Hit* tuur ^riïtódjr Courant nnementspnjs per 8 maanden In Lelden en In plaatse» ar een agentschap gevestigd Is 2.S p week 18 ct. Losse nummers 5 c. Ie» by vooruitbetaling. rtentieprijzen ct per regel Ingezonden Mede- eelingen 45 ct per regeL Minimin» regels. Bewijsnummer 5 ot By cta- "tract belangryke korting Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken Bur. Redactie en Administratie; BREESTRAAT 123. LEIDEN. Telefoon 22710 (Na 6 uur 23166). Postbox 20. Postrek 68936. No. 6287 f= MAANDAG 25 NOVEMBER 1940 21e Jaargang terking van sociaal bewustzijn dan vragen wij ons wel eens af, 'jken staan in het Roomsch-Katho- np. Het beeld, dat sommige bladen tijde bieden, is zacht gezegd ;el in overeenstemming met het- vroeger uit denzelfden hoek kon en. Temeer heeft ons verheugd de t van een klein gulden boekske, irof. mr. C. P. M. Romme op ver- uitgaat op het terrein van de dsche sociale politiek. („Neder- sociale politiek", verschenen by Paul Brand's Uitgeversmaat- te Hilversum). Zulk een publicatie ze in de eerste plaats willen be- als een brug van het verleden heden en mogelijk naar de ijn er velen, die met alle verleden schijnen te hebben gebroken. Ze j», zeggen ze dan, onbevooroor- Jstaan tegenover wat komt, doch dat ze, zoo sprekende, reeds Ven aan een vooroordeel tegen het zichzelf hebben losgemaakt van a jande basis en dus aan het zweven c (jjagen. Of, om een ander bekend - gebruiken, ze laten zich voort ij, tp den stroom en zullen wel zien, terecht komen. n jjnstellingen tot dezulken laat prof. g-Velbewust geluiden hooren, waar- N yeet, dat ze oud en nochtans niet g, U zijn. Hier valt niets te bespeu- g aien overmatige verheerlijking van g *tden, integendeel, meer dan eens P* ^rden erkend, dat we er op ver- c punten nog lang niet waren. 3 j£at lijn in de ontwikkeling en in to 'gi, en langs dezen weg werd het .giht op verblijdende perspectieven. 5» 5'het menschenleven terecht om gat is sociale gezindheid. We spre- §aarne van, maar moeten er zorg jpgen, dat het geen groot, doch leeg "«ijft. Prof. Romme zegt er dit van: ten aanzien van de sociale voor- 1 ons land zou worden onderwor- een vergelijkend examen met de •ingende en de verder afgelegen tan zouden we ons over den uit- srminst ongerust behoeven te en schamel figuur zouden we ten van geen enkel ander land slaan, ranglijst zouden we aardig hoog |l komen te staan. Dat dit evenwel (kenen, dat we vergelijkenderwijs velen verheven zijn te achten van onze sociale gezindheid, .iet gaarne beweren. Ons goede uur schijnt mij meer samen te et onze veelal betere materieele lieden dan met een juister bewust- jent onze individueele verhouding eenschap". ad, dat laatste is een vraag, velen nog niet in het reine zijn We kennen allen de moeilijk- lke liggen rondom de onderlinge g van individu zelf spreken van: enkelen mensch en ap. De mensch leeft in gezin, pij, staat, kerk, vormt zelf deze eenschappen, maakt er ander van uit. Zonder de medewerking ensch kunnen ze niet bestaan, 1 den anderen kant kunnen we ensch moeilijk denken zonder anden van samenleving. Het zijn westies, welke hier om den hoek ken. We denken alleen al aan de "teit in eigen kring. zij, op goede grónden hebben jrijd aangebonden tegen het indi te, gansch die richting, die zoo den nadruk liet vallen op den ^Jiensch. Men beschouwe dat indi- niet slechts als een historisch als iets, dat eens overwonnen worden, en dat dan voor- kop niet meer opsteekt, neen, het terug in ons aller leven, dit alles nog heel veel te we hebben dat trouwens gedaan doch mogen ons ™ons onderwerp laten afbrengen er op wijzen, hoe in den kamp individualisme het gemeen- goel Prof. Romme spreekt van :wust zijn almeer baanbrak, n het verleden vaak meer ge- )m geestelijke eenheid dan om ppelijke eenheid. Maar de een is ander niet wel denkbaar, hoe- e ook onderling verscheiden zijn. deze twee kan een bijzondere p niet missen. De geestelijke - die ondenkbaar is zonder gees- ijheid, wil de eenheid niet bereikt en koste van den geest kan itellen zonder verdraagzaamheid. verdient het spreken van ver- nheid zelfs de voorkeur boven en van geestelijke eenheid. Zoo Romme het ook. En de eigen- evenmin trouwens als de en sch, de gemeenschap niet kan is die van een scherp verant- Skheidsbesef. niet slechts zoo, dat de enkeling !>ordelijkheid heeft tegenover de chap, doch de gemeenschap heeft intwoordelijkheid jegens den en- Wil men dit belichaamd zien in Rede van den Rijkscommissaris te Maastricht Bij de voltooiing van het dienstgebouw voor zijn gevolmachtigde voor Limburg Tijdens het Vrijdag te Maastricht gehouden Richttest ter gelegenheid van de voltooiing van den bouw van het nieuwe dienstgebouw van zijn gevolmachtigde voor de provincie Limburg, heeft de Rijkscommissaris een redevoering uitgesproken. Het verheugt mij, zoo begon hij, dat ik vandaag hier ben in een kring, dien ik schat op 200 personen en waarvan men kan zeggen, dat het grootste deel uit Nederlanders bestaat. Wij houden een Richtfest. Het is een oud gebruik van onze voorvaderen wanneer een bouwwerk gereed was. Toei later de kapi talistische orde kwam, is dit gebruik in vergetelheid geraakt. Want toen werd het werk niet meer gedaan om der wille van het werk; het resultaat was de klassenstrijd. Geld is niet het belangrijkste begrip voor den mensch; het essentieele begrip voor den mensch is de arbeid. De arbeid is het grcote „kapitaal", zooals wij het willen noemen, dat ons de natuur of de schepping of God heeft geschonken, en daarom, kameraden, zooals ik u thans allen wil noemen, moeten wij anders gaan denken, onze gedachten moeten zich van het geld afkeereri. Wij in Duitsch- land doen dat. Wij stellen den arbeid van den mensch en den arbeidenden mensch in het middelpunt van ons geheele leven. Thans zult gij wellicht begrijpen, waarom wy juist in de werkloosheid een ongeluk zie», niet omdat men dan uit de begrooting van den staat ondersteuning moet betalen, maar omdat dit bijzondere goed van den mensch niet wordt gebruikt. Wat iemand presteelt moet voor de gemeenschap van waarde zijn. Dat is juiste en waardevolle arbeid. Wanneer wij ons voorstellen dat een volk, zoowel*het Duitsche als het Nederlandsche, leeft in een lotsgemeenschap, dan is het duidelijk, da: iedere hand, die zich niet roeren kan, een verlies is voor het geheele volk, d. w. z. een verlies ook voor de waardigheid van het volk, en dientengevolge hebben wij in het middelpunt van ons doel de eer van den arbeid geplaatst. Kameraden, gedaohten van dezen aard komen op wanneer men bijeenkomt na de voltooiing van een bouwwerk. De Rijkscommissaris vervolgde: Nu moet gij niet denken, dat dit slechts een enkele ge legenheid is, die wij aangrijpen. Het is niet als een op den kalender van tevoren aan' gegeven feest, waarvoor men nettere klêeren aantrekt, er heengaat eh wacht tot het voorbij is. Tenminste zoo zouden wy dat niet willen. Wij gelooven dat wij steeds weer bijeen moeten komen. Men moet iedere gelegenheid aangrijpen, waar dit mogelijk is, opdat allen die gemeenschappelijk iets tot stand hebben gebracht, ook buiten dezen arbeid in blyde uren te zamen zijn. Ik acht het zeer belang rijk, dat juist ciegenen, die de verantwoor delijkheid dragen, steeds tot het volk gaan en steeds midden in het volk staan. Tenslotte moeten zij uit het volk opgegroeid zyn, want alleen zoo weten zij waar zich de nooden bevinden. Maar nog meer, wij moeten tot het volk gaan en iederen medemensch in de oogen zien, wiens lot wij in handen hebben. Het is slecht gesteld met den leider, die slechts aan een groene tafel zit. De juiste leiding moet midden in het menschelijke leven gaan staan. Zij moet het gevoel hebben: ik heb getracht te doen wat juist en werke lijk noodzakelijk was en ik zal thans in hun oogen lezen, of het my gelukt is, dan wel of ik mij nog meer moet inspannen. Een gemeenschapsvolk Daaruit vloeit dan dit gemeenschapsgevoel van een volk voort. Dit is de belevenis die wy thans in Duitschland hebben. Ik zeg dit op dat ook gij, Nederlanders, deze belevenis zult krijgen. Het is bij ons niet zoo, dat wij de goede recepten die wij hebben, alleen voor ons zelf willen houden. Tegenover u in ieder geval niet. Tegenover u geven wij de beste recepten rustig, want wy wenschen dat ook gij een zeer hecht aaneen gesmeed gemeen schapsvolk zult worden, waarbij de eer van den arbeid en ook de eer van het bloed op den voorgrond zal staan. Wij, het Duitsche volk, hebben ons her vonden. Wij willen nooit meer iets als het internationalisme. Wij hebben 1914 beleefd en 1918. Niemand is voor ons opgestaan, toen na valsche voorspiegelingen het dictaat van Versailles werd gesloten en alles wat vroeger gesproken had over wereldverbroedering, heeft zich op ons geworpen. Wij waren uit geleverd, wij stonden aan den rand van den afgrond. Toen heeft God ons een man ge geven, zü het ook den grootsten dien ons Duitsche volk ook ter wereld heeft gebracht, onzen Führer Adolf Hitler. Toen hebben wy geleerd dat het belang rijkste het volk is en de gemeenschap van het volk. Wij blijven niet in de gemeenschap staan. Wij weten dat deze gemeenschap is ontsproten uit gemeenschappelijk bloed en wij weten dat dit bloed een nog grootere ruimte vult, dat is de ruimte der Germaan- sche volkeren. En wij voelen de bijzondere verantwoordelijkheid voor deze volkeren van Germaansch bloed. Wij willen onze ervarin gen niet voor ons zelf houden. Het standpunt ten aanzien van ons volk Of gij er gebruik van wilt maken is uw zaak, maar wij willen, wat wij aan ervaring verworven hebben, u ter beschikking stel len, daar wij niet willen dat ook gij dezen bitteren weg moet gaan en daar wij wen schen, dat gij deel zult hebben aan deze groote inzichten, die wij in den bittersten strijd hebben verworven. Daarom zeg ik u: ook voor u geldt de eer van het bloed en de eer van den arbeid. Ik beken volkomen openlijk, dat wat wij u vooreerst brengen, beperkingen zijn. Het is volkomen juist, dat gij vroeger voor Septem ber 1939 en ook voor Mei 1940 uiterlijk beter hebt geleefd. Maar gij weet ook, dat wy om ons bestaan strijden en daarom mag ons de duur van dezen strijd niet afschrikken. Wij stellen ons er daarom op in, dat deze oorlog nog jarenlang kan duren, maar wy zullen nooit meer toegeven. De geschiedenis heeft ons slechts eenmaal zwak gezien in 1918, - - daarom schakelen wy ons thans om op deze Hpf is 'evenshouding, opdat wij volhouden, hoelang de oorlog ook moge duren. Dat heeft tenge volge dat wij juist u, dén arbeiders, niet datgene kunnen brengen, wat wij willen, maar dat wij zeggen moeten: deze lotsge meenschap begint met beperkingen. Wanneer gij terugdenkt aan de jaren 1917 en 1918, zult gij constateeren, dat gij toen onder nog veel moeilijker omstandigheden nebt geleefd dan thans en toen waart gij niet betrokken in deze groote gebeurtenis. Gij hebt toen den tijd doorstaan en ik geloof dat de nuchtere nadenkende Nederlander zich in rijn houding niet door deze uiterlijkheden zal laten influenceeren. Gij kunt er echter verzekerd van zijn dat gij op geen enkele wijze slechter zult leven dan het Duitsche volk, dat het op zich neemt wettelijke maatregelen? Men denke aan de Kinderbijslagwet, aan de Landarbei- derswet, aan het breede terrein van de sociale verzekering, waarvan de kleine zelfstandigen niet mogen worden buiten gesloten. Wil men nu aangegeven zien, welke maatregelen, concreet genomen, getroffen moeten worden ter voldoening aan de sociale gerechtigheid, dan kunnen we met Prof. Romme deze aanduiden als „die maatregelen, waardoor de weerstands kracht van den arbeidenden mensch in de moeilijkheden van den levensstrijd op economisch-sociaal gebied hooger wordt opgevoerd", een gedachte, die door Prof. Romme op verdienstelijke wijze wordt uitgewerkt. We hebben hier te doen met een boekje, waarvan men kennis moet nemen, wil men een inzicht krijgen in hetgeen op sociaal gebied gedaan werd en hetgeen nog gedaan moet worden. Mogelijk zouden we zelf een enkele maal het accent anders leggen. Om iets te noemen, de staat wordt wel eens Wat te direct tevoorschijn geroe pen. Wij spreken graag van het breede terrein, dat we aanduiden met het woord maatschappij. In R. K. geschriften of men nu kennis neemt van Pauselijke Encyclieken of van andere publicaties geschiedt dat minder. Te vlug wordt de sprong gewaagd van enkeling naar staat. Men spreekt van dezen als van den hoe der van het algemeen welzijn. Ook wij kunnen dat doen, omdat die uitdrukking nog niet al te veel zegt. Maar het komt op den inhoud aan, en dan kunnen zich wel eens onderscheidingen openbaren. Dit kan niet verhinderen, dat er in het boekje van Prof. Romme heel veel uitnemende gedachten staan, waarmee we gaarne adhaesie willen betuigen. te strijden voor een betere toekomst Het gaat erom, of de 85 millioen Duitschers in de toe komst kunnen leven en niet afhankelijk zijn van de willekeur van anderen. Wanneer in dezen strijd om het bestaan het lot zich ook tot u gewend heeft, moet gij dit voor oogen houden: het gaat hier om het bestaan van een volk van 85 millioen menschen, di» natuurlijk niet zullen ondergaan in dezen strijd omdat de Nederlanders niet betrokken willen worden in de wereldgeschiedenis. Dat kunt gij van ons niet verwachten. Dat gij dit lot, dat deze 85 millioen Duit sche menschen voor zich bevechten, kame raadschappelijk zult deelen, dat verklaar ik en dat is ook de opdracht, die ik van den Führer heb gekregen Wij hebben hier uitstekende menschen ge vonden, die van Germaansch bloed zijn. Zij zijn thans in hun leidende lagen voor een deel tegen ons en voor Engeland Dat staat hiermede in verband, dat gij een groot kolo niaal rijk hebt. dat gij zelf met uw negen millioen niet kunt verdedigen en voor welks verdediging gij meende u te moeten verlaten op de Engelsche vloot Maar het volk is een Germaansch volk en daarop letten wij. Waar het gaat om de belangen van het Duitsche rijk, moet ik hard blijven en daarom moogt gij ook in de toekomst mij geen ver wijten maken'. Het is echter opdracht van den Führer, zorg te dragen voor het Nederlandsche volk en daarmede is alles gezegd. Een opdracht van den Führer is voor ons het hoogste gebod, maar deze zelf is voor ons ook een harte- wensch. Wij willen de groote lotsgemeen schap der Germaansche volkeren opbouwen, opdat onze kinderen eenmaal gelukkig zullen kunnen leven. Het is volkomen verre van mij, politieke propaganda te maken. Welk politiek besluit gij neemt, is uw eigen aangelegenheid. Wij moeten ons daartegenover ons standpunt voor behouden. Toestanden die den lOen Mei konden doen ontstaan, zullen wij niet duldèn. Hoe gij overigens handelt, is uw zaak. Wat wij willen is u een levend voorbeeld geven van de gemeenschap van een volk. Dat een deel van het Nederlandsche volk niet begrijpt waarom het gaat, moge de tijd goedmaken. Eén ding kunnen wij eenter met vergeten en dat is dat de Führer in uw Nederlandsche dagbladen is bespot. Dat heeft ons pijn ge daan en dat kunnen wij niet dulden, want wij staan in voor onzen Führer. Gij zelf echter hebt niet kunnen inzien wat voor een man onze Führer is en ik heb daarom besloten een brochure te laten samenstellen, waarin de Führer is afgebeeld. Gij ziet hoe de Führer werkelijk is. Ik wil alleen een beeld geven van den mensch. dezen oneindig goeden en grooten, maar wanneer dat noodig is, ook harden mensch. Dat is onze Führer. Wanneer gij deze beelden verstaat, zult gij ons verstaan en dan zult gij het huidige Duitschland be grijpen. Dat wilde ik bij deze gelegenheid zeggen en ik begroet u door uitdrukking te geven aan den wensch, dat dit huis voor hen, die de eer van den arbeid en van het bloed kennen, een gebouw zal zijn, waar- zij steeds raad en hulp kunnen vinden. Ik begroet, u met den wensch, dat het werk, dat gij geschapen hebt, een bouwsteen zal zijn voor de kameraadschap, die voortvloeit uit de lotsgemeenschap van de eer van het bloed en de eer van den arbeid. Met deze woorden besloot de Rijkscommis saris zijn rede. Op den tweeden dag van zijn bezoek aan Zuid-Limburg bezocht de Rijkscommissaris Duitsche scholen in Spekholzerheide, Heerier. heide en Hoensbroek, waar hij de klassen binnenging en zich met de kinderen onder hield. Tot slot bezocht hij met zijn begeleiding het Deutsche Heim in Hoensbroek. Rantsoenen vleesch thans voor tien dagen In verband met gering aanbod van slachtvee De secretaris-generaal van landbouw en visscherij maakt bekend, dat in de distributie van vleesch en vleeschwaren een wijziging is gebracht. Dopr verschil lende omstandigheden is het aanbod van slachtvee dezer dagen gering. In verband hiermede is de duur van de eerstvolgende distributieperiode gesteld op tien dagen terwijl het rantsoen onge wijzigd is gebleven. Men dient derhalve het gebruikelijke rantsoen over tien dagen in plaats van zooals tot dus verre het geval was over een week te verdeelen. Gedurende het tijdvak van Maandag 25 No vember t/m Woensdag 4 December a.s. geeft elk der vier met „tien vleesch" gemerkte bonnen recht op het koopen van 100 gram vleesch, been inbegrepen, öf een rantsoen vleeschwaren. De met „tien worst, vleesch waren" gemerkte bon geeft gedurende dat tijd vak uitsluitend recht op het koopen van een rantsoen vleeschwaren. De bonnen, welke op 4 December a.s. nog niet gebruikt zijn, blijven nog geldig t/m Zondag 8 December a.s., met dien verstande, dat zij gedurende het tijdvak van 5 December t/m 8 December a.s. niet gebruikt zullen mo gen worden voor het koopen van vleesch of vleeschwaren in hotels, restaurants e.d. Het rantsoen vleeschwaren, dat per bon kan worden gekocht, bedraagt 75 gram voor gerookt of gekookt varkens-, rund- of kalfs- vleesch en voor gerookte worstsoorten, 100 gram voor gekookte worstsoorten, rolpens en knakworst, 125 gram voor leverartikelen, tongeworst en nierbrood en 150 gram bloed worst. Naar eerst thans bekend is geworden, heeft de storm, die eenige dagen geleden op zoovele plaatsen in ons land verwoestingen aanrichtte, ook op enkele groote Veluwsche landgoederen danig huisgehouden. Zoo werden naar schatting in het Nationale Park De Hooge Veluwe 5000 boomen vernield; in het naburige Deeler Woud bedroeg dit aan tal plm. 2000. DE VERDUISTERING In het belang van de naleving van de bepalingen ten aanzien van de ver duistering; Zonsondergang 25 Nov. 17 uur 35 min. Zonsopgang 28 November 9 uur 20 min. Maansopgang 26 November 5 uur 10 min. Maansondergang 28 Nov. 16 uur 10 min. KONING KLANT ONTTROOND DOOR KONING VERKOOPER? De klant moet vriendelijk kijken, zooals vroeger de winkelier Toch verre van een Onverdeeld gunstig verschijnsel „De Klant is Koning", dat is het slagwoord, waarbij wij zijn opgegroeid en waarop ons oeconomisch leven scheen te drijven. Dat slagwoord beheerschte ons productie- en distributieapparaat. Degeen, die iets te verkoopen had, of hij nu fabrikant of tusschenhandelaar was, sloofde zich uit om het den klant zoo goed mogelijk naar den zin te maken. Dit verschijnsel drukte zijn stempel, niet alleen op de verhouding van fabrikant tot wederverkooper, maar ook op de verhouding van dezen laatste tot het ver bruikend publiek. De fabrikant bewerkte (de lezer vergeve ons, indien wij in dit artikel hier en daar duidelijkheidshalve eens al te veel generali seeren)'met zijn uitgebreide verkoopsapparaat de wederverkoopers. Zijn reizigers waren on afgebroken op het pad om den winkelier er toe te bewegen zijn producten te koopen. De reiziger ging winkel in, winkel uit, met mon sters en prijslijsten en deed zijn uiterste best om zijn artikelen aan den man te brengen. De winkeliers waren zich hun machtspositie ten opzichte van den fabikant zeer wel bewust Velen van hen schroomden niet de reizigers op een voor dezen niet altijd even aangename wijze te behandelen: hoeveel tijd bracht de vertegenwoordiger niet door met geduldig wachten tot het oogenblik was aan gebroken, dat de winkelier hem dan eindelyk wel even te woord wilde staan? En dan was het antwoord nog dikwijls: „Neen, ik heb nu geen tijd, komt U nog maar eens terug". De aspirant-kooper was immers koning' Maar op zijn beurt was de winkelier de dienaar van den consument en in deze rol trok hij weer zijn allervriendelijkste gezicht om toch maar vooral een zoo goed mogelijken indruk bij den klant te wekken. En op hun beurt werden de winkeliers door de consu menten tegen elkaar uitgespeeld- De schaarschte keert oude rollen om Het hier boven geschetste is voor ons de normale situatie; doch wij weten ook hoe in tijden van nood en schaarschte een geheel andere situatie ontstaat. Dan zijn, althans voor de schaarsche artikelen, de verhoudingen en daarmede de rollen, plotseling omgekeerd. Dan beleeft men een totale ommekeer; dan is het niet de kooper, maar de verkooper, die koning is. En dan is het de klant, die, ge deeltelijk met dezelfde methoden als die welke de verkooper in de voorafgaande periode aanwendde, probeert bij dezen in het gevlei te komen. Dit is het beeld in de pe riode, die wij thans beleven, wij allen er varen het. Nü is het de beurt van den fabrikant den om waren smeekenden winkelier af te wijzen. Het reizigerscorps is thans voor sommige fabrikanten zelfs overbodig geworden; de fabrieken krijgen immers van zelf reeds meer aanvragen dan waaraan zij, gezien de schaarschte, kunnen voldoen? Maar ook nu weer heeft de winkelier een dubbele rol, want tegenover het publiek is hij op zijn beurt degene, die de macht heeft: hij distribueert goedgunstig onder zijn pret tige en vaste klanten die sigaretten, die hij heeft en zet tegelijkertijd voor de overige gegadigden een bordje op de deur: „Geen sigaretten, geen shag" De voorheen trotsche veeleischende kooper heeft nu de manieren aangenomen, die de verkooper vroeger had, in den tijd toen deze dikwijls overdreven onder worpen en vriendelijk was, de klant tienmaal bedankte en hem uiterst beleefd toesprak. Nü heeft de kooper geen lichtvaardige cri- tiek meer op prijs en kwaliteit; hij is reeds dankbaar als hij slechts wordt geholpen- Hij koopt nu plotseling ook nevenartikelen die hij vroeger wellicht elders kocht bij den winkelier van wien hij verwacht, dat deze hem aan een schaarsch artikel kan hel pen en hij realiseert zich spontaan, dat hij toch even goed contant kan betalen. (Dat maakt op den kolenleverancier een goeden indruk: „Misschien laat hij mij dan het eerst aan de beurt komen, als hij weer een partij binnen krijgt!") Liever dienaar met grooten omzet Dit alles wil echter vanzelfsprekend nog niet zeggen, dat die betere positie van den vejkooper tegenover den kooper nu ook doop den eerste als een onverdeeld gunstig ver schijnsel dankbaar wordt aanvaard. Neen. verre van dat! Want het feit, dat deze ont wikkeling met een beperking van den totalen omzet gepaard gaat, is een alles overtreffend nadeel. De verkooper is liever „dienaar" met grooten omzet, dan „koning" met een kleinen omzet. Maar zelfs al zou de verkooper de hier ge schetste wijziging in de verhouding tot zijn klanten niet wenschen, hij zou er vrijwel geen invloed op kunnen uitoefenen, want het zijn de oeconomische omstandigheden, die èn hem zelf, èn de koopers in deze richting drijven Trouwens, over het algemeen zal de winke lier tegenover den consument en de fabrikant tegenover zijn afnemers een minder scherpe houding aannemen, dan vroeger bij de toen malige oeconomische verhoudingen in- omge keerden zin het geval was. Hij zal milder zijn, o.a., omdat hij het oog op de toekomst richt en rekening houdt met een eventueele nieuwe wijziging der verhoudingen. Een toekomst-veronderstelling Tenslotte rijst de vraag: Is de hui dige gewijzigde verhouding tusschen koo per en verkooper inderdaad een, die een tijdelijk karakter draagt, of is het wellicht mógelijk, dat na den huidigen oorlog geen volledige terugkeer tot het „Cus tomer is King" plaats vindt? Wij zijn geneigd dit laatste aan te nemen. Het ziet er o.i. naar uit, dat in een meer geordende maatschappij wij ook vóór het jaar 1940 hard >n, maar waarheen wij thans ver- versneld tempo zullen groeien len dergelijke overmacht van den den verkooper zal terugkeeren en de voorheen dikwerf groote willekeur van den consument eenige beperking zal wor den opgelegd. In dit licht bezien zouden wy het volgende willen opmerken: Indien de toekomstige maatschappij inder daad, gelijk vélen wenschen en hopen, meer dan tot heden op samenwerking en kame raadschap zal berusten, dan moeten kooper en verkooper niet tegenover elkaar staan als onderliggende en bovenliggende partij, maar veeleer als twee gelijken, die elkaar als het ware recht in de oogen zien. Daarbij zal zich dan de verkooper kunnën verheugen in het feit, dat hij de belangen van den kooper be hartigt door hem goed dienstbetoon te leve ren; de kooper zal den verkooper beschouwen als dengeen, die hem datgene verschaft, waar aan hij werkelijk behoefte heeft. op weg wai moedelijk i: nooit meer kooper ov De 44ste Nederlandsche Jaarbeurs Gunstige vooruitzichten De vooruitzichten voor de van 1120 Maan te houden voorjaarsbeurs blijken alleszins gunstig te zijn. Immers komen van de zijde der gebruikelijke deelnemers op verheugende wijze de aanvragen binnen en wenschen ook tal van nieuwe deelnemers beslag te leggen op ruimten in de jaarbeursgebouwen. Niet alleen zullen de gebruikelijke groepen vertegenwoordigd zijn, waaronder de groep Douwmaterialen en wegenbouw voor de voorjaarsbeurs steeds een vooraanstaande plaats inneemt, doch bovendien heeft inge volge gebleken wenschen van het bedrijfs leven het jaarbeursbestuur de vorming van nieuwe groepen en de uitbreiding van be staande ter hand genomen. Hieronder mogen genoemd worden de groepen schoenindustrie, voedings- en genot middelen, textiel en confectie inzonderheid t.a.v. de verwerking van kunstzijde, celwol e.d., chemische- en pharmaceutische nijver heid, speelgoedindustrie, toerism* e*. sport- artikelen. Ook zullen ditmaal weer enkele buiten- landsche secties aanwezig zijn. KWATTA's MANOEUVRE-REEPEN met geldig Kwatta-Soldaatje en KWATTA's DOL-FIJN REEPEN De fijnste en voedzaamste chocoladereep*»» BIERBROUWERIJ DE LEEUW NV. VALKENBURG(L) BEKEND OM HAAR PRIMA BIEREN De standaardisatie van melk Het vetgehalte moet liggen tusschen 2.4 en 2.6 pet. In een Zaterdag verschenen buitengewone Staatscourant bevat twee besluiten betref fende standaardisatie van melk. In een besluit van den secretaris-gene raal van het departement van sociale zaken wordt bepaald dat het procentisch vetgehalte van de melk moet liggen tus schen 2.4 en 2.6. In een besluit van de secretarissen-generaal van de departementen van sociale zaken en van landbouw en visschery, wordt de uit voering van de standaardisatie geregeld. Artikel 2 daarvan luidt: Het is aan melk- verkoopers verboden volle melk en/of melk te verkoopen. Artikel 3: Het verbod in artikel 2 ge steld, geldt niet: 1. Indien de volle melk of de melk uitslui tend wordt verkocht anders dan rechtstreeks aan verbruikers. 2. Indien de melk wordt verkocht door melkverkoopers, die in het bezit zyn van een vergunning volgens artikel 29 van het Melk- besluit (Staatsblad 1929 no. 43 Red.) mits zij deze melk hebben betrokken van een be drijf, als bedoeld in artikel 5, deze melk vol doet aan den eisch, gesteld in artikel 4 en deze verkoop niet plaats vindt in gebieden, gemeenten of gedeelten van gemeenten, als bedoeld in dit artikel, sub. 3; 3. Indien de volle melk verkocht wordt In gebieden, gemeenten of gedeelten van ge meenten, door den secretaris-generaal van het departement van sociale zaken aange wezen, of door bedrijven, welke van hem ontheffing van het verbod hebben ver kregen; 4. Indien de volle melk verkocht wordt volgens een door den secretaris-generaal van het departement van landbouw en visscherij vastgestelde regeling ten behoeve van bepaal de categorieën van verbruikers en deze volle melk voorzien is van de aanduiding „gepas teuriseerd", als bedoeld in artikel 13 van het Melkbesluit of van de aanduiding „model- melk", als bedoeld in het besluit van den secretaris-generaal van het departement van sociale zaken van 18 November 1940 betref fende modelmelk. Artikel 5 luidt als volgt: Behandeling van volle melk of room, ten einde deze door onttrekking van melkvet of toevoeging van gedeeltelijk ontroomde volle melk of onder- melk te brengen op het voorgeschreven vet gehalte (tusschen 2, 4 en 2, 6 pet.) mag uit sluitend geschieden in bedrijven van melk verkoopers, die daartoe een schriftelijke ver gunning van den directeur van den keurings dienst van het gebied, waarin de behandeling van de volle merk of den room geschiedt, hebben verkregen. Aan deze vergunning kunnen door den directeur van den keurings dienst voorwaarden worden verbonden. Voorts bevat het besluit een aantal artikelen waarin deze materie nader geregeld wordt. Overtreding van eenige artikelen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoog ste tien duizend gulden. Nederl. bond van Chr. Schilders- patroons Dezer dagen hield de Ned. Bond v. Chr. Schilderspatroons een zeer beperkte alge- meene vergadering te Utrecht. In verband met de tijdsomstandigheden en de beperkte reisgelegenheid was men genood zaakt het aantal deelnemers voor deze ver gadering te beperken. Mede hierom werden o ok verschillende gewone agendapunten niet behandeld, rfiaar eenige zeer belangrijke zaken vroegen om een organisatorische beslissing Allereerst de z.g. concentratie der organi saties. De concept statuten en huishoudelijk reglement tot stichting der Centrale van Schilderspatroonsorganisaties werden behan deld en met algemeen goedvinden werd besloten daaraan medewerking te verleenen. Tot bestuurslid der Centrale werd aange wezen de heer C. Plomp, te Rijswijk, en tot pl.v.v. lid de heer F. van der Wey, te Leeuwarden. Na een uitvoerige toelichting over den stand der onderhandelingen voor het Land. Coll. Contract werden de voorstellen dei- gezellen besproken. Deze betroffen in hoofd zaak een kleine loonsverhooging, een duurte- clausule, verhooging der waarde van de vacantiebon en een leerlingregeling, terwijl verschillende plaatsen in het l-x-nregister gewijzigd moeten worden. Verschillende wenschen werden naar voren gebracht; het hoofdbestuur werd gemachtigd deze zaak verder af te wikkelen. In verband met de centralisatie moest het vraagstuk der financiën van den bond ernstig overwogen worden, maatregelen werden ge nomen om voor het volgend jaar verhooging der contributie in te voeren. De ontslagverordening en de distributie der bedrijfsmaterialen hebben de volle aandacht der hoofdbesturen, en in overleg met de diverse instanties wordt alles gedaan wat mogelijk is om het ongerief zoo gering moge lijk te doen zyn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1