KRUSCHEN
SAMBO, DE OLIFANT
ERDAG 19 OCTOBER 1940
PAG. 3
lie
nst(
>rigen
isteld
WÊÊÊÊÊQ
verleg opstellen van prof. dr.
Z. W. Sneller
itterdam in de jaren van opkomst
ies eeuwen geladen centrum van handel en verkeer
aandeel. Het weide- en stedenrijke Holland
had echter niet alleen behoefte aan koren,
maar ook aan hout, dat onmisbaar was zoowel
voor den scheepshals voor den huizenbouw.
Aanvankelijk kwam het hout uit de omtrek
van Wezel of uit de Ardennen. Later wordt
ook uit Noorwegen en de Oostzee hout aan
gevoerd. Prof. Sneller neemt aan, dat Rotter
dam in den aanvang der 15e eeuw reeds een
levendige en omvangrijke houthandel had.
Een andere belangrijke handelstak van het
kleine Rotterdam was de wolhandel. Wol
werd uit Engeland ingevoerd ten behoeve van
de Hollandsche draperiesteden, onder welke
Delft en Leiden de belangrijkste waren. Van
daar, dat men in-de Rotterdamsche taveernen
veel schippers en kooplieden aantrof van
HHBHmPIPl Delft, Leiden en Rotterdam, die uit Engeland
It plaats ter gelegenheid van kwamen. De schrijver neemt aan, dat er
eeuwfeest van de verheffing vanl omstreeks 1430 zelfs te Rotterdam een dra
tot stad. perie van zekere ontwikkeling werd gevon-
opstellen omspant de tijd van| den. Naast de wevers waren er de vellewas-
1400 tot omstreeks 1800. De vol- schers, de spinsters de vollers en de ververs,
lerwerpen worden behandeld: zoodat de draperie te Rotterdam zelfs het
>P 1
nog
hü
oiyncties van het Middel-
teuwsche Rotterdam
Paris te Amsterdam ls versche-
ïrdams bedrijfsleven in het ver
prof. dr. Z. W. Sneller, hoog
de Ned. Economische Hooge-
Rotterdam. Het is een bundel van
[lellen, gewijd aan de economische
i Rotterdam. Zij zijn vroeger
iderlijk verschenen, doch nu in
tot heden bijgewerkt. De
Tallooze lijders een
Rheumatische Pijnen
zijn trouwe gebruikers ven het beroemde
KruSchan Zout dat door z'n aansporende
werking op de bloedzuiverende organen alle
onzuiverheden, die de pijnen veroorzaken,
doet afvoeren langs natuurlijken weg.
til* .polk tn irog. 1.62, 1.47. 0.76. 0.41. p.
:he Poorters te Deventer en te
10 1430; de tijkweverij te Rot-
Schiedam in de eerste helft dei
de stapel der Westfaalsche lin-
irdam 16691672; de Rotterdam-
>ank 16351812; de landmeter
ius en zijn plan tot doorgraving
[oek van Holland, A° 1731; twee
Anthony van Hobok«:n A° 1788;
der nijverheid te 'Amsterdam
m volgens de enquête van 1816.
ichappelijke wijze geeft de schrij-
bundel opstellen een scherp
beeld van de economische ver-
|en de bedrijfstoestand in het Rot
vroeger dagen. Daarbij is hij er
ook bU den rviot-dcoKuumae»
;stelling te wekken voor wat in
•wen de welvaart van Rotterdam
Wie dit boek grondig leest, doet
kennis op omtrent de groei
;eling van de Maasstad vanaf haar
'ferèm de veertiende eeuw. Veel inte-
bijzonderheden vertelt prof. Sneller
t- 'set Rotterdam van vijf, zes eeuwen
het opstel, dat over de oudste tijd
Rotterdamsche Poorters te Deven-
Vilsnack A° 1430", waaraan wij zoo
een en ander te ontleenen.
Het Rotterdam van 1440.
Rotterdam van
mogelijk niet meer
plaats had een
varkenshokken aan
i de straeten".
efs vertoefden in den zaai- en oogst-
d8e verzorging van hun .akkers zes
ir^jten de stad. Toch was Rotterdam
boersch- o£ van de gesloten ge-
Uding hadden zich verschillende
Is zelfstandige handswerksbedrijven
'Het oudste keurboek van Rotter-
üES'o 1410 werd geredigeerd, noemt na-
de slagers," de bakkers, de brou-
1 Schoenmakers en de smeden. Deze
ter produceerden echter niets van be-
in Be groote jaarmarkten te Deventer,
inrta<*' ^ie Noordze€ met Rijngebied
Cnajm leefde In die dagen zelfgenoeg-
nen haar vesten en opende alleen op
i vaksche marktdag haar poorten voor
van het nabij gelegen land. „Van-
ïeid, vroegen morgen de afscheidsroep
>e^|achtwaker en vredig klokgelui de
I r^n arbeid aankondigden, totdat, bij
urea van den schemer, de avondklok
locde wachter zijn nachtelijke omme-
arbeidde in zijn ambachtswinkel
In het eenvormig bestaan
eine stad bracht alleen de week
ige afwisseling.
De functie van de oude Maasstad
i dan eigenlijk in die dagen de func-
it oude Rotterdam? Daarover geven
d gingen van Dordrecht voor de jaren
e eenig bescheid. Dordrecht is in
de centrale markt- en stapelstad,
lkind van de Hollandsche graven,
vele voorrechten verleenden. Nu
irdam kort na 1340 door de Schie
met Delft, den Haag en het overige
Holland. Door haar gunstige lig-
3(ja, Rotterdam transitohaven tusschen
en de andere Hollandsche steden,
erst, haver, peren, appels, boter,
i, wol, en Engelsch laken vermelden
3N che tolrekeningen. De marktpositie
recht is verzwakt ten tijde van de
de veertiende op de vijftiende
economisch zwaartepunt verlegde
Amsterdam. De suprematie der
Tefl verdween èn Rotterdam kreeg ge^
jied.
nen was Rotterdam in die dagen niet
rerl/ier-, maar óók zeehaven. Rotter-
Dele in den Hollanschen zeehandel, die
:om aan de haringvisscherij en aan de
isscherij voortgekomen vrachtvaart,
eeuw tot grooten bloei geraakte,
ontwikkelde zich weer de
'.del (in- en uitvoer). Een belangrijk
frierin had de korenhandel. Er was
ekSelde graaninvoer. Koren werd aan-
Dordrecht uit gebieden, hoogerop
1 "taan de rivier. Daarnemens werd
gj rogge uit de landstreek van Somme
aangevoerd.
Rotterdam koren- en houthaven
vuterdammers hadden in dezen koren-
>p Noord-Frankrijk een belangrijk
(Foto-Archief: De Rotterdammer.)
Rotterdamsche poorters te Deventer
Na al het voorgaande wordt het antwoord
op de vraag mogelijk, wat Rotterdamsche
poorters in 1430 te Deventer deden. De stads
rekening van Mei 1429'30 meldt n.l., dat een
der Rotterdamsche stadsboden naar Amers
foort werd gezonden om de poorters te waar
schuwen, dat zij Utrecht moesten mijden.
Daar Rotterdam na 1425 blijkbaar in finan-
cieele moeilijkheden verkeerde er is niets
nieuws onder de zon! en niet aan al haar
verDlichtingen voldeed, liepen de poorters ge
vaar in Utrecht aangehouden te worden,
waarna hun goederen zouden worden ver
beurdverklaard, naar middeleeuwsche ge
woonte.
Prof. Sneller veronderstelt, dat Rotterdam
met andere steden van Holland lakens expor
teerde naar Pruisen. Dit verklaart de aan
wezigheid van kooplieden uit Rotterdam op
de jaarmarkten van Deventer. En wat Wils-
mack betreft, dit was in die dagen een bekende
bedevaartsplaats, niet ver gelegen vanaf
Wittenberg. In 1383 zou daar een zgn. Sacra-
ments-mirakel" hebben plaats gevonden.
Wie een bedevaart maakte naar Wilsnack,
ging over Utrecht, en liep dus eveneens ge
vaar van have en goed te worden beroofd,
reden ^aarom ook deze burgers door den
Rotterdamschen stadsbode werden gewaar
schuwd.
In later («uwen.
Uit de weinige gegevens het boek teit
ca. 270 pagina's blijkt, hoe degelijk en
alomvattend Prof. Sneller zijn onderwerp be
handelt. Zoo is het ook met de andere opstel
len in dezen bundel gesteld. Zeer uitvoerige
gegevens treft men aan over de tijkweverij
en de stèpel der Westfaalsche linnens te Rot
terdam in later tijd, waarbij o.a. bijzonder
lezenswaardig zijn de praktijken van een
zekere Westerhoff, die in 1669 zich te Rotter
dam vestigde en er naar streefde den stapel
der Westfaalsche linnens naar Rotterdam te
trekken. De opzet lukte aardig, doch de oor
log van 1672 bracht een kink in den kabel
en Westerhoff ging failliet. Rotterdam moest
de strijd met Amsterdam opgeven, toen een
gunstige conjunctuur plotseling werd geknakt.
Wie een goede kijk wil krijgen op de ont
wikkeling van het Rotterdamsche bedrijfsle
ven in den loop der eeuwen, leze dit boek,
dat verlucht is met een aantal fraaie afbeel
dingen, deels uit het Rotterdam, zooals we
dat voor 10 Mei hebben gekend
Stadhuis en Blauwe Toren.
Tenslotte nog iets over de Blauwe Toren
en het stadhuis van Rotterdam, waarvan wij
bij dit artikel een tweetal afbeeldingen plaat
sen. Prof. Sneller vertelt daarvan in het arti
kel „De Rotterdamsche Wisselbank 1635-1812"
De Blauwe Toren was een deel van de oude
stadsversterking, een waltoren, aan den rech
teroever van de uitmonding der Rotte gele
gen, toen Blaak en Nieuwe Haven nog buiten
water waren en het Nieuwland het Zuidelijk
ste deel vormde van de stad. Toen het be
bouwde stadsgedeelte zich uitbreidde, kwa
men de oude verdedigingswerken binnen de
stad te liggen en verloren hun beteekenis. De
Blauwe Toren werd een sluimerende wachter,
totdat in 1635 de wisselbank er werd ge
vestigd.
De wisselbank zetelde in den Blauwen To
ren tot 1700, in welk jaar de instelling werd
overgebracht naar het stadhuis. Daar bleei
zij tot haar opheffing in de Fransche tijd.
Het bijgaand kaartje van Rotterdam en den
Blauwen Toren dateert van 1694. Men vindt
den toren onder het getal 29. Nr. 30 is de
oude Beurs van 1635, E de Blaak, F de Kolk,
N de Hoofdsteeg, P de Rystuin, W het West-
Nieuwland, IJ de Geldersche kade. Merk
waardig is de gleuf in de brug (de kleine
Draaibrug) tusschen West-Nieuwland en
Hoofdsteeg. Dezê gleuf maakte het mogelijk,
dat de schepen met rechtstandige masten
doorgingen.
De afbeelding van het Stadhuis is naar een
teekening vermoedelijk uit 1750. Dit stadhuis
stond op dezelfde plaats als het oude stadhuis
aan de Kaasmarkt, dat 14 Mei verloren ging. In
dit stadhuis is van 1700 tot 1812 de wissel
bank gevestigd geweest.
De Blauwe Toren.
(Foto-Archief: De Rotterdammer.)
Dr. ir. Ringers over den wederopbouw
De omvang van het
voorbereidende werk
Op een dezer dagen te Utrecht gehouden
vergadering van de Vereeniging van direc
teuren van gemeentewerken heeft de algemeen
gemachtigde voor den wederopbouw, dr. ir.
J. A. Ringers, een lezing gehouden over het
vraagstuk van den wederopbouw.
Dr. Ringers ving zijn rede aan met
enkele beschouwingen over het vraag
stuk der financiering van den weder
opbouw. Hij deed daarbij uitkomen, dat
het g e h e e 1 e Nederlandsche /olk de
kosten van den wederopbouw behoort te
dragen. Uit deze stelling volgt echter dan
ook, dat de getroffenen niet het recht heb
ben om een geheel nieuw en beter uitgerust
gebouw te verlangen, doch dat de eige
naar verplicht moet zijn in het algemeen
het verschil tusschen de waarde van het
oude en het nieuwe pand zelf te dragen.
Zoc kwam men ertoe om als basis voor
de vergoeding te nemen de waarde van
het vernietigde pand op 9 Mei 1940.
Het tempo
Er zijn wel eens verwijten geuit, dat de
regeling van de schadevergoeding te lang
zaam gaat. Men moet echter niet uit het oog
verliezen, dat het hier een zeer ingewikkelde
stof betreft. Het was noodig om vast te stel
en eenerzijds, hoeveel de schade der ge-
roffenen bedroeg en anderzijds, hoe dit bedrag
ioor de natie moest worden gedragen. Daarna
is men begonnen een ontwerp van een ver
ordening op een tegemoetkoming in de
geleden schade op te stellen, welke opstelling
echter vertraagd werd door het onderzoek,
hoe moest worden gehandeld te aanzien van
verschillende belangrijke punten. In diit ver
band wees dr. Ringers op de kwestie van de
uitbetaling, op het stellen van voorwaarden
voor den wederopbouw, op een rejelLig voor
de gevallen, waarin iemand niet in het ver
woeste centrum wil terugkeeren, op het vast
stellen van wat gedaan moet worden voor
hen, voor wie door de nieuwe plannen geen
plaats is in het verwoeste centrum en ten
slotte op de vzaag, hoe de hypotheken op
de verwoeste perceelen moesten worden ge
waarborgd of moesten worden gewijzigd.
Daarnaast moest een regeling getroffen wor
den, hoe en door wie de schade zal worden
vastgesteld, hoe men de schade aan inven
tarissen van bedrijven, aan voorraden, aan
huisraad en tenslotte aan de vaartuigen moest
regelen Een afzonderlijke regeling was weer
noodig voor de boerderijen.
Aan al deze regelingen moest een grondige
studie vooraf gaan.
De voorschotregeling
Inmiddels was het vraagstuk, hoe de getrof
fenen zoo spoedig mogelijk geholpen moesten
worden, zeer dringend. Om hierin spoedig
te helpen was echter noodig, dat men wist,
hoe hoog de schadevergoeding zou zijn, Dr.
Ringers heeft toen in overleg met den secre
taris-generaal van financiën een voorschot-
regeling gemaakt, welke den herbouw van
arbeiders- en middenstandswoningen zou
kunnen bevorderen. Van schaden tot een
maximum van 10,000 werd 80 pet. als
voorschot op de schadevergoeding beschikbaar
gesteld. Door deze voorschotregeling hoopt
men bereikt te hebben dat er eindelijk wat
beweging in den wederopbouw komt. En
inderdaad is er beweging gekomen.
Ondanks groote moeilijkheden, vooral wat
de materiaalvoorziening betreft, wordt thans
in versshillende plaatsen van ons land hard
aan den wederopbouw gewerkt. Veel Is reeds
voorbereid en tot stand gekomen, nog veel
meer zal er in de naaste toekomst geschieden.
In dit verband wees dr. Ringers op A 1 b 1 a s-
serdam, waar reeds een aantal nieuwe
woningen ter vervanging van verwoeste ge
reed gekomen zijn.
De wederopbouw van ons land wordt overal
met kracht aangevat, zooals bleek uit het
overzicht van den stand van werkzaamheden
in de verschillende plaatsen, waarmede dr.
Ringers zijn lezing eindigde.
OORZAKEN VAN DE KOERSSTIJGING
STIJGENDE GELDRUIMTE
IN ONS LAND
Steun voor de aandeelenkoersen
De stemming op de Amsterdamsche effec
tenbeurs heeft gedurende enkele dagen een
inzinking ondergaan, om daarna weer uitge
sproken vast te worden. Op het koersnlveau
is dit uiteraard niet zonder invloed geweest,
doch over het geheel genomen bleven de ver
liezen beperkt. Zij waren zelfs ln geenen deele
te vergelijken met de rijzing, die er aan was
voorafgegaan. In sommige aandeelensoorten
kon zelfs (o.a. suiker) nog een rijzing plaats
vinden boven het hoogste niveau, dat sinds
10 Mei was bereikt.
Reeds een paar maal heeft men nu op het
Damrak de hausse onderbroken gezien, doch
in beide gevallen was deze onderbreking van
beperkten duur. Hausse en baisse wisselen
elkander blijkbaar sneller af, nu het Damrak
in belangrijke mate op zichzelf is aangewezen.
Elke gezonde technische reactie wordt dan
ook door een nieuwe stijging gevolgd.
Het ligt voor de hand, dat men zich voort
durend verdiept in de oorzaken van de koers-
verbetering, omtrent welker omvang men
zich bij de heropening van de beurs geen
enkele voorstelling heeft kunnen maken en
welke menigeen heeft verrast en verbaasd
Algemeen is men het er wel over eens, dat
aan de koersstijging ln belangrijke mate de
groote geldruimte ten grondslag ligt, welke
zich in ons land sinds 10 Mei heeft baangebro
ken. Zoo is o.a. de bankbiljettencirculatie
met ca. 200 millioen gestegen. Verder is
daar de verkoop van voorraden, waarvoor
niet onmiddellijk aanvulling kan worden ge
vonden. Een gedeelte van ons productie-appa
raat ligt braak. Tegenover meerdere vraag
staat minder aanbod van goederen en dien
sten. Dit wordt nog in de hand gewerkt door
onze buitenlandsche handelsbeweging. Onze
invoer is sterk ingekrompen, terwijl onze uit
voer niet onbelangrijk is. De verslagen onzer
industrieele ondernemingen (Twynstra's Olie-
fabrieken, Kwatta) wijzen er op, dat de voor
raden afnemen, terwijl de liquide middelen
toenemen. Altemaal factoren, welke een
groote geldruimte onvermijdelijk maken.
In het verleden werd de geldruimte merk
baar in een inflationistische prijsstijging van
goederen en diensten. De overheid is hierop
thans bedacht en zorgt door stevige prijs-
contróle te voorkomen, dat althans de prijzen
der eerste levensbehoeften niet boven een re
delijk niveau stijgen. Voorts heeft de over
heid door middel van het distributiestelsel den
verkoop der meest belangrijke goederen ge-
contingenteerd.
Onder deze omstandigheden wordt het in
flatiegevaar uitgeschakeld en richt de geld
stroom zich dus, voor zoover deze zijn weg
het bankwezen niet terugvindt naar de
overheid in den vorm van schatkistpapier,
op niet door distributieverordeningen getrof
fen goederen. Hiertoe behooren o.a. luxe
voorwerpen, kunstvoorwerpen etc. en ook de
aandeelenmarkt. De fondsenmarkt onder
vindt dus mede de gevolgen van de groeiende
geldruimte.
Overwegingen van rendement raken daar
bij maar al te vaak op den achtergrond, gelijk
de noteeringen op het Damrak en ook op
andere continentale beurzen aantoonen. Voor
aanstaande persoonlijkheden hebben reeds
tegen een al te sterke koersstijging gewaar
schuwd en de president van de Weensche
beurs heeft zelfs besloten een verdere stijging
van de koersen voor Oostenrijksche aandee-
len boven het niveau van 2 October niet toe
te laten. Zoover is het in Amsterdam wel is
waar nog niet gekomen, doch het koersniveau
is toch langzamerhand wel van dien aard, dal
men zich afvraagt, of de koersen nog wel in
redelijke verhouding staan tot het rendement,
of m.a.w. de vooruitzichten. En over de toe
komst valt momenteel weinig te zeggen. Wel
staat vast, dat een eventueele herverdeeling
van de productiekrachten in Europa zeker
niet ongemerkt zal voorbijgaan aan tal van
Nederlandsche Industrieën. Daarop hebben de
Duitsche Minister van Economische zaken en
de Duitsche pers wel gewezen. Men zal dus
in het algemeen goed doen, wanneer men zijn
belangen vporal uitstrekt tot die fondsen,
welke ook bij zeer ingrijpende wijzigingen
in de Europeesche structuur hun bestaans
recht zullen behouden (scheepsbouwmaat
schappijen, scheepvaartondernemingen, con
cerns als Philips, A.K.U., Unilever etc.).
De Amerikaansche afdeeling op de Am
sterdamsche beurs was deze week beter van
toon. Het heeft een goede indruk gemaakt
dat de staalindustrie op 94-* pet. van de
capaciteit werkt, hetgeen sinds 1929 niet
meer is voorgekomen. Ook de conjunctuur
blijft zich gunstig ontwikkelen.
Het koersverloop van de laatste weck geeft
de volgende resultaten te
9 Mei
Suiker
Unilever
Ned. Ford
Philips
Ned. Petroleum
H.V.A
N. I. S. U
Ver. Vorstenl.
Dell Batavia
Deli Mij.
42%
112
75*
171 Va
11 Oct.
123*
175*
33a*
na*
133*
108%
Scheepv. Unie
De beleggingsmarkt geeft ditmaal geen
leiding tot commentaar. Zij bleef goed van
toon:
9 M e\
89
Ned. 1940 II
78%
79%
77*
84%
83A
De Duitsche school te
Rotterdam
Bestaat dezer dagen vijftig jaar
Maandag a.s. viering in het
gebouw Westerlaan 1
1 September van dit jaar bestond de Duit
sche school te Rotterdam vijftig jaar. Maan
dag 21 October gaat men dit feit met eenigen
luister vieren. Duitsche en Nederlandsche
autoriteiten zullen daarbij aanwezig zijn.
De Duitsche school is indertijd gesticht als
een kmd van de Duitsch Evangelische Ge
meente. Doordat in Mei het geheele archief
van de toen aan de Gedempte Vest, vlak bij
de Bijenkorf gevestigde school is verloren
gegaan, was het voor deri tegenwoordigen
directeur,dr. S t i e g 1 e r, die eerst sedert
1933 de school leidt, geen gemakkelijk werk
haar geschiedenis te reconstrueeren.
In groote lijnen is zij zoo: opening op 1 Sep
tember 1890 in het pand Nieuwe Haven 67,
met 24 leerlingen, met als rector de heer
Heller. Spoedig moest zij weer sluiten om
dat de heer Heller geen in Nederland geldige
onderwijsbevoegdheid bleek te hebben. Hier
aan werd evenwel een mouw gepast en 31
October ging de school weer open. Daar zij
als kerkelijke inrichting de vleugels niet
breed genoeg kon uitslaan, ging ze van 1 Oc
tober 1897 af uit van de Duitsche schoolver-
eeniging.
De bekende en beminnelijke heer Alfred
Buoff is tot 1908 voorzitter van de schoolver-
eeniging geweest. Zonder Nederl. subsidie kon
de school niet bestaan, zoodat ze oteeds on
derworpen bleef aan het Nederlandsche
schooltoezicht. In 1903 werd de rector, de
heer Heller, opgevolgd door rector-O. Heinke
en het volgende jaar verhuisde de scliool
naar het gebouw Gedempte Vest. Voorzitter
van de schoolvereeniging werd in 1908 de
heer R. Wentges. In 1910 kwam er een
nieuwe rector, de heer P. Herz, die tot 1925
de leiding in handen heeft gehouden. In 1912
werd de Duitsche volksschool in de Zwarte
Paardenstraat geopend. Deze school die nog
bestaat, sluit in haar organisatie in zooverre
bij de school van dr. Stiegler aan, dat ze de
gelegenheid biedt om begaafde kinderen uit
die school over te plaatsen naar de Wester
laan en kinderen, voor wie het onderwijs aan
de school in de Westerlaan te moeilijk te vol
gen is, over te plaatsen naar de Zwarte Paar
denstraat.
In de geschiedenis van de Duitsche school
kan men een steeds doorloopende lijn consta-
teeren van groei naar het Duitsche onderwijs
systeem toe. In 1914 werd, nadat de twee
hoogste klassen los gemaakt waren van de
Nederlandsche onderwijswetgeving, voor het
eerst het z.g. „Einjahrige" examen gehouden.
In 1924, nadat inmiddels de voorzitter van de
schoolvereeniging was opgevolgd door den
heer R. Bruns, die tot 1927 den voorzitters
hamer heeft gehanteerd, werd net school
gebouw belangrijk uitgebreid en de school
organisatie zoo gewijzigd, dat een volledige
Duitsche school ontstond met 7 klassen i
grondschool, geheel ingericht naar de eischen
van de Nederlandsche lager onderwijswet en
een middelbare school, daarop aansluitend.
Met dr. Fr. A. Jungbluth deed in 1925 de
eerste academisch gevormde rector zijn in
trede in de school. In 1927 kwam de vereeni
ging onder het voorzitterschap van den heer
Th. Urlichs. Met Pinksteren van dat jaar had
het eindexamen van de middelbare school,
te vergelijken met onze H.B.S., plaats onder
toezicht van prof. dr. Lohmeyer en op 23 Juni
van dat zelfde jaar werden aan het eind
diploma van deze middelbare ai'deeling alle
rechten toegekend als aan de in Duitschland
verworven diploma's. Daarmede werd de
school dus een volledige schoolorganisatie in
het buitenland met dezelfde rechien en be
voegdheden als de scholen in net Duitsche
vaderland. De tegenwoordige directeur, dr. R.
Stiegler, heeft op 1 April 1933 het directoraat
aanvaard. Hij heeft verleden jaar in de orga
nisatie deze wijziging aangebracht, dat lagere
en middelbare school een gelijk aantal klassen
hebben verkregen. In dit laatste jaar is als
voorzitter van de school opgetreden de heer
K. Wm. Giinther, den len October var
jaar is de school geheel vrijgemaakt van alle
Nederlandsche wetgeving, zoodat ze nu
middellijk staat onder den rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied en dus
volkomen Duitsch is.
De thans in het bekende huis van de familie
Van den Bergh aan de Westerlaan gevestigde
school heeft 210 leerlingen en een staf
20 .leerkrachten. Van vele zijden is de school
hier weer aan de noodige meubelen en leer
middelen geholpen en maakt nu reeds
vriendelijken indruk. Sedert 1925 verschijnt
reeds de schoolcourant, die den band tusschen
leerlingen en onderwijzers verstevigt. Natuur
lijk is zij volgende week jubileumnummer.
Inmiddels verwacht dr. Stiegler eenmaal
een nieuw, ex.presselijk voor het doel gebouwd
schoolgebouw, dat zeker voor 800 leerlingen
plaats zal moeten bieden als het groote Rot
terdam met anderhalf millioen inwoners is
ontstaan.
DE RIJKSSERUMINRICHTING
Volgens het verschenen verslag van de
werkzaamheden der Rijksseruminricbting
over 1939 werd in dat jaar afgeleverd 8722
kg serum en entstof voor ruim 3,140,000 die
ren. Verder werd aangevraagd 16.2 liter rein
kuituren voor melkzuurbacteriën, 611,2 liter
van de middelen ter bestrijding van de mui
zen- en rattenplaag en 1.3 kg. pulvis ovarii.
H^t aantal onderzoekingen bedroeg 49.926.
Voor het grootste deel waren dit immuniteits
onderzoekingen (15,623) en onderzoekingen
van ziektestoffen op tuberculose (19,443).
Het verslag bevat voorts een rapport door
dr. B. J. C. te Hewnepe uitgebracht op het
7de Wereld Pluimvee Congres te Cleveland,
Ohio in 1929 over de bestrijding van pluim
veeziekten in Nederland.
We vernemen daaruit dat in Nederland, het
sterftepercentage bij pluimvee laag is. Koste
loos onderzoek van gestorven dieren is één
der voornaamste hulpmiddelen bij de bestrij
ding van de pluimveeziekten in Nederland.
Het verslag bevat verder veel gegevens om
trent het wenk van de Rijksseruminrichting.
Eigen beveiliging
tegen brand
Onschadelijk maken van brand
bommen gemakkelijker dan
men dacht
De ervaring van de laatste maanden heeft
geleerd, dat er nog heel wat door zelfbe
scherming kan worden bereikt tegen het
brandgevaar in oorlogstijd.
In een zoo juist verschenen publicatie
van den heer W. A. Couzy, inspecteur van
de Luchtbescherming in het Oosten des lands
voorheen Commandant van de Politie-
brandweer te Leiden, wordt hierover het
volgende vermeld:
„De ervaring heeft geleerd, dat wanneer
men bij aanvallen, waarbij electronthermiet-
bommen ter zwaarte van 1 kg. werden afge
worpen, het hoofd koel hield, men deze
brandbommen zeer goed op de gebruikelijke
wijze onschadelijk kon maken, dus door de
brandbom met zand te overdekken en teza
men met het zand op te scheppen en in een
gevulde zandbak te deponeeren, èf zooals
ook wel gedaan is, uit het raam te werpen.
Eventueel ontstane secundaire branden kon
den dan met zeer eenvoudige hulpmiddelen
worden gebluscht.
De bij de thans nog op verschillende
plaatsen in ons land plaats vindende
bombardementen gebruikte brandbommen
zijn van een ander type.
De werking van deze brandbom is van
dien aard, dat zij zonder gevaar kan
worden benaderd en op de steeds gepro
pageerde wijze dus met zand en schop
onschadelijk gemaakt kan worden. Er
zijn in vele gevallen dergelijke brandbom
men met heel wat primitievere hulpmid
delen met succes „behandeld".
Er zijn mij verscheidene gevallen bekend,
waarbij de bewoners de reeds brandende bom
eenvoudig bij den blikken „steel" hebben op
geraapt en haar uit het venster hebben ge
worpen.
De door de brandbommen ontstane secun
daire branden zijn in vele gevallen met zeer
eenvoudige middelen, als eenige emmers
water, een tuinslang, een brandbluschappa-
raat, e.d. gebluscht, dikwijls zelfs zonder dat
eerst de brandbom zelf onschadelijk was ge
maakt.
Van groot belang is deze opgedane erva
ring, dat ook alleen met water of dén inhoud
van een brandbluschapparaat in verschillende
gevallen het gevaar in de woningen is be
zworen en dat het spuiten met water op deze
brandbom de werkzaamheid van de bom niet
in die mate vergrootte als algemeen veronder
steld werd.
De bewoners van een huis, hetwelk ik na
een bombardement bezocht en waar alleen in
den zoldervloer een klein gat was gebrand,
doordat de bewoner de ingeslagen brandbom
met een tuinslang „te lijf was gegaan" zei mij:
„zij sputterde wel een beetje toen ik er op
spoot, maar daar trok ik mij niets van aan
en uitgekregen heb ik haar".
Zooals begrijpelijk is het van het grootste
belang, dat men zijn kalmte behoudt en
direct handelend optreedt.
Een frappant voorbeeld van het resultaat,
dat door ingrijpen van de bewoners zelf werd
bereikt, is het volgende:
In een gemeente vielen op de aan beide
zijden van een straat staande huizen brand
bommen; de bewoners van ae huizen aan de
eene zijde hadden bijna allen hun huizen
verlaten, in de woningen aan de overzijde
waren zij echter ailen op hun post gebleven.
De thuis gebleven menschen wisten de brand
bommen te overmeesteren en/of de daardoor
ontstane brandjes zelf te blusschen; alle hui
zen aan den overkant van de straat brandden
geheel uit.
Dat het in vele gevallen niet tot èén brand
bom in een huis beperkt blijft en dat men
ook tegen meer brandbommen met succes
kan optreden, moge blijken uit de feiten, dat
een man zijn huis en inboedel redde door
vier brandbommen onschadebjk te maken,
terwijl in een andere gemeen to in een maga
zijn, ter grootte van naar schatting ca 5 bij
12 meter, zeven brandbommen insioegen,
waarbij de secundaire brandjes door te hulp
gesnelde personen nog in de kiem gesmoord
konden worden.
Tot op welke verdieping dringt een derge
lijke brandbom door? Waar hij uiteindelijk
terecht komt is afhankelijk van zeer veel fac
toren, als b.v. de hoogte waarop de bommen
worden afgeworpen, de weerstand welke de
bom óndervindt bij het doorboren van het
dak enz.
Bovendien behoeft een brandbom niet
altijd door het dak een huis binnen te dringen.
Op het moment van afwerpen hebben de bom
men een groote horizontale snelheid, waardoor
zij, wanneer zij niet van zeer groote hoogte
worden afgeworpen, onder een vrij grooten
hoek met de verticaal inslaan.
Zij kunnen dus ook door een venster bin
nenvallen.
Wel kan men aan de hand van de erva
ringen zeggen, dat de brandbommen in de
meeste gevallen niet verder doordringen dan
tot op den zoldervloer of tot op de vloer van
de direct onder de zolder gelegen verdieping.
Dit geldt evenwel niet als een axioma; daar
om doet men goed op alle verdiepingen zand
en water te plaatsen.
Uit het vorenstaande blijkt duidelijk,
dat ter voorkoming van ernstige gevol
gen van een aanval met brandbommen
door de bewoners in eigen huis en door
de gebruikers in andere gebouwen zeer
veel kan worden gedaan, zonder dat
een en ander kosten met zich mede
brengt
213. Door het bos kwamen ze bij de stadspoort en ze
hadden geluk. Vlak bij het marktplein stond een grote kraam,
waar kleren werden verkocht. De eigenaar zat rustig te
slapen. In een ogenblik hadden de jongens een broek ge
nomen. Gauw, gauw, fluisterde Flip. Er zit een vlieg op zijn
neus, dadelijk wo-dt hij wakker. Rits, rits, twee broeken had
den ze te pakken.
214. En werkelijk de man werd wakker, sprong op en
zag de jongens met de broeken wegrennen. Een eind verder
bleven de rakkers zelfs even staan en zwaaiden met de broe
ken. De man bleef scheldend staan, maar dat verstonden de
jongens met. Als Flip en Jan gewone jongens waren ge-
weeit, hadden bet vast niet gedaan. Nu namen ze maar
SftiS SBt te itfdd