KRUSCHEN SAMBO, DE OLIFANT ERDAG 19 OCTOBER 1940 PAG. 3 lie nst( >rigen isteld WÊÊÊÊÊQ verleg opstellen van prof. dr. Z. W. Sneller itterdam in de jaren van opkomst ies eeuwen geladen centrum van handel en verkeer aandeel. Het weide- en stedenrijke Holland had echter niet alleen behoefte aan koren, maar ook aan hout, dat onmisbaar was zoowel voor den scheepshals voor den huizenbouw. Aanvankelijk kwam het hout uit de omtrek van Wezel of uit de Ardennen. Later wordt ook uit Noorwegen en de Oostzee hout aan gevoerd. Prof. Sneller neemt aan, dat Rotter dam in den aanvang der 15e eeuw reeds een levendige en omvangrijke houthandel had. Een andere belangrijke handelstak van het kleine Rotterdam was de wolhandel. Wol werd uit Engeland ingevoerd ten behoeve van de Hollandsche draperiesteden, onder welke Delft en Leiden de belangrijkste waren. Van daar, dat men in-de Rotterdamsche taveernen veel schippers en kooplieden aantrof van HHBHmPIPl Delft, Leiden en Rotterdam, die uit Engeland It plaats ter gelegenheid van kwamen. De schrijver neemt aan, dat er eeuwfeest van de verheffing vanl omstreeks 1430 zelfs te Rotterdam een dra tot stad. perie van zekere ontwikkeling werd gevon- opstellen omspant de tijd van| den. Naast de wevers waren er de vellewas- 1400 tot omstreeks 1800. De vol- schers, de spinsters de vollers en de ververs, lerwerpen worden behandeld: zoodat de draperie te Rotterdam zelfs het >P 1 nog hü oiyncties van het Middel- teuwsche Rotterdam Paris te Amsterdam ls versche- ïrdams bedrijfsleven in het ver prof. dr. Z. W. Sneller, hoog de Ned. Economische Hooge- Rotterdam. Het is een bundel van [lellen, gewijd aan de economische i Rotterdam. Zij zijn vroeger iderlijk verschenen, doch nu in tot heden bijgewerkt. De Tallooze lijders een Rheumatische Pijnen zijn trouwe gebruikers ven het beroemde KruSchan Zout dat door z'n aansporende werking op de bloedzuiverende organen alle onzuiverheden, die de pijnen veroorzaken, doet afvoeren langs natuurlijken weg. til* .polk tn irog. 1.62, 1.47. 0.76. 0.41. p. :he Poorters te Deventer en te 10 1430; de tijkweverij te Rot- Schiedam in de eerste helft dei de stapel der Westfaalsche lin- irdam 16691672; de Rotterdam- >ank 16351812; de landmeter ius en zijn plan tot doorgraving [oek van Holland, A° 1731; twee Anthony van Hobok«:n A° 1788; der nijverheid te 'Amsterdam m volgens de enquête van 1816. ichappelijke wijze geeft de schrij- bundel opstellen een scherp beeld van de economische ver- |en de bedrijfstoestand in het Rot vroeger dagen. Daarbij is hij er ook bU den rviot-dcoKuumae» ;stelling te wekken voor wat in •wen de welvaart van Rotterdam Wie dit boek grondig leest, doet kennis op omtrent de groei ;eling van de Maasstad vanaf haar 'ferèm de veertiende eeuw. Veel inte- bijzonderheden vertelt prof. Sneller t- 'set Rotterdam van vijf, zes eeuwen het opstel, dat over de oudste tijd Rotterdamsche Poorters te Deven- Vilsnack A° 1430", waaraan wij zoo een en ander te ontleenen. Het Rotterdam van 1440. Rotterdam van mogelijk niet meer plaats had een varkenshokken aan i de straeten". efs vertoefden in den zaai- en oogst- d8e verzorging van hun .akkers zes ir^jten de stad. Toch was Rotterdam boersch- o£ van de gesloten ge- Uding hadden zich verschillende Is zelfstandige handswerksbedrijven 'Het oudste keurboek van Rotter- üES'o 1410 werd geredigeerd, noemt na- de slagers," de bakkers, de brou- 1 Schoenmakers en de smeden. Deze ter produceerden echter niets van be- in Be groote jaarmarkten te Deventer, inrta<*' ^ie Noordze€ met Rijngebied Cnajm leefde In die dagen zelfgenoeg- nen haar vesten en opende alleen op i vaksche marktdag haar poorten voor van het nabij gelegen land. „Van- ïeid, vroegen morgen de afscheidsroep >e^|achtwaker en vredig klokgelui de I r^n arbeid aankondigden, totdat, bij urea van den schemer, de avondklok locde wachter zijn nachtelijke omme- arbeidde in zijn ambachtswinkel In het eenvormig bestaan eine stad bracht alleen de week ige afwisseling. De functie van de oude Maasstad i dan eigenlijk in die dagen de func- it oude Rotterdam? Daarover geven d gingen van Dordrecht voor de jaren e eenig bescheid. Dordrecht is in de centrale markt- en stapelstad, lkind van de Hollandsche graven, vele voorrechten verleenden. Nu irdam kort na 1340 door de Schie met Delft, den Haag en het overige Holland. Door haar gunstige lig- 3(ja, Rotterdam transitohaven tusschen en de andere Hollandsche steden, erst, haver, peren, appels, boter, i, wol, en Engelsch laken vermelden 3N che tolrekeningen. De marktpositie recht is verzwakt ten tijde van de de veertiende op de vijftiende economisch zwaartepunt verlegde Amsterdam. De suprematie der Tefl verdween èn Rotterdam kreeg ge^ jied. nen was Rotterdam in die dagen niet rerl/ier-, maar óók zeehaven. Rotter- Dele in den Hollanschen zeehandel, die :om aan de haringvisscherij en aan de isscherij voortgekomen vrachtvaart, eeuw tot grooten bloei geraakte, ontwikkelde zich weer de '.del (in- en uitvoer). Een belangrijk frierin had de korenhandel. Er was ekSelde graaninvoer. Koren werd aan- Dordrecht uit gebieden, hoogerop 1 "taan de rivier. Daarnemens werd gj rogge uit de landstreek van Somme aangevoerd. Rotterdam koren- en houthaven vuterdammers hadden in dezen koren- >p Noord-Frankrijk een belangrijk (Foto-Archief: De Rotterdammer.) Rotterdamsche poorters te Deventer Na al het voorgaande wordt het antwoord op de vraag mogelijk, wat Rotterdamsche poorters in 1430 te Deventer deden. De stads rekening van Mei 1429'30 meldt n.l., dat een der Rotterdamsche stadsboden naar Amers foort werd gezonden om de poorters te waar schuwen, dat zij Utrecht moesten mijden. Daar Rotterdam na 1425 blijkbaar in finan- cieele moeilijkheden verkeerde er is niets nieuws onder de zon! en niet aan al haar verDlichtingen voldeed, liepen de poorters ge vaar in Utrecht aangehouden te worden, waarna hun goederen zouden worden ver beurdverklaard, naar middeleeuwsche ge woonte. Prof. Sneller veronderstelt, dat Rotterdam met andere steden van Holland lakens expor teerde naar Pruisen. Dit verklaart de aan wezigheid van kooplieden uit Rotterdam op de jaarmarkten van Deventer. En wat Wils- mack betreft, dit was in die dagen een bekende bedevaartsplaats, niet ver gelegen vanaf Wittenberg. In 1383 zou daar een zgn. Sacra- ments-mirakel" hebben plaats gevonden. Wie een bedevaart maakte naar Wilsnack, ging over Utrecht, en liep dus eveneens ge vaar van have en goed te worden beroofd, reden ^aarom ook deze burgers door den Rotterdamschen stadsbode werden gewaar schuwd. In later («uwen. Uit de weinige gegevens het boek teit ca. 270 pagina's blijkt, hoe degelijk en alomvattend Prof. Sneller zijn onderwerp be handelt. Zoo is het ook met de andere opstel len in dezen bundel gesteld. Zeer uitvoerige gegevens treft men aan over de tijkweverij en de stèpel der Westfaalsche linnens te Rot terdam in later tijd, waarbij o.a. bijzonder lezenswaardig zijn de praktijken van een zekere Westerhoff, die in 1669 zich te Rotter dam vestigde en er naar streefde den stapel der Westfaalsche linnens naar Rotterdam te trekken. De opzet lukte aardig, doch de oor log van 1672 bracht een kink in den kabel en Westerhoff ging failliet. Rotterdam moest de strijd met Amsterdam opgeven, toen een gunstige conjunctuur plotseling werd geknakt. Wie een goede kijk wil krijgen op de ont wikkeling van het Rotterdamsche bedrijfsle ven in den loop der eeuwen, leze dit boek, dat verlucht is met een aantal fraaie afbeel dingen, deels uit het Rotterdam, zooals we dat voor 10 Mei hebben gekend Stadhuis en Blauwe Toren. Tenslotte nog iets over de Blauwe Toren en het stadhuis van Rotterdam, waarvan wij bij dit artikel een tweetal afbeeldingen plaat sen. Prof. Sneller vertelt daarvan in het arti kel „De Rotterdamsche Wisselbank 1635-1812" De Blauwe Toren was een deel van de oude stadsversterking, een waltoren, aan den rech teroever van de uitmonding der Rotte gele gen, toen Blaak en Nieuwe Haven nog buiten water waren en het Nieuwland het Zuidelijk ste deel vormde van de stad. Toen het be bouwde stadsgedeelte zich uitbreidde, kwa men de oude verdedigingswerken binnen de stad te liggen en verloren hun beteekenis. De Blauwe Toren werd een sluimerende wachter, totdat in 1635 de wisselbank er werd ge vestigd. De wisselbank zetelde in den Blauwen To ren tot 1700, in welk jaar de instelling werd overgebracht naar het stadhuis. Daar bleei zij tot haar opheffing in de Fransche tijd. Het bijgaand kaartje van Rotterdam en den Blauwen Toren dateert van 1694. Men vindt den toren onder het getal 29. Nr. 30 is de oude Beurs van 1635, E de Blaak, F de Kolk, N de Hoofdsteeg, P de Rystuin, W het West- Nieuwland, IJ de Geldersche kade. Merk waardig is de gleuf in de brug (de kleine Draaibrug) tusschen West-Nieuwland en Hoofdsteeg. Dezê gleuf maakte het mogelijk, dat de schepen met rechtstandige masten doorgingen. De afbeelding van het Stadhuis is naar een teekening vermoedelijk uit 1750. Dit stadhuis stond op dezelfde plaats als het oude stadhuis aan de Kaasmarkt, dat 14 Mei verloren ging. In dit stadhuis is van 1700 tot 1812 de wissel bank gevestigd geweest. De Blauwe Toren. (Foto-Archief: De Rotterdammer.) Dr. ir. Ringers over den wederopbouw De omvang van het voorbereidende werk Op een dezer dagen te Utrecht gehouden vergadering van de Vereeniging van direc teuren van gemeentewerken heeft de algemeen gemachtigde voor den wederopbouw, dr. ir. J. A. Ringers, een lezing gehouden over het vraagstuk van den wederopbouw. Dr. Ringers ving zijn rede aan met enkele beschouwingen over het vraag stuk der financiering van den weder opbouw. Hij deed daarbij uitkomen, dat het g e h e e 1 e Nederlandsche /olk de kosten van den wederopbouw behoort te dragen. Uit deze stelling volgt echter dan ook, dat de getroffenen niet het recht heb ben om een geheel nieuw en beter uitgerust gebouw te verlangen, doch dat de eige naar verplicht moet zijn in het algemeen het verschil tusschen de waarde van het oude en het nieuwe pand zelf te dragen. Zoc kwam men ertoe om als basis voor de vergoeding te nemen de waarde van het vernietigde pand op 9 Mei 1940. Het tempo Er zijn wel eens verwijten geuit, dat de regeling van de schadevergoeding te lang zaam gaat. Men moet echter niet uit het oog verliezen, dat het hier een zeer ingewikkelde stof betreft. Het was noodig om vast te stel en eenerzijds, hoeveel de schade der ge- roffenen bedroeg en anderzijds, hoe dit bedrag ioor de natie moest worden gedragen. Daarna is men begonnen een ontwerp van een ver ordening op een tegemoetkoming in de geleden schade op te stellen, welke opstelling echter vertraagd werd door het onderzoek, hoe moest worden gehandeld te aanzien van verschillende belangrijke punten. In diit ver band wees dr. Ringers op de kwestie van de uitbetaling, op het stellen van voorwaarden voor den wederopbouw, op een rejelLig voor de gevallen, waarin iemand niet in het ver woeste centrum wil terugkeeren, op het vast stellen van wat gedaan moet worden voor hen, voor wie door de nieuwe plannen geen plaats is in het verwoeste centrum en ten slotte op de vzaag, hoe de hypotheken op de verwoeste perceelen moesten worden ge waarborgd of moesten worden gewijzigd. Daarnaast moest een regeling getroffen wor den, hoe en door wie de schade zal worden vastgesteld, hoe men de schade aan inven tarissen van bedrijven, aan voorraden, aan huisraad en tenslotte aan de vaartuigen moest regelen Een afzonderlijke regeling was weer noodig voor de boerderijen. Aan al deze regelingen moest een grondige studie vooraf gaan. De voorschotregeling Inmiddels was het vraagstuk, hoe de getrof fenen zoo spoedig mogelijk geholpen moesten worden, zeer dringend. Om hierin spoedig te helpen was echter noodig, dat men wist, hoe hoog de schadevergoeding zou zijn, Dr. Ringers heeft toen in overleg met den secre taris-generaal van financiën een voorschot- regeling gemaakt, welke den herbouw van arbeiders- en middenstandswoningen zou kunnen bevorderen. Van schaden tot een maximum van 10,000 werd 80 pet. als voorschot op de schadevergoeding beschikbaar gesteld. Door deze voorschotregeling hoopt men bereikt te hebben dat er eindelijk wat beweging in den wederopbouw komt. En inderdaad is er beweging gekomen. Ondanks groote moeilijkheden, vooral wat de materiaalvoorziening betreft, wordt thans in versshillende plaatsen van ons land hard aan den wederopbouw gewerkt. Veel Is reeds voorbereid en tot stand gekomen, nog veel meer zal er in de naaste toekomst geschieden. In dit verband wees dr. Ringers op A 1 b 1 a s- serdam, waar reeds een aantal nieuwe woningen ter vervanging van verwoeste ge reed gekomen zijn. De wederopbouw van ons land wordt overal met kracht aangevat, zooals bleek uit het overzicht van den stand van werkzaamheden in de verschillende plaatsen, waarmede dr. Ringers zijn lezing eindigde. OORZAKEN VAN DE KOERSSTIJGING STIJGENDE GELDRUIMTE IN ONS LAND Steun voor de aandeelenkoersen De stemming op de Amsterdamsche effec tenbeurs heeft gedurende enkele dagen een inzinking ondergaan, om daarna weer uitge sproken vast te worden. Op het koersnlveau is dit uiteraard niet zonder invloed geweest, doch over het geheel genomen bleven de ver liezen beperkt. Zij waren zelfs ln geenen deele te vergelijken met de rijzing, die er aan was voorafgegaan. In sommige aandeelensoorten kon zelfs (o.a. suiker) nog een rijzing plaats vinden boven het hoogste niveau, dat sinds 10 Mei was bereikt. Reeds een paar maal heeft men nu op het Damrak de hausse onderbroken gezien, doch in beide gevallen was deze onderbreking van beperkten duur. Hausse en baisse wisselen elkander blijkbaar sneller af, nu het Damrak in belangrijke mate op zichzelf is aangewezen. Elke gezonde technische reactie wordt dan ook door een nieuwe stijging gevolgd. Het ligt voor de hand, dat men zich voort durend verdiept in de oorzaken van de koers- verbetering, omtrent welker omvang men zich bij de heropening van de beurs geen enkele voorstelling heeft kunnen maken en welke menigeen heeft verrast en verbaasd Algemeen is men het er wel over eens, dat aan de koersstijging ln belangrijke mate de groote geldruimte ten grondslag ligt, welke zich in ons land sinds 10 Mei heeft baangebro ken. Zoo is o.a. de bankbiljettencirculatie met ca. 200 millioen gestegen. Verder is daar de verkoop van voorraden, waarvoor niet onmiddellijk aanvulling kan worden ge vonden. Een gedeelte van ons productie-appa raat ligt braak. Tegenover meerdere vraag staat minder aanbod van goederen en dien sten. Dit wordt nog in de hand gewerkt door onze buitenlandsche handelsbeweging. Onze invoer is sterk ingekrompen, terwijl onze uit voer niet onbelangrijk is. De verslagen onzer industrieele ondernemingen (Twynstra's Olie- fabrieken, Kwatta) wijzen er op, dat de voor raden afnemen, terwijl de liquide middelen toenemen. Altemaal factoren, welke een groote geldruimte onvermijdelijk maken. In het verleden werd de geldruimte merk baar in een inflationistische prijsstijging van goederen en diensten. De overheid is hierop thans bedacht en zorgt door stevige prijs- contróle te voorkomen, dat althans de prijzen der eerste levensbehoeften niet boven een re delijk niveau stijgen. Voorts heeft de over heid door middel van het distributiestelsel den verkoop der meest belangrijke goederen ge- contingenteerd. Onder deze omstandigheden wordt het in flatiegevaar uitgeschakeld en richt de geld stroom zich dus, voor zoover deze zijn weg het bankwezen niet terugvindt naar de overheid in den vorm van schatkistpapier, op niet door distributieverordeningen getrof fen goederen. Hiertoe behooren o.a. luxe voorwerpen, kunstvoorwerpen etc. en ook de aandeelenmarkt. De fondsenmarkt onder vindt dus mede de gevolgen van de groeiende geldruimte. Overwegingen van rendement raken daar bij maar al te vaak op den achtergrond, gelijk de noteeringen op het Damrak en ook op andere continentale beurzen aantoonen. Voor aanstaande persoonlijkheden hebben reeds tegen een al te sterke koersstijging gewaar schuwd en de president van de Weensche beurs heeft zelfs besloten een verdere stijging van de koersen voor Oostenrijksche aandee- len boven het niveau van 2 October niet toe te laten. Zoover is het in Amsterdam wel is waar nog niet gekomen, doch het koersniveau is toch langzamerhand wel van dien aard, dal men zich afvraagt, of de koersen nog wel in redelijke verhouding staan tot het rendement, of m.a.w. de vooruitzichten. En over de toe komst valt momenteel weinig te zeggen. Wel staat vast, dat een eventueele herverdeeling van de productiekrachten in Europa zeker niet ongemerkt zal voorbijgaan aan tal van Nederlandsche Industrieën. Daarop hebben de Duitsche Minister van Economische zaken en de Duitsche pers wel gewezen. Men zal dus in het algemeen goed doen, wanneer men zijn belangen vporal uitstrekt tot die fondsen, welke ook bij zeer ingrijpende wijzigingen in de Europeesche structuur hun bestaans recht zullen behouden (scheepsbouwmaat schappijen, scheepvaartondernemingen, con cerns als Philips, A.K.U., Unilever etc.). De Amerikaansche afdeeling op de Am sterdamsche beurs was deze week beter van toon. Het heeft een goede indruk gemaakt dat de staalindustrie op 94-* pet. van de capaciteit werkt, hetgeen sinds 1929 niet meer is voorgekomen. Ook de conjunctuur blijft zich gunstig ontwikkelen. Het koersverloop van de laatste weck geeft de volgende resultaten te 9 Mei Suiker Unilever Ned. Ford Philips Ned. Petroleum H.V.A N. I. S. U Ver. Vorstenl. Dell Batavia Deli Mij. 42% 112 75* 171 Va 11 Oct. 123* 175* 33a* na* 133* 108% Scheepv. Unie De beleggingsmarkt geeft ditmaal geen leiding tot commentaar. Zij bleef goed van toon: 9 M e\ 89 Ned. 1940 II 78% 79% 77* 84% 83A De Duitsche school te Rotterdam Bestaat dezer dagen vijftig jaar Maandag a.s. viering in het gebouw Westerlaan 1 1 September van dit jaar bestond de Duit sche school te Rotterdam vijftig jaar. Maan dag 21 October gaat men dit feit met eenigen luister vieren. Duitsche en Nederlandsche autoriteiten zullen daarbij aanwezig zijn. De Duitsche school is indertijd gesticht als een kmd van de Duitsch Evangelische Ge meente. Doordat in Mei het geheele archief van de toen aan de Gedempte Vest, vlak bij de Bijenkorf gevestigde school is verloren gegaan, was het voor deri tegenwoordigen directeur,dr. S t i e g 1 e r, die eerst sedert 1933 de school leidt, geen gemakkelijk werk haar geschiedenis te reconstrueeren. In groote lijnen is zij zoo: opening op 1 Sep tember 1890 in het pand Nieuwe Haven 67, met 24 leerlingen, met als rector de heer Heller. Spoedig moest zij weer sluiten om dat de heer Heller geen in Nederland geldige onderwijsbevoegdheid bleek te hebben. Hier aan werd evenwel een mouw gepast en 31 October ging de school weer open. Daar zij als kerkelijke inrichting de vleugels niet breed genoeg kon uitslaan, ging ze van 1 Oc tober 1897 af uit van de Duitsche schoolver- eeniging. De bekende en beminnelijke heer Alfred Buoff is tot 1908 voorzitter van de schoolver- eeniging geweest. Zonder Nederl. subsidie kon de school niet bestaan, zoodat ze oteeds on derworpen bleef aan het Nederlandsche schooltoezicht. In 1903 werd de rector, de heer Heller, opgevolgd door rector-O. Heinke en het volgende jaar verhuisde de scliool naar het gebouw Gedempte Vest. Voorzitter van de schoolvereeniging werd in 1908 de heer R. Wentges. In 1910 kwam er een nieuwe rector, de heer P. Herz, die tot 1925 de leiding in handen heeft gehouden. In 1912 werd de Duitsche volksschool in de Zwarte Paardenstraat geopend. Deze school die nog bestaat, sluit in haar organisatie in zooverre bij de school van dr. Stiegler aan, dat ze de gelegenheid biedt om begaafde kinderen uit die school over te plaatsen naar de Wester laan en kinderen, voor wie het onderwijs aan de school in de Westerlaan te moeilijk te vol gen is, over te plaatsen naar de Zwarte Paar denstraat. In de geschiedenis van de Duitsche school kan men een steeds doorloopende lijn consta- teeren van groei naar het Duitsche onderwijs systeem toe. In 1914 werd, nadat de twee hoogste klassen los gemaakt waren van de Nederlandsche onderwijswetgeving, voor het eerst het z.g. „Einjahrige" examen gehouden. In 1924, nadat inmiddels de voorzitter van de schoolvereeniging was opgevolgd door den heer R. Bruns, die tot 1927 den voorzitters hamer heeft gehanteerd, werd net school gebouw belangrijk uitgebreid en de school organisatie zoo gewijzigd, dat een volledige Duitsche school ontstond met 7 klassen i grondschool, geheel ingericht naar de eischen van de Nederlandsche lager onderwijswet en een middelbare school, daarop aansluitend. Met dr. Fr. A. Jungbluth deed in 1925 de eerste academisch gevormde rector zijn in trede in de school. In 1927 kwam de vereeni ging onder het voorzitterschap van den heer Th. Urlichs. Met Pinksteren van dat jaar had het eindexamen van de middelbare school, te vergelijken met onze H.B.S., plaats onder toezicht van prof. dr. Lohmeyer en op 23 Juni van dat zelfde jaar werden aan het eind diploma van deze middelbare ai'deeling alle rechten toegekend als aan de in Duitschland verworven diploma's. Daarmede werd de school dus een volledige schoolorganisatie in het buitenland met dezelfde rechien en be voegdheden als de scholen in net Duitsche vaderland. De tegenwoordige directeur, dr. R. Stiegler, heeft op 1 April 1933 het directoraat aanvaard. Hij heeft verleden jaar in de orga nisatie deze wijziging aangebracht, dat lagere en middelbare school een gelijk aantal klassen hebben verkregen. In dit laatste jaar is als voorzitter van de school opgetreden de heer K. Wm. Giinther, den len October var jaar is de school geheel vrijgemaakt van alle Nederlandsche wetgeving, zoodat ze nu middellijk staat onder den rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied en dus volkomen Duitsch is. De thans in het bekende huis van de familie Van den Bergh aan de Westerlaan gevestigde school heeft 210 leerlingen en een staf 20 .leerkrachten. Van vele zijden is de school hier weer aan de noodige meubelen en leer middelen geholpen en maakt nu reeds vriendelijken indruk. Sedert 1925 verschijnt reeds de schoolcourant, die den band tusschen leerlingen en onderwijzers verstevigt. Natuur lijk is zij volgende week jubileumnummer. Inmiddels verwacht dr. Stiegler eenmaal een nieuw, ex.presselijk voor het doel gebouwd schoolgebouw, dat zeker voor 800 leerlingen plaats zal moeten bieden als het groote Rot terdam met anderhalf millioen inwoners is ontstaan. DE RIJKSSERUMINRICHTING Volgens het verschenen verslag van de werkzaamheden der Rijksseruminricbting over 1939 werd in dat jaar afgeleverd 8722 kg serum en entstof voor ruim 3,140,000 die ren. Verder werd aangevraagd 16.2 liter rein kuituren voor melkzuurbacteriën, 611,2 liter van de middelen ter bestrijding van de mui zen- en rattenplaag en 1.3 kg. pulvis ovarii. H^t aantal onderzoekingen bedroeg 49.926. Voor het grootste deel waren dit immuniteits onderzoekingen (15,623) en onderzoekingen van ziektestoffen op tuberculose (19,443). Het verslag bevat voorts een rapport door dr. B. J. C. te Hewnepe uitgebracht op het 7de Wereld Pluimvee Congres te Cleveland, Ohio in 1929 over de bestrijding van pluim veeziekten in Nederland. We vernemen daaruit dat in Nederland, het sterftepercentage bij pluimvee laag is. Koste loos onderzoek van gestorven dieren is één der voornaamste hulpmiddelen bij de bestrij ding van de pluimveeziekten in Nederland. Het verslag bevat verder veel gegevens om trent het wenk van de Rijksseruminrichting. Eigen beveiliging tegen brand Onschadelijk maken van brand bommen gemakkelijker dan men dacht De ervaring van de laatste maanden heeft geleerd, dat er nog heel wat door zelfbe scherming kan worden bereikt tegen het brandgevaar in oorlogstijd. In een zoo juist verschenen publicatie van den heer W. A. Couzy, inspecteur van de Luchtbescherming in het Oosten des lands voorheen Commandant van de Politie- brandweer te Leiden, wordt hierover het volgende vermeld: „De ervaring heeft geleerd, dat wanneer men bij aanvallen, waarbij electronthermiet- bommen ter zwaarte van 1 kg. werden afge worpen, het hoofd koel hield, men deze brandbommen zeer goed op de gebruikelijke wijze onschadelijk kon maken, dus door de brandbom met zand te overdekken en teza men met het zand op te scheppen en in een gevulde zandbak te deponeeren, èf zooals ook wel gedaan is, uit het raam te werpen. Eventueel ontstane secundaire branden kon den dan met zeer eenvoudige hulpmiddelen worden gebluscht. De bij de thans nog op verschillende plaatsen in ons land plaats vindende bombardementen gebruikte brandbommen zijn van een ander type. De werking van deze brandbom is van dien aard, dat zij zonder gevaar kan worden benaderd en op de steeds gepro pageerde wijze dus met zand en schop onschadelijk gemaakt kan worden. Er zijn in vele gevallen dergelijke brandbom men met heel wat primitievere hulpmid delen met succes „behandeld". Er zijn mij verscheidene gevallen bekend, waarbij de bewoners de reeds brandende bom eenvoudig bij den blikken „steel" hebben op geraapt en haar uit het venster hebben ge worpen. De door de brandbommen ontstane secun daire branden zijn in vele gevallen met zeer eenvoudige middelen, als eenige emmers water, een tuinslang, een brandbluschappa- raat, e.d. gebluscht, dikwijls zelfs zonder dat eerst de brandbom zelf onschadelijk was ge maakt. Van groot belang is deze opgedane erva ring, dat ook alleen met water of dén inhoud van een brandbluschapparaat in verschillende gevallen het gevaar in de woningen is be zworen en dat het spuiten met water op deze brandbom de werkzaamheid van de bom niet in die mate vergrootte als algemeen veronder steld werd. De bewoners van een huis, hetwelk ik na een bombardement bezocht en waar alleen in den zoldervloer een klein gat was gebrand, doordat de bewoner de ingeslagen brandbom met een tuinslang „te lijf was gegaan" zei mij: „zij sputterde wel een beetje toen ik er op spoot, maar daar trok ik mij niets van aan en uitgekregen heb ik haar". Zooals begrijpelijk is het van het grootste belang, dat men zijn kalmte behoudt en direct handelend optreedt. Een frappant voorbeeld van het resultaat, dat door ingrijpen van de bewoners zelf werd bereikt, is het volgende: In een gemeente vielen op de aan beide zijden van een straat staande huizen brand bommen; de bewoners van ae huizen aan de eene zijde hadden bijna allen hun huizen verlaten, in de woningen aan de overzijde waren zij echter ailen op hun post gebleven. De thuis gebleven menschen wisten de brand bommen te overmeesteren en/of de daardoor ontstane brandjes zelf te blusschen; alle hui zen aan den overkant van de straat brandden geheel uit. Dat het in vele gevallen niet tot èén brand bom in een huis beperkt blijft en dat men ook tegen meer brandbommen met succes kan optreden, moge blijken uit de feiten, dat een man zijn huis en inboedel redde door vier brandbommen onschadebjk te maken, terwijl in een andere gemeen to in een maga zijn, ter grootte van naar schatting ca 5 bij 12 meter, zeven brandbommen insioegen, waarbij de secundaire brandjes door te hulp gesnelde personen nog in de kiem gesmoord konden worden. Tot op welke verdieping dringt een derge lijke brandbom door? Waar hij uiteindelijk terecht komt is afhankelijk van zeer veel fac toren, als b.v. de hoogte waarop de bommen worden afgeworpen, de weerstand welke de bom óndervindt bij het doorboren van het dak enz. Bovendien behoeft een brandbom niet altijd door het dak een huis binnen te dringen. Op het moment van afwerpen hebben de bom men een groote horizontale snelheid, waardoor zij, wanneer zij niet van zeer groote hoogte worden afgeworpen, onder een vrij grooten hoek met de verticaal inslaan. Zij kunnen dus ook door een venster bin nenvallen. Wel kan men aan de hand van de erva ringen zeggen, dat de brandbommen in de meeste gevallen niet verder doordringen dan tot op den zoldervloer of tot op de vloer van de direct onder de zolder gelegen verdieping. Dit geldt evenwel niet als een axioma; daar om doet men goed op alle verdiepingen zand en water te plaatsen. Uit het vorenstaande blijkt duidelijk, dat ter voorkoming van ernstige gevol gen van een aanval met brandbommen door de bewoners in eigen huis en door de gebruikers in andere gebouwen zeer veel kan worden gedaan, zonder dat een en ander kosten met zich mede brengt 213. Door het bos kwamen ze bij de stadspoort en ze hadden geluk. Vlak bij het marktplein stond een grote kraam, waar kleren werden verkocht. De eigenaar zat rustig te slapen. In een ogenblik hadden de jongens een broek ge nomen. Gauw, gauw, fluisterde Flip. Er zit een vlieg op zijn neus, dadelijk wo-dt hij wakker. Rits, rits, twee broeken had den ze te pakken. 214. En werkelijk de man werd wakker, sprong op en zag de jongens met de broeken wegrennen. Een eind verder bleven de rakkers zelfs even staan en zwaaiden met de broe ken. De man bleef scheldend staan, maar dat verstonden de jongens met. Als Flip en Jan gewone jongens waren ge- weeit, hadden bet vast niet gedaan. Nu namen ze maar SftiS SBt te itfdd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 3