geen goed woord voor hen over hebben. Sommigen teekenen hem als een man van een zeer driftigen aard, die aan kwaad humeur toe gaf en geen heerschappij over zichzelve oefende. Hij zou een korzelig en oploopend karakter ge had hebben. Hij werd geleid door groote eerzucht en leende gemakkelijk het oor aan de inblazingen van anderen. Natuurlijk had Gomarus zijn gebreken. Hoewel we hem niet twistziek kunnen noemen, moeten we toestemmen dat hij soms heftig was en door zijn vurig Vlaamsch temperament in zijn ijver voor de goede zaak wel eens te ver is gegaan. In Middelburg trad hij fel op tegen Walaens, een man des vredes. Het eert hem echter dat hij later onomwonden schuld bekend en zijn excuses aan geboden heeft. Bovendien in den strijd tegen Arminius treedt hij eerst min of meer aarzelend op, zoodat hij niet den indruk van een strijdlustige figuur maakt. Zijn vrienden moeten hem tot den strijd aansporen. Eerst dèn neemt hij de verant woordelijkheid van het getuigen tegen de dwaling op zich, wanneer hij er diep van overtuigd is, dat hij ter wille van de waarheid niet langer mèg zwijgen. En wanneer hij de aarzeling overwon nen had, week hij geen duimbreed en werd hij de kloeke verdediger van de Gereformeerde waarheid. In zijn levenswandel was hij onberispelijk en in zijn huis heerschte strenge tucht. Hoezeer zijn tijdgenooten onder den indruk van zijn groote geleerdheid en wetenschappelijke bekwaamheden waren, blijkt uit gedichten als „Gomarus, wie was oyt soo veel en wel belesen, En door-geleerd als gij daer kan geen meerder wesen." „Vermaerde balling van het ijvrig Vlaenderlandt, Vlieg niet te hoog in 't licht met uw geleerdt verstandt". Franciscus Gomarus (Foto uit eigen archief) Gomarus heeft hier moeilijke jaren doorgemaakt door de vijandschap van de stadsregeering en de Luthersch-gezinden. In dezen tijd verloor hij zijn vrouw. Het sluiten van een tweede huwelijk in 1593 werd de aanleiding tot zijn verbanning. Hem werd aangezegd, dat hij de stad moest verlaten, omdat hij tegen het gebod van de overheid in met een vrouw, die buiten Frankfort woonde, in het huwelijk was getreden. Zijn gemeente nam 't voor hem op en wees er op dat haar predikant zes jaar lang trouw het Evangelie had verkondigd en steeds ijverig in zijn dienst was geweest. Niets hielp echter en hoe wel Gomarus om eenige maanden uitstel vroeg, daar zijn vrouw ziekelijk was en een kleine ver wachtte, zoodat reizen in den strengen winter voor haar gevaar opleverde, moest hij toch reeds binnen vier weken vertrekken. Spoedig volgt dan 25 Januari 1594 zijn benoeming tot derden professor in de theologie te Leiden op een tracte- ment van achthonderd gulden 's jaars. Vóórdat hij dit ambt aanvaardde, promoveerde hij nog te Heidelberg tot doctor in de godgeleerd heid, Den achtsten Juni 1594 houdt hij dan zijn inaugureele oratie over „het verbond Gods". Uit deze rede blijkt niet alleen zijn Gereformeer de overtuiging, maar ook zijn nederigheid en diep besef van afhankelijkheid van God. Hij voelt zich slechts een klein talent, doch den Allerhoogste is naast het werk van groote man nen ook de dienst van zwakkeren aangenaam. Zooals bij den bouw van den Salomonischen tempel God zich niet alleen van goudsmeden, maar ook van steenhouwers en houthakkers be diende en Hij niet alleen Paulus en Barnabas, maar ook Titus en Timotheüs voor den heiligen dienst van het Nieuwe Testament gebruikte, zoo zal Hij ook hem willen gebruiken. De nieuwe De eerste jaren te Leiden verliepen vrij rustig. Gomarus kan ongestoord studeeren en is in staat in 1597 een wetenschappelijk werk te publicee- ren, waarin hij schrijft over „Gods Voorzienig heid." Wéér verontschuldigt hij zich vanwege zijn ge ringe gaven. Zijn pogen is zwak, maar. wanneer bij een brand alles samenloopt, wordt ook de zwakke voor zijn hulpverleening geprezen. De beteeken is van dit leerstuk wordt helder uit eengezet. De leer der goddelijke Voorzienigheid „is een schitterende illustratie van Gods -onbe paalde wijsheid, goedheid en macht; de peiler van geloof en hoop, de teugel van hoogmoed en onge duld, de prikkel tot dankbaarheid, de beste leer meesteres der godsvrucht". Hoewel het hoogleeraarschap den geheelen mensch opeischte, durfde Gomarus het verzoek om op geregelde tijden te Leiden preekbeurten waar te nemen, niet te weigeren. Tot 1606 rustte de dubbele taak van hoogleeraar en predikant op hem. Bovendien bestreed Gomarus in de periode, vóórdat het conflict met Arminius uit brak, in geschriften het pelagianisme, het jezu- itisme en het socinianisme. GOMARUS EN ARMINIUS De heftigste strijd werd echter gestreden tus- schen Gomarus en Arminius. In het pestjaar 1602 stierven de twee hoogleeraren Junius en Trelcatius. Hoewel Gomarus tegen de aanstelling van Armi nius opzag, kwam hij nog niet rondweg voor zijn gevoelen uit, zoodat deze benoemd werd. Reeds toen Arminius predikant te Amsterdam was, waren er bezwaren tegen hem ingebracht. In zijn preeken over Romeinen was aan het licht ge komen, dat hij in zake de praedestinatie afweek van de Ned. Geloofsbelijdenis. Arminius, die meer handig dan moedig was, wist echter den strijd te ontwijken en betuigde zijn instemming met de Geref. belijdenis. Zijn oneer lijkheid bleek echter uit zijn correspondentie met mannen ,die hij geheel vertrouwde. Aan hen be kende hij, dat hij zich niet in alle opzichten met de kerkleer kon vereenigen. Eigenaardig is dat Arminius vóór de aanvaarding van het professo raat nog gepromoveerd is onder.... Gomarus. Het examen had een gunstig verloop. Het oordeel van examinandi over hun examina toren is dikwijls niet malsch. Arminius geeft echter dit schoone getuigenis aan gaande Gomarus „Ik ben op Dinsdag door Go marus geëxamineerd, in tegenwoordigheid van rector De Groot en Merula. Hij deed zijn plicht, zorgvuldig en met eere. Ik antwoordde, zoo goed als ik kon. Mijn antwoorden wekten de tevreden heid van Gomarus en de beide andere aanwezi gen. Het examen ging over kernvragen der theo logie, en Gomarus betoonde zich, zooals het hem paste en zooals ik het mij maar had kunnen wenschen.'* Drie weken later had het dispuut plaats om den doctorstitel te verkrijgen. r I I 1 s s1 si iü? si,, Een, die het nieuwe jaar hoopvol inziet. l atóte Im (Foto Utrechtsch Persbureau) Eerst was de verhouding tusschen beide hoog leeraren dus goed. Spoedig werd echter de vrede verbroken. Het ving met een „persoonlijk feit" aan. Arminius begon ook colleges over het Nieuwe Testament te geven. Gomarus nam hem dit kwa lijk, omdat de colleges over deze stof hem toe kwamen en Arminius „sich" daarmede „stack in syne Professie". De verhouding tusschen beide professoren werd echter voorgoed verstoord, toen Arminius op be dekte wijze zijn semi-pelagiaansche gevoelens be gon te verbreiden. Toen het om de waarheid der Schrift ging en Gomarus duidelijk bemerkte, dat zijn ambtgenoot in zijn colleges het gezag van de belijdenis ondermijnde, legde hij alle vrees af en trad van dit oogenblik af als moedige kamp vechter voor de Gereformeerde waarheid op. Natuurlijk bleef het conflict niet tusschen de hoogleeraren beperkt Verschillende Synodes drongen op onderzoek van de zaak aan. De Curatoren der Universiteit trachtten Goma rus en Arminius dichter tot elkander te brengen. Het verlangen naar rust en vrede deed Gomarus zelfs nog een oogenblik wankelen. Voor de Curatoren verklaren beide hoogleeraren niet te weten dat er in de fundamenten der leer eenig verschil bestond. Deze verklaring is onbegrijpelijk en doet zien, dat zelfs de kloeke verdediger der Gereformeerde belijdenis zijn zwakke oogenblikken heeft gehad. Ook voor den Hoogen Raad in Den Haag, waar de beide professoren moesten verschijnen, draait Gomarus eerst om de zaak heen, en zegt, dat anderen er meer van kunnen zeggen, omdat hij Arminius' lessen niet gevolgd had en niet wist wat deze op zijn privatissimum geleerd had Wanneer men echter aandringt op een duidelijke uitspraak, verklaart Gomarus, dat er inderdaad een geschil was. Het verschil is zelfs zóó groot, dat het 't fundament der zaligheid raakt. Hij zou niet durven sterven in het gevoelen van zijn tegen stander, noch daarmede durven verschijnen voor het oordeel Gods. Toch blijven verschillende predikanten hem van ..slappichheyt" beschuldigen. Gomarus verdedigt zich echter met de opmerking dat hij tegenover Arminius alle lijdzaamheid had gebruikt, omdat hij altijd nog gehoopt had op diens beterschap. Een ontijdig pressen doet ook de kloekste en moëdigste geesten gemakkelijk van de waarheid en van de kerk afvallen. Als Armi nius zag, hoeveel ergernis hij gaf, zou hij zich mischien bedenken. Hierna werd de verhouding tusschen de beide professoren steeds meer gespannen. Ook verdere samensprekingen bleven zonder resultaat. Gomarus verklaarde dat het verschil niet alleen over de praedestinatie ging, maar ook over de rechtvaardigmaking en andere hoofdpunten der leer. Arminius bleef echter beweren, dat hij niets ge leerd had hetgeen met Gods Woord in strijd was en dat hij zich steeds binnen de perken der con fessie had gehouden. Terwijl de strijd in vollen gang was, werd Arminius, die steeds een zwakke gezondheid had gehad, ernstig ziek en stierf op negentien October 1609. De moeilijkheden bleven voortduren Op den theologischen pamflettenstrijd gaan we in dit korte artikel niet in. Ondertusschen werd ook de harmonie verstoord tusschen Gomarus en de Curatoren der Universi teit De oorzaak van de wrijving was de benoeming van Vorstius tot professor. Deze Vorstius was vroeger al van Socinianisme beschuldigd. Wél had hij zijn kettersche bewe ringen herroepen, maar toen hy een boek van Socinius uitgaf, kwam hy opnieuw onder de ver denking. Gomarus besloot nu, hoewel zijn vrienden er op blijven aandringen, de Universiteit van Leiden te verlaten. Dr Itterzon schryft hierover: „De Remonstranten zeiden ,dat hy, toen hij zag, dat de brand, dien hij gestookt had, boven de huizen uitsloeg, vrees de daarin te verbranden en zich daarom uit de voeten maakte. De Contra-Remonstranten gaven een andere voorstelling. Zy meenden, dat hij na zijn vele moeilijkheden met Arminius wel be vroeden kon, dat hem niets beters met Vorstius wachtte, van wien men toen nog veronderstelde, dat deze naast Gomarus in dienst zou treden en dat hy, den strijd moede, reden genoeg had, om zijn dienst op te zeggen." Het beroep van de kerk van Middelburg neemt Gomarus aan, zoodat hij in 1611 naar Middelburg verhuist, waar hij ook College geeft ïan het Col legium Theologicum. In Middelburg was hy dik wijls ziek. Het aantal studenten was gering. Gomarus heeft 't hier niet bizonder naar z'n zin gehad. Het verzoek van de academie te Saumur om professor aldaar te worden, vond dan ook terstond bij hem ingang. Hier waren vele studen ten en kon hij zijn talenten beter ontplooien. Toch bleef hij hier slechts kort (1615—1618), om dat zich al spoedig moeilijkheden voordeden, waar om hij zijn ontslag indiende. Dan begeert de Universiteit van Groningen hem als professor in de theologie en in het He- breeuwsch (hij werd reeds te Groningen be noemd, toen hij zijn benoeming naar Saumur al had aangenomen). Meriba (Psalm 81 8b Een proeve van vertrouwen nam God te Meriba. Zou Israël op Hem bouwen En smeeken om gena Zoo ook, in onze dagen, is 't proeftijd voor ons volk; hoe het zich zal gedragen in bange jamm'renkolk. Zal er nu zijn verneed'ring, gebrokenheid van hart Komt het nu tot verteed'ring Tot ootmoed onder smart O Heere, wil dat geven 't Is toch. Uw werk alleen. Dat wij toch mogen leven U dienend', anders geen. Laat toch geen droefheid wezen die werkt alleen den dood; maar dat nu, als voor dezen, Uw geest ons bijstand bood Een droefheid moge komen naar Ubij groot en kleên; als 't hert naar waterstroomen, dorstend naar U alleen. Dl A. L RUY& DE NATIONALE SYNO Gedurende zijn verblijf te Groningen werd de beroemd geworden Nationale Synode te Dordrecht gehouden. Aan deze Synode heeft Gomarus ook een werk zaam aandeel gehad. Reeds in de zittingen, die aan de komst van de Remonstranten voorafging, trad hij op den voor grond. Hij verhief zijn stem tegen het voorstel om de Apocriefe Boeken aan de Canonieke Boeken toe te voegen. Er worden oordeelde hij vele menschelijke verzinsels in gevonden en sommige historische en dogmatische bijzonderheden zijn met de Bijbelboeken in strijd. De Synode besloot echter ze toch aan de Cano nieke Boeken toe te voegen (met een voorafgaan de Waarschuwing aan den Lezer). Ook bij de discussies over het catechetisch onder wijs en de Sabbatskwestie liet Gomarus zijn stem hooren. In de dertiende zitting, waar de vertalers en revisoren van den Bijbel benoemd werden, werd Het is opmerkelijk dat Gomarus in den tijd, toen de Remonstranten voor de Synode verschenen, niet zóó op den voorgrond treedt, als men van hem zou verwacht hebben. Alleen in de kwestie van het supra- en infralapsarisme laat hij zich hooren en verdedigt hij zijn supralapsarisch standpunt. LAATSTE LEVENSJAAR In Groningen heeft Gomarus zich verder aan de wetenschap gewijd en met groote getrouwheid zijn ambt als hoogleeraar waargenomen. Twee dingen dienen uit dezen tijd nog vermeld te worden. Allereerst zijn geschrift over den Sabbat, waarin hij tot de conclusie komt, dat de Sabbat geen Scheppingsinstelling is, doch een instelling uit Mozes' tijd. Hy acht ook het bewijs niet gele verd, dat de Apostelen den Dag des Heeren in de plaats van den Sabbat hebben gesteld. Wat het tweede punt betreft kort vóór zyn dood werd Gomarus van onrechtzinnigheid be schuldigd .omdat hy supralapsariër was, terwijl naar zijn tegenstanders beweerden de Dordt- sche Synode dit standpunt veroordeeld had. Tegenover degenen, die het deden voorkomen, als of zijn opvattingen tegen de uitspraak der Dordt- sche Synode gericht waren, hield hij echter vol, dat de Synode in deze materie geen uitspraak gedaan had. Ongetwijfeld stond Gomarus hier in zijn recht. „Op de Synode van Dordrecht is noch Gomarus, noch het Supralapsarisme veroordeeld" (Dr K. Dijk) Gomarus heeft in zijn leven ook de tegenspoeden gekend. Driemaal verloor hy zijn vrouw. Met zijn tweede vrouw is hij 28 jaar gehuwd geweest. Ongeveer een jaar later trad hij voor de derde maal in het huwelijk. Alleen uit het tweede huwelijk werden kinderen geboren, twee zoons en twee dochters. Het moet voor Gomarus zeer pijnlijk geweest zijn, dat zijn zoon Franciscus zyn vader bij den rechter aanklaagde, omdat deze zijn kinderen niet vol doende had uitgekeerd, toen hy voor de derde maal trouwde. Het einde was dat de kinderen verklaarden liever schade te willen lijden dan verder tegen hun vader te procedeeren. Ander half jaar vóór zyn sterven kreeg hy een heup aandoening, waardoor hij niet meer zitten kon en het bed moest houden. Den elfden Januari 1641 kwam aan dit werkzame leven een einde. A. B. W. M. KOI£. Jacobus Arminius (Foto uit eigen archief) ld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12