VERHUIZEN Nalatenschap IN „Vrouwenpost" lazen wij het volgende mooie stukje: „De directeur van het Informatiebureau van het Ned. Roode Kruis, Zwarteweg 75, Den Haag, deelt mede, dat aan zijn bureau nog verschillende goe deren aanwezig zijft, toebehoord hebbende aan tot op heden onbekend gebleven militairen." Zoo begint dit korte bericht in de kranten. Het is een bericht, waar we niet over heen mo gen lezen. We moeten óns goed indenken wat deze weinige regels beteekenen. „Verschillende goede ren, toebehoord hebbende aan tot op heden onbe kend gebleven militairenDat wil dus zeggen, dat er op verschillende plaatsen in ons land een onbekende soldaat begraven ligt. Zijn nabestaanden hebben misschien lang in angstige twijfel verkeerd, die langzaam overge gaan is in de droeve zekerheid. En nu is er dan voor sommigen het bewijs. „Onder deze goederen bevindt zich een aantal ringen, waarin de volgende inscripties voorkomen: Jo 30-5- 35, W M. V. B. 26-3-'37, K. de V.-ll-'34 of '37. Marie 10-8, E. V. R.-W. D. L. 10-8-'36, A. V. B. of A. V. C.. M. J. V.. G. H. 19-6-'38, C W.-H. K.. Ziska 25-3-'40, E. G, S. P., Jan. 31-10-25. A. K., G. H. van Lent, Riek 9-4-'39, H. S. 25-12-'37, M. H„ C. P. de Wilde, J. S. 18-5-'28, S. de J. 22-7-'39, E. Z. 5-ll-'39, M. V. 17-4-'32, J. H. W., J. V. 28-5-'28." Een ring met een naam en een datum, dat is het eenige wat die mannen, die hun leven voor het vaderland gaven .nagelaten hebben. Die naam cn die datum hebben eens heel veel voor hen be- teekend. En nu zijn ze misschien het eenige, dat nog de weg kan wijzen naar hun graf. „Nabestaanden of andere belanghebbenden, die een en ander, als van bepaalde personen afkomstig, zouden kunnen herkennen wordt in overweging gegeven zich met het bureau bovengenoemd in verbinding te stellen, ten einde langs dezen weg tot een nadere identificatie te komen van als onbe kend begraven militairen." Ook hun, die geen nabestaanden onder de ge sneuvelden hebben, kan dit ontroerende bericht veel zeggen. Verschillende menschen hebben op verschillende tijden hoe kort geleden Soms noghun vreugdedag beleefd. Nu is er voor al deze men- schcnlevens, en voor nog zoovele meer, het einde gekomen vrijwel op dezelfde datum: Mei 1940.... Voor vele vrouwen en meisjes blijft er daarna niet veel anders over dan de ring met een datum en een onbeantwoorde vraag: waarom Zij, die deze ringen nalieten .hebben hun leven niet alleen voor hun nabestaanden gegeven, maar ook voor ons. Daarom blijft er ook voor ons allen die Vraag van het waarom. Laten wij nooit vergeten, dat met die vraag ons verplichtingen nagelaten zijn, ons volk en ieder van ons persoonlijk. En al weten wij het ant woord niet, wy mogen vertrouwen dat er een antwoord is, zooals er ook een toekomst-verwach ting overblijft, zelfs na het sterven. Wat kinderen zeggen KINDEREN kunnen soms wel eens heel vreemd uit den hoek komen, zóó dat het heele huisgezin schatert, terwijl de kleine zelf niet be grijpt. wat er aan scheelt en wat het verkeerd heeft gezegd. Men lache het kind echter nooit uit, doch brenge het op den juisten weg. Ook moet men het kind zelf niet al te zeer laten mer ken, dat het iets bijzonders heeft gezegd, want dan vindt het zichzelf op zijn manier erg interes sant en tracht de eene dwaasheid na de andere te verzinnen. Het kan echter wel eens leuk zijn, om in stilte naar de opmerkingen van de kleintjes te luisteren en eventueel kan men die dan op schrijven, voor later. Uit die gezegden uit kindermond blijkt vaak een wonderscherp inzicht in allerlei natuurlijk kleine kwesties en vaak ook een zin voor logisch denken, al klopt dit niet altijd op de werkelijk heid, welke nu eenmaal niet altijd even logisch schijnt te zijn. B.v., een verblijfplaats voor vrou wen noemt men wel een harem. Er zijn kinde ren, die denken, dat een verblijfplaats voor man nen nu een h e m m e m heet. Die kinderen hebben op hun manier werkelijk logisch gedacht, maar de zaken staan nu eenmaal anders en het woord hemmem komt niet voor. We hebben er over gepeinsd, of het niet aardig zoi zijn. nu en dan iets van die leuke kinderge zegden in ons blad door te geven, en blijkt er in stemming voor te bestaan, dan doen we dat zeker. Vangt men iets op uit den mond van het kleintje. welnu, dan schrijve men het op en zende ons, hetzij in een brief, hetzij op een briefkaart, maar steeds aan de adreszijde toevoegen „Vrouwen blad". De namen van de kinderen worden na tuurlijk niet doorgegeven, want'dat zou paedago- gisch onjuist zijn. Zelf zullen we moeten beslis sen, of iets voor opnemen wel geschikt is. Houdt het potlood dus maar klaar, als U in de buurt van het kleintje komt! Wat men ons stuurt, zetten we in deze rubriek onder het hoofd je „Wat kinderen zeggen". Voor de zuinige huisvrouw ii BOONEN ALS AANVULLING VAN DEN BROODMAALTIJD Ongeveer 30 jaar geleden was het gewoonte om aan het ontbijt te beginnen met een bordje bruine boonen. Deze gewoonte kunnen wjj nu weer in eere herstellen. Men behoeft niet op te zien tegen het brandstofverbruik, want boonen behoren tot de weinige gerechten, die niet te lijden hebben door het uren lang ingepakt zijn. Om er een smakelijk koud gerecht van te maken kan men er een restje rabarber- of appelmoes door mengen. Een van boonen afgeleide voedzame broodbeleg ging is op de volgende wijze gemakkelijk te be reiden. 250 gf- V2 pond) bruine of witte boonen, 60 gram (3 afgestreken eetlepels) boter, 1 uitje, wat zout, peper en nootmuscaat Laat de gewasschen boonen een nacht wee ken, breng ze in hetzelfde water aan den kook en laat ze gaar worden (pl.m. iy2 uur). Breng ze over in een vergiet en laat ze uit lekken (bewaar het boonennat voor een soep). Fruit intusschen het fijngesnipperde uitje in de boter lichtgeel en gaar. Stamp de boonen met het uienmengsel tot een gelijke massa en maak die op smaak af met wat zout en wat kruiden. Vervang desverkiezend den met boter ge fruite ui door gesmolten boter en een eet lepel fijngesneden groene tuinkruiden (peter selie. selderij, kervel, bieslook); of wel door. gesmolten boter en 1 eetlepel dikke tomaten- Hl BROODBELEGGINGEN VAN RESTEN Kliekjes aardappelpuree, stamppot, dikke erwten soep of boonensoep kunnen koud dienst doen als voedzame broodbelegging, die geen nadeel onder vonden-heeft van opwarmen. Herhaaldelijk op warmen doet n.l. afbreuk aan de voedingswaarde. In plakjes gesneden koude aardappel met iets mosterd of wat peterselie zijn eveneens op een gesmeerde boterham smakelijk en voedzaam. In plaats van op de boterham kunnen de plakjes aardappel ook als een „slaatje" bij de boterham gegeven worden. Toevoeging van wat olie en azijn, gehakte peterselie, wat plakjes tomaat, maakt er een smakelijk geheel van. VACANT1E Loopen door de bezonde velden, drinken in de gloeiende lucht, droomen, en het geluks-ontstelde zingende hoofd in vreugd gevlucht, en het gemoed voor alles open, alles in den stralenden kring, o, door het bloeiende leven te loopen, dankbaar om ieder ding En dan door die paleizen van kleuren wijd en zijd rustig t gebaar zien rijzen der zwijgende eeuwigheid. JAN PRINS. ffitieven van Munhsj^id^Mciri ELKEN dag zeggen Daatje en ik tegen elkaar, dat we nu toch eindelijk eens moeten gaan verduisteren. Niet dat U 's avonds na zonsondergang een sprankje licht uit een van onze ramen naar buiten zult zien schijnen of het moest dan zijn het glimmende puntje van mijn sigaar. Wij zijn duister ge noeg. Wij zijn al te duister. Wij hebben een voudig alle gloeilampjes uit de fittingen ge draaid, behalve in de keuken, de eenige plaats, waar wij, dank zij een ondoordring baar stuk lap voor het niet al te groote raam een lichtje kunnen branden. Dit is nu wel een radicaal soort verduistering, maar zij kan bij de steeds korter wordeiide avonden heelemaal niet meer bevredigen. Als ik 's avonds uit den winkel naar boven kom heb ik nauwelijks nog een uurtje om de krant te lezen en het is tegenwoordig al voor negenen, dat Daatje met een zucht de kous, waaraan ze bezig is, in 't stopmandje moet leggen, omdat ze 't niet meer zien kan. Daarna zitten we dan te schemeren. Dat in mooi werk als je 't zoo af en toe eens doet en als je t niet te lang volhoudt, maar als je avond aan avond je krant neer moet leg gen voor een dwingend duister, terwijl je nog allerlei veelbelovende koppen ziet staan boven artikelen, waaraan je niet toe kunt komen en als je midden in een knaap van een knol van Cornelis' kousen, die hij eigenlijk den volgenden dag aan moet hebben, op moet houdenomdat het groote daglicht het be geeft, zonder dat je daar kunstlicht tegen over kunt stellen, dan is aan schemeren geen aardigheid meer. De kinderen vinden 't niet al t ij d even vervelend, n.l. niet wanneer zij paarsgewijze, Katie met Frederik of/en Piet met Janneke in de kamer zijn. Dan hoort het geoefend oor eens vaders wel eens een kusje stelen of vrijwillig geven. Dan kan die vader ook wel eens uit de romantische stilte in de kamer opmakendat men op de canapé bezig is het laatste sprankje licht in eikaars oogen op te vangen om zich daarin te verdrinken. Ik gun de kinderen graag deze genoegens der vrijerij, maar ik heb een hekel om er bij te zitten. Daar ben ik te oud en te nuchter voor geworden. Den weg naar de slaapkamer te vinden om een uur of elf is nog mogelijk, wanneer men niet van te voren in de verlichte keuken is geweest. Maar als men voor het naar bed gaan nog wat te beredderen heeft en daar voor de keuken moet gebruiken, schijnt daar na het huis vol te staan met een dikke en tastbare duisternis en wordt het een soort avontuur om den weg door zijn eigen kamers te vinden. Dan gaat men voetje voor voetje, de handen voor zich uit tastend, de oogen wijd opengesperd en dan ontkomt men er nog niet aan zijn schenen te stooten of met zijn neus tegen een openstaande deur aan te bot sen. Een zaklantaarn mag bij deze nachtelijke escapades eenige uitkomst geven, als men straks op de slaapkamer is en zijn broek in de vouw op een stoel moet leggen dan heeft men ook aan een zaklantaarn niet veel meer en men staat er 's morgens vaak van versteld hoe vreemdsoortig men met die broek en an dere kleeding stukken is omgesprongen. Neen, we moeten nu zoo langzamerhand eens behoorlijk gaan verduisteren. Dat zeggen we eiken avond tegen elkaar als de letters van de krant tot een grauwe massa samenvloeien en de stopkous een vaag voorwerp wordt in de schemering. Is het vu alleen maar laksch- heid, dat we nog steeds de daad niet bij het woord gevoegd hebben Of gloeit er ergens binnen in ons nog steeds de hoop op het won der, dat plotseling op een goeden en geze- genden dag in de nabije toekomst het licht weer volop stralen en uitstralen kan Maar laten we dan bedenken met hoeveel vreugde we op dien dag het licht uit zijn kluisters zullen ontslaan om het de duisternis over onze straten, onze stad en ons land te laten ver jagen. Zoo teeken ik dan, MIJNHEER DE MAN. »i|n voorhcMiió li- Asphalteeren door Ds J. A. Visscher RITSKB cu Griet talen tinnen In het kleine vertrekje. Het was avond. Hol werk was gedaan bij «lea boer. Nu was de ru*R welverdiend. Of er met het .werk ook wel verdiend was, dut zat nog; want de dikke boer waar Ritske als vaste knecht was, wu „heet op do centen" Maar Ritake was er tevreden mee en daarom r.oi de boer maar niks 't Wus ander» wel zwaar werken. '9 Morgens zoo vroeg uit het bed, dat het eigenlijk een mishandeling van den dag was. 0111 dien reeds te laten beginnen, als zelfs de haan nog zat te knikkebollen op zijn latje 't Wap meestal nog hartstikkedonkcr als Kitake de klink van zijn huisdeur opwipte en naar buiten trad. Rn dan eerst dat lang eind loopen '1 Was wel minstens een uur, voor hij bij den boer kwam Ja, dat was hel slimste, dal eind loopen Daar moest hij eigen lijk af kunnen! Want dnt kwam ook 'e avonds alttjd weer opnieuw terug. Daf vva*> twee uren, waar je niks in verdienen kon! Want de hooi be taalde hem per uur ©n toen hij bij de laatste be valling van zijn vrou twep uur later was gekomen, had de boer hef afgetrokken nok. Pat was toch billijk, zeker! Dal uur loopen ziut hem dwars Nou ja, hij woonde best naar genoegen op het kleine ateodje aan de lanste wijl; Kon niet al te min huis. De voorgevel van «teen en opzij ook nog wat steen en verder hout en plaggen Maar hecht en sterk en ook dicht. Ik zal het je zeggen, hoor! Pan waren er wel minder En een mooi kampje land. Zoo wat ecu pondcinaat groot, waar hij zijn eigen aardappels bouwen kon en nog wal boontjes en waar ook nog een hoekje grolde af kon voor de twee schapen en de melkgeit Nu ja., 't wm er wat eenzaam, want achter zijn hu ia begon de klant- hei-de cn dnn uren ver had je niets anders En het eerste huis. waar hij des inurgens langs liep in het donker, was omtrent tien minuten ver. I)e riominé, die er twee maal per jaar op huis bezoek kwam, en dan ook wel eens een keer a's er stadsche menschen over wnivn, die 1I0 heide op won-en, had het er met Griet wel eens over gehad, dat het er zoo eenzaam was; maar toen hud Griet die zulke beste punten in d'r binnenste had en vun het Goeie een heeloboel meet' wist dan Ritskoi zoo prachtig met huur wijsvinger omhoog, ge zegd: „Eenzaam mijnheer maar met God gc- lii'-enzaa.nl, mijnheer!" Nu, en wat lid-nderd© die eenzaamheid? Zoo kon je immers geen rlrukfn niet de menschen krijgen en daar «ebeurde in liuis genoeg. Pan moest je maar eens in die bed stee zien, links! Want in die rechtse he «liepen Rilsko en Griet, me» de „lietze puppe" rn den bak tegen den wand. Paar. iri die andere hedstco logen er nog drie. Wolken vun jongens hoor! Giet had ze kek nog toegedekt. Wat sliepen ze lekker! .longc, wat een what toch die 1-ikko jongens met hun roode wangen en hun gele krul- lab'illon! Ja, nou lagen zc stil als muisjes on blie zen en kreunden wat -in hun slaap; muur daai zat lawaai in hoor! Dat merkte Griet 's morgens wel. Daar was wat aan te verstellen, om ze knap te houden! Want daar was Griet erg op gesteld. Netjes in hui.? en netjes op de kleeren, al was liet soms oen „heele 6pander". Nou en dan verder het vee! Die atoimne dieren eisohten toch ook hun zorg en als jc ze had, dun moest je er goed voor zijn. Daar moest je ook je voordeel van hebben, 't Ging voor dc lamkee van* self! En dan de geit! Moest die niet geregeld ge molken worden? Dat deed Griet allemaal net zoo goed als het land bewerken Ja werken kon ze als «cn kerel. De aardappelen waren zoo schoon als wat Hoe ze er tijd voor had. begreep ze 9"ms /.elf mei; maar ze kwam er altijd weer goed door. Wat hinderde dien eenzaamheid, als je tevreden was en gelukkig mot mekaar en als er drukte ge noeg thuis was. En wat kon je die vreemde we reld schelen. Lezen en schrijven hud Griet nooit geleerd en Ritske maar zoo'n klein beetje dat hij zijn naam kon teekencn en de bekpndste psalmen kon meezingen in de kerk maar zoo merkte je ook minder van al die narigheden overal, waar jp toch niks aan kon doen en die jc maar akelig maakte, als jo ze wist. Bij den boer hoorde Ritske ei dan wel eens-wat van, als ze zalen koffie te drinken Maar dat voldeed hem altijd min, en hij was maar blij. als ze konden gaan praten over den bouw en de prijs van de biggen „Heb jullie nu nooit eens behoefte aan wat af leiding?" had zoo'n stadsche dame aan Griet eens gevraagd, toen Dominé mof zijn familie weer de hei op was geweest en ze stonden te drinken aan de pomp „Afleiding genoeg!" had Griet lachend gezegd en gewezen op haar kleuteivs, die rondsprongen. 'b Avonds had ze er zoo eens over liggen denken maar ze had bij zich zelf uitgemaakt, dat ze toch eigenlijk best tevreden was. Och wat hield ze toch ook van die heide Ze kon dal niel zoo goed uitdrukken! Maar als ze dan 's morgens de zon zag opkomen over die groote velden, dan kon ze wel een», een oogenblik blijven stilstaan en dun was hot net alsof er iets van binnen in haai week word. la, -tan kon ze wel schreien! Zoo mooi was liet En dan die pracht van s avonds, als de zon onderging! Die mooie kleuren' Als je t maar zien wou! Ze was wel eens in de stad geweest en daar was veel moois te zien. vooral, als je er nooit geweest was. maar daar wus zooveel rumoer en lawaai dat je *t mooie, toch niet kon beseffen en ze was niet zware hoofdpijn thuis gekomen. Maar hier gebeurde al dut mooie altijd zoo in de stilte. Zoo eerbiedig vond ze bij zich zelf. Daar zat veel meer in dan je zeggen kon. F.n dat maakte zoo rustig ook. En dan, dip sterrenpracht! En het voorjaar, als -Ie lantkes dartelden, mei oogjes precies als van lieve kleine kindertjes! Ja, Ritske en Griet waren een paur gelukkige menaction! Tenminste, 't was altijd zoo geweest. Maar nou had Ritske wat in den kop. Hei /.ut er wel al een week in en hel wou er ma ar niet uit! Je kon zien. dat er hem wat hinderde. Griet zag het wel bij tiet schijnsel van het lamplicht, dat Bi gisterenavond had hi| maar twee borden pap gegeten in plants van drie, zooals altijd. Ze hadden een heelen tijd stil ge zeten. Och, wat zou je nou voel gaan zitten pra ten, als je alles van den dag mekaar verteld hebt en 't alles best is. Griet zat kousen te stoppen en Ritske rookt© zijn pijp. waarvan de kop niet oen paardje er op slingerde aan den elastieken steel. Hij had z'n koffie gehad. Straks kwam de „soepenbrij" nog en dnn onder de wol. Griet zag bezorgd op. Wat had Ritske toch! Zoo had liij al een paar avonden zitten peinzen met dien rimpel. „Je hebt wat, Ritske!" Zei zij. „Och, wat zou hel" zei Ritske die schrok en er volgde een oogenblik stilte. „Nou, en waarom zeg je het dan niet?" vroeg Griet weer en legde haar kous op tafel. „Och. stumper, 't is immers niks", zei Ritske. Maar Griet hield aan „II.ast wat ine: den boer, Ritske?" „Nee, hoor!" zei Ritr-ke. „Bist net goed in order?" „Ivrekt sa gesond us 11 fisk", zei Ritske. „Nou wat dan! hield Griet weer aan. „Och, zoi Ritske - en hij deed een geweldigen haal nan zijn pijj». als om moed te verzamelen. 'k Zal 'I maar zeggen ook: 't eind wordt me to ver!" O, dat was het! Griet kon er inkomen. Want ze had er wel eens medelijden mee gehad. Dat hin derde niks als het mooi weer was, maar jonge, jonge niet die herfstbuien en 's winters, als hij dan al doornat bij den boer aankwam! „Ja" zei ïe „stumper, dat is zoo; maar dat is niet anders. Dat wordt eeri minne zaak!" „Maai 't ken wel anders!" zei Ritske met na druk. „Nou?" vroeg Griet. „Wel verhuizen!" zei Ritske en hij schrok ervan toen het woord er uit was. Griet sprong op van haar stoel. Verhuizen? Dat was een raar woord voor haar. V-erhuvoen? Hé, wat een nare gedachten spookten toen plotseling door haar hoofd. Alles van de vloer! Alles op een wagen Inden en dan hier van daan, wuar 't allemaal zoo eigen was! Dat was meer wat voor dte wispelturige menschen, die 't eene jaar hier wonen en 't andere weer ginds. Of 't waren menschen. die niet genoeg op hun zaken hadden gepast en zich moeston vermin deren. Muar zulke menschen als Griet cn Ritske verhuisden niel. Wie was er nu «1 haar buurt verhuisd, van dot ze wist? Daar luid je Oo-bed® en Sjouk. Die waren al diep in dc zeventig en waren nog nooit verhuisd! In hun plak was Oebele zelf geboren en getogen en hadden ze ramen hun vader en moeder uitgedragen naar het hot. En ginds verder de wijk op, daar wist re den naam van maar één die verhuisd was! „Verhuizen. Ritske?" vroeg ze verschrikt, stum per je weet niet wat je zegt!" „Wis wel!" zei Ritske en vatte moed otn door te gaan En hij besloot om nu maar door to pakken ook' „Het eind wordt me te ver, hoor! Eiken dag ruim twee uur verliezen met loopen naar de buurt dat kun niet langer. Ik kan in die twee uur toch vast nog wel tien stuivers bijverdiensten en dat i« in de wok drie gulden Dat past on«. Griet!" (Wordt vervolgd.) Voor de nieuwe kerk ZOO mer. weet werd door de gebeurtenissen op 14 Mei ook het kerkgebouw der Chr. Geref. Gemeente aan dc Jonker Fransstraat te Rotter dam verwoest Op den eersten morgen reeds na de ramp zoo schrijft Ds S. v. d Molen 111 zijn Kerkbode dien onvergetelijken Woensdag na den vreesely- ken Dinsdag, stelde mij een zuster, zelf vluchte linge. daarom met een geleende mantel aan, nnj f 4.- ter hand voor de nieuwe kerk. Na eenige aarzeling nam ik deze dankbaar aan en toen even daarna werd het mij wonder te moede. Toen riep ik uit: Heere, nu gaat Gij al weer aan 't zorgen. Een eerste steen legt Gij al weer. 't Ging mij als Elia: als een wolkje als een manshand aan den hemel zichbaar werd. hoorde hy meteen door het geloof, het ruischen reeds van een overvloedige regen Die regen is ook metterdaad gaan dalen. Via ons Comité mocht ik reeds aan den Penningmeester onzer Kerk een bedrag van meer dan f 20.000 (twintig duizend gulden) overmaken, door de wondere liefde uit eigen gemeente, uit geheel de Kerk en van broeders uit andere kerkgemeen schappen ons geschonken. Dit alles naast het vele dat aan onze dekioozen gedaan kon worden, waar ook duizenden guldens mee gemoeid zijn. Het is mij zoo heel groot. Wot is het toch waar, gelijk wc meer dan eens zeggen, dat de Heere met de ééne hand wel slaat, maar met de andere vasthoudt en balsemt. Nog lang is hot einde van ons werk niet geko men. maar 't is mij een behoefte om thans recdi publiekelijk uit te roeper. Dc Heere is ons gedach tig: Zijn Naam zij geloofd. Vinde dit woord zui vere weerklank in uw hart. 23*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11