^^VadëJcuk^uks
Een Jertellincj uit de Mobilisatietijd.
Door O.srtOEP.
s»
DAT alles vertelde sergeant De Koning aan z'n
kleine meisje, die op Vaders knie was komen
zitten en niet moede werd te vragen, zodat hij 't
mooie verhaal wel twee, drie keer moest doen.
Toen Vader vertelde dat hij met Kerstfeest mis
schien thuis zou zijn, was Janny nog blijder ge
weest. Ze wist wel hoe heerlijk dat zou zijn. Ver
leden jaar was oom Freek geweest en ook nog
een paar tantes, en ze hadden bij 't orgel mooie
kerstliederen gezongen. En 's middags waren ze
naar een grote zaal gegaan, waar 't Kerstfeest ge
vierd werd van de knapenvereeniging van Kees
en Henk. Een dominee had daar de Kerstgeschie
denis verteld en een andere meneer deed een
prachtig verhaal over een klein meisje, dat
midden in de nacht hoog in de oude kerktoren
klom om de kerstklokken te luiden.
„Gaan we daar met Kerstfeest weer naar toe
vroeg Janny.
„Maar jij gaat toch naar Driebergen zei haar
vader. „Je mag toch komen van Oom Gerrit
„Dat 's waar ook", schrok de kleine meid. Maar
even later zei ze „Als. U thuis komt ga ik niet
weg. Dan vieren we fijn Kerstfeest hier".
De laatste dage 'lebben ze alle vier, moeder en
haar drie kinderen, naar de post uitgekeken. Als
er een brief van vader zou komen, dan was de
ans groot, dat hij voor de Kerstdagen geen
verlof kon krijgen. Maar gelukkig bleef dat be
richt weg.
Moeder De Koning heeft al een en ander in huis
gehaald, want de Kerstdagen moeten gezellige
dagen zijn. Zo was 't elk jaar geweest en zo zal
't ook dit jaar zijn. Maar ernstig zei ze er tel
kens bij „Als de Heere 't wil
Kerstfeest negentien-honderd-negen-en-dertig is
aangebroken.
Buiten is 't koud, maar hier in de huiskamer ls
't heerlijk warm en gezellig. Hier "en daar hangt
een takje hulst, de rode besjes steken hel af tegen
de hardgroene blaadjes. De radio zingt„'tHeer-
lijk Kérstfeest is gekomen, blijde dag verscheen",
't Gezin van de Koning is vroeg op; straks hopen
ze allen naar de kerk te gaan.
Ze hebben al een kopje thee gedronken, moeder
maakt 't ontbijt gereed.
De sergeant zit nog in z'n overhemd, en natuurlijk
zit Janny vlak bij haar vader. Zaterdagavond laat
is hij thuisgekomen en in de middag van tweede
Kerstdag moet hij weer vertrekken. Maar vandaag
is hij heel de dag thuis.
Een warm, dankbaar gevoel maakt zich van dezen
vader meester. Wat is God goed, ook in oorlogs
tijd. Buiten de grenzen woedt de krijg, maar
Nederland leeft nog in rust en vrede.
Voor de soldaten, die hun post niet kunnen ver
laten, wordt vooral met de Kerstdagen goed ge
zorgd. Ze krijgen versnaperingen en sigaren, ook
worden er samenkomsten gehouden, waarin ver
teld en gezongen wordt van 't Kind dat geboren
m
III. Wie weel dat?
Welke specerij worat als men één letter weglaa/
een vrucht?
IV. Een moeilijk raadsel
Wie kaai uit onderstaande vreemde regel een Ne
derland sche plaatsnaam vormen?
2x2 5.
IL Welk spreekwoord is dat?
Hoog water
Herinnering aan Holland
Denkend aan Holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hoge pluimen
aan den einder staan
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een groots verband,
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.
H. MARSMAN
werd in de stal van Bethlehem. Maar waar kan 't
met Kerstfeest beter zijn dan thuis, by vrouw en
kinderen, in de bekende, vertrouwde omgeving
Teddy is ook al present. Hy is 'met De Koning
goede maatjes geworden. Vóór 't zo ver was, was
hij woest als die „vreemde" man zo maar 't huis
binnenstapte en ook niet wegging als Ted begon
te brommen en te blaffen.
De boterhammen zijn gereed en allen nemen aan
tafel plaats, 't Is pas half negen, ze kunnen rustig
eten en straks op tyd naar de kerk gaan.
Ja, sergeant De Koning is dankbaar dat hy dit
Kerstfeest thuis mag zijn. Kees en Henk zijn ste
vige Hollandse jongens met de kleur der gezond
heid op 't gezicht. Die kunnen tegen een stootje,
heeft de dokter meermalen gezegd. Maar over z'n
vrouw en Janny maakte hy zich wel eens onge
rust. Maar ook met hen gaat 't de laatste weken
goed. Janny is weer helemaal beter en ziet er
zelfs veel gezonder uit dan voor haar laatste
ziekte.
Aan dit alles moet De Koning denken, nu hy op
deze vroege Kerstmorgen met vrouw en kinde
ren aan tafel mag zitten. Hoe heel anders had 't
kunnen zijn. Hij denkt aanx dien soldaat uit
Utrecht, die per radio bericht kreeg dat zijn vrouw
ernstig ziek was; toen hy thuis kwam, was ze
reeds gestorven. Hij dacht aan dien korporaal uit
Rotterdam, wiens enig zoontje voor een gevaar
lijke operatie in 't ziekenhuis moest worden op
genomen. Dagen lang werd die vader door hoop
en-vrees geslingerd, en nog is z'n kind niet buiten
levensgevaar.
Er heerst aan tafel een prettige, dankbare ste*u-
ming. Allen zijn bly op deze dag bij elkander t*
mogen zyn. De weinige voorbijgangers op straat
hebben hun kraag opgezet en stappen flink door.
't Is koud en guur, de scherpe wind snijdt door
de dikste jas en mantel heen. Er is de laatste
dagen al schaats gereden, maar nu is de dooi in
gevallen.
Kees en Henk vinden dat natuurlijk jammer. Ze
hadden gehoopt in de vacantie eens flink te kun
nen rijden, maar als de dooi aanhoudt, zal daar
niets van komen.
Ja, dat is jammer, maar vandaag trekken ze er
zich toch weinig van aan. Vader is thuis, en ze
hopen op prettige feestdagen.
Als 't ontbijt geëindigd is, neemt De Koning de
trouwbijbel en hij leest zijn gezin het Kerstevan
gelie voor. Ze kennen 't allen, maar toch luiste
ren ze, stil en eerbiedig, met grote belangstelling.
„En het geschiedde in diezelfde dagen dat er een
gebod Uitging van den keizer Augustus, dat de ge
hele wereld beschreven zou worden
„Ik ken de Kerstgeschiedenis van buiten", ver
telt Janny als haar vader ophoudt met lezen. „Van
vers 1 tot 20 hebben we voor school moeten
leren".
Raadsels
I. Cijferraadsei
Mijn geheel bestaat uit 24 letters en noemt eoo
groot zeeheids
1, 12, 8, 14 een hemelliiohaa/m
9, 19, 23, 14, 22, 4, 6 een provincie in ons land»
21, 16, 18, 10 een metaal.
17, 20, 2, 22 een oud-Holl ana's geldstuk.
23, 15, 15, 3, 4, 6, 14 een plaats op de Belgisdfc
grens,
4, 8', 14. 15 een jongensnaam,.
Uit elk der volgende zinnen moet één woord ge
baald wore n, maar zo, dat de woorden samen
een spreekwoord vormen:
De mana' ie vol.
Ik heb een appel voor je.
Zorg vooral dat je niet van de ladder valt»
Je hebt j® armband toch niet verloren?
Zij Liep te ver weg gisteren.
Daar heb ik a/1 iets van gehoord.
De man stond om die hoek op zijin vrouw t*
wachten
Wat is de stam van deze boom kaarsrecht.
OPLOSSINGEN
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
I. De vijf bedoelde plaats name n-werk woorden
zijn: Leiden, Kampen, Krimpen, Putten, Dalen
II. De vijf plaatsnamen tegelijk meervoudig^
zelfstandige naamwoorden zijn: Leeuwen, Buren,
Petton. Voorschoten, Assen.
II. En de vijf plaatsnamen, tegelijk enkelvoudige
zelfstandige naamwoorden zijn: .Balk, Hulst, Mow#
ster, Beek, Veen.
IV. Pa hoorde een toon uit de tii-ïm. Jantje waa
van. de ladder gevallen. Het geheel is dusS
t oo n l a dde r3
(Foto eigen archief)
dat de knoop dan aan d« binnenkant kaïn valles,
Kleine houten kralen of wollen kwastjes worde*
onder aan d« ijzora'raden vastgemaakt, om tam
afhechting te krijgen.
Daar zo'nVylamipekapje licht stoffig wordt, moet
het door zacht kloppen met een klein, dun stokje
gereinigd worden. Door borstelen verschuiven de
draden, t-erwijj ook de losse wol er afgaat, zodat
deze tenslotte heel dun wordt. Lnplaats van wol
kan men ook raffia gebruiken, di« gemakkelijk
met d« stofzuiger gereinigd kunnen worden.
N Hrc/tgaT TjSm3! 8 3.-^2°'' 5 2
Vr'UïS.f».
Hoe maken we zelf een lampekapje?
Een meisje uit Zeist scheef me een briefje, waai*
in ze vroftg om een model voor een lampekapje,
Een paar jaar geleden stond zon model In d«
Kinderkrant, maar da/t Zondagsblad was weggen
raakt. En nu we een groot deel van de dag ver
duisteren moeten, komt een schemerlampje meen
dan ooit van pas.
Ben lampekapgeraamte uit ijzerdraad kan als dei
vorm eenvoudig ia, tot een bijzonder aardig lam
pekapje omgetoverd worden. Wij overtrekken 1
niet met zijde of perkament, doch bespannen het
ijzerdraad met woldraden. Daartoe kan men
allerlei resten van handwerken gebruiken als wij
maar voor een moois kleurencombinatie zongen.
Het komt er sleohts op aan, netjes en regelmatig
te spannen. Men heeft voor dit werkje wel een
grote dosis geduld nodig. Zoals je op de tekening
kunt zien, worden de draden van de ene ijzerdraad
naar de andere gebracht waaromheen ieders
draad even wordt geslagen. Het veranderen rmu
kleur, dus het aanhechten va® een niéuwe wollen
draad doet men ook steeds bij een Ijzerdraad, onv
Ö-- 5 3<J 3 ~C*-3 2< 5 oB r O 35
2 *"3 g" Jn -Sg S
Dat is de moeilijkste sprong van het s
geloof, dat ik het allerkostbaarste wat
ik bezit, mijn oordeel over mijzelfuit 1
handen geef, en mij onderwerp aan het E
oordeel van Hem, die de schuilhoeken
van mijn leven kent.
Dr J. H. BAVINCK.
mini li mi ii n li in iiiiniiiiiiii.
De permanente vijand
Die de geheele wereld verleidt.
Openb. 12 9.
OP zijn pelgrimsreis naar de stad Sion,
komende uit de stad des verderfs, heeft
Christen (we volgen Bunyan's nog zóó ac-
tueele allegorie) de ontmoeting met Apol-
lyon, die hem eraan herinnert, dat hij toch
eigenlijk een van zijn onderdanen is. Chris
ten erkent dit, doch deelt mede, dat hij, tot
jaren des onderscheids gekomen, het harde
juk van Apollyon's dienst van zich afgeschud
heeft. Waarop de Draak hem verzekert, dat
hij zóó gemakkelijk niet van hem af zal ko
men. En wat betreft Christen's klachten over
den zwaren dienst en het loon (de bezoldiging
der zonde is de dood), „daarover kunnen wij
het wel eens worden. Als gij terugkeert en
mijn dienst weer aanvaardt.En dan volgt
dat prachtige antwoord van Christen; „Ik ben
niet meer vrij. Ik kan niet meer kiezen"
(Fil. 3 12).
Over de figuur van den Draak, hier bedoeld
als de „menschenmoorder van den beginne",
zou een Zondagsblad te vullen zijn. We be
perken ons nu tot zijn oorsprong.in verband
v met zijn wereldomspannenden invloed. De
val van Satan toch is niet alleen een „inci
dent", dat zich in den hemel afspeelde, maar
de aanvang van een in de geestenwereld
doorgezette worsteling; volgens Openb. 12
vers 4 heeft de Draak bij zijn val een derde
deel van de sterren des hemels meegesleept;
de Graaf acht waarschijnlijk: een derde deel
der engelen; de Moor trekt dit nog verder
door te zeggen: „De duivel heeft in zijn ge
volg een aantal engelen meegenomen, om op
de aarde met hem den strijd tegen den Heer
des hemels voort te zetten". Deze gedachte
vinden we ook bij Feenstra (Onze Geloofs
belijdenis) wanneer hij schrijft: „Vanuit die
burcht (de plaats des verderfs) binden zij
derf strijd aan tegen Christus en Zijn Kerk".
Het is bij deze ontzaglijke werkelijkheid, dat
we elkander willen bepalen. Dit is heusch
niet alleen noodig, omdat achter den huidi-
gen oorlog geestelijke stroomingen werken,
die onderkend moeten worden en waarmee
Gods volk te maken heeft. Want het is te
vreezen, dat in de jaren vóór dezen oorlog
niet in voldoende mate is rekening gehouden
met wat Paulus in Ef. 6 12 noemt den strijd,
dien wij hebben tegen „de geestelijke boos
heden in de lucht". Wel zijn die geperso
nifieerd in bepaalde figuren op wijsgeerig of
politiek gebied, maar veel minder is. acht
gegeven op de onzichtbare machten, die
het persoonlijk leven van Gods kinderen be
lagen. Dit tekort'is temeer tot schade gewor
den, omdat het wapen dat door den duivel
tegen Kerk en Christendom gekeerd wordt,
een uiterst gevaarlijk wapen is; het is de
geheele wereld, die blijkens onze tekstwoor
den door hem verleid wordt. Hier tasten
we iets van de oorzaak der v ontzettende ver
blinding, die volken tegen elkaar in het
harnas jaagt en ze aanzet tot vernieling, in
volkomen machteloosheid om dit te beëindi
gen.
Tot die geheele wereld behooren ook wij, Een
eenvoudige zelfbiecht zaj er ons spoedig van
overtuigen, dat roemen niet oirbaar is. Hoe
vaak hebben we vergeten, dat achter de zon
de hij stond, die met keur van middelen
poogt, zijn ware wezen te maskeeren, zeer
zeker ook door zich als een engel des lichts
voor te doen, maar niet minder door ons de
zonde te doen betreuren om haar onaange
name gevolgen in plaats van in haar Gode
bedroevend karakter (Ps. 51 6). Dan, welk
een beschamende verovering heeft „de oude
slang" niet dikwerf gemaakt, als hij in den
arbeid in of voor Gods Koninkrijk listiglijk
de zelfstreeling mengde, gevolg waarvan
het aroma van het offer bedorven werd. En
vooral wat was Satans invloed groot in het
te voet vallen van wat naar uiterlijke
maatstaf in de wereld der zichtbare dingen
zoo groot of sterk scheen: macht en geweld,
geld en eer, positie en invloed, schoonheid en
verblinding en op rekening van de onmacht
geschreven uitleving van lusten. Om nog te
zwijgen van het opgestoken zwaard in den
kamp tegen Satan, wanneer de roes van het
zich uitleven de dammen van het verstand
doorbreekt of als de storm van den tegen
spoed het levensschip beukt.
Gode zij dank, tegenover deze dingen staat
als een rots het getuigenis (dat eeuwig zeker
is) van de niet aZmachtige werkingen des
Satans. Hoe beperkt zijn ze! Hij heeft een
kleinen tijd (vs. 12)hij wordt gebonden
(Openb. 20 2)zijn terrein is al bezet ge
bied (Joh. 16 33)zijn eindvonnis ligt ge
reed (Openb. 20 10). En ook al is hem en
Een kudde zal 't eens zijn
Eéne kudde zal 't eens zijn,
Die één herdersstaf zal weiden;
Zwervers door een zandwoestijn,
Welk een lieildag blijft gij beiden!
Juicht! Hij komt, der herd'ren Hoofd:
Jezus houdt wat Hij belooft.
Wachter, is de dag nog ver?
't Schemert over bosch en velden;
't Vriendelijk licht der mprgenster
Schijnt de komst der zon te melden.
Op, vermoeiden! heft nu 't hoofd:
Jezus houdt wat Hij belooft.
Dag van Christus heerlijkheid!
Rijk aan 's hemels hooge tinnen,
Sprei alom uw majesteit,
Kom den doodsnacht overwinnen!
Aardrijks einden, heft nu 't hoofd:
Jezus houdt wat Hij belooft!
De kluizenaar
(Foto C. P. v. Renssen)
zijn dienaren een bijzonder scherp wapen
in handen gelaten, n.l. de verleiding tot hoog
moed (binnen de menschelijke vesting is zijn
spion present)ook dit wapen heeft zich
tegen hemzelf gekeerd (1 Tim. 3:6). Reeds
het Oude Testament geeft ten deze voldoen
de bemoediging; in het tweegesprek tusschen
God en Satan wordt den laatste al Job's bezit,
zelfs zijn gezondheid ter beschikking gesteld,
alleen zijn leven zal buiten Satan's bereik
blijven. De echo hiervan weerklinkt in het
Nieuwe Testament: „Dood, waar is uw prik
kel? Hel, waar is uw overwinning?" (1 Cor.
15 55).
Dat desondanks de Brieven van Paulus vol
zijn van waarschuwingen en de Evangeliën
vol van feiten, welke ons. herinneren aan
den nog onverflauwden strijd van Satan en
zijn trawanten tegen de Kerk van Christus,
wijst de richting, waarin zij, die zich naar
Christus noemen, te gaan hebben. Het is een
strijd, die niet met geweld, doch door den
Geest gevoerd wordt (Zach. 4 6)en dit
bepaalt de keuze der wapenen. In dit opzicht
heeft onze tijd nog veelszins herziening noo
dig. De overheerschende factor van het. ge
weld kweekt gevoelens en stemmingen, met
de consequenties waarvan de verleider van
den beginne Slechts ingenomen kan zijn. Is
het niet opmerkelijk, dat voor de wapenrus
ting Gods (Ef. 6 1317) wel wapenen opge
somd worden, doch alleen in overdrachtelij
ken zin? Lendengordel, borstwapen, schoeisel,
schild en helm zijn in dezen kamp: waarheid,
gerechtigheid, Evangelieverkondiging, geloof
en zaligheid. Alleen met dat schild des geloofs
worden alle vurige pielen des Boozen uitge-
bluscht.
Het is deze -wapenrusting, welke Paulus aan
wijst tegen de listige omleidingen deg dui
vels. Wij kennen dus den permanenten vijand,
de afdoende wapenen en de volmaakte over
winning. En als wij den ganschen dag gedood
dood worden, zijn wij zelfs meer dan over
winnaars (Rom. 8 36 en 37).
Wat stervling zou mij schenden
m