<7>J BON flr/^ -%i^ k.rv ELZELINA, de geschiedenis van een Hollandsche vrouw in de jaren 1776— 1845; door Jo v. AmmersKüller. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. DAT was een belangrijke vondst voor Jo van AmmersKüller, die haar gelegenheid bood het terrein nog eens te doorwandelen, waarop zy drie dikke boekdeelen lang benevens de lange tijd van vóór-studie die het fantaseeren met de pen voorafging, zich bewogen had. Na haar trilogie „De Patriotten" (1778—1787), „De Sansculotten" <17921795), „De Getrouwen" (17991813) nog een in de Fransche, de Napoleontische tijd zich afspelend drama, dat van een Hollandsche vrouw, wier Hollandsche familienaam verzwegen wordt uit piëteitsredenen. De schrijfster, snuffelend in Parijsche bibliothe ken, vond in een catalogus den naam Ida Saint Elme met de toevoeging „Van AylDe Jongh", schrijfster van „Mémoires", waarin deze vertelt dat zij de dochter is van een Hongaarschen graaf en'een adellijke Hollandsche moeder (Van ayl De jongh Alida de Jongh) en in een kasteel aan de boorden van de Arno haar jeugd doorbracht" (Blijkbaar is die Hollandsche familienaam ver keerd gespeld.) Jo v. AmmersKüller Kon en misschien was zij er wel blij om geen biographie distilleeren uit de haar toevertrouwde gegevens, (ook een familielid heeft ze ontdekt; die heeft in 1884 over dié verre verwante een artikel gepubliceerd); slechts over de jeugd en de laatste levensjaren had ze betrouwbaar materiaal. Na een proloog waarin Elzelina ons wordt getee- kend als de schrijfster van „Mémoires", die zich op haar oude dag in Londen bevindt en zich ge compromitteerd heeft door de publicatie van brie ven van niemand minder dan Louis Philippe, koning van Frankrijk, vangt de roman aan met haar prille jeugd, een hoofdstuk dat door zijn milieu en persoonsbeschrijving aan „De Opstandi- gen" doet denken; het heet: „Een dominees familie gaat ter kerke". „Er zijn slechts weinig Protestanten in Lith. maar het kleine ronde kerk je dat boven op de dijk, aan het eind van het kleine dorp staat, is altijd vol; van uren ver komen de boerenmenschen om Dominee Oudland te hoo- ren preeken." Lith ligt aan de Maas in Brabant; en de familie naam is gefingeerd. We krijgen in die begin hoofdstukken het portret van Elzelina, die door de familie Mietje wordt genoemd, doch alleen door haar vader bij den poëtisch-klankrijke naam Elzelina'. Dat jongste dochtertje wordt door haar vader ijselijk verwend, d.w.z. hij wordt nooit moe, zelfs niet vlak voor het ter kerk gaan, met de vierjarige fantaste een sprookjesspel op te voeren; dat .van Koning Peterselie en Prinses Elzelina. Dat kind ver-fantaseert de werkelijkheid tot droomen van avontuur en schoonheid, en zal dat, ouder geworden, blijven doen, zoodat ze ten slotte werkelijkheid en fantasie niet meer onder scheiden kan en dus bewust of onbewust voor de saamleving gevaarlijk wordt. Na 's domi nee's dood reist de familie naar Amsterdam, waar de oudste zoon bjj de belastingen een goede posi- In Amsterdam trouwt Elzelina, 15 jaar oud. Na twee en een half jaar getrouwd te zijn. heeft ze twee kinderen, de jongste is een half jaar oud. Maar zij is een avonturierster, geen moeder, geen echtgenoote; dat leven is haar te eendekooi- achtig. Ze wacht op 't moment, dat haar de vry- heid hergeeft Ondertusschen zijn de Fransche legers ons land, Brabant, ingevallen. In Den Bosch zijn de Fran sche generaals ingekwartierd; Elzelina's man heeft, als patriottisch zaakgelastigde, een gehei me missive voor generaal Pichegru; zijn vrouw weet hem te bewegen, haar naar Den Bosch mee te nemen; haar moeder en een baker zorgen wel voor de kleintjes. Ze gaat in de kleeren van haar broer, een rijpak dat zij uit 't ouderlijk huis had meegenomen bij haar huwelijk. Ze logeert b(j haar rijken oom, waar generaal Jean Victor Moreau deze „amazone" ontmoet en hier be gint het eigenlijke levensdrama van die Holland sche vrouw, die we haar man, haar kindertjes, haar moeder, haar heele familie zien vergeten, negveren, om als lichtekooi een avonturierster- leven te leiden dat meer sprookjesachtig, meer legendarisch aandoet dan reëel, maar de knappe vertelster boeit Qns „alsof ze ons niet te pakken heeft. Dat Jo v. AmmersKüller boeiend- knap weet te ensceneeren, weten we uit haar vorige werk. Hier heeft ze het gewaagd, een vrouw te portretteeren van meer dan gewone schoonheid, een coquette en een cocotte 1) tevens, die van generaal Moreau weer overgaat in de handen van generaal Michel Ney, die de grande- armée als amazone volgt tot op het slagveld toe. wa; v ze een keer gewond werd (slag bij Eglace). zoe *nde hem dien ze zegt lief te hebben, en die hat een „sirene" heeft gescholden, Ney, die niet van haar af kan komen, hinderlijk door haar wordt gevolgd. Zij blijft aan hem klitten. En toch durft de schrijfster van deze cocotte te zeggen:'„Diep in haar hart heeft zij het strenge geloof behouden, waarin zij is grootgebracht; zij weet dat zij gezondigd heeft tegen Gods geboden en tegen den Heiligen Geest, doch zij is overtuigd dat God haar thans heeft vergeven en opnieuw onder zijn hoede heeft genomen, want Hij zendt haar het geluk waarop zij jaren heeft gewacht en waaraan zij al lang niet meer waagde te ge- looven." Het is wonderlijk dat er van dat geloof nooit meer iets gebleken is't Was er niet meer. Dat geluk is maarschalk Ney wil haar komen bezoeken en zal dan door haar, wier man zich liet scheiden van deze lichtekooi, bewogen worden tot leugen en bedrog in zijn huwelijk; vandaaT dat hij haar een „sirene" noemt. Ondertusschen ze kan niet altoos met de legers mee debuteert ze ook als tooneelspeel- ster; de groote Talma neemt Haar in zijn gezel schap. haar debuut wordt een mislukking. Zooals haar heele leven als volleerd intrigante, geraffi neerde cocotte, één leugen werd.... Na den val van Napoleon zal ze berooid staan als Bonapartiste, als „geljefde" van den geëxecuteer den Ney. Dan begint ze opnieuw een spel: zij gaat schrijven „Mémoires d' une Contemporai ne"^) en ze wordt als schrijfster van velerlei chronique scandaleuse schatrijk; tot na Waterloo de armoe voor haar deur staat zij kende nooit de waarde van geld en kostbaarheden, waarmede ze speelde als met haar leven. En ze eindigt in een klooster te Brussel, nog al toos onbegrijpelijk, ook in haar omgang met de zusters dezelfde verleidster, sirene.... Een boeiend boek, maar leeg; ontstellend leeg, zooals het leven leeg was van Elzelina. Éénmaal komt er een tragische scène in dit levensverhaal voor: Zij zocht haar zoon Klaas op; ze vindt hem in een Amsterdamsche achterbuurt; volkomen vervreemd van haar; angstig ontvlucht ze dien jongen, dien zij al ontvluchtte toen hij nog om haar riep als baby.... We gelooven niet, dat de schrijfster deze Elzelina als mensch, als aanvaard bare menschelijke mogelijkheid heeft willen tee kenen; wel als een ontstellend-psychologisch raadsel; in onzen tijd noemen we zoo iemand pathologisch-abnormaal, psychopaath; maar daar om had de schrijfster vrij spel: ze geeft ons Elzelina als een legendarische verschijning, een Hollandsche vrouw, die niets Hollandsch aan zich heeft, lichamelijk en geestelijk zich uitleeft als een geraffineerde egoïste, met wie ge geen mede lijden hebben kunt, zelfs niet als ze na jaren haar kind terug vindt dat haar haatIn die tragische scène kunnen we niet gelooven; zooals eigenlijk psychologisch hier alle norm ons ontvalt Het thema van zedelijk-ongeoorloofde strooptoch ten van de hartstocht die zij liefde noemt, ligt de schrijfster wel ook in de aan dit boek vooraf gaande trilogie vindt ge het uitgewerkt. Maar deze raadselachtige Elzelina veroorloofde haar een wilde jacht op dat gebied, dwars door Europa, tot in Rusland toeDe entourage is meestal voor treffelijk; „zeitgemasz". Historische tafereelen als o.a. de executie van Ney, weet ze plastisch-zuiver weer te geven; zij is een vertelster van ras, maar we hopen dat ze ons een volgende keer geloofwaardiger, psycho logisch meer verantwoorde figuren en situatie's zal schetsen. Want wanneer Elzelina op 't- laatst zich nog over een jongen kerel ontfermt, een soort vergoeding voor het gemis van Klaas, dan weigeren we dit anders te zien dan een zich ont fermen van hém over haar: de cocotte sterft wel maar geeft zich niet over zelfs niet aan het „Katholieke geloof', waarin haar romantisch hart meer bevrediging vindt dan in het Calvinis me van haar jeugd. Zooals gezegd: een avonturierstersleven met de spanningen van een detectieve-verhaal 1) VI i lichte zeden; 2) Contemporaine: A. WAPENAAR. DE GROOTE OMMEKEER Roman van Opbouw, door .1 W. Ooms. La Rivière en Voorhoeve. Zwolle. DE boeken van Ooms volgen tamelijk vlug achter elkaar. Na „l>e Korevaars" kwam „De Watermolen" en nu vwscheen zijn derde groote werk. In zulk i-en snel tempo kan voor een jong auteur een groot gevaar schuilen. Daarom verblijdt 't ons te meer de verschijning van <>ii nieuwe boek met vreugde te kunnen aankondigen. Natuurlijk speelt 't weer lm de AlblaMerwaard. En opnieuw b'.ijkt Ooms een meester te zijn in ~t uitbeelden van menschen en toestanden in deze eigen aard ge streek tUMchen J.ek en Mer* n ede Koenraad van Vliet ia de zoon van Sijmen, boer in hart en nieren, 't Is wat voor dien vader geweest, V>en Koen op zekeren dag zei: „Ik heb heel geen zin in het boerenleven, ik blief ie gaan handelen". En 't werd nóg erger, toen Koen z'n zinnen ging.zetten niet op een boerenmeisje maar op een „steedsche frullip". Op haar verlangen liet Koen zijn handelsplannen varen en besloot kweeker te worden. Daarover ie in do familie, in Alhlas en in heel «Ie con!rij.) wat tc doen geweest! Harde woorden van vader, Nu ik tot U mijn oogen heb gehetien, Vergeet ik wat ter wereld woelt en krielt. Liefde heeft mij verzaligd en vernield. Ik wil alleen naar Uwen vrede streven. Voor U heb ik alle andren. prijsgegeven. Daar ii geen ding, dat ik voor mij behield, lk zelf ben als een speeltuig onbezield. Uw scheppende adem schenkt mij geest en leven. Gij hebt het smachten in mijn hart gewekt Voor werelds weelde mijn gezicht bedekt. Door U heb ik mijn liederen gezongen. Zij zijn doorgolfd van warmte en purpren gloed. Zij wademen den kostbren geur van bloed, O duizend wonden tot U opensprongen. W. DE MéRODE. (Uit: Het Kostbaar Bloed). tranen van moeder mochten niet baten: aan de Polderstraat te Alblaseerdam begon Koen z'n kweekerij „De bloeiende perelaar". Al» zijn vader gestorven is, trouwt zijn zuster Koba met Willem van Gils, die dan gaan wonen op den Vlaethof. Maar zwager Willem voelt meer voor drinken dan voor boeren en brengt den Vliet- hof nabij den ondergang. Koen trouwt met 't „steedsche fruilie" cn zijn huwelijk met Elza Beckering is zeer gelukkig. Ook met de kweekerij gaa t 't de eerde jaren goed. En om den slag te voltooien, breekt de Europe««ciie oorlog uit. Ook Koen wordt soldaat en ziet z'n kweekerij steeds meer aftakelen. Toen de oorlog uitbrak, lag Koenraad van Vliet in de nabijheid van het vliegveld Ypeiiburg. Hij kreeg een schotwond in 't been en werd in het ziekenhuis te Delft opgenomen. Spoedig hersteld® hij en toog naar Alblasserdem. „Toen aanschouw de hij zijn bedrijfHet pakhuis, de woning, Alles was weg. Een stoffige puinhoop, omgetrok ken muren, het frame van z'n fietsttet was alles". Zwaar ie den strijd geweest van Koenraao' van Vliet. Hij keek naar de vernielde gebouwen en in zijn hart wakkerde het rampgevoel nog aan. Smart en wraak streden in hern. Hij stond daar met een wankelend geloof, wiebelend op bet randje van Godsvertrouwen en verlatenheid. Maar hij kwam „in de ruimte", zooals ze in de Waard zeggen. „We gaan verder bouwen, ik weet in'n taak nu", zei Koen tegen Elza. „We gaan bouwen mét God. 0, we zullen 't nog moeilijk genoeg krijgen, 't water kan nog wel eens tot aan de lippen komen. Maar Ve hebben uitzichtnaar Boven". We zijn den lieor Ooms dankbaar voor dit mooie, kostelijke boek. Een streekroman van de beste soort Dit boek leert oiis, dat opbouw van 't sluk geslagen leven mogelijk i«, maar alleen op den grondslag Christus. Als de groote ommekeer m ons heeft plaats gevonden, dan kan 't leven weer opbloeien, dan zeggen we met Koenraad van Vliet: We gaan verder bouwen, maar mét God. Veie menscben gaan bezwaard en vermoeid bun levensgang. Geef z* dit boek in handen. Onder 'sHeeren zegen kan 't levenselixer zijn! R. Z. Wat moet ik doen? IN 4iet verre Irwlië woonde een aanzienlijk man. Hij was een beiden. Hij werd' echter in zijn ziel aangegrepen door een groote onrust van wege zijn zonden. Dus ging hij tot een der pries ter* om troost en de«e zo.de: Ga heen en wasch u zevenmaal in de heiiUge rivier, de Ganges. Hij deed het, maar hij raakte zijn angst niet kwijl. De volgende raad was: ooc een bedevaart en wandel 1 f»0 uur lang naar die en die tempel. Hij deed het weer, maar hij raakte zijn angst niet kwijl. Och priester, zegt hij, wat moet ik nu loei» doen? Neem tien flinke spijkers, zegt deze., en sla ze door uw schoenen met de punt naar bo ven, neem dan een. zwaar stuk ijzer op uw schouoer, loop zoo 500 uur lang en geef niet orn bloed en pijn. Mij gaat op weg en let niet op pijn en wonden. N'a twintig uur wandelen kan hij. eohter niet meer. En hij is nog even onrustig en bang van wege zijn zonden. Midden in een donp gaat hij mistroostig lig gen, terwijl hij meent te zullen sterven. Iii zijn nabijheid komt een groep menschen samen, die hern nauwelijks opmerken. Tot hen begint een zendeling te spreken. Hij spreekt over Jezus, het I-am Gods, dat oe zonde der wereld wegneemt. Die woorden vielen op het hart van dezen heiden als regen op een dorre aarde. Midden tuftftdhen het volk roept hij eensklaps: Hij is het die mij helpen kan. Hij laai zich onderwijzen en ©nopen en vindt in liezen weg vrede voor zijn hart. 354 Een leuken brief kregen we van een lezer „Als abonné en als trouwe lezer van Uw blad ver zoek ik bet navolgende te willen opnemen in het Zondagsblad in de rubriek „Wat kinderen zeg gen". Met volle blijdschap lees ik eiken Zaterdag de rubriek „Wat kinderen zeggen", maar het is wel opmerkelijk, dat ik steeds lees van een lezeres. Durven onze mannen en vaders daar ook niet over te schrijven Of vinden wij als mannen dit te kinderlijk Ik heb mijn vrouw wel eens hooren zeggen Een man is en blijft een groot kind Ze heeft misschien wel eenigszins gelijk, want als mijn zoon van bijna 21 maanden iets krijgt, dan moet hij eerst „ta" zeggen, voordat hy zijn kaakje ©f snoepje heeft. Ik zeg daarom zelf ook wel eens „ta", en het lukt ook wel eens, dat ik wat krijg. Daarvoor zijn wij als mannen ook niets te groot. (Het gebeurt wel niet te vaak, want het is crisis). )k heb drie leuke jongens, een tweeling van ne gen jaar, Leen en Henk, en dan den jongsten telg van bijna 21 maanden, Cornells genaamd. Wij noemen hem „Cokky", maar hy vindt het schijnbaar zelf geen aardigen naam, want hij noemt zichzelf „Tutte"! Zijn ooms heeft hij ook allen een prachtnaam gegeven, „Abi", en zijn tantes „Ahi"! Als het vriendje van mijn zoons voorbijgaat, die Jasper heet, dan zegt hij Pappa, Jassi 's Avonds, wanneer hij naar bed moet, dan moet Hé-ie hem naar boven dragen. Hy noemt mijn zoons beiden „Hé-ie", maar 's avonds moet hij al tijd denzelfden „Hé-ie" hebben om hem naar bo ven te brengen. Dan roept hy al „Hé-ie, paardie", en dan gaan ze. Dat komt zoo, lezeressen en lezers: De een heeft schijnbaar een zachter karakter voor hem. Nu, waarde lezers, nu is de beurt aan U. U be hoeft ook niet bang te zijn, dat Uw naam in de krant komt, want U onderteekent gewoon met „Mijnheer Kind" Totzoover onze briefschrijver. Onze „Mijnheer de Man" heeft dus een collega gekregen. Trouwens, de mannen laten ons toch niet heelemaal in den steek. „Mijnheer Kind" zal gezien hebben, dat we ook al een „Opa" als medewerker hebben Allen zijn hartelijk welkom in dezen kring, al maakt de groote hoeveelheid inzendingen het wel eens noodzakelijk, dat men even op zyn beurt moet wachten. De ooievaar in Friesland in 1940 ZE hebben licb goed gehouden dit jaar. Ze kwamen op tijd, n.l. in hoofdzaak geduren de eerste helft van April, en in behoorlijk aan tel. Een goed ooievaarsjaar was toen reeds te verwachten, en al zijn we niet op het peil van het vorig seizoen gekomen, we inogen toch te vreden zijn. Het is de laatste jaren wel gebleken dat op een slecht jaar een gunstig kan volgen. We kennen niet alle factoren die op het ooievaars bestaan hier, op de trek en in het verre Zuiden van invloed zijn. Friesland mag met ruim vijftig paar. gezegend met kroost tevreden zijn. Na dit met blijdschap geconslaleerd Ie hebben, geeft de heer G. Bosch in „Friesch Dagblad" een volledige lijst van de plaatsen waar ooievaars nesten gevonden worden met het aantal jongen. Opgeteld is dit 64 bezette nesten, waarvan 51 inet jongen. Op één nest stond slechts één ooievaar. Verleden jaar waren deze getallen onderschei denlijk 78, 58 en 5. Het gemiddelde aantal jongen per nest was nu 2.6, verleden janr 3. Wellicht i» de voorafgaande buitengewoon strenge winter, die een enorme opruiming hield onder enkele prooidieren van de ooieveaars, n.l. de kikker en de veldmuis, hiervan de oorzaak. Zee nesten tel den slechts één jong. Van enkele nesten mogen enkele bijzonderheden volgen. Te Rergum raakten de eieren door vechtpartijen •tuk. k te Buitenpost (Kuijier») liep het door ruzie met andere ooievaars mis. Van het nest „Huls- bof vloog één der twee jongen bij het uitvliegen evenals verleden jaar, tegen een electrische draad en verongelukte. Te Gorredijk schijnt van de drie jongen eveneens eentje gesneuveld te zijn. De twee anderen kwa men op twee meter afstand van den heer Veld man Er schijnen hoe langer hoe meer „lamme" ooievaars te komen. Noordwolde heeft een betonpaal Na het uitvliegen der jongen werd de bekisting weggenomen. Lippenhuizen en Sneok (Park) waren bezet, doch de 2 maal vier jonge ooievaars zijn door onbe kende oorzaak gestorven. Ts Oudega (H.O.N.) verlieten de dieren na 14 da. gen le hebben gebroed, de vier eieren. Een week later kwamen er wepr twee, doch toen was het te laat voor een nieuw broed. De ooievaars van Quat'rebras moesten, omdat het oude nest bij den heer Atema een paar honderd meter verplaatst was, verhuizen in de richting ■van den Bergumerweg. Onwennig vlogen ze •ebter weer naar het erf van den heer A. en zaten op de schuur of in een boom. Toen legden ze be slag op het nest hij dokier Boniekoe te Harde- garijp aan den anderen kant van den Rijksweg. Doch na twee weken kwamen de rechlmatlgQ Hij stelle u tot een zegen 1 Gezegend zij uw hoofd, uw hart, uw wegen. Uw aardsch, uw eeuwig lot Gezegend zy de Echt, Die u verbindtZijn banden, Zijn bloemen en zijn juk De trouwe handen,'" Door God in een gelegd. Gezegend 't Huis, Waarin de liefde wone Waar u de Heer met vreugde en eere krone I Gezegend ook het kruis Het kruis te zaam Met d' echtgenoot gedragen, Den bljk op Hem, die 't Kruis verdroeg, En in Zijn kracht en naam [geslagen, «ëffr.n&ars opdagen waarop natuurlij* vecht partijen volgden. Eén van de twee „Atema-ooic- vaar* kwam. hoewel aan de hals gewond, terug en ring nu op het verplaatste nest. Na twee dagen volgde een tweede, nieuw aangekomen vogel. De andere ooievaar van nest „Atema" kwam later half -vliegend, half loopend, met de ondersnavel dwars doorgebroken, terug. Deze, een wijfje had het in den strijd voorgoed afgelegd, werd opga vangen en door den heer J. Woudn aan het Na tuurhistorisch Museum -te Leeuwarden gezonden. Bij het opzetten bleek de huid op vijf plaatsen doorboord le zijn door hagelkorrels. Al weer een bewijs dat de reis naar en uit het Zuiden lang niet zonder gevaar i*. Van nest „Kleefslra" te Terhorne verloor onge twijfeld door een ongeval, één der ouden een halve jKK»t, waardoor hij later gestorven is. De jongen zijn echter groot geworden. Te Tjalleberd mocht na het uitvliegen één van de drie jongen niet weer op het nest terug komen. Hij was echter reeds in slaat zelf zijn voedsel te vinden. Zoover uit het aantal opgaven van den tijd. dat de jongen voor het eerst vlogen, valt af te leiden verleden jaar was het aantal gering waren de jonge dieren over het algemeen omstreeks den zelfden tijd groot als in 19:19, n.l. van half. Juli tot half Augustus. Te Tjalleberd vlogen ze 6 Juli al uit Dit viel iets vroeger dan verleden jaar. In de Zuid westhoek te Nijenga stapte 6 Aug. een troep van Firma A. Hooimaiitr 4 Zonan, Barendrecht Til. 406 VAN LIMBURG STIRUM SCHOOL EaMblasbullenslnB«l ARNHEM CHR. MEISJESSCHOOL (met Internast). Opgericht Mei 1913 Vijfjarige Cursus aansluitend aan de Lagere School. Opleiding naar aard en aanleg in velerlei richting en voor onder scheiden werkkring. Eigen erkend diplo ma. Proejiectus en inlichtingen te ver krijgen by de Diiectrice: Mej. C. M. ARNTZBN. ©AMES EN MEISJES MAAKT ND ZELP DW KLEEDING Cendt bon en 25 cent aan poetzegels bij roorkeur van 3 cent en U ontvangt een nooi boek met ruim 100 maten en modellen »n tevens een gratis apparaat om U te laten tien hoe gemakkelijk onze methode is om THUIS alle kleeding te leeren maken en vermaken. aan INSTITUUT E. N. S. A. I. D. Tolsteegsingel 54 - Utrecht gemerkt. 7 Augustus «tonden op het neet „Ahto- nieds" te Veenwouden liefst 12 stuks en in do- zelfde buurt vertoefden 8 Augustus 28 op een «tuk land Verleden jaar verzamelden ze van 13 tot 20 Aug. Het vertrek, da tijd dat de dieren voor 't laatet op de nesten gezien werden, had plaat® van half September tot 5 October (volgen® 11 opgaven). Dit is iet« eerder dan verleden jaar. Evenals toen ver dwenen hier Wi daar de jongen het eerst. Charmante Meisjesmantèl DEZE charmante meisjesmantel is geschikt voor den leeftijd van vier tot en met veertien jaar. De mantel, met rechten rug en opgeknipten capu chon is zeer practisch en gekleed. De zakjes van bont, gewerkt op een zakje van stof met den bontrand aan den capuchon, kunnen zoowel van echt als van imitatiebont wor den gemaakt. Dit model leent zich ook om te verma ken uit een gedra gen mantel die niet teveel naden vertoont. Gebruikt men nieuwe stof, dan kan elke voorko mende mantelstof voor dit model worden gebruikt. By te zware stof fen kan de mouw bij den pols beter niet ruim worden gemaakt, doch men kieze dan een mantelmouw tje zonder man chet. De benoodigde hoeveelheid stof wordt bij de be stelde patronen aangegeven. Men meet de volgende maten De halve bovenwijdte, van middenachter, onder den arm doorgemeten, tot middenvoor. De lengte, van het hoogste punt op den schouder, naast den hals, over den rug, tot zoo lang men den mantel wenscht. De heupwijdte, over het breedste gedeelte van de heup, 12 a 15 cM. beneden de taille. De mouwlengte, van den schouderknokkel over het midden van den arm tot den pols. De polswijdte, glad om den pols gemeten (©ver wijdte wordt toegevoegd). Voor den capuchon, de hoofdlengte, uit den hals (daar waar den hals van den mantel wordt gedragen) tot op het voorhoofd, zooals het plaatje aangeeft. De halswijdte, laag om den hals, glad gemeten. De prijs van het op-maat-gemaakte patroon be draagt, met capuchon, 55 cent plus iy2 cent porto, toe te zenden aan de Redactie van „Van en Voor de Vrouw", adres, Administratie van ons blad. Bestelbon patroon 74. Ondergeteekende wenscht te ontvangen het pa troon van den méisjesmantel no 74 met glad manteltje met manchetmouwtje (n.v.p. doorhalen wat niet gewenscht wordt), waarvoor bijgaand het bedrag in postzegels. Halve bovenwijdte Lengte Heupwijdte Mouwlengte Manchetwijdte Hoofdlengte Halswijdte Leeftijd Naam Adres Heb my niet lief om dat of dit,' Om oogenblauw of voorhoofdwit. Om slanke leest of vluggen voet, Of ora mijn al te teer gemoed, 't Zijn louter ijdelheden; Wilt gij volharden in de trouw. Zie me aan met de oogen van een Bemin uw liefje om niet met al Zoo hebt ge altoos dezelfde reden. Die uw verliefdheid voeden zaL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10