yI 1^ I
th fjuLllhauks
'jtpouuaa jatu 3/t qa%i fpz 'uddfij
V v-i1 -Ul_jaif'
Anne de Vries Jaartje zoekt het
geluk". Nijkerk, G. F. Callenbach
(1940).
ZO is er dan het langverwachte vervolg op
Bartje, dat „gloepertien", zoals de schrijver
hem bij voorkeur noemt Wij herinneren ons nog
heel goed de laatste bladzijden van Bartje, als
hij pas van school, een betrekking als boeren-
knecht kan krijgen voor vijftig gulden in hei jaar
mèi een kamertje,Een nieuw leven vangt
aan. Al het oude heeft afgedaan. Al het oude
Een kleine jongen is in de wijde wereld op zoek
naar het geluk.
Hij fluit een liedje boven de weemoed van zijn
hart
Welnu, van dit geluk-zoeken vertelt de vervolg-
roman, welke een dezer dagen de pers verlaten
heeft.
Wanneer Bartje op weg is -naar zijn boer, ontmoet
hij aan de andere zijde van de beek, een meisje
met een geit.
Op Je laatste bladzijde van hei boek loopt Bart
daar weer met hetzelfde meisje, nu zijn vrouw.
Ze hebben ook een geit als huwelijkscadeau ge
kregen.
Tussen deze mijlpalen liggen dan de vele, vele
gebeurtenissen van Bartjes leven onder de meest
wisselvaMige omstandigheden, zoals men dat in
een .echte roman" verwachten mag, en Iaien
.we het er eerlijkheidshalve bij vermelden, zoals
het leven die nu eenmaal vaak te zien geeft.
Wanneer ik sprak over een ..echte roman", doelde
dit slechts op het feit, dat do critisohe lezer zich
bij de lrctuur van dat smakelijk vertelde boek
niu kan losmaken van de gedachte dat de des
kundige verteller, Anne de Vries, wel heel zorg
vuldig de touwtjes van zijn compositie heeft vast
gehouden. Schier geen enkele factor welke de
smakelijkheid van zijn roman kon verhogen heeft
hij verwaarloosd. Met andere woorden er is, voor
mijn besef, nog al wat effectberekening tn dit
boek aanwezic. wat overigens een goed verteller
eigen is.
De lezer behoeft het verhaal al'le^n maar te on
dergaan, van hem wordt nauwelijks actieve mede
werking gevraagd. Dit genre boeken verslaat dan
ook zijn lezers bij duizenden want het voldoet
aan Je eerste eisen van den gemiddelden lezer,
die een boeiend en ontspannend verhaal verlangt
voor zijn geld.
Beeds de wijze waarop Bartje afrekent met een
concurrent tijdens de aankomst bij zijn eersten
boer :s meer grappig dan geloof waardig. Maar
we slikken het graag het Drentse drankje
amaakt lekker. Het is een compliment voor den
schrijver, dat wij geneigd zijn onze kritiek erbij
doo' slikken. Want vertéllen, dat kan Anne de
Vrier
Werd zijn eerste boek over Bartje bepaald door
de ellende in de Lange Jammer, in dit boek zien
wij het leven in Drenthe ook eens van de andere
kant.
En het doet goed. behalve de vele donkere zijden
van het Drentse gemeenschapsleven thans ook
een figuur te ontmoeten als van don ouderling
Arend-Jan, die op d'e vorming van Bartje in zijn
jongelingsjaren zulk een beslissende invloed
heeft.
Dr Ritter moge in Het Vaderland beweren, dat
Bartje dezen Arend-Jan in het geheel niet nodig
hid gehad wij geloven het tegendeel. Moge
het eerste boek over Bartje velen in de mening
hebben gebracht dat Drente nog schier geheel in
do macht van het oude heidendom ligt, in dit
boek gewaagt de schrijver, die zijn land kent, ook
van andere dingen.
Arend-Jan, die een Drcnf is, weet wat zielszorg
te. Hij haalt Bartjes doopacte op en brengt hem
in de sfeer van zijn christelijk gezin. En hij is
het, dio Bartje na zijn ontgocheling met Greet,
102
\j r
tot zichzelf laait komen iin do eenzaamheid met
God en de natuur. Maar nog eenmral, als Bartje,
opnieuw verstrikt in zijn karakterzonden, zijn
liefde voor Harmke voor een mooie hofstee met
een hem begerende vrouw dreigt te verkopen, is
het Arend-Jan, die hem laat boodschappen „Eén
Cori nth en dartien" te lezen.
Dan snijdt Bartje het tafellaken voorgoed door
en ontvlucht hij de hem verzoekende weelde, om
met Harmke, als een dagloner do Lange Jammer
in te trekken, als een gelukkig mens
Voorgoed genezen zo vraagt do lezer zich af,
nadat hij Bartje van dag tot dag heeft gevolgd
Het zal Bartje en zijn jonge vrouw wel niet zijn
meegevallen in de Lange Jammer. Wij vermoe
den zelfs dat zijn zwaarste strijd niet vóór doch
né zijn huwelijksdag gestreden zal zijn.
En zo geldt voor dit boek hetzelfde bezwaar als
voor zo menige christelijke bekeringsroman van
weleer: op de laatste bladzijde was de grote om
mekeer gekomen. Vaak stond er dan nog met
hoofdletters onderEINDE. Alsof dan niet juist
opnieuw moest worden begonnen Maar
daarvan vertelt ons misschien een volgend boek
Evenals in Hilde, het voorlaatste boek van Anne
de Vries, is er in „Bartje zoekt het geluk", heel
veel te genieten voor den liefhebber der Drentse
folklore. Overheerste die in „Hilde" de compositie
bijna hinderlijk, in dit boek heeft de schrijver zich
voor deze fout gehoed. De vele typische geweste
lijke gebruiken en zegswijzen zijn in dit verhaal
op volkomen natuurlijke wijze met het ceheel
saamgegroeid. En het is deze kennis van i-en
eeuwenoud volk met eeuwenoude gebruiken,
waardoor de boeken van Anne do Vries niet als
goede verhalen, dooh evenzeer als betrouwbare
bronnen der Drentse volkskunde kunnen worden
aangemerkt.
Wanneer wij bijvoorbeeld een markant verschil
tussen Hollandse en Drentse zeden willen aan
wijzen dan noemen we slechts het sexuele leven.
Eeuwenoude gewoonten hebben hier een stempel
gezet op het liefdeleven. De drang der zinnen is
in dit boek op vele bladzijden onverholen be
schreven. Daardoor is het boek niet geschikt om
op de huiskamertafel te liggen. Het zal velen
zelfs te ver gaan,.voor wie van mening is dat een
ohristenschrijver „over deze dingen moet zwij
gen". Wij geloven dat, indien de auteur aan deze
bezwaarden tegemoet kwam, hij een onvolkomen
beeld van Drente zou geven. En men hoede er zich
voor de ene provincie te meten met de andere. Dat
zonde zonde blijft heeft do schrijver goed laten
uitkomen in de wijze waarop Bartje reageert op
listigheden van Greet» Daarover bestaat tussen
den orthodoxen lezer en den schrijver geen ver
schil van mening. Hoogstens kan er meningsver
schil zijn over de grens, de inderdaad gevaarlijke
grens, waarop de auteur zich in zijn boeken be
weegt. En dan ben ik persoonlijk van mening, dat
do manier van vertellen van Anne de Vries op dit
gebied zal moeten versoberen, wil zijn werk niet
afzakken tot een lager niveau dan dat waarop
waarlijk christelijke kunst kan bloeien.
Initussen geloven wij niet dat dit het laatste boek
van Anne de Vries over Drente zal zijn. Sinds kort
heeft hij zich opnieuw in zijn geboorteland geves
tigd, en nu wij ons meer dan ooit bezinnen op het
eigene zal de streekroman een nieuwe bloei tege
moet kunnen gaan.
Dat de protestantsch-Chr. auteurs in de laat
ste jaren hun wezenlijke volksverbondenlheid heb
ben gedemonstreerd in hun werken geeft ons moed
om de toekomst der christelijke letteren mei
goede verwachtingen tegemoet te zien
Het is zeker tekenend dat er dit jaar nu reeds drie
Nederlandse romans zijn verschenen van protes
tants-christelijke auteurs, waarin het hart van
Nederlandse gewesten klopt: De Watermolen van
J. W. Ooms, (de Alblasserwaard), Sjouke Ales
Hannema van Jo IJpma 'het land rondom Haas
trecht), en Bartje zoekt het geluk, van Anne de
Vries (Drente). Over de romans van Ooms en Jo
IJpma schrijven wij een volgend maal.
P. J. RISSEEUW.
HET MOSTERDZAAD
EEN predikant in Wales (Engeland) vroeg een
meisje, dat in de kerk was geweest, den
tekst nog eens op te zeggen. Het kind gjft geen
antwoord, maar begon te schreien. Hij begreep al
spoedig, dat zij geen Bijbel had en dit bracht er
hem toe te onderzoeken, of haar ouders er een
hadden. Ook die niet. Deze ervaring werd voor
hem de aanleiding om een Bijbelgenootschap voor
Wales te stichten. Toen men dit in Londen ver
nam, zeiden geestverwanten van den predikant:
waarom zouden we voor Engeland ook niet zoo
iets kunnen hebben En anderen zeiden: Waar
om ook niet voor Frankrijk en voor andere landen
in Europa Tenslotte vroeg men zich af: waarom
niet een Bijbelgenootschap voor de geheele we
reld En zoo zyn de tranen van het kleine meisje
de oorzaak geworden van de oprichting van het
wereldomvattende Britsch en Buitenl. Bijbelge
nootschap.
tr-nW>go lempÉtuiiffen in tiet jaar vlncïe*
JL/ we meestal einde Juli en begin Augustus
ongeveer 40 dagen na den zonnestilstand. Wanneer
de zon al lang het keerpunt voorbij is, hebben wij
de heete hondsdagen. We spreken allen van d#
Hondster en van de hondsdagen, maar slecht#
enkelen zijn in staat juiste mededeelingen te doen
over den oorsprong en de beteekenis van deze
uitdrukkingen. Tegenwoordig, d.w.z. twintig
eeuwen sinds Augustus en dertig eeuwen sindt
den hoogsten bloei der Pharao's, bereikt de zon
niet meer hetzelfde punt van den hemel als toen
maals. Maar het begin van den zomer, die gelijk
met den zonnestilstand samen valt, kwam toen
overeen met de gelijke opkomst van de zon met
Sirius.
Deze ster, Sirius, die tot het sterrebeeld van den
grooten Hond behoort en in zijn wondervol
blauwachtig licht als de schitterendste ster aan
den hemel verschijnt, is ook aan de leeken in de
sterrekunde bekend, het is het schitterendste
lichtpunt, dat vooral in de heldere herfstavonden
de aandacht van den wandelaar trekt en als het
ware het geheele Zuidelijke deel van den hemel
beheerscht.
Sirius, zoo werd ze door de Grieken, Sothis door
de Egyptenaren genoemd ,vele eeuwen geleden,
toen de opkomst van deze ster gelijktijdig met die
van de zon plaats had in het begin van Juli in
plaats als thans in Augustus.
Groot was voor de Egyptenaren de beteekenis
van de opkomst van Sirius, omdat het tropisch jaar
met het opkomen begon en Sirius de onfeilbare
voorbode was van de aanstaande overstroomingen
van den Nijl, van zoo groot nut voor den land
bouw in Egypte. De opkomst van Sirius werd dan
ook met groote vreugde begroet en met gods
dienstige plechtigheden gevierd, zooals dat reedt
in den tijd van de oudste Pharao's geschiedde.
By de Grieken en Romeinen werden daarentegen
de hondsdagen als ongelukvoorspellende be
schouwd. Men vreesde, gedurende die dagen, het
optreden van een of andere ziekte of een of ander
groot ongeluk. We vinden daarom bij eenige oude
schrijvers de mededeeling. dat de Romeinen jaar
lijks een zwarten hond ten offer brachten om de
onheilbrengende toorn van de Hondster te doen
bedaren. t
In onzen tijd zijn de wereldlijke hondsdagen in het
einde Juli en in de eerste dagen van Augustus,
maar, naar een oud gebruik beschouwen alle vol
keren van Europa nog steeds de dagen van 22 Juli
tot 24 Augustus als hondsdagen, terwijl de zon
niet meer onder het sterrebeeld van den grooten
Hond, maar in het teeken van den Leeuw in den
dierenriem opgaat.
Eenige oude schrijvers hebben zich de moeite gege
ven, de oorzaken van de groote hitte gedurende de
hondsdagen op te sporen en ze geloofden, dat zij
deze oorzaken hebben gevonden door te verklaren,
dat de zon, toen ze te samen met Sirius opging, die
toen voor de grootste ster van het heelal werd
gehouden, een door deze ster vergrootte warmte
over de aarde verspreidde. Alsof de warmte van
deze zoo ongelooflijk ver staande ster nog in de
aarde op eenige wijze kon worden gevoeld.
Het is evenwel een feit, dat in de hondsdagen
de grootste hitte van den dag zeer vaak in onze
streken door hevigen regenval, niet zelden verge
zeld van hagelbuien, wordt onderbroken. Hygiëne
en de moderne preservatieve maatregelen hebben
het gelukkig zoo ver gebracht, dat tegenwoordig
epidemiën, zooals vroeger, twintig eeuwen geleden,
in de dagen van groote hitte, niet meer voorkomen.
DE LEVENSDUUR DES MENSCHEN
Over het gebruik van getallen in den Bijbel ie
reeds veel geschreven en verscheidene opvattin
gen worden dienaangaande verkondigd. In dê
„Weekrevue De Prins" lazen wij een verklaring
van den tekst: „Dncb zijn dagen zullen zijn hon
derd en twintig jaren". E it geschiedt als volgt:
Zooals men weet, heeft een kind bij de «cboorte
een week beenderengestel. Kraakbeen komt in
het lichaampje overvloedig voor, en hieraan i#
dan ook de lenigheid en wonderbaarlijke on
kwetsbaarheid te danken. Het kraakbcenskelet
van een klein kind wordt dan ook wel eens zij#
„kinderengel" genoemd.
Ih de jeugd wordt de verbeending van het skelet
voortgezet en zij wordt afgesloten op een oogen-
blik, dat in een zeer bepaalde verhouding .staat
tot den totalen leeftijd, namelijk aan het einde
van het eerste zesde eedeclte. Dit wordt aange
toond met een Guineesch biggetje (7de maand,
3V2 jaar), konijn tl jaar. 6 jaar), hond (2 jaar, lt
jaar), rund 4i/2de jaar, 25 jaar), paard (5 jaar 3#
jaar), kameel (8 jaar. 45 jaar,) olifant (30 jaar,
180 jaar).
Zooals men ziet, komt het aardig uit. Slechts bif
den mcnsch schijnt het anders to zijn. Immer#
daar is het proces na het 20ste jaar, doch de
mcnsch wordt niet 120 Jaar oud, maar minder.
Hier echter verwijst men naar den tekst: „Doek'
zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren"#
Zoo zou ook hier de harmonie te vinden zijn c*
deze hooge leeftijd ook thans nog de „normale"
zijn. Het is mogelijk, maar we hebben geloeriL
met verklaringen van getallen in den Bijbel
•leeds wat voorzichtig te zijn,
E„De Bazuin" schreef onlangs de heer G.
leima het volgende artikel, waarmee onze
moeders misschien haar voordeel kunnen doen
„Klep, klep, klep, kwam de ijsco-kar de straat
in. Moeder wist hetnu al. Daarom schrok ze
een beetje. Haar kleine jongen zou dadelijk
binnenkomen en dan zou de strijd beginnen.
Moeder vond zoo'n ijsco eigenlijk niet goed voor
hem, veel te koud aan de tanden en ook veel te
koud in de maag. Daarom begon ze dan ook met
te weigeren, als hij binnen kwam stormen: „Moe
der, mag ik een ysco?" Hij voegde er dan ook al
bij: ,,'t Is toch wel echt warm vandaag, moeder!"
En regelmatig verloor moeder dan de strijd.
Hij vroeg eerst, zeurde dan en begon eindelijk
te huilen en verzekerde, dat andere jongens wel
elke dag een ysco kregen en dat hy nooit wat
hebben mocht. Het einde van het lied was dan
gewoonlyk, dat moeder, zeurensmoede, hem maar
een stuiver gaf, dan was ze er eerst weer af. En
dat was heelemaal mis 1
Eerst begon moeder te mopperen tegen die ijsco-
kerels. Zij brengen een kind aan het snoepen.
Maar daarin heeft moeder het mis. Zoo heb ik
in vroeger dagen de moeders wel eens hooren te
keer gaan tegen de snoepwinkels; daar konden
ze hun kinderen niet voorbij krijgen. Altijd moest
er maar weer een cent worden gegeven, om de
een of andere snoeperij te koopen. En zoo zal
iedere tijd verleiding bieden aan het kind dat
niet geleerd heeft, tevreden te zijn met wat va
der en moeder het geven. Die komen dan zeuren
en jengelen en o, wee, wanneer vader en moeder
daaraan toegeven. Dan is er geen eind aan de be
geerten van het kind en dan wordt het zeer duide
lijk voor de jongelui, dat er met volhouden wel
wat aan de inzichten van vader en moeder te ver
anderen valt.
Daarom is er voor ons wel wat te leeren uit
dit geval van boven beschreven moeder. Zij
had beter moeten overwegen, wat zij aan het
kind wilde toestaan of niet. Als een ijsco niet
goed is, dan mag die ook niet aan het kind wor
den gegeven, jengelen of niet, pruilen of niet,
huilen of niet, het doet er niet toe: verkeerd
blijft verkeerd. En dat is nu een ding, waarop we
•by de kinderen voorbereid moeten zijn. Hun be-
begeerten zyn onbegrensd en zij probeeren, hoe
Ver ze ons kunnen krijgen. En als we eenmaal
hebben toegegeven, dan hebben we de deur op
een kiertje gezet en zij zullen wel zorgen, dat die
verder heelemaal geopend wordt. En dat gaat nu
niet zoo met ijsco's alleen. Och neen, in de grond
van de zaak geldt dat van alles, wat de kinderen
van ons gedaan willen hebben. De groote fout is,
dat de kinderen langzamerhand het heft in han
den krijgen en dat wij ons door de kinderen laten
brengen, "Waar wij niet wilden komen.
Gaat het niet vaak zoo met de kleeding Er
komt een nieuwe mode en wij zijn er tegen. Maar
voetje voor voetje verovert de nieuwe mode het
terrein en het slot van de zaak is, dat de kinde
ren van de tegenstanders in het nieuwe mee voor
op gaan. Er komen langzamerhand andere zeden
en gewoonten en wij voelen ons meegaan. Vooral
in die dingen, die zoo maar blootweg op traditie
berusten en waarvoor we geen principiëele grond
slag onder de voeten hebben, laten we ons het
gemakkelijkst meevoeren. Het komt nu maar op
de vraag aan, of het mag en daaromtrent verkeert
menig ouder in twijfel. Laten we nu maar niet
zeggen, dat dit tegenwoordig zoo vaak het geval
is, wel neen, ook vroeger hebben de ouderen op
dezelfde manier geworsteld tegen de opdringende
begeerten van de jongeren. En aan de jongeren
is de toekomst. Daarom moeten we weten, wat
we willen.
Laten de kinderen maar af en toe een ijsco eten,
maar als het kind een maag heeft, die er niet
tegen kan, of als het te véfel zou willen gebruiken,
dan mogen we dat niet toestaan. Ook in het stuk
van de kleeding moeten we weten, wat we wil
len. Is onze overtuiging, dat de ontblooting te ver
gaat, dan mogen we het bij onze kinderen niet
toestaan, 't Is niet altijd gemakkelijk, hier de juiste
grens te vinden. Wat onze badplaatsen vaak
's zomers te zien geven, voert ons wel over de
grenzen van het betamelijke. De rug is heelemaal
vrij. Wie gedacht heeft, dat de bekoorlijke
schaamte de meisjes wel binnen de juiste gren
zen zou houden, komt zeer zeker verkeerd uit.
Daarom moet er in onze kringen ruggegraat ge
noeg wezen, om te stuiten het kwaad, dat zonder
twijfel voortvloeit uit een zoodanige ontblooting
van het bovenlichaam van de vrouw. Men denkt
by sommigen eer in de binnenlanden van Afrika
te wezen dan in het hart van het beschaafde
Europa. Hier geldt voor de ouders weet, hoever
ge wilt gaan en sta dan op uw stuk.
Hierbij behoeven we de schuld niet aan een
ander te geven. Dat was de fout van de moe
der, die tegen de ijsco-kerels ging uitvaren. De
verleiding komt altijd in de een of andere vorm.
Het is maar de vraag, hoe wij ze tegen de verlei
ding wapenen. Doen we dat zwak, aarzelend; gaan
we eerst dingen verbieden, die wij later aarze
lend, na veel verzet toestaan, dan vinden de
kinderen bij ons geen steun en leveren wij ze over
aan de zuigkracht van de geest van de tijd en de
wisselende grillen van de mode. Niet de ijsco-
kerels, niet de snoepwinkels, niet de mode-veran
deringen dragen er de schuld van, dat wij niet
bestand blijken en nog minder onze kinderen,
tegen wat de tijden voor verkeerds brengen. Wie
daarmee de verplichting gekregen, goed te óver
wegen, waarin we onze kinderen mee rpogen
laten doen. Er zijn in elke generatie weer men-
schen, die onttrouw worden aan het beleden be
ginsel. En er is ook wel eens wat als beginsel be
schouwd, wat later toch als zoodanig 'geen stand
kon houden. Daarom moge ieder toezien, hoe hij
zijn kinderen opvoedt. Zij kunnen niet uit de we
reld weggaan, maar zij moeten worden bewaard
van den booze, mede door onze waakzaamheid,
mede door ons voorbeeld. Zij mogen wel eens mee
genieten van het goede. Maar ze doen dat op ons
initiatief. Daarom moeten we weten, wat ons in
dezen betaamt.
'k Hoorde dezer dagen nog van een jongen,
die ging stelen, omdat hij nooit mee mocht doen
aan wat andere kinderen wel kregen. Daarom
krijgen ze, als 't warm is ook eens een ijsco, wan
neer we dat kunnen betalen. En wie er onnoodig
om vraagt, welnu, die kunnen we gerust eens
weigeren: „Kinderen, die vragen, houden leege
magen." Als we maar zorgen, dat we het heft in
handen houden, 't Lijkt me voor een geslacht de
grootste ramp, als de ouders de leiding kwijt zijn
en de kinderen de toon aangeven.
Een nieuw lied, van een meisjen
en een' schipper
't Was ochtend; een Meisje ging wand'len aan
Een Bootje, dat vlagde, lei reê; [strand;
En straks was de vriend'lijke Schipper ter hand.
Die sprak: „Schoon Kind, wilt gij meê
't Is het regte getij om te varen,
Nu de morgenzon glanst op dp baren.
Grijp moed, Schoon Kind, en vaar meê 1"
Met Meisje, met blosjes op voorhoofd en wang,
Stond peinzend aan 't ruim van de zee;
Daar klonk uit den hoogen een Toovergezang;
Daar murmelde 't zacht langs de reê:
„Ga varen, Lief Kind ga varen I
De morgenstond glanst op de baren
Gij voert het Geluk met u meê I"
Maar tranen bedaWR-den een moederlijk oog
Het scheiden, het missen doet wee I
En troostend begon weêr de zang van omhoog,
En blijder herhaalde de reê
„Laat varen 't Jong Paar I laat varen I
Gelijk van gemoed en van jaren.
Doorkruist het een veilige zee 1"
Wat deed nu het hieisjen Het waagde de kans;
En luid riep de Schipper „hoezee 1"
En de golfjes droegen, met vrolijken dans;
Hun Bootje van de effene reê.
Blyf varen, Jong Paar; blijf varen;
Gewiegd op de hupp'lende baren;
In 't Zonlicht van Voorspoed en Vreê 1
A. C. W. STARING, ter nagedachtenis aan
het feit, dat deze dichter dit jaar voor een
eeuw stierf.
Ruilen van schoenen
NOOD maakt vindingrijk .Dat is den laatsten
tyd wel herhaaldelijk gebleken. Het bleek
óók uit een schrijven, dat het bestuur van de af-
deeling Den Haag van de Vereeniging voor Huis
vrouwen ontving.
In dit schrijven namelijk werd voorgesteld, om,
nu men geen of weinig schoenen kan koopen voor
de snelgroeiende kinderen, een dienst in te stel
len voor „schoenenruil". „Ikzelf", zegt de brief
schrijfster, „zou bijvoorbeeld graag twee paar
schoenen maat 21 van mijn jongste kind willen
ruilen voor een paar jongensschoenen maat 33,
die mijn oudste binnenkort noodig heeft".
Het lijkt ons toe, dat dit een gedachte is, die over
weging verdient. Misschien is het iets voor de
plaatselijke afdeelingen van onze Vrouwenorga
nisaties, hier activiteit te ontplooien en een van
de leden met de organisatie te belasten. Het
slagwoord kan dan worden: „Wien de schoen past,
die trekt hem aan, wien hy niet past, die ruilt
hem".
Wil men schoenen, die te nauw zyn, wat ver
ruimen, dan is daartoe een geschikt middel, dat
men deze schoenen wikkelt in een oude hand
doek, die eerst in kokend water is natgemaakt.
Vervolgens moet men de schoenen met olijfolie
afwrijven en laten staan tot den volgenden dag.
Zuinigheid met Vlijt
DITMAAL enkele losse wenken, die ech
ter doen zien, hoe men met bepaalde
stoffen en voorwerpen langer toe kan.
In de eerste plaats de zeep. Heett men hier
van nog een paar van die kleine stukjes,
waaraan men haast geen „houvast" meer
heeft en die daarom al spoedig blijven lig
gen, tot ze eens worden weggegooid, dan
kan men ze het best in een zakje naaien,
waarna ze tot het laatste stukje uitnemend
zijn te gebruiken.
Hetzelfde kan men heel geschikt doen met
oude sponzen en gummisponzen, die daar
op weer uitstekend te gebruiken zijn.
De kousen zijn soms lastige voorwerpen.
Vooral in de zomermaanden kunnen ze be
denkelijk gauw slijten, in het bijzonder na
tuurlijk bij kinderen. Het wil nog wel eens
helpen, als men de schoenen van binnen met
wat parafine inwrijft.
Iets anders, dat vrij spoedig slijt, en vaak
weer dank zy de kindervoetjes, is het lino
leum in kamer of gang. Eer men er erg in
heeft, komen de vlekken en plekken voor
den dag Een middel om deze vloerbedek
king langer goed te houden, is om na het
schoonmaken nog eens een keertje af te
dweilen met rijstwater. Het is wel niet oud-
nieuw, maar zoo gaat het linoleum nog zeer
wel met zijn tijd mee.
Wél oud-nieuw is het eenvoudige middeltje
waar men echter maar „op" moet komen
om uit een oud vilthoedje zooltjes te
knippen voor onze schoenen. Bij velen wordt
het loopen er gemakkelijker door (en we
moeten zuinig zijn, óók op onze beenen)
en bovendien zijn de schoenen èn de kousen
er bij gebaat.
Probeer het maar eens 1
Stoom- Wasch- en Strijkinrichting
„AURORA"
W, SPIERENBURG C.Wzn
UTRECHT
KONINGSWEG 3. TELEFOON 11163
Poitrekenlng No. 43430 Opgericht 1856
Geheel neer de eischen des tljds Ingericht
Wescht uitsluitend met nortonweter
VRAAGT TARIEVEN
Breien en Haken op school
Van het boekje „Breien en haken voor de Lagere
School" ontvingen we den tweeden druk, wel een
bewys, dat er aan een werkje als dit behoefte be
stond. Trouwens, in het voorwoord bij den eersten
druk deelde de schrijfster, mejuffrouw K. van
Heyst, die leerares is aan de Koningin Wilhelmina
Kweekschool te Rotterdam en aan de Huishoud
en Industrieschool te Schiedam, mede, dat zij
reeds langen tijd het ontbreken van een eenvou
dig boekje voor het breien en haken voor de
Lagere School als een gemis had gevoeld. Nog
te vaak toch beperken de onderwijzeressen er
zich toe, de leerlingen slechts een maaslap of een
kous te laten maken. Als we iets van den inhoud
weergeven, dan heeft men tevens een overzicht
van wat met behulp van dit boekje zooal is klaar
te krijgen: inktlap, naaldenboekje .waschhandje,
theepotaanvatter. babyschoentejs, kinderkraagjes,
slabbetje met kruisbanden, kinderbretels, pop-
penmutsje, slaapsokjes, skisokjes, luierbroekje,
poppenmanteltje, kinderpakje, babyhemdje, kin
derwantjes, poppenjurkje, kinderkapje, sjaaltje,
babykousjes, poppenbaret, kruikenzakje, baby
truitje, het breien van eenvoudige patroontjes,
servetband, ceintuur, poppenkapje, vulpenétui,
zakkam-étui. Zoo ziet men dat er heel wat ver
scheidenheid mogelijk is. En van al deze voorwer
pen zijn mooie en duidelijke foto's opgenomen.
Het schijnt ons toe, dat zulk een boekje, al is het
dan vooral voor de Lagere School bestemd, ook
thuis best dienst kan doen.
Uitgave van P. Noordhoff N.V. te Groningen—
Batavia.
Correspondentie
G. J. S. te R'dam. Soldaatjes komen niet hard
binnen, dus even geduld.
A. van D. te Maassluis. 132 Hille gen., u kTijgt
dan tevens de Artis II.
Mej. B. B. te R'dam 120 Wybert gezonden, 80
Ark's gen.
A. v. H. te Dordrechtvan Nelle zijn voorradig,
doch Hille niet.
Mevr. v. d. G. te Den Haag: U vergat postzegels
bij te sluiten, wilt u in 't vervolg hieraan denkenT
A. D. te Arnhem 128 Droste gezonden, dank voor
de D.E.-bons.
D. A. v. d. V. te Wildervank ol2 K en G gezon
den, alles verrekend.
Aanvragen voor Kwatta, Paula en D.E. kunnen
we nog niet noteeren ,daar we hier dringend be
hoefte aan hebben. Momenteel voorradig: Bus-
sink ,van Delft, Dobbelman, Droste, Hag, van
Nelle, Patria, Rademaker, Sickesz, Era, A.J.P.,
Haka, Hapé, Haust, Stereo, Wennex, Wybert,
alle Verkade.
Een ruilformulier wordt u op aanvraag gratis toe*
gezonden door:
DE RUILBEURS, H. IDO AMBACHT ZH.
20»