I yiit* I.'iSi
illlllf
HK ::*\aLT
NIEUWJAARSGEBRUIKEN EN -WENSCHEN
1 c o v
^lle begin is moeilijk. Ook als men voor't eerst een span paarden mag mennen.
(Foto C. Kramer)
EVENMIN als de gelukwenst;!) bij verjaardagen
alleen een uiterlijke beleefdheidsvorm is,
had deze oorspronkelijk bij de jaarwisseling de
bedoeling langs magischen weg heil en zegen
te doen overgaan op den persoon,
„Bij onze Gormaansche voorouders weergalmde
het op Nieuwjaarsdag van ,;Heil! HeilI" en toen
hun nakomelingen christenen waren geworden,
voegden zij den zegen er aan toe: „Heil en zegen"
klonk het toen.
Voor de Romeinen en Germanen was deze wensch
te abstract. Hij moest worden gematerialiseerd
cn zoo ging de beker lustig rond.
Tot op heden is de nieuwjaarswcnsch gewoonte
gebleven, welke gewoonte echter na den Wereld
oorlog van 1914 sterk verminderd is. Ook het
nieuwjaarwenschen langs de huizen, om fooitjes,
is afgenomen.
Mej. H. C. A. Grolman, aan wie wij deze gege
vens ontleenen, zegt, dat fooi oorspronkelijk be-
teekende maaltijd of drinkgelag. In den ouden
tijd bood men zijn ondergeschikten een fooi of
maaltijd aan, later gaf men cenig drinkgeld als
bijdrage tot de fooi cn nu ging de naam over op
die bijdragen en noemde men kleine geschenken
„fooitjes". -
In Twente herinnerde „het koken gaan" aan de
oude fooien (maaltijden). Men verstond daaronder
het gebruik om den geheelen dag hij elkaar op
visite te komen. Het had vooral plaats in de
maand Januari. Op deze visites ontbraken de „Nlj-
jdarskoeken" niet.
Het dienstpersoneel trok op Oudejaarsavond naar
het ouderlijk huis, voorzien van roggestoet en
metworst, geschenken van den boor cn zijn vrouw,
en bracht oaarvoor beschuiten terug. De boer en
zijn vrouw bezochten het dienstvolk en vierden
den overgang van het oude jaar naar het nieuwe.
Reeds 'snachts begon het nieuwjaarwenschen.
Wanneer te Ootmarsum de torenklok op Oude
jaarsavond twaalf slagen had laten hooren, hief
de nachtwacht, op de markt, door anderen om.-
ringd een lied aan, waarmede dozen dan instem
den. Daarna trok men zingend langs de straten.
A! werd de nachtwacht op non-activiteit gesteld,
zijn ommctocht in den Nieuwjaarsnacht bleef
behouden.
Te Leeuwarden bestond in de ICo eeuw bet ge
bruik, dat de jongelui zich op den Oudejaarsavond
vereenigden, om, zoodra het Nieuwjaar was aan
gebroken, zingend langs de huizen te trokken.
Een 25 jaar geleden trok men eT in Twente des
nachts om 12 uur op uit, klopte bij buren en
vrienden op de deur voor het nieuwjaarwenschen,
daar bij hopend op een glaasje, onder,het opzeg
gen van:
Gel uk sa Hg Nyjaarl
'n Keukske veur mij Klaar,
"n Slokske der bie,
Das goed veur mie."
De Drentsche Nieuwjaarsdag kenmerkte zich door
groote, uitbundige, vroolljkheid, waarin de We
reldoorlog 1914 eveneens verandering heeft ge
bracht Br hadden luidrudhtlge en overmatige
drmk- èn smulpartijen plaat»
Reeds de zendelingen Ellgius en Bonifacius ver.
hieven'bun waarschuwende stem tegen de tiei-
densche misbruiken in verband Wiet den Nieuw
jaarsdag tegen Jlet bijgeloof, dit het wol of kwa
lijk bakken der nieuwjaarskoeken, zich leett voor-
deelig of onvoordcalig nieuw jaar te beloven".
Wegens de zondige viering van den Nieuw
jaarsdag, werd de Middeleouwen door, op don
eersten dag des jaars Christus' besnijdenis ge
De latere synodes waren ook tegen de viering
van den Nieuwjaarsdag gcknnt, om dezelfde
reden, maar langzamerhand veranderde dit.
De synode van Utrecht (1905) bepaalde, „dat de
onderhouding der tweede feestdagen (dus ook
van Nieuwjaaredag), in de vrijheid der kerken
werd gelaten, hetgeen practisch echter op de
algemeene onderhouding neerkomt".
In Oost-Pruisen bestond de gewoonte elkaar
nieuwjaareboompjes aan te bieden, waaraan
men een magische kracht toeschreef tegen
koorts. De negen „takjes" waren met stukjes
gebakken deeg behangen.
Als verre herinnering aan de afgoden heerechte
nog lang het gebruik van het schenken van
nieuwjaarskoeken aan elkaar. De koeken wa
ren door vruchten verzoet en in een of andere
kleur geverfd. Eigenaardig was het gebruik om
in sommige koeken een gulden in te hakken.
Deze diende als belasting Vandaar de naam
belastingkoek. Sommigen zien hierin een herin
nering aan den penning, dien onze heidcnsche
voorvaderen aan den doode meegaven op zijn
langen, laatsten tocht (doodenmunt)
Volgens Nannings bezat in de vorige eeuw bijna
ieder gezin zijn eigen koek ijzers. In de Ifide eD
17de eeuw werden de ijzerkoeken aan langs de
huizen trekkende, nieuwjaarsliedjes-zingende
kinderen uitgedeeld. Ook de grooterrn deden wel
aan deze. verkapte bedelarij van hoi Nieuw
jaarzingen mede. En alle pogingen van de Over
heid om dit gebruik te stuiten,' hadden bitter
weinig succes. „Tc Coc\orden besloot op 13 Dec.
1770 de Kerkeraad aan de regeering der stad te
verzoeken, om dit oud en slecht gebruik, dat op
Nieuwjaaredag zoolang heeft plaats gehad, met
betrekking tot het uitdeden van z.g. Nieuwjaars-
of IJzerfeoeken aan straotloopers to verbieden.
Maar van „allo kanten ondervond "de Kerkeraad
tegenstand" en in 1842 bestond het gebruik nog
steeds onverzwakt. Aan deze ijzerkoekjes waren
magische krachten toebedeeld cn naar gelang het
baksel goed of slecht uitviel, kon inen voorspel
lingen doen. De koekjes, oblieën, waren opgerold,
zooals het Nicuwcjaar nog lag opgerold in zijn
windselen. Wat zou het brengen
De „Ollewieven" in de provincie Groningen had.
den volgens Mej Dr C. C. v. d. Graft, oiwpronke-
lljk den vorm van een mcnsch. Zij ziet daarin do
nabootsingen van het oorspronkelijke bloedige
vrouwenoffer. De vorm verdween, maar de oor
spronkelijke naam bleef. Dit nieuwjaarskoekje
is gebakken van roggemeel met stroop en anijs
er in.
De kasteleins te Buggenum (Limburg) boden hun
klanten in den namiddag of op den avond van
den Nieuwjaarsdag, twee krakelingen aan, ge
bakken uit tarwemeel. Te Venlo kroeg elke her
bergbezoeker een „kroon" (rond gebakje) bij den
borrel.
Een Limburg8che Nieuwjaarswcnsch luidde:
God moog' geven,
Liefde In 't town.
Moed In 't lijden,
Troost in H scheiden 1 1
zie, wat u God in 't leven geeft;
Hij weet 't voor ieder zoo te mengen,
dat elk 't hem passend aandeel heeft
in vreugd en leed, in voor en tegen;
leer dan in alles Godes wegen
te zien, waar Hij u veilig leidt,
voor 't hemelleven toebereidt.
Postzegelruilbeurs
VAN de hand van den heer A. J. Hoek ver*
scheen een hoogst interessante studie over
de zegels van Griekenland met grooten Mercu-
riuskop 18611886.
i dit boekje heeft de heer Hoek
aan zeer veel Philatelistcn
een grooten dienst bewezen,
want het is zeer moeilijk om
de verschillende uitgaven van
dit zegel uit elkaar te hou
den. Naast vele afbeeldingen
geeft het een duidelijke be
schrijving van de kenmerken
van de verschillende uitgif-
•ten. Wy kunnen dit boekje
aan alle verzamelaars van
deze zegeis ten zeerste aanbevelen. Het is ver
krijgbaar bij alle bekende postzcgclhandclaren
voor den prijs van f 0.75.
Met de uitgave
NEDERLAND
Volgens voorloopige opgaven zijn van de zomer-
zegels 1940 de volgende aantallen verkocht:
D/fe cent 553791 (vorige jaar 643946)
2i/2 cent 456786 493032
3 cent 560665 650985
5 cent 757561 933510
71/2 cent 606591
121/2 cent 441531 545561
De opbrengst boven de frankeerwaarde bedraagt
in totaal f 89891,65i/2, dit is f 1277,18 meer dan
het vorige jaar.
Nieuwe uitgiften
DUITSCHLAND
Ter gelegenheid van het feit dat 50 jaar geleden
Emil von Behring zyn belangrijke ontdekking
deed op het gebied van de bestrijding van de
diphterie, verschenen een tweetal toeslagzegels
in de waarden 6 plus 4 pfennig groen; 25 plus
10 pfennig blauw
ROEMENIë
Hier verscheen een serie van 7 frankeerzegels met
de beeltenis van Koning Michael I in de waarden:
25 bani groen; 1 leu donkerviolet; 2 lei oranje;
5 lei rood; 10 lei purper; 12 lei leiblauw; 16 lei
blauwgroen.
Tevens verscheen een serie toeslagzegels, even
eens met portret van den Koning, in de waarden:
1 leu plus 0,50 olyf; 2,50 lei plus 0,50 donker
groen; 3 lei plus 1 leu violet; 3,50 lei plus 0,50
rood; 4 lei plus 1 leu bruin; 6 lei plus 1 leu licht-"-
blauw; ft lei plus 1 leu donkerblauw.
Snanfaex fPJiiCatelbtiacfi
-C_S 22 S .c -P C
Z i 2JÜ 6 "li sL,
i N u
Voederhuisje in de sneeuw
Geeft, wat ge missen kunt;
vooral bij strenge koude
IN het altijd even mooie en frissche maandblad:
„In weer en wind" van December, schreef
Klaas Faber een artikel over de zorg voor de
vogels in distributietyd. Wij laten dit artikel hier
volgen.
Passer domesticus, de huismusch, ook wel ge
noemd „de straatjongen", is zeker de vrijmoedig
ste onder het veerenvolkje. Waar de mensch zich
vestigt, verschijnt de musch; hij is voor dat twee-
beenige wezen maar tot op zekere hoogte bang.
Het gelukt u naar alle waarschijnlijkheid niet
zoo'n musch zonder hulpmiddelen te vangen.
Neen, hij is niet roekeloos, die grauwe leven
maker. Hij heeft er een grondige hekel aan om
gefotografeerd te worden, tenminste als de foto
graaf hem tot op een armlengte nadert, om een
behoorlijk beeld te krijgen.
Onder bepaalde omstandigheden echter verliezen
de vogels die waakzaamheid. Als de honger in
het vogellijfje knaagt en een dierenvriend met
milde hand voedsel strooit, dan wordt hij soms
onvoorzichtig. De foto van de schrokkende mus-
schen is dan ook van den vorigen winter, geno
men op een barre, kouden dag.
De musschcn smullen van „patates frites", een
artikel dat in de Amsterdamsche automaten ver
kocht werd voor een dubbeltje per zak. De mus-
schen, maar ook de kokmeeuwen, waren dol op
dit goedje
Als Thialf met zyn ijzige adem ook nu weer de
wateren doet verstijven, zal het er voor onze
vogels slechter uitzien dan verleden jaar.
Er is distributie gekomen. De mensch waakt
angstvallig over zyn levensmiddelenrantsoen. Het
Is twijfelachtig of er nog kruimpjes zullen over
schieten. In ieder geval zullen onze insecten-
etertjes de lekkernijen niet meer toebedeeld
krijgen, die het vorige jaar nog voor enkele cen
ten te koop waren.
Dierlijk vet is voor den vogels niet meer beschik
baar Hetzelfde kan gezegd worden van allerlei
oliehoudende zaden, die thans in de industrie
worden verwerkt. Apenootjes en cocosnoten, die
aan de meczcn een heerlijk maal verschaften, zjjn
vrijwel geheel van de markt verdwenen.
Nu deze bijvoedering op zooveel moeilijkheden
stuit, moeten de vogelvrienden het als hun taak
Bij intrede van 1941
Dit jaar dreigt aan ons als een donkre krocht
Waarin we huiverend naar voren schuiven;
Is dit Gods wijnpersbak? Zijn wij de druiven?
Heeft Hij vergeefs naar zuivre vrucht
gezocht?
Zal Hij ons dan vertreden op deez" tocht?
Zal ons Zijn goedheid niet meer overhuiven?
Dan zullen w' in Zijn storm als kaf
verstuiven.
Heeft ons 't bederf dan zóó zeer overmocht
Ontferm IJ onzer, Heer, als wij slechts
bloeiden
En rijpten voor het naderend gericht
Breek tot ons door, dat w' eind'lijk in
Uw licht
Ontwaken wij, door zond' en schuld
verknoeiden,
Om, begenadigd, nog dit jaar te dragen
Die vrucht, waarnaar G' in dat gericht zult
vragen
A. W.
beschouwen, het nog beschikbare voer in groote
hoeveelheden te verzamelen.
Voor de voerplank en grondvoedering kunnen
behalve dc nog verkrijgbare zaden heel goed
beukenootjes en eikels worden verbruikt. De
eikels moeten in kleine stukjes worden gesnede^,
anders kan zoo'n klein vogelbekje de brokken
niet verwerken. Enkele groote vogelsoorten,
houtduiven byvoorbeeld, eten de eikels wel in
hun geheel, maar die vogels zult u niet veel in
uw tuintje aan treffen.
Dan zijri er tal van bessen, die graag door onze
zangvogels gegeten worden. De meest bekende
en overal voorkomende zijn de lijsterbessen, vlier
en meidoornbessen. Weet u dat deze bessen droog
in massa opgeslagen kunnen worden tusschen
lagen zand
De kruimels van de tafel brengen wat variatie in
het menu, en als u soms een kaaskorstje mocht
weggooien, de veronderstelling is al absurd,
snijdt het dan in kleine stukjes. Wat zullen de
roodborstjes u daar dankbaar voor zijn.
Ook mag wel eens gedacht worden aan de water
vogels, die verleden jaar heel wat ellende beleefd
hebben. Herinnert u zich nog de talrijke vreemde
gasten die soms in het hartje van de stad ver
schenen, de statige wilde zwanen, talrij., eenden
soorten, de zwart-witte kuifeendjes, de geel-
oogige topper, dc nonnetjes, .de tafeleenden en
brilduikers, de gekuifde zaagbekken Ja, zelfs
de groote trap werd eenige keeren gesignaleerd.
Het was geen prettig gezicht deze eendenscharen
soms roerloos in een wak te zien drijven. Kok
meeuwtjes en ook groote zilvers, die in den win
ter weer vegetarisch gaan leven, zyn alleseters.
Met graagte verorberen de meeuwen brood
korsten, verder alle etensresten, vleesch en visch-
afval, rauw of gekookt. In den strengen winter
werd gekookte aardappelschillen, niet te dun,
zelfs geaccepteerd. Kraaien zijn eveneens zwer
vers, die in den winter niets versmaden. Bij de
voederplaatsen zult u voornamelijk bonte kraaien
aantreffen, de gasten uit het Noord-Oosten. Zij
gedragen zich niet altijd behoorlijk en zijn soms
zeer agressief in hun optreden tegenover de
andere hongerhalzen.
Voor de eenden is het brood wel het meest ge
wilde voedsel. Wilde eenden nemen ook wel
eikels tot zich.
De echte watervogels zullen het by strenge vorst
niet gemakkelijk hebben. Als de thermometer
eenige graden onder nul aanwijst en een ijskorst
hun natuurlijke voedselbron doet verdwynen,
zal er weinig te voederen zyn.
Het is voor deze watervogels en tevens voor de
kleine en grootcre zangers te hopen, dat de win
ter geen herhaling wordt van zijn beruchten voor
ganger. Maar als de gure koude dóór het veeren-
pak de vogcllijfjes dreigt te verstijven, dan wordt
gerekend op de hulp van alle natuurvrienden,
ondanks de distributie
maaltijd.
IIET EERSTE DRAAIORGEL
Het eerste draaiorgel werd in 't begin van de
regccring van Lodewijk XIV naar Parijs gebracht.
De man, die de Parijzenaars met dat instrument
verbaasde, verdiende er veel geld mee. De groote
winst, die hij behaalde, bracht den eigenaar van
het orgel er toe, een tweede orgel te doen ver
vaardigen, dat viermaal zoo groot was als het
eerste.
Door aanplakbiljetten liet hij bekend maken, dat
het nieuwe orgel alle stukjes zou spelen, die het
publiek zou verlangen.
Inderdaad speelde het orgel dan ook allerlei
liedjes en marschen, die het volk wilde hooren.
Dit baarde natuurlijk groot opzien: ook Lodewiik
XIV hoorde er van en liet den kunstenaar ont
bieden. Het orgel overtrof zjjn stoutste verwach
tingen. Daarom wilde hy het ook van binnen
zien; doch de eigenaar weigerde dit, tot de ko
ning beval het instrument te openen. Daarin be
vond zich.de zoon van den orgeldraaier. On
danks dit bedrog, dat natuurlijk spoedig in ge
heel Parijs bekend was, verdiende de man onge
veer 90000 Francs met zyn orgel.
PRACTISCH CHRISTENDOM
Een veldprediker vond op het slagveld een zwaar
gewonden soldaat, die het blijkbaar niet lang
meer zou maken, en vroeg hem.: „Wilt gij, dat ik
u iets uit den Bijbel voorlees?" De ongelukkige
maakte een pijnlijke beweging: en antwoordde
slechts: „Ik heb. zoo'n dorst, 'k zou zoo graag een
Kennismaking van Rotterdamsene kinderen,
die met vacantie in Groningen zijn.
(Foto Kramer)
slok water willen hebben." De veldprediker
haastte zich om frisch water te halen; en toen de
soldaat straks vroeg om zyn hoofd toch wat hoo-
ger en zachter te leggen, rolde de veldprediker
zyn overjas saam tot een soort hoofdkussen. Toen
stamelde de gekwetste: „Ik ben zoo koud." En
nu trok zijn weldoener ook de gewone jas uit en
dekte er den ongelukkige mede toe. Toen zag de
laatste den veldprediker aan met een dankbaren
blik, terwijl hij stamelde: „Wanneer er iets in
uw boek staat van een mensch, die zooveel voor
zijn naaste heeft gedaan, als gij thans voor mij,
laat mij er dan iets van hooren. Lees mij iets voor
uit het Boek."
Zoo werd het hart van den stervenden soldaat
toebereid om het Evangelie te ontvangen, dat
hem nu uit den Bybel werd voorgelezen. O, nis
de Christenen eens meer de waarheid der Heilige
Schrift lieten zien in hun leven en werken, hoe
zou meer naar het Boek der boeken, waaruit zij
hun wijsheid putten, worden gevraagd.
HERINNERINGEN AAN Ds H. J. BUDDING
Op zekeren dag wandelt Ds Budding met een
zijner ouderlingen, toen een arme hem tegen
kwam en om een aalmoes vroeg. De leeraar tast in
den zak, maar heeft zijn portemonnaie vergeten.
„Geef mij de uwe", zegt hij tot zijn ouderling en
daarop tot den bedelaar: „Houd je pet op En de
volle beurs van den, naar men zeide, nog al gicri-
gen ouderling werd in het hoofddeksel van den
arme uitgeschud.
Een andere keér konn hy by een weduwe op
bezoek, en terwyl hij binnenkomt laat de dienst
maagd een blad met theegoed vallen. Budding
treedt op de weduwe toe en zegt: „Wien hebt gij
heden weg gestuurd, dien ge wat hadt moeten
geven En de vrouw erkent, dat zij dien mor
gen in haar drukte een collectant had wegge
stuurd. „Ja, ja", zegt Budding, „als gij den Heere
wat onthoudt laat Hij den duivel toe het dubbele
te nemen."
Een ander maal kwam een evangelist bij hem en
vroeg om nachtlogies. Maar Budding was in een
knorrige bui en bood hem geen logies aan Den
volgenden morgen was B. al voor dag en dauw
in het logement en betaalde de vertering van den
gast, vóórdat deze uit de veeren was.
Nog -vele andere anecdotes zijn er in omloop,
maar uit deze drie merken we wel op, dat er
naast de humor ook ernst in zijn woorden en da
den was.
WAT EEN MENSCH EET
De hoeveelheid voedsel, die een mensch geduren
de zijn leven gebruikt is bij ieder volk totaal
verschillend en wordt in hoofdzaak bepaalt door
Het klimaat. Hoe meer warmte het lichaam ver
bruikt, hoe meer brandstof, hier voedsel, de
mensch tot zich moet nemen. In de tropen, waar
het lichaam meer warmte uitstraalt, behoeven da
gelijks maar 1800 kaloriën door voedselopneming
gefabriceerd te worden, terwijl in koude streken
soms 4500 kaloriën noodig zyn In ons gematigd
klimaat bedraagt deze hoeveelheid 3700 groote
warmte-eenheden. Dit feit brengt met zich, dat
men tot de volgende berekeningen kwam. (Distri
butie-perioden buiten beschouwing gelaten 1).
V6pr een levensduur van 70 jaar gebruikt een
mensch 300 tot 350 centenaars brood, 15.000 tot
18.000 kg. vet en vleesch en ongeveer 5000 kg
visch en 12.000 eieren, 300 centenaars aardappe
len, 150 centenaars groente en even zooveel fruit.
Het verbruik var» vloeistoffen bedraagt 2^.000
liter en dat van, zout indiregten vorm ongeveer
1700 tpt 1800 kg. Een, mensch verbruikt aap lucjif
2Vi millioen H.JL Gelukkig dus ^iat de lucht, geen
geld kost/ i .-\t