Uwi&i'lhóï de. l/wtud DE TOREN __i,r I ptu^iA piaiWTOAJMOO on» •w^miuni'.^ 'pp'fpuo»»»'»» V» IffHWfeB UP 4^M -"°°'Sl U33«MB- '««q P*™* l«" Terug naar het huiselijke VOOR eenige weken schreven we, dat zich den laatsten tijd allerwege een hang ging open baren om terug te komen van de algeheele gelijk schakeling van man en vrouw. Beiden hebben ze hun eigen aard, hun eigen karakter, en de een ontwikkelt zich spoedig in deze, de ander in die richting. Toen hebben we tevens beloofd, dat we nog enkele aanhalingen zouden doorgeven, die kunnen bewijzen, hoezeer deze kentering in de gedachtenwereld voortwerkt. Onder ons merken we daar niet zooveel van, omdat by ons de vrouw als regel haar „eerepositie" wel heeft behouden. Maar elders stond de zaak minder gunstig. Voor eenigen tijd lazen we in een tijdschrift een artikel over het zgn. fifty-fifty-huwelijk: „Hij werkt en zij werkt." Iedere maand komen er twee salaris-enveloppen. Ze wonen op een klein flatje; soms kookt ze, soms gaan ze in de stad eten, soms eten ze heelemaal niet. Soms gaat alles naar de wasschery, soms spoelt ze zelf wat uit, soms wordt er heelemaal niet gewasschen. Soms neemt ze een werkstertje voor de flat, soms doet ze haar boeltje zelf, in een vlaag van zindelijkheid, soms en dat komt vaker voor wordt er in geen weken iets aan gedaan. In het begin is het alles heel leuk. Vroeg opstaan, een gezellig ont bijt klaarmaken, samen de deur uit. Vriendinnen zeggen benijdend: JDie Elsie heeft het maar éénig. Ze ziet er ook zoo goed uit; nu ja, geld genoeg voor mooie kleeren en altijd een partner by de hand om 's avonds uit te gaan". En Elsie zal de eerste zijn om stralend te knikken en te zeggen: „Ja. het is geweldig gezellig". Maar na een poosje gaat de gezelligheid er af. Al deze dingen zyn aardig voor een jaartje of zoo. In Londen echter leven paartjes, die het nu al tien of twintig jaar op deze manier „gezellig" hebben. De mannen zeggen niets, die zijn er aan gewend. Maar de vrouwen zyn wild-ontevreden!" Zoo kan men dus niet zeggen, dat het fifty-fifty- huwelijk „in de practijk" blykt te voldoen. Dat is voor ons trouwens geen geheim meer. We hadden het niet anders verwacht. Wèl hadden we mogen verwachten, dat ook anderen iets meer in zicht hadden gehad. Hier was een eerepositie ver loren, die heroverd moest worden Het artikel eindigt met de veelzeggende zinnen: „Zou het waar zijn: Zou de moderne vrouw hier rebelleeren tegen haar eigen emancipatie, zoos Is sommigen zeggen? Of zou het alleen maar het resultaat zijn van een verkeerde toepassing daar van Het is zoo moeilijk, in de vrijheid de hooge gebondenheid zélf te vinden Ligt de waarheid niet hierin, dat het leven nu eenmaal aan zekere hooge wetten gebonden is, die men niet eigenmachtig kan verbreken zonder in allerhande perikelen te geraken Men donkt in de ..vrijheid" te belanden, doch het resultaat is een ..wilde ontevredenheid". Emancipatie, inderdaad, voorzooveel noodig, ge zien het karakter van man en vrouw. Doch ook niet meer. want dan keert men toch weer op zijn schreden terug. In het voorjaar werd Therese Hoven tachtig jaar en iemand van de krant zocht haar op. Ze is schrijfster, leerares, filantrope en feministe, en heeft dus wel iets in het midden te brengen. Ook heeft ze flink om zich heen gezien. „Ik vind het een zegen", zegt ze, „dat de vrouw in het alge meen in het maatschappelijk leven een werk kring heeft gevonden. De vrouw moet evenals de man, leeren werken en haar brood verdienen. Toen ik op achttien jarigen leeftijd de acte voor onderwijzeres haalde, was dat voor een meisje iets bijzonders en de ouderen stonden er niet on verdeeld welwillend tegenover. Maar gelukkig is daar verandering in gekomen. Ik ben geen femi niste door dik er dun. Ik erken, dat de vrouw voor hooge posities in het algemeen minder verant woordelijkheidsgevoel heeft dan de man. Ik geef ook toe, dat de vrouw vlugger moe wordt en een minder omvattenden blik heeft, maar daartegen over staat haar intuïtie en aanpassingsvermogen". Werkelyk, dit klinkt al anders. Hier beluisteren we geen dompersooi deel over de vrouw, integen deel, Therese Hoven kan sommigen wel wat ver gaan, maar ze ziet het verschil tusschen man en *vrouw, elks eigen aard. En we kunnen het be grijpen, als deze dame in haar oordeel niet altijd even malsch is: „Wanneer de moeder zich pre cies eender kleedt als de dochter, moet het respect bij de kinderen er wel uitgaan. En wan neer de oude dame achter haar raam de passce- rende meisjes, die zich zelf mogen kleeden, gade slaat, denkt zij bjj zichzelf: jullie zouden er toch heel wat netter uitzien, wanneer jullie moeder precies als vroeger een hoed voor jullie had uit gezocht. Ook over de vrye opvoeding van de kin deren, die jijjen en jouwen, is Therese Hoven slecht te spreken". Merkwaardig, hoe men zich op bepaalde punten -van veel belang geheel eens kan gevoelen met menschen. die toch lang niet uit onzen kt'wig stammen. Het is of ieder, die maar een open oog heeft, kijk krijgt op de algemeene levensregels. Iets van de scheppingswijsheid Ij 1 ij f t ons in het hart gelegd, of we dit nu gemeene gratie noemen of niet. Dit alles kan ons wel eens troosten in een tijd, waarin veel verandert. Het moge ons in ootmoed, ook met onze vragen van man èn vrouw, brengen tot Hem. bij Wien geen schaduw van omkeering is en Die het alles zoo schoon heeft gemaakt. De kunst van 't bloemenschikken i Japan „den spiegel HET bloemenschikken is bij ons de zaak van moeder de vrouw. Soms, als zij er den tijd voor heeft wat niet te vaak voorkomt kiest zij met eenige zorg een vaas en zet daarna het geval op de traditioneele plek midden op tafel. Het zou goed zijn, als ze eens in de leer kon gaan in.... Japan. Daar immers is het bloemenschik ken geworden tot een heel speciale kunst, ja zelfs tot een levensbehoefte. En het merkwaardige is, dat aan deze behoefte niet, zelfs misschien niet in de eerste plaats, wordt voldaan door de Japan- sche Vrouw, maar minstens evenzeer door den Japanschen man zelf. Grooten in den lande blij ven niet achter, en er zyn heerschers in de ge schiedenis bekend geworden, die evengoed een uitstekenden naam hadden op het gebied van het bloemenschikken. En wil men een gast eeren, dan geve men hem bij het binnenkomen enkele bloe men en een vaas en doe hem het verzoek, hiervan een mooie schikking te maken Van dit alles kan men lezen in een zeer interes sant boekske, „Ikebana of het kunstig bloemen schikken". geschreven door een hoogleeraar aan de Universiteit van Sydney, Prof. A. L. Sadler, en voor ons land vertaald en ingeleid door Jan Poortenaar, verschenen bij de- uitgeverij „In den toren" te Naarden. Hierin bemerkt men, hoe het bloemenschikken in Japan evenzeer een eigen aardigheid van het land is geworden als b.v. de theeceremonie. In beide wordt gezien een mani festatie van de geestesgesteldheid, die geweld wil verwerpen om vrede en harmonie te zoeken en te verspreiden Hij, die zich ontdoet van stoffelijk begeeren, van aardsche verplichtingen, verwezen lijkt deze gedachte in zijn leven volkomen. Zoo ziet de Japanner in het bloemenschikken den vrede van de natuur belichaamd en dien vrede straalt het bloemstuk zelf ook weder uit, wan neer het met het ware inzicht samcngeschikt Heel het streven is er dan op gericht, om door zulk een bepaalde schikking een idee „in bloemen om te zetten". Daarbij wordt in het krachtige, trotsch en recht opgegroeide van boom of plant een afspiegeling gezien van de zelfbewuste kracht van den krijger, m het zwakkere daaren tegen, dat krom gegroeid en nederig is, ziet met het leven, dat den strijd vermijdt. Zoo krijgt alles hier een diepere beteekenis. Des te opmerkelijker is het. dat onstuimige natu Pruim en camelia in brems op een tafeltje ren zich even later vol toewijding zetten tot Lcfi groepeeren van enkele takken, een bezigheid, din wij bij ons van een Karei den Stoute of van een Kenau Simonsz Hasselaar toch niet dadelijk zou den verwachten. „Pas wanneer geen begeerige b ikken worden geslagen", schrijft Poortenaar, „kan ware vrede in ons leven komen, kan schoonheid onbesmet ont bloeien en, in wisselwerking, hoe waar dit alles is; hy voelt gewoonlijk aan den lijve, hoe velen het omgekeerde aanhangen. Een eerste eisch dus is nederigheid van ziel, een levenshouding, tegen gesteld aan die van den overwinnaar, tegenge steld aan het willen overwinnen". Gaat men dan de regels van het bloemenschikken in Japan na, dan bemerkt men, hoe de meeste aandacht niet valt op de kleur, maar op de com positie, op de samenstelling, en in elke woning zal men dan ook een plaatsje aantreffen, vooral een nis, dat bijzonder is bestemd voor het bloem stuk, hetwelk in geen woning mag ontbreken. De vorm van de takken spreekt een belangrijk woord mee, maar ook de bloemen zelf hebben als regel een eigen taal Zoo is de pruim het symbool van jeugdig, frlsch leven, want de pruimeboom ontbot als de sneeuw nog ligt, en dan wekken de knoesti ge, donkere takken en de jonge, groene scheuten de gedachte aan ouderdom, die tot nieilw leven ontbloeit Dus is de pruim de voorbode van de lente. De lente zelf vindt haar afspiegeling in de perzik, en ook de narcis herinnert aan het ontwaken na langen winterslaap. Bovenal echter is de kerse bloesem geliefd. Zij vertolkt van oudsher het leven van den held: liever een kort leven, dat in xijn vollen bloei tot een plotseling einde komt, dan het langzaam verzwakken, want de kers bloeit slechts korten tijd en valt dan eensklaps uit, zonder te verdorren. De chrysant vertegenwoordigt voor het gevoels leven den herfst, de winde de vergankelijkheid! de pioen kracht, enzoovoorl, en uit dit alles blijkt een wel heel diep natuurgevoel. Deze kunst van het bloemenschikken doet zien, hoe dicht de Oosterling leeft bij de natuur. Hij ziet in plant en bloem een evenwaardige uiting van de levenskracht, en het bloemenleven heeft voor hem iets heiligs en dus verkrijgt het samen- schikken van planten iets van een priesterlijke, gewijde handeling, en-r?.al men de schoonheid er van zoo hoog mogelijk opvoeren. Het is de moeite waard, van dit alles te lezen in het aardige boekje, dat wij den heer Poortenaar danken. Wij kunnen er in lezen .hoe de kunst van het bloemenschikken niet eene is, die men in enkele verloren oogenblikken kan leeren, in tegendeel, er zijn talrijke regels, waaraan moet worden voldaan, en bovendien, het is vooral dik wijls de gedachtcnflits, die hier het „ontwerp" voor een nieuwe schikking moet bijbrengen. Want al houdt men zich streng aan zekere bepalingen en onderscheidt men daarnaar in Japan zelfs ver schillende scholen van bloemenschikkers, niette min heeft men vaak veel waardeering voor fris- sche denkbeelden, voor weinig begane paden. Wat echter blijven moet, is de schoone harmonie tusschen bloem en vaas. Men pakt maar niet wil lekeurig een pul, kiest ook niet, zooals wij wel doen, een gemberpot ,maar neemt met overleg de vaas, die het best past bij de bloemen en by de gedachte, die zij door de schikking moeten weergeven. Ook wil men niet vervallen in dorre symmetrie, maar heeft men volop oog voor de schoonheid, welke ei ligt in doelbewuste breking van het symmetrische. En langs dezen weg kómt men steeds dichterbij het ideaal, dat in Japan ten grondslag ligt aan heel deze bijzondere kunst: „Bloemschikkingen zijn de spiegel van de ziel". Het is als een openbaring, van dit alles te hooret» in dit boekje Hoe gaat er dan iets van een nieu we wereld voor ons open en hoe ontdekken wjj hier tal van mogelijkheden Hoe ook krijgen we dan meer oog voor de schoonheid van de natuur! Dit moge ons niet, als de Japanner, tezeer by de natuur zelve doen toeven, maar de gedachten heenleiden tot den Schepper van al het schoone. Tot slot geven we hier een aantal regels, die in Japan, het land van de rijzende zon, voor het schikken worden gesteld 1. Aangezien de weg der bloemen een deel van de opvoeding vormt, dienen zij. die zich aan deze studie wijden, zich steeds wel tc gedragen, zich onder alle omstandigheden van hun plaats be wust te zyn, en goede kameraadschap met hun buren en omgeving te onderhouden. 2. Op bijeenkomsten voor het schikken van bloemen wordt onder geen voorwaarde het werk van een ander aan critiek onderworpen; noch minder prijst men zyn eigen werk. 3. Wie in gezelschappen verkeert ai een verant- woordelyke plaats bekleedt, dient bovenal vrien delijk en hoffelijk te wezen 4 Bloemen behooren niet alleen een deel va* de etiquette in den omgang der manschen te vor- wt II. (Slot) MAAR als ze zoo fit' ht stroomden <och tranen langs haar rimpelwangetjes DM huisje uit tc moeten, waar elk plekje herinnerde aan vrne- geiaan diou mooton tijd, toen Jan er nog was en ze Hamen zaten aan de tafel bij het raam. j-i liiM'iiincrae, ook aun nóg vroeger, toen de kinde ren klein en allemaal nog thuis waren. Toen was er armoe, bittere armoe vaak geleden, vooral wanneer Jan zonder work was of in dagen vun ziekte, maar tóch was het nooit haar zóó bnng geweest als nu. Jan had in zulk» dagen altijd gezegd „Bidden moeten we. vrouwtje. De Ileere is een redder uit dan nood". Dan hadden ze gebeden en ja, de uitkomst was aitijd gekomen. Kort voor z'n dood had Jan haar dat nog eens weer op het hurt gedrukt, dat, wüt er ook gebeurde, tc een almachtigen Vader in dun hemel had, Een, die nooit haar zou begeven of verlaten. Ze was toen zoo in-bedroofd ge wees omdat ze zoo moeilijk van haar Jan scheid) kon. Toch had ze geleerd in liet alleen-zijn Ie b> ruston Dat ze haar toren had, had daartoe niet weinig meegewerkt. Toen Jan's ooron voor aurd- sche klanken gesloten waren, had ze haar zorgen den toren verteld. Nu was het, of de toren haar niet begreep. Vond hij het dan niet erg. dat zo van hem heen moest gaan Zoo koud on trotsch leek hij tegen het grauw van de in deze dagen steeds bewolkte lucht. Donderdagavond zouden de kinderen weer komen. Dan moest ze beslissen. Opoe Lammerts sliep niet, den nacht er voor. Opoe Lammerts prakkiseerde tot haar moede hor- aehs niet meer konden. Toen log zo stil, zonder slaap, zouden denken ..Hidden" luid Jan altijd gezegd Och ze had wel gebeden, maar ze kon het nooit zóó als hij. Waarom eigenlijk niet Ja. bidden moest zc. Voor het ledikant knielde ze neor en smeekte „Ileere, och. doe een wonder, laat me in dit straal je bij den toron blijven". Angstig wachlte ze den morgen. Zou zoo'n gebed wel goed zijn Jan had het beslist anders ge daan, dat wist zc wel. Die zou orn licht, om uit komst gesmeekt hebben, die vroeg eigenlijk nooit om bepaalde dingen. Ja maar ze wou geen andere uitkomst dan deze: bij den teren blijvon, haar leven la tig. Tenen den tijd, dat ze anders opstond viel zc in ?lanp. Ken hevig bellen maakte huur kort daarop weer wakker en toen zc. beverig door het ongewone, hei raam openschoof,"' werd van henoden geroe pen „Buurvrouw vrouw Stam gaat verhuizen. Je ken in d'r huis as Jc d'r gauw werk van maakt". Vrouw Stam 'dat was schuin over opoe Lam merts. III. In het huisje van vrouw Stam. Eindelijk na al do drukte der laatste roezige weken weer een avond heel alleen. M Is dezelfde tafel, 't zijn dezelfde stoelen, het zelfde kastje, ja dezelfde gebarsten koffiepot op hei lichtje. Zóó had ze het gewild; alles het zelfde. De kinderen hadden haar nieuwe dingen willen geven, toen ze merkten, dat moeder op haar stuk bleef slaan en tóch verhuizen wou naar tien overkant, hoe» dwaas ze dit ook alle maal gevonden hadden. Een vuil huls, waar veel aan sehoon te maken viel en wie weet voor hoe lang. Door den tijd zou de stud deze huizen tóch niel laten staan, zouden er wol groot ere, mooiere moeten komen. „Och, da! beleef ik misschien niet meer", hnd opoe Lammerts geantwoord. Enkele van de kinderen was het opgevallen, boe dit voor het eerst was. dat moeder over haar einde sprak. Moeder, anders zoo levenslustig Moeder durfde vroeger niet aan haar einde den ken,. dót was het. Maar dat wisten ze niet. Zo hadden het „uitgewoonde"' huls schoonge maakt. behangen en geschilderd. ..Veel te mooi'', lihd opoe Lammerts gezegd. Nee, niet te mooi, niets was voor moeder te mooi, zeiden ze. „Nou moesten we U ook nieuwe gordijntjes geven", had Anna gezegd. „7e kunnen nog wel gewasschen worden", had opoe Lammerts Mg nt woord. ,Nou ja. nis we net voorzichtig doen. dan zal hei wel gaan, maar die verschoten overgordijnen dan Zouden wc die niet laten verven „Nee, asjeblieft niet. och, laat m'n boeltje toch zooals het is", had haar oude slejj gesmeekt Die overgordijnen nee, daar mocht niets mee ge beuren. 't Was eenmaal een geschenk van Jan geweest, verdiend niet overwerk. Opoe Lammerts was de eenige in het straatje geweest, die over gordijnen had. Neo die moesten blijven, zooals ze Nu zil opoe Lammerts weer alleen Ze zijn allen heengegaan naar hun oigen huizen. „Af» TJ tnnar wennen kunt", heeft Marie gezegtL „Wees daar mnur niet bang voor kind", en opoe Lammerts' gezicht had zóó vun vretigdo gostraald, dat Marie met een gerust hart heenging en ook even bij Jun, waar zc toch langs moest, aanliep, („.I er u ..lullon, da ze geen zorgen voor Moeder hpefden te hebben. Ze hidden zorgen geaad. Al» moeder daar heel alleen weer zitten zou tegenover haar oude huisje, als ze straks het gingen afbreken..., Neen, opoe Lammen» ireurt niet als ze ziel daar aan den overkant de gordijnlooze ramen, die zoo akelig zwart schijnen in den vallenden avond. 7.e heeft daar veel goeds ontvangen. Vooral in do laatste weken. Toen heeft ze Jezus gezien. Opoe Lammerts wou nooit graag aan haar einde denken. 7* hi.d het nog zoo goed in haar huisje, in linar straatje, bij haar toren. Maar haar huisje moest ze uit, haar straatje zou dat oude, gemoede lijke gaan missen, haar toren had geen troost kunnen geven in die bange dagen. Veel had ze aan haar toren te danken, maar niet alles. Ze had ólles te danken aan Hem, die Heer over alles Diep beschaamd was ze geweest, toen ze zoo gauw verhooring zag op liaar gebed van dien hangen morgen. De toren had niet geantwoord. God deed het wol. F.ii eeusklaps was hot haar duidelijk geworden de toren was haar afgod geweest. Om don toren had ze vergeten Hem. naar wien de toren heen wees. Er was wéér gebeden, véél gebeden in het kleine huisje, er waren tranen van berouw geschreid, er was angst geweest om een leven, dat zóó lang al werd gespaard en dat nooit gewijd was geweest aan het beste. Eiken Zondag had ze in de kerk gezeten en toch nooit in waarheid God gezocht. Elk uur de muziek van liet klokkenspel beluisterd en nooii gedacht aan andere muziek, die door de wijde hemel- 'k Heb geloofd en daarom zing ik 7c Heb geloofden daarom zing ik, daarom zing ik van gend, van ontferming en verlossing, door het bloed van Golgotha. Daarom zing ik U, die stervend alles, alles hebt volbracht, Lam Gods, dat de zonde wegneemt. Lam van God, voor ons geslacht 'k Heb geloofd, en daarom hooger, hooger dan Kalvarie's top, zie ik boven lucht en wolken, Hoogepriester, tot U op: Die in 't ware tabernakel Voor Gods aanschijn te allen tijd, als haar Hoofd, voor Uw Gemeente, strijdend bidt en biddend strijdt. 'k Heb geloofd in U, wien d' aarde met haar doornen heeft gekroond maar die nu, gekroond met eere, aan Gods rechterzijde troont Uaan wiens doorboorde voeten eenmaal in het gansch heelal, hier. daarboven en hieronder, alle knie zich buigen zal. Ja 'k geloof, en daarom zing ik, daarom zing ik U ter eer, 's werelds Heiland. Hoogepriester, aller heeren Opperheer Zoon van God en Zoon des menschen, o. kom spoedig in Uw kracht op des hemels wolken weder Kom, Heer Jezus, kom! Ik wacht. i vj bogen niischt. Voor riBveel voorrechten ro» wei nig dank getoond. Bange dagen en bange nachten had opofe Lai*- inerts doorleefd. Tot het licht kwam. Hoe nee, dit kan zc niet navertellen, maar het ia gekomen, om nooit weer heen te gaan. Ook voor hóar zonden stierf de Heiland aan het knus. Ook voor haar bad Hij en ook baar bereidde Hij een plaats. Ze kan nu den toren nie'. zien, als ze in haar kuMitje zit. Pat vaat vaa tem kan» nM W -t zou ze daar»een jaar geleden om getreurd heb ben. Nu niet. Ze kan nu al het aardsche ml«sen4 Ook haar toren. „Opoe. voor U Zelf opgespaard". Blatiwoogige Hans. de jongste van Jan, Blaat voor opoe Lammerts. Zelf pakken zijn gejaagde handjes hot doosje uit* Een spionnetje „Vader komt het er vanavond aanmaken, opoe t Ik \ond het zoo jammer, dat U aan dezen kant den toren niet meer kon zien. Tranen staan in opoe's oogen. Niemand heeft daar ooit o\cr gesproken, misschien er ook niet, aan gedacht. Alleen dit kereltje, dat door de greoto broers vaak „slaapmuts" wordt genoemd, dit droomertje, dat uron lang voor het raam van opoe's oude huisje kon zitten. „Mijn lieve jongen". „Opoe. ik hen er zoo blij om en morgen kom ik even kijken, hoe het hangt, hoor I Nou moet ik gauw naar school". Als dien avond Jan vertrokken is en opoe Lam merts weer, voor het eerst na vele maanden, rustig voor haar raam gezeten, naar haar toren kijken kan. fluisteren haar bevende lippen: „Toron. je kijkt nou nog mooier dan vroeger". En als antwoord jubelt de oude toren „Dankt, dankt nu allen God". Opoe Lammerts zingt mee t. ..Hij ziet in Christus ons. Altijd genadig aan". Dan wordt het haar tè machtig. En terwijl boven de avondlijke stad klokkenzang door de azuren oneindigheid trilt, knielt opoe Lammerts neer en denkt Voorhoeve's Evangelisatie-Bibliotheek VAN de firma J. N. Voorhoeve te De» Haag ontvingen wij het tweede pakk-t van den 25sten jaargang van haar Evangelisatie- Bibliotheek. bestaande uit: „Met ijzeren wil", een historisch verhaal over een jongen die naar Zuid< Amerika ging; vier mooie briefkaarten en vie« traktaten. Het boek, dat geschreven werd door P. Geyser hopen we later te bespreken. De kaarten zyn uit gevoerd in koperdiepdruk; ze bevatten een bloe menfoto met daaronder een Bijbeltekst. En wat de traktaten betreft ook dat is Evangelisatie- materiaal van de beste soort, zoowel wat inhoud als uitvoering betreft. De titels zijn: Negen en negentig en één, Alabama, Schuilplaatsen en 't bekende gedicht: 'k Heb geloofd en daarom zing ik We drukken dit gedicht met de daarbij behooren- de illustratie in ons Zondagsblad af, waardoor onze lezers 7\ch een indruk kunnen vormen van 't superieure werk, dat ons hier (tegen zeer billij ken prijs) geboden wordt. Het eerste pakket bracht vele nieuw® leden van de E. B. Wij hopen hartelijk, dat 't tweede pak ket eveneens velen zal bewegen tot 't lidmaat- DE TWIJFELAAR IN TOP Na reu nog al onstulinigen nacht was John Clerk, een voornaam Kdinbiirgscli ingezetene, zóó ver van de wijs. dat hij den weg nHar zijn woning niet meer kon vinden. Eon dienstmeisje ziende, dat de stoep van een huis boende, vroeg hij haar: „Zeg beste meid, kun je mij ook zeggen waar John Clerk woont?" Het meisje antwoord de: ..Wat een onzin, li is zelf John Clerk". Waar op deze: „Ja ja, die ken ik wel. Maar John Clerk wil weten waar John Clerk woóntl" LODEWTJK NAPOI-EON EN GROEN Het is bekend, dat Koning Lodewijk Napoleon ge durende de korte jaren van zijn verblijf in ons land ernstig getracht heeft, den Hollanders een Hollander te zijn. doch rint hij juist groote moeite had, onze taal meester te worden. Toen Groen van Prinstercr eens met zijn vader, die als me dicus «en hove kwam. don koning bezocht, wendde do Vorst zich lot don Jeugdigen Groen inri de vriendelijke woorden, blijkbaar door Z M. al t® letterlijk uit het woordenboek overgenomen, n.l. voor ..zoet": sage wijs: ..Mijn roon tijt gij wel wijs?" Groen antwoordde heel gevat, doch voor de Hollandsch verstaande aanwezigen lumeUjk gedurfd: „Ik lioop het, Sire!" m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11