Uwi&i'lhóï de. l/wtud
DE TOREN
__i,r I ptu^iA piaiWTOAJMOO on» •w^miuni'.^ 'pp'fpuo»»»'»» V»
IffHWfeB UP 4^M -"°°'Sl U33«MB- '««q P*™* l«"
Terug naar het huiselijke
VOOR eenige weken schreven we, dat zich den
laatsten tijd allerwege een hang ging open
baren om terug te komen van de algeheele gelijk
schakeling van man en vrouw. Beiden hebben ze
hun eigen aard, hun eigen karakter, en de een
ontwikkelt zich spoedig in deze, de ander in die
richting. Toen hebben we tevens beloofd, dat we
nog enkele aanhalingen zouden doorgeven, die
kunnen bewijzen, hoezeer deze kentering in de
gedachtenwereld voortwerkt. Onder ons merken
we daar niet zooveel van, omdat by ons de vrouw
als regel haar „eerepositie" wel heeft behouden.
Maar elders stond de zaak minder gunstig.
Voor eenigen tijd lazen we in een tijdschrift een
artikel over het zgn. fifty-fifty-huwelijk: „Hij
werkt en zij werkt." Iedere maand komen er
twee salaris-enveloppen. Ze wonen op een klein
flatje; soms kookt ze, soms gaan ze in de stad
eten, soms eten ze heelemaal niet. Soms gaat alles
naar de wasschery, soms spoelt ze zelf wat uit,
soms wordt er heelemaal niet gewasschen. Soms
neemt ze een werkstertje voor de flat, soms doet
ze haar boeltje zelf, in een vlaag van zindelijkheid,
soms en dat komt vaker voor wordt er in
geen weken iets aan gedaan. In het begin is het
alles heel leuk. Vroeg opstaan, een gezellig ont
bijt klaarmaken, samen de deur uit. Vriendinnen
zeggen benijdend: JDie Elsie heeft het maar éénig.
Ze ziet er ook zoo goed uit; nu ja, geld genoeg voor
mooie kleeren en altijd een partner by de hand
om 's avonds uit te gaan". En Elsie zal de eerste
zijn om stralend te knikken en te zeggen: „Ja.
het is geweldig gezellig". Maar na een poosje
gaat de gezelligheid er af. Al deze dingen zyn
aardig voor een jaartje of zoo. In Londen echter
leven paartjes, die het nu al tien of twintig jaar
op deze manier „gezellig" hebben. De mannen
zeggen niets, die zijn er aan gewend. Maar de
vrouwen zyn wild-ontevreden!"
Zoo kan men dus niet zeggen, dat het fifty-fifty-
huwelijk „in de practijk" blykt te voldoen. Dat
is voor ons trouwens geen geheim meer. We
hadden het niet anders verwacht. Wèl hadden we
mogen verwachten, dat ook anderen iets meer in
zicht hadden gehad. Hier was een eerepositie ver
loren, die heroverd moest worden
Het artikel eindigt met de veelzeggende zinnen:
„Zou het waar zijn: Zou de moderne vrouw hier
rebelleeren tegen haar eigen emancipatie, zoos Is
sommigen zeggen? Of zou het alleen maar het
resultaat zijn van een verkeerde toepassing daar
van Het is zoo moeilijk, in de vrijheid de hooge
gebondenheid zélf te vinden
Ligt de waarheid niet hierin, dat het leven nu
eenmaal aan zekere hooge wetten gebonden is,
die men niet eigenmachtig kan verbreken zonder
in allerhande perikelen te geraken Men donkt
in de ..vrijheid" te belanden, doch het resultaat is
een ..wilde ontevredenheid".
Emancipatie, inderdaad, voorzooveel noodig, ge
zien het karakter van man en vrouw. Doch ook
niet meer. want dan keert men toch weer op zijn
schreden terug.
In het voorjaar werd Therese Hoven tachtig jaar
en iemand van de krant zocht haar op. Ze is
schrijfster, leerares, filantrope en feministe, en
heeft dus wel iets in het midden te brengen. Ook
heeft ze flink om zich heen gezien. „Ik vind het
een zegen", zegt ze, „dat de vrouw in het alge
meen in het maatschappelijk leven een werk
kring heeft gevonden. De vrouw moet evenals de
man, leeren werken en haar brood verdienen.
Toen ik op achttien jarigen leeftijd de acte voor
onderwijzeres haalde, was dat voor een meisje
iets bijzonders en de ouderen stonden er niet on
verdeeld welwillend tegenover. Maar gelukkig is
daar verandering in gekomen. Ik ben geen femi
niste door dik er dun. Ik erken, dat de vrouw voor
hooge posities in het algemeen minder verant
woordelijkheidsgevoel heeft dan de man. Ik geef
ook toe, dat de vrouw vlugger moe wordt en een
minder omvattenden blik heeft, maar daartegen
over staat haar intuïtie en aanpassingsvermogen".
Werkelyk, dit klinkt al anders. Hier beluisteren
we geen dompersooi deel over de vrouw, integen
deel, Therese Hoven kan sommigen wel wat ver
gaan, maar ze ziet het verschil tusschen man en
*vrouw, elks eigen aard. En we kunnen het be
grijpen, als deze dame in haar oordeel niet altijd
even malsch is: „Wanneer de moeder zich pre
cies eender kleedt als de dochter, moet het
respect bij de kinderen er wel uitgaan. En wan
neer de oude dame achter haar raam de passce-
rende meisjes, die zich zelf mogen kleeden, gade
slaat, denkt zij bjj zichzelf: jullie zouden er toch
heel wat netter uitzien, wanneer jullie moeder
precies als vroeger een hoed voor jullie had uit
gezocht. Ook over de vrye opvoeding van de kin
deren, die jijjen en jouwen, is Therese Hoven
slecht te spreken".
Merkwaardig, hoe men zich op bepaalde punten
-van veel belang geheel eens kan gevoelen met
menschen. die toch lang niet uit onzen kt'wig
stammen. Het is of ieder, die maar een open oog
heeft, kijk krijgt op de algemeene levensregels.
Iets van de scheppingswijsheid Ij 1 ij f t ons in het
hart gelegd, of we dit nu gemeene gratie noemen
of niet.
Dit alles kan ons wel eens troosten in een tijd,
waarin veel verandert. Het moge ons in ootmoed,
ook met onze vragen van man èn vrouw, brengen
tot Hem. bij Wien geen schaduw van omkeering is
en Die het alles zoo schoon heeft gemaakt.
De kunst van 't bloemenschikken
i Japan „den spiegel
HET bloemenschikken is bij ons de zaak van
moeder de vrouw. Soms, als zij er den tijd
voor heeft wat niet te vaak voorkomt kiest
zij met eenige zorg een vaas en zet daarna het
geval op de traditioneele plek midden op tafel.
Het zou goed zijn, als ze eens in de leer kon gaan
in.... Japan. Daar immers is het bloemenschik
ken geworden tot een heel speciale kunst, ja zelfs
tot een levensbehoefte. En het merkwaardige is,
dat aan deze behoefte niet, zelfs misschien niet in
de eerste plaats, wordt voldaan door de Japan-
sche Vrouw, maar minstens evenzeer door den
Japanschen man zelf. Grooten in den lande blij
ven niet achter, en er zyn heerschers in de ge
schiedenis bekend geworden, die evengoed een
uitstekenden naam hadden op het gebied van het
bloemenschikken. En wil men een gast eeren, dan
geve men hem bij het binnenkomen enkele bloe
men en een vaas en doe hem het verzoek, hiervan
een mooie schikking te maken
Van dit alles kan men lezen in een zeer interes
sant boekske, „Ikebana of het kunstig bloemen
schikken". geschreven door een hoogleeraar aan
de Universiteit van Sydney, Prof. A. L. Sadler, en
voor ons land vertaald en ingeleid door Jan
Poortenaar, verschenen bij de- uitgeverij „In den
toren" te Naarden. Hierin bemerkt men, hoe het
bloemenschikken in Japan evenzeer een eigen
aardigheid van het land is geworden als b.v. de
theeceremonie. In beide wordt gezien een mani
festatie van de geestesgesteldheid, die geweld wil
verwerpen om vrede en harmonie te zoeken en
te verspreiden Hij, die zich ontdoet van stoffelijk
begeeren, van aardsche verplichtingen, verwezen
lijkt deze gedachte in zijn leven volkomen. Zoo
ziet de Japanner in het bloemenschikken den
vrede van de natuur belichaamd en dien vrede
straalt het bloemstuk zelf ook weder uit, wan
neer het met het ware inzicht samcngeschikt
Heel het streven is er dan op gericht, om door
zulk een bepaalde schikking een idee „in bloemen
om te zetten". Daarbij wordt in het krachtige,
trotsch en recht opgegroeide van boom of plant
een afspiegeling gezien van de zelfbewuste
kracht van den krijger, m het zwakkere daaren
tegen, dat krom gegroeid en nederig is, ziet met
het leven, dat den strijd vermijdt. Zoo krijgt alles
hier een diepere beteekenis.
Des te opmerkelijker is het. dat onstuimige natu
Pruim en camelia in brems
op een tafeltje
ren zich even later vol toewijding zetten tot Lcfi
groepeeren van enkele takken, een bezigheid, din
wij bij ons van een Karei den Stoute of van een
Kenau Simonsz Hasselaar toch niet dadelijk zou
den verwachten.
„Pas wanneer geen begeerige b ikken worden
geslagen", schrijft Poortenaar, „kan ware vrede in
ons leven komen, kan schoonheid onbesmet ont
bloeien en, in wisselwerking, hoe waar dit alles
is; hy voelt gewoonlijk aan den lijve, hoe velen
het omgekeerde aanhangen. Een eerste eisch dus
is nederigheid van ziel, een levenshouding, tegen
gesteld aan die van den overwinnaar, tegenge
steld aan het willen overwinnen".
Gaat men dan de regels van het bloemenschikken
in Japan na, dan bemerkt men, hoe de meeste
aandacht niet valt op de kleur, maar op de com
positie, op de samenstelling, en in elke woning
zal men dan ook een plaatsje aantreffen, vooral
een nis, dat bijzonder is bestemd voor het bloem
stuk, hetwelk in geen woning mag ontbreken. De
vorm van de takken spreekt een belangrijk woord
mee, maar ook de bloemen zelf hebben als regel
een eigen taal Zoo is de pruim het symbool van
jeugdig, frlsch leven, want de pruimeboom ontbot
als de sneeuw nog ligt, en dan wekken de knoesti
ge, donkere takken en de jonge, groene scheuten
de gedachte aan ouderdom, die tot nieilw leven
ontbloeit Dus is de pruim de voorbode van de
lente.
De lente zelf vindt haar afspiegeling in de perzik,
en ook de narcis herinnert aan het ontwaken na
langen winterslaap. Bovenal echter is de kerse
bloesem geliefd. Zij vertolkt van oudsher het leven
van den held: liever een kort leven, dat in xijn
vollen bloei tot een plotseling einde komt, dan
het langzaam verzwakken, want de kers bloeit
slechts korten tijd en valt dan eensklaps uit,
zonder te verdorren.
De chrysant vertegenwoordigt voor het gevoels
leven den herfst, de winde de vergankelijkheid! de
pioen kracht, enzoovoorl, en uit dit alles blijkt
een wel heel diep natuurgevoel.
Deze kunst van het bloemenschikken doet zien,
hoe dicht de Oosterling leeft bij de natuur. Hij
ziet in plant en bloem een evenwaardige uiting
van de levenskracht, en het bloemenleven heeft
voor hem iets heiligs en dus verkrijgt het samen-
schikken van planten iets van een priesterlijke,
gewijde handeling, en-r?.al men de schoonheid er
van zoo hoog mogelijk opvoeren.
Het is de moeite waard, van dit alles te lezen in
het aardige boekje, dat wij den heer Poortenaar
danken. Wij kunnen er in lezen .hoe de kunst
van het bloemenschikken niet eene is, die men
in enkele verloren oogenblikken kan leeren, in
tegendeel, er zijn talrijke regels, waaraan moet
worden voldaan, en bovendien, het is vooral dik
wijls de gedachtcnflits, die hier het „ontwerp"
voor een nieuwe schikking moet bijbrengen. Want
al houdt men zich streng aan zekere bepalingen
en onderscheidt men daarnaar in Japan zelfs ver
schillende scholen van bloemenschikkers, niette
min heeft men vaak veel waardeering voor fris-
sche denkbeelden, voor weinig begane paden.
Wat echter blijven moet, is de schoone harmonie
tusschen bloem en vaas. Men pakt maar niet wil
lekeurig een pul, kiest ook niet, zooals wij wel
doen, een gemberpot ,maar neemt met overleg
de vaas, die het best past bij de bloemen en by
de gedachte, die zij door de schikking moeten
weergeven. Ook wil men niet vervallen in dorre
symmetrie, maar heeft men volop oog voor de
schoonheid, welke ei ligt in doelbewuste breking
van het symmetrische. En langs dezen weg kómt
men steeds dichterbij het ideaal, dat in Japan ten
grondslag ligt aan heel deze bijzondere kunst:
„Bloemschikkingen zijn de spiegel van de ziel".
Het is als een openbaring, van dit alles te hooret»
in dit boekje Hoe gaat er dan iets van een nieu
we wereld voor ons open en hoe ontdekken wjj
hier tal van mogelijkheden Hoe ook krijgen we
dan meer oog voor de schoonheid van de natuur!
Dit moge ons niet, als de Japanner, tezeer by de
natuur zelve doen toeven, maar de gedachten
heenleiden tot den Schepper van al het schoone.
Tot slot geven we hier een aantal regels, die in
Japan, het land van de rijzende zon, voor het
schikken worden gesteld
1. Aangezien de weg der bloemen een deel van
de opvoeding vormt, dienen zij. die zich aan deze
studie wijden, zich steeds wel tc gedragen, zich
onder alle omstandigheden van hun plaats be
wust te zyn, en goede kameraadschap met hun
buren en omgeving te onderhouden.
2. Op bijeenkomsten voor het schikken van
bloemen wordt onder geen voorwaarde het werk
van een ander aan critiek onderworpen; noch
minder prijst men zyn eigen werk.
3. Wie in gezelschappen verkeert ai een verant-
woordelyke plaats bekleedt, dient bovenal vrien
delijk en hoffelijk te wezen
4 Bloemen behooren niet alleen een deel va*
de etiquette in den omgang der manschen te vor-
wt
II. (Slot)
MAAR als ze zoo fit' ht stroomden <och tranen
langs haar rimpelwangetjes DM huisje uit
tc moeten, waar elk plekje herinnerde aan vrne-
geiaan diou mooton tijd, toen Jan er nog was
en ze Hamen zaten aan de tafel bij het raam. j-i
liiM'iiincrae, ook aun nóg vroeger, toen de kinde
ren klein en allemaal nog thuis waren. Toen was
er armoe, bittere armoe vaak geleden, vooral
wanneer Jan zonder work was of in dagen vun
ziekte, maar tóch was het nooit haar zóó bnng
geweest als nu.
Jan had in zulk» dagen altijd gezegd „Bidden
moeten we. vrouwtje. De Ileere is een redder uit
dan nood".
Dan hadden ze gebeden en ja, de uitkomst was
aitijd gekomen. Kort voor z'n dood had Jan haar
dat nog eens weer op het hurt gedrukt, dat, wüt
er ook gebeurde, tc een almachtigen Vader in
dun hemel had, Een, die nooit haar zou begeven
of verlaten. Ze was toen zoo in-bedroofd ge wees
omdat ze zoo moeilijk van haar Jan scheid)
kon. Toch had ze geleerd in liet alleen-zijn Ie b>
ruston Dat ze haar toren had, had daartoe niet
weinig meegewerkt. Toen Jan's ooron voor aurd-
sche klanken gesloten waren, had ze haar zorgen
den toren verteld.
Nu was het, of de toren haar niet begreep. Vond
hij het dan niet erg. dat zo van hem heen moest
gaan Zoo koud on trotsch leek hij tegen het
grauw van de in deze dagen steeds bewolkte
lucht.
Donderdagavond zouden de kinderen weer komen.
Dan moest ze beslissen.
Opoe Lammerts sliep niet, den nacht er voor.
Opoe Lammerts prakkiseerde tot haar moede hor-
aehs niet meer konden.
Toen log zo stil, zonder slaap, zouden denken
..Hidden" luid Jan altijd gezegd Och ze had wel
gebeden, maar ze kon het nooit zóó als hij.
Waarom eigenlijk niet
Ja. bidden moest zc.
Voor het ledikant knielde ze neor en smeekte
„Ileere, och. doe een wonder, laat me in dit
straal je bij den toron blijven".
Angstig wachlte ze den morgen. Zou zoo'n gebed
wel goed zijn Jan had het beslist anders ge
daan, dat wist zc wel. Die zou orn licht, om uit
komst gesmeekt hebben, die vroeg eigenlijk nooit
om bepaalde dingen.
Ja maar ze wou geen andere uitkomst dan deze:
bij den teren blijvon, haar leven la tig.
Tenen den tijd, dat ze anders opstond viel zc in
?lanp.
Ken hevig bellen maakte huur kort daarop weer
wakker en toen zc. beverig door het ongewone,
hei raam openschoof,"' werd van henoden geroe
pen „Buurvrouw vrouw Stam gaat verhuizen.
Je ken in d'r huis as Jc d'r gauw werk van
maakt".
Vrouw Stam 'dat was schuin over opoe Lam
merts.
III.
In het huisje van vrouw Stam. Eindelijk na al
do drukte der laatste roezige weken weer een
avond heel alleen.
M Is dezelfde tafel, 't zijn dezelfde stoelen, het
zelfde kastje, ja dezelfde gebarsten koffiepot op
hei lichtje. Zóó had ze het gewild; alles het
zelfde. De kinderen hadden haar nieuwe dingen
willen geven, toen ze merkten, dat moeder op
haar stuk bleef slaan en tóch verhuizen wou
naar tien overkant, hoe» dwaas ze dit ook alle
maal gevonden hadden. Een vuil huls, waar veel
aan sehoon te maken viel en wie weet voor hoe
lang. Door den tijd zou de stud deze huizen tóch
niel laten staan, zouden er wol groot ere, mooiere
moeten komen.
„Och, da! beleef ik misschien niet meer", hnd
opoe Lammerts geantwoord.
Enkele van de kinderen was het opgevallen, boe
dit voor het eerst was. dat moeder over haar
einde sprak. Moeder, anders zoo levenslustig
Moeder durfde vroeger niet aan haar einde den
ken,. dót was het.
Maar dat wisten ze niet.
Zo hadden het „uitgewoonde"' huls schoonge
maakt. behangen en geschilderd. ..Veel te mooi'',
lihd opoe Lammerts gezegd. Nee, niet te mooi,
niets was voor moeder te mooi, zeiden ze. „Nou
moesten we U ook nieuwe gordijntjes geven", had
Anna gezegd.
„7e kunnen nog wel gewasschen worden", had
opoe Lammerts Mg nt woord.
,Nou ja. nis we net voorzichtig doen. dan zal
hei wel gaan, maar die verschoten overgordijnen
dan Zouden wc die niet laten verven
„Nee, asjeblieft niet. och, laat m'n boeltje toch
zooals het is", had haar oude slejj gesmeekt
Die overgordijnen nee, daar mocht niets mee ge
beuren. 't Was eenmaal een geschenk van Jan
geweest, verdiend niet overwerk. Opoe Lammerts
was de eenige in het straatje geweest, die over
gordijnen had. Neo die moesten blijven, zooals ze
Nu zil opoe Lammerts weer alleen Ze zijn allen
heengegaan naar hun oigen huizen.
„Af» TJ tnnar wennen kunt", heeft Marie gezegtL
„Wees daar mnur niet bang voor kind", en opoe
Lammerts' gezicht had zóó vun vretigdo gostraald,
dat Marie met een gerust hart heenging en ook
even bij Jun, waar zc toch langs moest, aanliep,
(„.I er u ..lullon, da ze geen zorgen voor Moeder
hpefden te hebben.
Ze hidden zorgen geaad.
Al» moeder daar heel alleen weer zitten zou
tegenover haar oude huisje, als ze straks het
gingen afbreken...,
Neen, opoe Lammen» ireurt niet als ze ziel daar
aan den overkant de gordijnlooze ramen, die zoo
akelig zwart schijnen in den vallenden avond.
7.e heeft daar veel goeds ontvangen. Vooral in do
laatste weken.
Toen heeft ze Jezus gezien.
Opoe Lammerts wou nooit graag aan haar einde
denken. 7* hi.d het nog zoo goed in haar huisje,
in linar straatje, bij haar toren. Maar haar huisje
moest ze uit, haar straatje zou dat oude, gemoede
lijke gaan missen, haar toren had geen troost
kunnen geven in die bange dagen. Veel had ze
aan haar toren te danken, maar niet alles. Ze
had ólles te danken aan Hem, die Heer over alles
Diep beschaamd was ze geweest, toen ze zoo gauw
verhooring zag op liaar gebed van dien hangen
morgen. De toren had niet geantwoord.
God deed het wol.
F.ii eeusklaps was hot haar duidelijk geworden
de toren was haar afgod geweest.
Om don toren had ze vergeten Hem. naar wien
de toren heen wees. Er was wéér gebeden, véél
gebeden in het kleine huisje, er waren tranen
van berouw geschreid, er was angst geweest om
een leven, dat zóó lang al werd gespaard en dat
nooit gewijd was geweest aan het beste. Eiken
Zondag had ze in de kerk gezeten en toch nooit
in waarheid God gezocht. Elk uur de muziek
van liet klokkenspel beluisterd en nooii gedacht
aan andere muziek, die door de wijde hemel-
'k Heb geloofd en daarom zing ik
7c Heb geloofden daarom zing ik,
daarom zing ik van gend,
van ontferming en verlossing,
door het bloed van Golgotha.
Daarom zing ik U, die stervend
alles, alles hebt volbracht,
Lam Gods, dat de zonde wegneemt.
Lam van God, voor ons geslacht
'k Heb geloofd, en daarom hooger,
hooger dan Kalvarie's top,
zie ik boven lucht en wolken,
Hoogepriester, tot U op:
Die in 't ware tabernakel
Voor Gods aanschijn te allen tijd,
als haar Hoofd, voor Uw Gemeente,
strijdend bidt en biddend strijdt.
'k Heb geloofd in U, wien d' aarde
met haar doornen heeft gekroond
maar die nu, gekroond met eere,
aan Gods rechterzijde troont
Uaan wiens doorboorde voeten
eenmaal in het gansch heelal,
hier. daarboven en hieronder,
alle knie zich buigen zal.
Ja 'k geloof, en daarom zing ik,
daarom zing ik U ter eer,
's werelds Heiland. Hoogepriester,
aller heeren Opperheer
Zoon van God en Zoon des menschen,
o. kom spoedig in Uw kracht
op des hemels wolken weder
Kom, Heer Jezus, kom! Ik wacht.
i vj
bogen niischt. Voor riBveel voorrechten ro» wei
nig dank getoond.
Bange dagen en bange nachten had opofe Lai*-
inerts doorleefd.
Tot het licht kwam.
Hoe nee, dit kan zc niet navertellen, maar
het ia gekomen, om nooit weer heen te gaan. Ook
voor hóar zonden stierf de Heiland aan het knus.
Ook voor haar bad Hij en ook baar bereidde Hij
een plaats.
Ze kan nu den toren nie'. zien, als ze in haar
kuMitje zit. Pat vaat vaa tem kan» nM W -t
zou ze daar»een jaar geleden om getreurd heb
ben. Nu niet. Ze kan nu al het aardsche ml«sen4
Ook haar toren.
„Opoe. voor U Zelf opgespaard".
Blatiwoogige Hans. de jongste van Jan, Blaat
voor opoe Lammerts.
Zelf pakken zijn gejaagde handjes hot doosje uit*
Een spionnetje
„Vader komt het er vanavond aanmaken, opoe t
Ik \ond het zoo jammer, dat U aan dezen kant
den toren niet meer kon zien.
Tranen staan in opoe's oogen. Niemand heeft
daar ooit o\cr gesproken, misschien er ook niet,
aan gedacht. Alleen dit kereltje, dat door de greoto
broers vaak „slaapmuts" wordt genoemd, dit
droomertje, dat uron lang voor het raam van
opoe's oude huisje kon zitten.
„Mijn lieve jongen".
„Opoe. ik hen er zoo blij om en morgen kom ik
even kijken, hoe het hangt, hoor I Nou moet ik
gauw naar school".
Als dien avond Jan vertrokken is en opoe Lam
merts weer, voor het eerst na vele maanden,
rustig voor haar raam gezeten, naar haar toren
kijken kan. fluisteren haar bevende lippen:
„Toron. je kijkt nou nog mooier dan vroeger".
En als antwoord jubelt de oude toren
„Dankt, dankt nu allen God".
Opoe Lammerts zingt mee
t. ..Hij ziet in Christus ons.
Altijd genadig aan".
Dan wordt het haar tè machtig. En terwijl boven
de avondlijke stad klokkenzang door de azuren
oneindigheid trilt, knielt opoe Lammerts neer en
denkt
Voorhoeve's Evangelisatie-Bibliotheek
VAN de firma J. N. Voorhoeve te De»
Haag ontvingen wij het tweede pakk-t van
den 25sten jaargang van haar Evangelisatie-
Bibliotheek. bestaande uit: „Met ijzeren wil", een
historisch verhaal over een jongen die naar Zuid<
Amerika ging; vier mooie briefkaarten en vie«
traktaten.
Het boek, dat geschreven werd door P. Geyser
hopen we later te bespreken. De kaarten zyn uit
gevoerd in koperdiepdruk; ze bevatten een bloe
menfoto met daaronder een Bijbeltekst. En wat
de traktaten betreft ook dat is Evangelisatie-
materiaal van de beste soort, zoowel wat inhoud
als uitvoering betreft. De titels zijn: Negen en
negentig en één, Alabama, Schuilplaatsen en 't
bekende gedicht: 'k Heb geloofd en daarom zing
ik
We drukken dit gedicht met de daarbij behooren-
de illustratie in ons Zondagsblad af, waardoor
onze lezers 7\ch een indruk kunnen vormen van
't superieure werk, dat ons hier (tegen zeer billij
ken prijs) geboden wordt.
Het eerste pakket bracht vele nieuw® leden van
de E. B. Wij hopen hartelijk, dat 't tweede pak
ket eveneens velen zal bewegen tot 't lidmaat-
DE TWIJFELAAR IN TOP
Na reu nog al onstulinigen nacht was John
Clerk, een voornaam Kdinbiirgscli ingezetene,
zóó ver van de wijs. dat hij den weg nHar zijn
woning niet meer kon vinden. Eon dienstmeisje
ziende, dat de stoep van een huis boende, vroeg
hij haar: „Zeg beste meid, kun je mij ook zeggen
waar John Clerk woont?" Het meisje antwoord
de: ..Wat een onzin, li is zelf John Clerk". Waar
op deze: „Ja ja, die ken ik wel. Maar John Clerk
wil weten waar John Clerk woóntl"
LODEWTJK NAPOI-EON EN GROEN
Het is bekend, dat Koning Lodewijk Napoleon ge
durende de korte jaren van zijn verblijf in ons
land ernstig getracht heeft, den Hollanders een
Hollander te zijn. doch rint hij juist groote moeite
had, onze taal meester te worden. Toen Groen
van Prinstercr eens met zijn vader, die als me
dicus «en hove kwam. don koning bezocht, wendde
do Vorst zich lot don Jeugdigen Groen inri de
vriendelijke woorden, blijkbaar door Z M. al t®
letterlijk uit het woordenboek overgenomen, n.l.
voor ..zoet": sage wijs: ..Mijn roon tijt gij wel
wijs?" Groen antwoordde heel gevat, doch voor
de Hollandsch verstaande aanwezigen lumeUjk
gedurfd: „Ik lioop het, Sire!"
m