iliiiiii *«-* Dr JOHN HENRY NEWMAN (1890 - 11 AUGUSTUS 1940) S ,a? 1 „Neen", zei hij met trillend© ©tent. „De Heere zy gedankt, dai ik dat niet nicer behoef te doen". Zij liet niet slechts lijdelijk toe dat hij haar in de armen sloot. Zij toonde hem geheel, wat hij voor haar was, en dit maakte zijn blijdschap volkomen. Hoewel hij haar zoolang bemind had, had hij nooit \crmoed, dat haar liefde zoo groot kon zijn. Zijn hart zei hem. dat als hij dat ooit had kunnen droomen, hij haar niet had kunnen weerstaan, zooals hij dat nu twee maanden geleden gedaan had. Het ie te hopen, dat mevrouw Brainard in de andere kamer een boek gevonden had, dat haar boeide, of dat zij niet zoo hongerig wa3 geweest, als zij voorgegeven had, want anders zou haar de tijd wel lang zijn gevallen, voor zij aan tafel ge roepen werd. In de ouderwetsche keuken met haar donker eikenhouten meubelen deed Brown nog steeds vraag op vraag. Hij had Helen doen plaats nemen en was zelf op een bankje aan haar voeten gaan zitten, een grappig antiek meubeltje, dat hij in 't huis gevonden had. Hij kon 1iaar zoodoende vlak in de oogen zien. Een van haar handen had hij In beide de zijne genomen en bracht die nu en dan aan zijn lippen, terwijl hij sprak. De eieren, de veldsla en de cakes lagen onuitge pakt en vergeten op de tafel. Als Helen zich al herinnerde, dat zij hongerig was, wilde zij blijk baar dit uur niet bederven, door er melding van te maken. „Zal ik het hier zoo kunnen inrichten, dat je hot er eenigszins comfortabel hebt?"' was een van zijn vragen. „Zie ik er niet uit, alsof ik je zou kunnen helpen, om het zoo te maken, dat wij het er beiden goed hebben?" was haar antwoord. Brown keek naar de eenvoudige witte blouse en den groven blauwe serge rok. daarop Het hij zijn oogen ruslcn op den voet die onder den rok uit kwam. „Is dit de soort van schoen, die de vrouwen van de arbeidende klasse gewoonlijk dragen?", vroeg hij op ongeloovigen toon. Helen '.achte. „Noch mevrouw Brainard noch ik konden ons daartoe brengen", bekende zij. „en, waar jij en ik maar denken te doen, alsof we arm waren „Kan het er wel af. om jou mooie schoenen te laten dragen"? „Ja, ik denk dat dat wel gaan zal. Maar je zult heel wat dingen missen, die je tot nog toe onont beerlijk hebben toegeschenen. Je zult de wereld, waarin je geleefd hebt, geheel moeten opgeven". „Dat weet ik, maar ik heb getracht, om daar zon der jou te leven, en het mocht mij niet gelukken", flij slaakte een uitroep van wnnnleering en liet daarop de vraag volgen: „Wanneer voelde je, dat je gewillig was, om mij hierheen te volgen?" „Dien avond toen je in stad wa„ „Wat? Toch niet op het diner van Atchison?" ..Ja. Toen reeds zou ik je gevolgd zijn. Het was het lied, dat je zong, dat mij er toe bracht". „Maar je liet mij denken, dat je wild© dal ik tot mijn vorige werk zou terug keeren". „Ik ben menschelljk, vergeet dat niet. Ik had je er heel graag terug gezien, maar nog meer hoopte ik dat je weigeren zoudt. Als je niet geweigerd hadt „Ja -?" „Dan zou ik je niet zoo hoog geacht hebben als nu. Misschien zou ik je wel lief gehad hebben, maar niet zooals nu. niet zooals nu!" De laatste woorden klonken slechts fluisterend, en weer overtoog een hooge blos haar gelaat. Brown boog zijn hoofd tot haar over en liet dit op haar hand rusten, en zij legde haar andere hand op zijn donkere haar en streelde het zachtjes. Toen hij zijn hoofd weer ophief, waren zijn oogen vochtig. „O, dat verdien ik niet", zei hij met gebroken stem, sloeg de armen om haar heen en trok haar tot zich. „Lieveling, je offert toch niet alles alleen om mijnentwil op. is het wel?" vroeg hij met grooten ernst. „Je hebt Hem liefgekregen, dien ik tracht te dienen. Je wil Hem, evenais ik, met vreugde dienen, niet waar?" „Ja, maar jij was het, die mij aan Zijn voeten bracht en jij wil mij toch zeker helpen op den weg. dien ook ik nu iivgskigcn heb"? „Ik ben maar een heel geringe hulp, doch als God ons nabij blijft, en dat heeft H:i ons beloofd, dan behoeven wij niet bevreesd te .jn en kunnen wij vrijmoedig onzen weg bewandelen". Eindelijk dachten zij aan mevrouw Brainard en beseffen tegelijkertijd, dat Helen ook niets ge bruikt had sedert haar kopj« thee om vijf uur Brown wierp de deur naar de woonkamer open en -boot den lach. toen bil mevrouw Brainard met kalme gelatenheid achterover geleund in haar stoel bij den haard vond zitten. Als uitgeput door vermoeidheid en honger lag zij daar in volle oversregevenfioid ann haar lot, on alleen de glans in haar oogen en de glimlach om haar mond logenstraften de neerslachtigheid die haar hou- dine aantrof. „Il -f is schande riep hij, terwijl hij nader 1rad. ,,0' liever gezegd, dat zon het zijn. als u niet medeplichtig wws geweest in deze zaak en uw hulp er niet bi] verleend hadt", Bij den Kralinger Hout, Rotterdam „En ben je nu gelukkig, Donald vroeg zij, ter wijl zij overeind kwam en haar beide handen uitstak. „O, ik behoef het niet eens te vragen", vervolgde zij, „ik heb je maar aan te zien, om te weten hoe het er mee gesteld is". „Ik ben zoo gelukkig, dat ik niet weet, wat ik doe. Ik ben u heel. heel dankbaar. U is een ver standige vrouw". „Ben ik dat Zou ik het werkelijk zijn Wat zullen zij wel zeggen, als zij vernemen welke rol ik in deze gespeeld heb. Enfin, daar willen we nog maar niet aan denken. Is Helen ook even gelukkig als jij Ik hoop het maar, want zij ie wel door de diepte gegaan, die arme Helen 1" „Vraagt u het haar maar eens". En met zijn ann door den hare gestoken bracht hij haar naar de keuken. Helen kwam haar al tegemoet. „Waarde dame, zoudt u ons niet de eer willen doen om met ons het avondeten te gebruiken zei zc met het air van een trotsche, jonge huts' vrouw, cn Brown schaterde van pret. „Zou ik het doen vroeg mevrouw Brainard lachend aan den jongen man naast haar, terwijl beiden de aantrekkelijkheid, die Helens persoon aan de omgeving verleende, opmerkten. „Ja zeker. Wij hebben meer dan genoeg in huis voor ons drieën, on Donald heeft daarenboven zooeven nog een en ander gehanM in den winkel op den hoek versche eieren, radijsjes, enz., enz. Ja, u moet blijven 1" „Nu, dan zal ik het maar doen", en mevrouw Brainard nam het stralende gelaat van Helen lusschen haar zachte blanke handen en kuste haar, zooals een moeder dat zou doen. Haar rin gen droeg zij niet dien avond, evenmin nis Helen. Even later zetten zij zich aan tafel, en Donald Brown vroeg met onvaste slem, doch welker klank de groote vreugde van zijn hart verried, een zegen over het voedsel, dat voor hen stond. ..Heere" bad hij, „wij danken U voor deze goede gaven. Elk goede gave, iedere volmaakte gift komt tot ons van Uwen Vader, den Vader der lichten, in Wien geen verandering nog schaduw van omkeering ia. Voor deze goede en volmaakte gave der Liefde danken wij U met alles wat in ons is. Help ons, opdat er geen schaduw van omkeering ooit zij in onze toewijding aan U en Uw werk. Wij kunnen het te zamen beter doen, als Gij ons nabij blijft, dat weet Gij. Heere, zegen ons. Wij smeeken het U. Amen". Al te spoedig werd het tijd, dat de bezoeksters naar den "trein moesten. Niettegenstaande hun tegenwerpingen haalde Brown een taxi voor hen, ofschoon hij wel eenigo moeite had er een te vinden. Het was een luxe, die bepaald zeldzaam was in die wijk. „Wij hebben, hoop ik, nog tijd genoeg voor zelf verloocheningen", zei hij, terwijl hij tegenover hen plaats nam. „Laat ik mij voor vanavond nog maar eens voorstellen, dat ik een man van for tuin ben". „Ik vrees, Don, dat je nog wel eens meer in de verzoeking zult komen, om een taxi fc halen voor jc vrouw", zei mevrouw Brainard, terwijl zij een zucht onderdrukte want zij wist, wat de toekomst hun kosten zou en zij zou hen daar enboven erg missen. Maar Helen legde haar het zwijgen op. „Als hij loopt, loop Ik ook", zei ze. „Heb ik me niet een jaar lang getraind hoewel ik niet wist, waartoe ik dat deed „Ik geloof dat wij beiden getraind zijn gewor den dit jaar", zei Brown, „al wisten wij het niet. De Heere wist waarvoor het noodig was, en al« Hij de zaak in handen heeft, is het einde zeker". Nadat hij hen in den trein gezet en afscheid ge- (Foto Jac. C. Vos, Rotterdam) nomen bad en zijn blik met moeite had afge wend, hoewel zij er zoo eenvoudig uitzagen, keer»-' de hij naar z*n oude huisje terug, het huisje, dat too lang geleden reeds daar gezet was. Toen hij de deur opende, rende Ben hem tege moet. Het vuur brandde nog lustig in den haard, en Brown zette zich in den rood en armstoel en staarde voorover geleund in de gloeiende kolen mot oogen, die er heerlijke dingen in zagen. De hond kwam dichterbij en legde zijn kop op Brown's knie en ontving de veretrooidc, maar vriendelijke liefkoozing, waarnaar hij zoozeer ver langde. Tegelijkertijd deelde zijn meester, wien hej onmogelijk was te zwijgen, hem iets mee van dat, waar zijn gedachten verwijlden. „O Ben, jongen, om haar zoo te zien in die een voudige kleeren t Zoo mooi als nu heeft zij mij nooit toegeschenen, al had ze vroeger ook de prachtigste dingen aan. En ze is de mijne, de mijne t Ze komt hier de volgende maand, Ben, als mijn vrouw I En toch. als ik er aan denk. „En het scheen mij zoo zwaar toe, zoo moeilijk, mijp leven hier, dit heele jaar. Ik voelde mij als ©en banneling, en dit groote geluk wachtte mij O Heore, wal zijt Gij goed, wat zijl Gij oneindig goed 1 Ik wil U dienen meer dan ooit. Ja, w ij willen U dienen. Geef Gij ons de krachten daar toe". Hij stond op en terwijl hij zoo op hel haardkleed stond, gereed om naar bed te gaan, schoot hom iets in, dat hem deed glimlachen „ik zal nu die kleine Nora Kelcey nooit meer behoeven te leenen, als ik behoefte heb, iemand in de armen te sluiten. In plaats daarvan misschien o Heere, Gij zijt goed. Gij zijt goed f' LLOYD GEORGE In 1864 werd een dokter in Engeland geroepen in een kleine dorpswoning, waar een knaapje van één jaar gevaarlijk ziek lag. De moeder, die pas haar man verloren had, was wanhopig. „Red mijn kind", riep zij den dokter toe, „ik zou zoo gaarne een man van hem zien groeien, die iets voor zijn vaderland doen zal". De knaap kwam de crisis door en de dokter kon de blijde moeder meedeelen, dat haar kind gered was. Bijna een halve eeuw later zat de dokter op de galerij van het Lagerhuis en toen hij in de zaal' keek ontdekte hg zijn ouden patiënt, maar nu kanselier van de Schatkist geworden. Na de zit ting herinnerde de dokter Lloyd George aan diens kinderziekte, waarop hij ten antwoord kreeg: „Het is zoo. Mijn moeder heeft het mij menig maal verteld." MERKWAARDIG CRITERIUM In 1791 kwam een zwarte prins uit de huurt van Sierra Leone in Engeland^ De gastheer die met hem zou rondreizen, deed vee] moeite hem te overtuigen, dat do Bijbel Gods Woord is. Al lengs erkende hij de waarheid hiervan. Het be slissende motief was in zijn simpele taal: „Hei bleek mij op den duur, dat alle goede menschen van den Bijbol hielden en alle slechte menschen er niets van moesten hebben. Toen was ik er zeker van, dat de bijbel is wat goede menschen hein noemen: het Woord van God". NUTTIGE VINGERWIJZING Op het st and-beeld van Joseph Brother ton staat gegrift: „De rijkdom van een mensch beslaat niet in de veelheid van zijn bezit, maar in de gering heid van zijn nooddruft". 196 S"2 "I -0 .2L - "o door Drs A. B. W. M. Kok REIS NAAR HOME ALLENGS voltrok zich onder invloed van man nen als Froude, Pusey en Keblc en de bestu deering dor oude kerkvaders een wijziging in zijn inzichten. Het zou echter nog lang duren, eer hij tot de overtuiging kwam, dat Rome de conse quente, organische ontwikkeling der oude kerk is. Eerst wilde hij de nationale Engelsche Kerk reformeeren en terugvoeren naar het vroegere standpunt der eerste eeuwen. De kerk was door het rationalisme aangetast en van haar verleden vervreemd. Ze moest wedergeboren worden en terugkeeren naar het geloof, dat vóór de zestiende eeuw door de algemecnc conciliën als katholiek geloof was vastgesteld. Het beeld van de oude moederkerk stond hem voor don geest. Die oude kerk idealiséerdo hij, dié zocht hij en wilde hij terugvinden. Eind 1S32 maakte hij een reis en bezocht hij Rome. De meest tegenstrijdige gevoelens wekte de oude stad op, de stad, die het gebeente der martelaren bergt, maar tegelijk zelf het marte- laarsbloed deed vloeien. Wat vond hij weinig terug van den eenvoud der Christelijke Kork uit de eorste tijden Welk een praal en uiterlijke schittering I Hij vond de Roomschc kerk „een ellendige ver minking van de waarheid", en haar godsdienst „polytheïstisch, vernederend, afgodisch". „Waarlijk" riep hij uit „dit is een vreese- lijke plaats. O Rome, waart gij maar Rome niet". En tóch't was hem of de geest der oude Christenen nog om hem zweefde. Rome had tege lijk groote aantrekkingskracht VEREENIGING Met Froude bezocht hij kort voor zijn vertrek den rector van het Engelsch College te Rome, Dn Wieeman. Wiseman was een van de geleerdste mannen van zijn tijd, die brandde van liefde voor zijn kerk. Met hem .spraken zij over oen mogelijke verecni- ging van de Roomech-Kntholieke met de Angli- kaansche kerk De vraag was of niet een hereeni- ging zou kunnen gevonden worden op den grond* s.'ag van vóór het Trentsche Concilie Zij moes ten echter vernemen, dat onmogelijk op de besluL ten van dit Concilie kon worden teruggekomen, omdat de acta van elk Concilie voor altijd bin dend waren en verandering niet mogelijk \va3. Zonder volledige aanvaarding van de besluiten van Trente viel aan vereeniging met Rome niet te denken. Teleurgesteld keerd, Newman naar Engeland terug. DE TRACTATEN Het volgend jaar werd een belangrijke datum in de geschiedenis der Engelsche kerk. Den 9den Septomber 1833 verscheen het eerste van een lange reeks vlugschriften („Traets for the Times"), waarin fel het on- en anti-dogmatisch liberalisme werd aangevallen en de waarde en beteekeni? van het dogma werd gehandhaafd. Het grootste getal dezer vlugschriften werd door Newman go- schreven, die daarvoor wel de geschikte persoop was. Niet alleen had hij meesterlijke schrijvers gaven. maar zijn vurige liefde voor de kerk maakte deze geschriften tot machtige strijdmid delen, die gloed in hot hart van de lauwen ont staken. Eén van de grondstellingen ,waser is eeil zichtbare kerk met sacramenten en ceremo-. nien, die de kanalen der onzichtbare genade zijn. De sacramenten worden eenzijdig verheerlijkt ten koste van do prediking des Woords. Ze zijn het middel tot rechtvaardiging van den zondaar. DE APOSTOLISCHE OPVOLGING Do Anglikaansc.be kerk beantwoordde aan de voorwaarden, dio aan de ware kerk moeten ge steld worden. Zij was de wettige dochter der oude apostolische kerk en bezat derhalve de apostoli sche successie. Deze belijdenis- werd het wachtwoord der Oxford» beweging: de apostolische opvolging. In Tract III wordt do verhouding tot de Roqm- sche kerk besproken. Zij dwaalt op vele punten en is te beschouwen als een kranke en bedorven tak der Katholieke kork. Spoedig zou hij echter erkennen, dat hij in dien tijd niet diep genoeg in het Roomsch-Katholieke geloof was doorge drongen. STEEDS DICHTER BIJ ROME Irt 1836 stierf zijn boezemvriend Froude. Froude was de man, die met do kork 'der mid deleeuwen had gedweept, do Hei-vórming had ge haat en met zijn ontstuinxigen geest Newman' Newmans buste in Trinity College steeds dichter naar Rome had gedreven. Deze koos als aandenken uit Froude's bibliotheek het Roomsche gebedenboek, dat hij in zijn laatste levensdagen bij zich had gehad. In datzelfde jaar 1836 hield de zeer bekwame Dr Wiseman „lezingen over de fundamenteel© leerstellingen en gebruiken van de Katholieke kerk", die op Roomschen en Protestanten diepen indruk maakten, omdat dc lezingen het Chris tendom in zijn Roomschen vorm op hoogst aan trekkelijke wijze voorstelden. Newman schreef aan het eind van dit jaar„Het Romanisme be vat groote waarheden, die wij tegenwoordig bijna vergeten zijn". DE CRISIS Zoo trad hij mede onder invloed van Wisemans optreden en artikelen steeds zwakker tegen Rome op. Totdat het negentigste tractaat de crisis bracht. Newman trachtte daarin de 39 Artikelen (do Ang- likaansche Confessie) zóó uit te leggen, dat ze ook de Roomsche opvattingen niet buitensloten. Wat dc 39 Artikelen niet uitdrukkelijk venver- pen, is vrijgelaten. B.v. artikel 25 ontkent niet, dat de vijf ceremoniën vormsel, biecht, priester wijding, huwelijk en oliesel sacramenten zijn - het verklaart alleen, dat het geen sacramenten zijn indenzelfen zin als Doop en Avond maal. Een storm \an tegenstand brak los. Van alle kan ten werd gewaarschuwd tegen het Anglo-Katho- licisme. De tractaten-reeks moe3t worden stopge zet. Newman kwam in een moeilijke positie. In de Anglikaansche kerk werd het hem al moeilij ker gemaakt en tegenover Rome behield htj toch ook bezwaren. Ondertusschen verlangde hij altijd weer naar „strenger godsvrucht" en trok hij zich meer en meer in z'n cel terug om or te meditee- ren en door ascetische oefeningen toe te nemen in heiligmaking. Met enkele leerlingen en geest verwanten leefde hij in een soort klooster en zocht zijn ziele rust in altoos-strenger vasten en zelfkwellingen, in eindelooze breviergebeden. TOT DE ROOMSCH-KATH. KERK TOEGETREDEN In dien kritieken tijd kwam Newman weer in aanraking met Dr Wiseman. Deze erkende, dat er hij de Katholieken tekortkomingen waren en dat veel verbetering behoefde. Alles 6prak Wiseman moet opnieuw opgebouwd worden. Onze hervorming ligt in uw handen. Laat er nieuw bloed in onze aderen komen, laten er eeni- ge Tract,-schrijvers tot ons overkomen, eerfigo van dio mannen, die van den geest der oude Christe lijke kerk doortrokken zijn I Een nobele Katholiek, Dr Russell, gaf Newman een groot aantal Roomsche geschriften ter lezing. Na kennismaking met die geschriften moest hij bekennen, dat hij Rome in een ander licht zag. Van vele Roomsche leerstellingen en gebruiken ontdekte hij dc 6porcn in de oudheid. De godde lijke-leiding der kerk was waarborg voor de ont wikkeling der waarheid en de afsnijding der dwa ling. In Februari 1843 herriep hij zijn beschuldi gingen tegen Rome geuit, en b'Meed hij zijn schuld. In September van datzelfde jaar legde hij zijn ambt als Anglikaansch geestelijke en zijn fellow ship van Ariel neer. 't Zou echter nog twee jaren duren, eer hij tot de Roomsche kerk overging. Op den avond van den gedenkwaardigen 8sten October 1845 wierp hij aich aan de voeten van pater Dominicus en ont- i4ng den volgenden morgen den voorwaardelij» ken doop. Newman, die eens den paus den anti-Chrisl ge noemd had, was tot de RooHM'be kerk toegetre den. Hij was toen reeds zoo beroemd, dat zijn overgang diepen indruk maakte en het gemoed van velen geschokt werd. Een groot aantal geestelijken volgde het voorbeeld van Newman en trad uit de Anglikaansche kerk. MISKENNING Slechts langzaam klom Newman in de Roomsche kerk in aanzien en 't zou tot 1879 duren, eer hij den rooden kardinaalshoed kreeg. Eerst ver trouwde men hem niet en ook de Engelsche Katholieken werkten hem tegen, zondat hij mis kent en achteruitgezet werd. Op Zondag 30 Mei 1847 werd hij tot priester ge wijd en den daaropvolgenden Donderdag las hij zijn eerste Mis. Birmingham was zijn stand plaats, waar hij ook aan het hoofd van een op leidingsschool stond. Zijn preeken trokken sterk de aandacht. Niet alleen Roomschen, maar ook Protestanten kwamen naar hem luisteren. Latei- gaf hij „Toespraken voor een gemengd gehoor" uit. Hij droeg dit werk aan Dr Wiseman <>p. Lnter gaf hij lezingen uit, die ook in Rome be kend en gewaardeerd werden, zoodat men hem den titel van doctor in de godgeleerdheid schonk. Het beroemdst van al zijn werken is de A p o I o- gia pro vita (Verdediging van zijn .even), waarin hij zich verdedigde tegen de beschuldi ging van onoprechtheid. Dit boek is een openhar tige biecht, het verhaal van een hartstochtelijk man. die, teleurgesteld in de kerk, die hij meer had bemind dan zijn eigen leven, met hoogen ernst tot een andere kerk was overgegaan, die hij met den diepsten eerbied als de ware Kerk van Christus had lecren beschouwen en die nu deze kerk en zijn eigen overgang tot haar, die hem bloed en tranen had gekost, miskend, bolec- digd en verdacht gemaakt zag. Dit werk maakte in Engeland enormen indruk. Newman was weer uit zijn schuilhoek naar voren getreden. Maar spoedig was hij weer vergeten en leefde hij in volstrekte afzondering voort. Hij voelde zich miskend en bitter gegriefd. Totdat aan het eind van zijn leven tóch de waar deering kwam Leo XIII benoemde hem tot kar dinaal en schonk hem in Mei 1879 (hij was toen 78 jaar) d-en kardinaalshoed. Elf jaar heeft hij dit hooge ambt nog mogen vervullen. Den llden Augustus 1890 ontsliep hij; Zijn laatste wensch was. dat op zijn graf de woor den zouden worden gebeiteld „Uit de duister nissen en de schaduwbeelden tot de waarheid". WAT RECLAME VERMAG IN den kapperswinkel van den Engelschman Barratt, waar uiteraard ook zeep verkocht - erd, is de bron te zoeken van de wereldzaak ..Pears Soap", aangediend als de koning der zeepen en de zeep der koningen. De geweldige groei van deze zaak is een natuurlijk gevolg van de overtuiging, welke bij Barratt onwrikbaar wasreclame moet vrucht dragen. In totaal heeft hij er 36 millioen gulden voor uitgegeven. Toen Pears, de man naar wien de zeep genoemd is, vernam, dat Barratt voor duizend gulden aan advertenties wil de plaatsen, schrok hy zoo:danig, dat hij in allerijl zijn aandeel in de firma aan den durfal verkocht Twintig jaar later gaf de durfal een millioen gul den per jaar voor reclame uit. Toen voor de volks telling van 1890 eenige millioenen formulieren ge drukt moesten worden, bood Barratt f 1.200.000.- om het recht te verkrijgen, op de achterzijde te adverteeren. Ook zóó kan men het volksklavier bespelen. Komt Gij tot mij Komt Gij tot mij? Dat is mijn ziel te groot. Dat Gij weer staat met uitgebreide armen, En mij weer in Uw liefdegloed verwarmen En koestren wilt als schaap in Uwen schoot. Ik ben onwilligwant mijn vele zonden Beletten mij geritst tot U te gaan, Dies blijf ik ditmaal maar van verre staan, Door vrees voor Uwe heiligheid verslonden. Laat af! Hier breng ik brood en wijn: Mijn lichaam en Mijn bloed heb Tk gegeven, Ik ging voor U in dood en bracht U leven Om Gods gerechtigheid moest ik gehoorzaam zijn Kom mij te hulp! Ben ik in U gepland Dan moet ik ook, als Gij, gehoorzaam wezen, Ik kom, o Hear, al blijft dftn nog mijn vreezen En laat mij leiden aan Uw liefdehand. 197

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12