Koppermaandag 5 R E D R E P E 0 L E 0 D E P «.-w, o-S-f I Zendingslied Trouwe Héilanddie mij lie/ hebt En èlfc kindje mint als m ij, Leer mij toch voor U te léven, Doén het werk, dat Gij wilt geven;. 'k Ben wel kléin maar'k doe het blij, Want Gij deedt zo véél voor mij 'k Wéét, in verre, vérre landen, Aan het eind der grote zee, Wonen kinderen, die nóóit hoorden Jézus' vriendelijke woorden. Tócheen plaatsje in Zijn h&rt Heeft élk kind: blond, bruin of zwart Kón ik 't hun maar laten wéten, Daar aan 't eind der grote zee Kón 'k de blijde boodschap zenden Naar de vèrste wereldenden Mag ik helpen 'k Doe het blij Want G ij deedt zo veel voor m ij TDT de volksfeesten, die zo goed als geheel verdwenen zijn, behoort ongetwijfeld de Koppermaandag, die in vroeger eeuw vooral voor letterzetters en boekdrukkers een dag van vro lijkheid en jolijt moet zijn geweest. Wanneer de Dertiendag en „den dry coninx- feeste" officiéél de Joeltijd hadden besloten, lie ten de voorbije vrolijke feestdagen een spoor achter in de naviering der pret, die in sommige landen nog wel een week duurde, en waaraan ook waarschijnlijk de Koppermaandag zijn ontstaan te danken heeft. Dat was de Maandag, onmiddel lijk volgend op Driekoningen (6 Jan.) en die, ook in zijn smul- en bedelpartijen, zeer nauw verwant was aan de voorbije Joeltijd. Onze Germaanse voorouders beschouwden de Koppermaandag of, zoals de Geldersen hem noemden, den Raasmaandag „hoogstwaarschijn lijk van het razen en tieren, dat dan plaats vond, als een ongeluksdag", welke opvatting ook alge meen in Rusland heerste. De behoefte om te Copperen of den Kanneman te maken was algemeen. Men bedoelde daarmee te zwelgen en overmatig te eten en te drinken. An deren verklaren dat deze dag zo genoemd wordt naar het fooitje kopergeld, dat men vroeger uit deelde aan rondgaande dienstmeisjes en sjou werlui Deze dag wordt ook wel Koppeltjesmaandag ge noemd „wegens het bijeenkomen van het gewo ne volk, dat zich dan nog over het ingevallen nieuwjaar vrolijk maakte, of Koppelmaandag, omdat op dien dag vroeger de huwelijken zouden gesloten zijn." Ook wordt Koppermaandag wel afgeleid van coppe, kop of drinknap, die op deze vrolijke dag niet ongebruikt gelaten werd, of de naam is afge leid van coopera(ores of medewerkers, zoals eer tijds de gezellen in de drukkerijen werden gehe ten. De boekdrukkers boden die dag kalenders aan, waarvoor ze fooien ontvingen, die dan weer in de taveerne (herberg) feestelijk productief werden gemaakt. »Iet zwelgen en de maag flink op de leest zetten, werd kopperen geheten en de gildebroeders, die zich daarin zeer ijverig betoonden, ontvingen de naam van „kopperkens". Lange tyd vierde men nog op de jaarmarkt te C-oningen de „Kopjesmaandag". Bilderdijks-verklaring wijkt nogal van boven staand af. Hij zegt, dat het oudtijds de gewoonte was, »m, tot bevordering van de gezondheid, eens in de maand zich door een bloedzuiger de scha delijke bestanddelen uit het bloed te laten halen. Dit heette dan „koppen". Het experiment had bij den barbier plaats en deze werd daarom kopper geheten. Geen baat zou men vinden bij deze han deling, wanneer ze plaats had op Maandag na Driekoningen. Vandaar de naam Koppermaandag. De Maandag stond heel de Middeleeuwen door in minder goede reuk en zelfs de rechtspleging hield rekening met misdrijven op Maandag ge pleegd. Deze werden zwaarder aangerekend. Iedereen kan begrijpen, dat de Koppermaandag voor het werk weinig of niets had te beduiden en eigenlijk verloren was. De volksmond beweerde, dat alle arbeid op die dag verricht, toch geen resultaat zou hebben. Zo ontving dus deze dag ook wel de naam van Verloren Maandag. Een zeker schrijver veronderstelt, dat het lezen van het Evangelieverhaal omtrent het verliezen van den 12-jarigen Jezus en zijn terugvinden in den tempel, op den Zondag aan Koppermaandag voorafgaande, invloed kan hebben gehad op de naam „Verloren Maandag" en dat in Vlaanderen o.a. te Zwijndrecht in het Land van Waes, te Antwerpen en te Lier het ophalen van fooitjes en lekkernijen onder de een W andere leuze op die dag nog algemeen was en dat daarna weer feeste lijke bijeenkomsten werden gehouden, waarbij overal de vette worstebrooden op tafel versche- Tot de ruwe vermaken op Koppermaandag be hoorde eertijds het katknuppelen b.v. Niet zo ruw was het houden van rondgangen met een als beer verkleeden knaap. Om zijn lichaam had hy een ruwe zak geslagen, terwijl zijn hoofd ver scholen zat in èen monsterachtige berekop, waar van de muil afgrijselijk ver kon worden ge opend. Deze diende tevens als „bedelnap", waar in geldstukjes werden geworpen voor de kunst jes, die de „beer" moest verichten. Ook te Wuestwezel was deze dag de „aangewe zen dag voor gildemaaltijden, waarbij de worste brooden de hoofdschotel vormden", terwijl „in Belgisch Brabant de herbergiers die dag open tafel voor hun klanten hielden, die dan gratis hun krachten op het worstebrood konden be proeven. Er gaan verhalen, dat één persoon soms tien tot dertig worstebrooden consumeerde". Hoog stond de Koppermaandag eertijds bij onze voorouders aangeschreven, wat ook wel blijkt uit het feit, dat niet alleen de Maandag, maar ook soms de Dinsdag er by genoemd werd om te „copperen". Dit is ook af te leiden uit Bredero's Moortje „Jou vader was soo milt en soo roijaals, dat hij ons sonder vragen, Gaf een nieuwejaar met een teerpenningh tegen de Kopperdagen." De Koppermaandag, die in ons land zo goed als geheel uit de rij der volksfeesten is verdwenen, is bij velen daarofn nog slechts als klank bekend. Raadsels 1. Welk mes kan niet snijden 2. Van welk woord van vijf letters blijft slechts één over, wanneer men de beide eerste er af neemt 3. Waarom zijn de bedden van luie mensen al tijd te kort 4. Wat heeft vlees noch been en evenwel vier vingers en een duim 5. Wanneer is de cjwaas het verstandigst 6. Ik beweeg my voor uw ogen; wanneer ik echter ga, staat mijn lichaam stil en als ik stilsta, lieg ik. 7. Ik ben zeer willekeurig, nu eens zoet, dan eens zuur. EEN NIEUW SOORT RAADSEL In de 16 vakjes van het grote vierkant zie je een aantal letters door elkaar staan. Van die 16 let ters moet je nu vier woorden vormen in de hier onder aangegeven betekenissen. Horizontaal en verticaal worden deze woorden dezelfde. Dus van 1 tot 4 horizontaal moet. hetzelfde woord geven als van 1 tot 4 verticaal. De betekenissen zijn 1. Schreeuw 2. Netheid 3. Nobel 4. Vacht L Een tover-portefeuille ALS eerste werkje voor dit jaar geven we iets, dat sommige jongens (en meisjes) mis schien al meer gedaan hebben. Wij noemden het vroeger „de toverportefeuille" en 'k moet nóg lachen als 'k denk aan de verbaasde gezichten, die de mensen trokken als wij met onze porte feuille aan 't gochelen waren. Misschien dat je vader of je grote broer er ook meer van we' "*n Zó moet je se maken. Snijd twee rechthoekige van de portefeuille. Knip nu stukjes lint of band van pl.m. 12 c.M. zoals de tekening aangeeft en plak ze aan de on- Leg deze op de beplakte kanten van het karton, beplakte kant op de tekening de onderkant vast, waar ik een „v" plaatste. Voor de duidelijkheid tekende ik de kartons abed en ABCD niet tegen elkaar aan. Denk er echter aan, dat AB strak tegen ab aan moet lig gen als je het lint vastplakt. Goed aanhalen en do buitenkant met sierpapier beplakken. Hoe kleur je dat? Hier heb je negen vakjes, aangeduid met de let ters A tot I. Die vakjes moet je nu kleuren met rood, blauw, en zwart. Drie kleuren dus. Je maakt derhalve 3 vakjes rood, 3 blauw en 3 zwart. Maarvakjes van dezelfde kleur mogen elkaar niet raken Let er dus op. Als je bv. A rood maakt, kun je B of G geen rods kleyr meer geven, want die grenzen aan A. Begrepen Hoe speel je dat klaar Grapjes HET MIDDEL 1 A.: „Mijn been slaapt." B.: „Verroer je dan niet, anders wordt-ie wakker, BAANTJE GEKOCHT Heer: „Jy bent toch niet de jongen die op mijn paard zou passen Jongen: „Neen meneer, maar ik heb dat baantje voor drie centen van kleine Kees gekocht." MOEILIJKE OPDRACHT Van Pompelen (bij een gelegenheidsdichter):* „Zeg eens, mynheer de dichter, ik wou voor de bruiloft van mijn dochter een mooi vers gemaakt hebben. H y heet Kees en z ij heet Mien.% Kun je nu niet maken dat die twee namen op elkaar rijmen VAKMANNEN Sergeant-majoor bij het appèl: „Wie al eens over Noord- en Zuidpoolreizen gelezen heeft, treedt uit het gelid Vijf mannen, die Nansen e.a. gelezen hebben, ko men naar voren. De sergeant-majoor stelt ze naast elkaar op. „Ziezo, na het rapport nemen jullie schop en bezem en veegt op het kazerne plein de sneeuw bijeen WAT IS TRANSPARANT Meester: „Onder transparant wordt verstaan een voorwerp, dat doorzichtig is. Wie van jullie kan mij zoo'n voorwerp noemen 7" Willem: „Een ladder, meester I" De Rotterdammer - Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Utrechtsche Crt Nieuwe Leidsche Courant - Dordtsch Dagblad Kerk en philantropie Welke het land is doorgegaan goed doende en genezende allen die van den duivel overweldigd waren. Handelingen 10 38. EEN der schoonste fragmenten uit Bach's Matthëus Passion is de sopraan-solo, waarin de wonderen van Jezus' genezingen worden opgesomd en die eindigt met den ook muzikaal zoo fijn gevonden volzin „Anders heeft mijn Jezus niets gedaan". Deze woorden vormen een antwoord op Pilatus' vraag „Wat heeft Hij dan voor kwaads ge daan en zijn dus met heilige ironie ge laden dat waren Zijn „misdaden", dat Hij blinden en lammen genas, duivelen uitwierp, bedroefden troostte, zondaars aannam. Deze weldaden echter waren niet alleen de reac ties van de menschelijke natuur in Jezus, die met innerlijke ontferming bewogen tusschen de ruïnes van de door den duivel overwel digde menschhéid wandelde; zij waren ook de vervulling van Jesaja's profetie (Matth. 8 17 en Jes. 53 4) „Hij heeft onze krank heden op Zich genomen en onze smarten die heeft Hij gedragen". Hierin sprak Zijn God delijke natuur, waarin het andere element de uit zichzelf genomen reden tot verlossing der ziel, de drijfveer was. Daarom verbond Jezus bijna altijd aan de genezing der licha melijke, de rechtzetting der geestelijke kwa len door vergeving der zonden èn de waar schuwing Zondig niet meer Het beeld der wereld en de gestalte der menschheid zijn, ook afgezien van de buiten gewoon smartelijke trekken, welke oorlogen of natuurrampen er in brengen, nog volko men dezelfde als in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde. Ondanks alle schijn- schoone theorieën van een naar haar vol- "hiaking evolutioneerende menschheid en van een duurzamen vrede, is er in wezen nog niets veranderd. Ziekenhuizen en gevange nissen, verwoeste gezinnen en gebroken levens, stichtingen van barmhartigheid en armenverzorging teekenen nog altijd den weg af, waarlangs de zonde als een bijtend vergif de samenleving en de individu onder mijnt. De weldadigheid, die in Christus haar hand uitstrekt tot hulp, vindt nog volop werk om te heelen en te genezen, te steunen en te redden. Eén ding kan zij echter maar ten deele. Zij kan de zonde, die wonden maakt, niet weg nemen noch vergeven. Maar zij kan iets an ders, en daarin onderscheidt zij zich van de philantropie, die alleen op humanistische tendenzen rust; zij kan te allen tijde het (algemeen) oorzakelijk verband tusschen wonde en zonde aan wy zen en haar objecten van den hemelschen Medicijnmeester opvoe ren tot den Goddelijken Middelaar. En dan alleen gaat zij, gelijk haar Zender, waarlijk goed doende het land door. Maar dan wordt opnieuw het vermogen der Christelijke wel dadigheid beperkt; zij kan niet doen, wat Jezus kon genezen degenen die van den dui vel overweldigd zijn. Men kan dit breeder zien als in de macht der zonde; en ook dan dacht. Want het kan ons niet ontgaan, dat in Matth. 4 niet alleen de volgorde maar vooral de onlosmakelijkheid der drie onder deden aangewezen wordt. De Kerk zonder de Evangelisatie en zonder de philantropie is even onvolledig als deze zonder Evangeli satie en Kerk. De Christelijke barmhartig heid betrekt haar krachten ten principale niet uit de welgezindheid der arbeiders en arbeidsters, noch uit die van haar contribu anten. Maar zij is de natuurlijke dochter der Kerk. Gelijk Jezus' leer onvolledig was zon der Zijn daden en het geloof dood is zonder de werken, zoo mogen wij de Kerk ook zien zij draagt uit de blijde boodschap der redding van den geheelen mensch. Treffend is dit geteekend in Jezus' antwoord op de ultima tum-vraag van Johannes den Dooper „Zijt Gij, die komen zou, of verwachten wij een ander Dan laat Jezus hem niet zeggen „Ik ben inderdaad de Middelaar Gods en der menschen", doch, hqe vreemd het klinke „De blinden worden ziende, de kreupelen wandelen, de melaatschen worden gereinigd, de dooven hooren, de dooden worden opge wekt" en „den armen wordt het Evange lie verkondigd" (Luc. 7 22). Zou het ook kunnen zijn, dat de terecht be treurde afstand tusschen Kerk en samenle ving zou verminderen, naarmate de wissel werking tusschen haar philantropische span kracht (die enorm moet zijn) en haar theolo gische draagkracht toenam Vele naar uitkomst hunkerenden zien haar vragend aan Een fragment van 't prachtige orgelfront in de St Laurens- kerk te Rotterdam, dat met het gansche monumentale orgel spoorloos verbrand is. Foto uit eigen archief. brengt de Christelijke barmhartigheid het niet verder dan het ont-dekken van de bron voor het bewustzijn van den gekwelde en het aanwijzen van den eenigen weg tot werke lijke redding. Deze dingen te 'zeggen, leek ons niet mis plaatst in een tijdpeHcr waarin op allerlei wijze de weldadigheid haar kansen kreeg en gegrepen heeft met gretige hand, iets wat ook in de naaste toekomst weer het geval kan zijn. In Gods gemeene gratie had en heeft zij een schoone en rijk gezegende plaats en heerlijk is het te weten, dat de inwerking van den Christus Consolator hier zoo breed en zoo diep is. Anderzijds moeten we het oog wijd geopend hebben voor de hierboven ge noemde beperkingen. Opmerkelijk is de volg orde in het Schriftwoord van Matth. 4 23, „Jezus omging geheel Galilea, leerende in hun synagogen, predikende het Evangelie en genezende alle ziekte en alle kwalen onder het volk". We zouden ook kunnen zeggen eerst de Kerk, vervolgens de Evangelisatie, dan de philantropie. Daarmee is de bron der zuivere (dat wil hier zeggen der volledige) philantropie aangewezen. Zij weerspiegelt ook het voorbeeld van Jezus, die menigmaal „scherpelijk gebood, dat zij Hem niet open baar zouden maken"; in stilte gaat zij haar weg. Zij heeft niet noodig, „haar stem op de straten te doen hooren", doch bij haar is het motief daarvan een ander, dan dat van de weldadigheid die, desbewust buiten Christus staat. Dat andere motief verdient ernstige aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9