iliiiiii *«-*
Dr JOHN HENRY NEWMAN
(1890 - 11 AUGUSTUS 1940)
S
,a? 1
„Neen", zei hij met trillend© ©tent. „De Heere zy
gedankt, dai ik dat niet nicer behoef te doen".
Zij liet niet slechts lijdelijk toe dat hij haar in de
armen sloot.
Zij toonde hem geheel, wat hij voor haar was, en
dit maakte zijn blijdschap volkomen. Hoewel hij
haar zoolang bemind had, had hij nooit \crmoed,
dat haar liefde zoo groot kon zijn. Zijn hart zei
hem. dat als hij dat ooit had kunnen droomen, hij
haar niet had kunnen weerstaan, zooals hij dat
nu twee maanden geleden gedaan had.
Het ie te hopen, dat mevrouw Brainard in de
andere kamer een boek gevonden had, dat haar
boeide, of dat zij niet zoo hongerig wa3 geweest,
als zij voorgegeven had, want anders zou haar de
tijd wel lang zijn gevallen, voor zij aan tafel ge
roepen werd.
In de ouderwetsche keuken met haar donker
eikenhouten meubelen deed Brown nog steeds
vraag op vraag. Hij had Helen doen plaats nemen
en was zelf op een bankje aan haar voeten gaan
zitten, een grappig antiek meubeltje, dat hij in 't
huis gevonden had. Hij kon 1iaar zoodoende vlak
in de oogen zien. Een van haar handen had hij
In beide de zijne genomen en bracht die nu en
dan aan zijn lippen, terwijl hij sprak.
De eieren, de veldsla en de cakes lagen onuitge
pakt en vergeten op de tafel. Als Helen zich al
herinnerde, dat zij hongerig was, wilde zij blijk
baar dit uur niet bederven, door er melding van
te maken.
„Zal ik het hier zoo kunnen inrichten, dat je hot
er eenigszins comfortabel hebt?"' was een van zijn
vragen.
„Zie ik er niet uit, alsof ik je zou kunnen helpen,
om het zoo te maken, dat wij het er beiden goed
hebben?" was haar antwoord.
Brown keek naar de eenvoudige witte blouse en
den groven blauwe serge rok. daarop Het hij zijn
oogen ruslcn op den voet die onder den rok uit
kwam.
„Is dit de soort van schoen, die de vrouwen van
de arbeidende klasse gewoonlijk dragen?", vroeg
hij op ongeloovigen toon.
Helen '.achte.
„Noch mevrouw Brainard noch ik konden ons
daartoe brengen", bekende zij. „en, waar jij en ik
maar denken te doen, alsof we arm waren
„Kan het er wel af. om jou mooie schoenen te
laten dragen"?
„Ja, ik denk dat dat wel gaan zal. Maar je zult
heel wat dingen missen, die je tot nog toe onont
beerlijk hebben toegeschenen. Je zult de wereld,
waarin je geleefd hebt, geheel moeten opgeven".
„Dat weet ik, maar ik heb getracht, om daar zon
der jou te leven, en het mocht mij niet gelukken",
flij slaakte een uitroep van wnnnleering en liet
daarop de vraag volgen:
„Wanneer voelde je, dat je gewillig was, om mij
hierheen te volgen?"
„Dien avond toen je in stad wa„
„Wat? Toch niet op het diner van Atchison?"
..Ja. Toen reeds zou ik je gevolgd zijn. Het was
het lied, dat je zong, dat mij er toe bracht".
„Maar je liet mij denken, dat je wild© dal ik
tot mijn vorige werk zou terug keeren".
„Ik ben menschelljk, vergeet dat niet. Ik had je
er heel graag terug gezien, maar nog meer hoopte
ik dat je weigeren zoudt. Als je niet geweigerd
hadt
„Ja -?"
„Dan zou ik je niet zoo hoog geacht hebben als
nu. Misschien zou ik je wel lief gehad hebben,
maar niet zooals nu. niet zooals nu!"
De laatste woorden klonken slechts fluisterend, en
weer overtoog een hooge blos haar gelaat.
Brown boog zijn hoofd tot haar over en liet dit op
haar hand rusten, en zij legde haar andere hand
op zijn donkere haar en streelde het zachtjes.
Toen hij zijn hoofd weer ophief, waren zijn oogen
vochtig.
„O, dat verdien ik niet", zei hij met gebroken
stem, sloeg de armen om haar heen en trok haar
tot zich.
„Lieveling, je offert toch niet alles alleen om
mijnentwil op. is het wel?" vroeg hij met grooten
ernst. „Je hebt Hem liefgekregen, dien ik tracht
te dienen. Je wil Hem, evenais ik, met vreugde
dienen, niet waar?"
„Ja, maar jij was het, die mij aan Zijn voeten
bracht en jij wil mij toch zeker helpen op den
weg. dien ook ik nu iivgskigcn heb"?
„Ik ben maar een heel geringe hulp, doch als God
ons nabij blijft, en dat heeft H:i ons beloofd, dan
behoeven wij niet bevreesd te .jn en kunnen wij
vrijmoedig onzen weg bewandelen".
Eindelijk dachten zij aan mevrouw Brainard en
beseffen tegelijkertijd, dat Helen ook niets ge
bruikt had sedert haar kopj« thee om vijf uur
Brown wierp de deur naar de woonkamer open
en -boot den lach. toen bil mevrouw Brainard
met kalme gelatenheid achterover geleund in
haar stoel bij den haard vond zitten. Als uitgeput
door vermoeidheid en honger lag zij daar in volle
oversregevenfioid ann haar lot, on alleen de glans
in haar oogen en de glimlach om haar mond
logenstraften de neerslachtigheid die haar hou-
dine aantrof.
„Il -f is schande riep hij, terwijl hij nader 1rad.
,,0' liever gezegd, dat zon het zijn. als u niet
medeplichtig wws geweest in deze zaak en uw
hulp er niet bi] verleend hadt",
Bij den Kralinger Hout, Rotterdam
„En ben je nu gelukkig, Donald vroeg zij, ter
wijl zij overeind kwam en haar beide handen
uitstak. „O, ik behoef het niet eens te vragen",
vervolgde zij, „ik heb je maar aan te zien, om te
weten hoe het er mee gesteld is".
„Ik ben zoo gelukkig, dat ik niet weet, wat ik
doe. Ik ben u heel. heel dankbaar. U is een ver
standige vrouw".
„Ben ik dat Zou ik het werkelijk zijn Wat
zullen zij wel zeggen, als zij vernemen welke rol
ik in deze gespeeld heb. Enfin, daar willen we
nog maar niet aan denken. Is Helen ook even
gelukkig als jij Ik hoop het maar, want zij ie
wel door de diepte gegaan, die arme Helen 1"
„Vraagt u het haar maar eens". En met zijn
ann door den hare gestoken bracht hij haar naar
de keuken.
Helen kwam haar al tegemoet.
„Waarde dame, zoudt u ons niet de eer willen
doen om met ons het avondeten te gebruiken
zei zc met het air van een trotsche, jonge huts'
vrouw, cn Brown schaterde van pret.
„Zou ik het doen vroeg mevrouw Brainard
lachend aan den jongen man naast haar, terwijl
beiden de aantrekkelijkheid, die Helens persoon
aan de omgeving verleende, opmerkten.
„Ja zeker. Wij hebben meer dan genoeg in huis
voor ons drieën, on Donald heeft daarenboven
zooeven nog een en ander gehanM in den winkel
op den hoek versche eieren, radijsjes, enz., enz.
Ja, u moet blijven 1"
„Nu, dan zal ik het maar doen", en mevrouw
Brainard nam het stralende gelaat van Helen
lusschen haar zachte blanke handen en kuste
haar, zooals een moeder dat zou doen. Haar rin
gen droeg zij niet dien avond, evenmin nis Helen.
Even later zetten zij zich aan tafel, en Donald
Brown vroeg met onvaste slem, doch welker
klank de groote vreugde van zijn hart verried,
een zegen over het voedsel, dat voor hen stond.
..Heere" bad hij, „wij danken U voor deze goede
gaven. Elk goede gave, iedere volmaakte gift
komt tot ons van Uwen Vader, den Vader der
lichten, in Wien geen verandering nog schaduw
van omkeering ia. Voor deze goede en volmaakte
gave der Liefde danken wij U met alles wat in
ons is. Help ons, opdat er geen schaduw van
omkeering ooit zij in onze toewijding aan U en
Uw werk. Wij kunnen het te zamen beter doen,
als Gij ons nabij blijft, dat weet Gij. Heere, zegen
ons. Wij smeeken het U. Amen".
Al te spoedig werd het tijd, dat de bezoeksters
naar den "trein moesten. Niettegenstaande hun
tegenwerpingen haalde Brown een taxi voor hen,
ofschoon hij wel eenigo moeite had er een te
vinden. Het was een luxe, die bepaald zeldzaam
was in die wijk.
„Wij hebben, hoop ik, nog tijd genoeg voor zelf
verloocheningen", zei hij, terwijl hij tegenover
hen plaats nam. „Laat ik mij voor vanavond nog
maar eens voorstellen, dat ik een man van for
tuin ben".
„Ik vrees, Don, dat je nog wel eens meer in de
verzoeking zult komen, om een taxi fc halen
voor jc vrouw", zei mevrouw Brainard, terwijl
zij een zucht onderdrukte want zij wist, wat
de toekomst hun kosten zou en zij zou hen daar
enboven erg missen.
Maar Helen legde haar het zwijgen op.
„Als hij loopt, loop Ik ook", zei ze. „Heb ik me
niet een jaar lang getraind hoewel ik niet
wist, waartoe ik dat deed
„Ik geloof dat wij beiden getraind zijn gewor
den dit jaar", zei Brown, „al wisten wij het niet.
De Heere wist waarvoor het noodig was, en al«
Hij de zaak in handen heeft, is het einde zeker".
Nadat hij hen in den trein gezet en afscheid ge-
(Foto Jac. C. Vos, Rotterdam)
nomen bad en zijn blik met moeite had afge
wend, hoewel zij er zoo eenvoudig uitzagen, keer»-'
de hij naar z*n oude huisje terug, het huisje,
dat too lang geleden reeds daar gezet was.
Toen hij de deur opende, rende Ben hem tege
moet. Het vuur brandde nog lustig in den haard,
en Brown zette zich in den rood en armstoel en
staarde voorover geleund in de gloeiende kolen
mot oogen, die er heerlijke dingen in zagen. De
hond kwam dichterbij en legde zijn kop op
Brown's knie en ontving de veretrooidc, maar
vriendelijke liefkoozing, waarnaar hij zoozeer ver
langde. Tegelijkertijd deelde zijn meester, wien
hej onmogelijk was te zwijgen, hem iets mee van
dat, waar zijn gedachten verwijlden.
„O Ben, jongen, om haar zoo te zien in die een
voudige kleeren t Zoo mooi als nu heeft zij mij
nooit toegeschenen, al had ze vroeger ook de
prachtigste dingen aan. En ze is de mijne, de
mijne t Ze komt hier de volgende maand, Ben,
als mijn vrouw I En toch. als ik er aan denk.
„En het scheen mij zoo zwaar toe, zoo moeilijk,
mijp leven hier, dit heele jaar. Ik voelde mij als
©en banneling, en dit groote geluk wachtte mij
O Heore, wal zijt Gij goed, wat zijl Gij oneindig
goed 1 Ik wil U dienen meer dan ooit. Ja, w ij
willen U dienen. Geef Gij ons de krachten daar
toe".
Hij stond op en terwijl hij zoo op hel haardkleed
stond, gereed om naar bed te gaan, schoot hom
iets in, dat hem deed glimlachen
„ik zal nu die kleine Nora Kelcey nooit meer
behoeven te leenen, als ik behoefte heb, iemand
in de armen te sluiten. In plaats daarvan
misschien o Heere, Gij zijt goed. Gij zijt goed f'
LLOYD GEORGE
In 1864 werd een dokter in Engeland geroepen in
een kleine dorpswoning, waar een knaapje van
één jaar gevaarlijk ziek lag. De moeder, die pas
haar man verloren had, was wanhopig. „Red
mijn kind", riep zij den dokter toe, „ik zou zoo
gaarne een man van hem zien groeien, die iets
voor zijn vaderland doen zal". De knaap kwam
de crisis door en de dokter kon de blijde moeder
meedeelen, dat haar kind gered was.
Bijna een halve eeuw later zat de dokter op de
galerij van het Lagerhuis en toen hij in de zaal'
keek ontdekte hg zijn ouden patiënt, maar nu
kanselier van de Schatkist geworden. Na de zit
ting herinnerde de dokter Lloyd George aan diens
kinderziekte, waarop hij ten antwoord kreeg:
„Het is zoo. Mijn moeder heeft het mij menig
maal verteld."
MERKWAARDIG CRITERIUM
In 1791 kwam een zwarte prins uit de huurt van
Sierra Leone in Engeland^ De gastheer die met
hem zou rondreizen, deed vee] moeite hem te
overtuigen, dat do Bijbel Gods Woord is. Al
lengs erkende hij de waarheid hiervan. Het be
slissende motief was in zijn simpele taal: „Hei
bleek mij op den duur, dat alle goede menschen
van den Bijbol hielden en alle slechte menschen
er niets van moesten hebben. Toen was ik er
zeker van, dat de bijbel is wat goede menschen
hein noemen: het Woord van God".
NUTTIGE VINGERWIJZING
Op het st and-beeld van Joseph Brother ton staat
gegrift: „De rijkdom van een mensch beslaat niet
in de veelheid van zijn bezit, maar in de gering
heid van zijn nooddruft".
196
S"2 "I -0 .2L - "o
door Drs A. B. W. M. Kok
REIS NAAR HOME
ALLENGS voltrok zich onder invloed van man
nen als Froude, Pusey en Keblc en de bestu
deering dor oude kerkvaders een wijziging in zijn
inzichten. Het zou echter nog lang duren, eer hij
tot de overtuiging kwam, dat Rome de conse
quente, organische ontwikkeling der oude kerk
is. Eerst wilde hij de nationale Engelsche Kerk
reformeeren en terugvoeren naar het vroegere
standpunt der eerste eeuwen. De kerk was door
het rationalisme aangetast en van haar verleden
vervreemd. Ze moest wedergeboren worden en
terugkeeren naar het geloof, dat vóór de zestiende
eeuw door de algemecnc conciliën als katholiek
geloof was vastgesteld. Het beeld van de oude
moederkerk stond hem voor don geest. Die oude
kerk idealiséerdo hij, dié zocht hij en wilde hij
terugvinden.
Eind 1S32 maakte hij een reis en bezocht hij
Rome. De meest tegenstrijdige gevoelens wekte
de oude stad op, de stad, die het gebeente der
martelaren bergt, maar tegelijk zelf het marte-
laarsbloed deed vloeien. Wat vond hij weinig
terug van den eenvoud der Christelijke Kork uit
de eorste tijden Welk een praal en uiterlijke
schittering I
Hij vond de Roomschc kerk „een ellendige ver
minking van de waarheid", en haar godsdienst
„polytheïstisch, vernederend, afgodisch".
„Waarlijk" riep hij uit „dit is een vreese-
lijke plaats. O Rome, waart gij maar Rome niet".
En tóch't was hem of de geest der oude
Christenen nog om hem zweefde. Rome had tege
lijk groote aantrekkingskracht
VEREENIGING
Met Froude bezocht hij kort voor zijn vertrek
den rector van het Engelsch College te Rome, Dn
Wieeman.
Wiseman was een van de geleerdste mannen van
zijn tijd, die brandde van liefde voor zijn kerk.
Met hem .spraken zij over oen mogelijke verecni-
ging van de Roomech-Kntholieke met de Angli-
kaansche kerk De vraag was of niet een hereeni-
ging zou kunnen gevonden worden op den grond*
s.'ag van vóór het Trentsche Concilie Zij moes
ten echter vernemen, dat onmogelijk op de besluL
ten van dit Concilie kon worden teruggekomen,
omdat de acta van elk Concilie voor altijd bin
dend waren en verandering niet mogelijk \va3.
Zonder volledige aanvaarding van de besluiten
van Trente viel aan vereeniging met Rome niet
te denken. Teleurgesteld keerd, Newman naar
Engeland terug.
DE TRACTATEN
Het volgend jaar werd een belangrijke datum
in de geschiedenis der Engelsche kerk. Den 9den
Septomber 1833 verscheen het eerste van een
lange reeks vlugschriften („Traets for the Times"),
waarin fel het on- en anti-dogmatisch liberalisme
werd aangevallen en de waarde en beteekeni?
van het dogma werd gehandhaafd. Het grootste
getal dezer vlugschriften werd door Newman go-
schreven, die daarvoor wel de geschikte persoop
was. Niet alleen had hij meesterlijke schrijvers
gaven. maar zijn vurige liefde voor de kerk
maakte deze geschriften tot machtige strijdmid
delen, die gloed in hot hart van de lauwen ont
staken. Eén van de grondstellingen ,waser is
eeil zichtbare kerk met sacramenten en ceremo-.
nien, die de kanalen der onzichtbare genade zijn.
De sacramenten worden eenzijdig verheerlijkt
ten koste van do prediking des Woords. Ze zijn
het middel tot rechtvaardiging van den zondaar.
DE APOSTOLISCHE OPVOLGING
Do Anglikaansc.be kerk beantwoordde aan de
voorwaarden, dio aan de ware kerk moeten ge
steld worden. Zij was de wettige dochter der oude
apostolische kerk en bezat derhalve de apostoli
sche successie.
Deze belijdenis- werd het wachtwoord der Oxford»
beweging: de apostolische opvolging.
In Tract III wordt do verhouding tot de Roqm-
sche kerk besproken. Zij dwaalt op vele punten
en is te beschouwen als een kranke en bedorven
tak der Katholieke kork. Spoedig zou hij echter
erkennen, dat hij in dien tijd niet diep genoeg
in het Roomsch-Katholieke geloof was doorge
drongen.
STEEDS DICHTER BIJ ROME
Irt 1836 stierf zijn boezemvriend Froude.
Froude was de man, die met do kork 'der mid
deleeuwen had gedweept, do Hei-vórming had ge
haat en met zijn ontstuinxigen geest Newman'
Newmans buste in Trinity College
steeds dichter naar Rome had gedreven. Deze
koos als aandenken uit Froude's bibliotheek het
Roomsche gebedenboek, dat hij in zijn laatste
levensdagen bij zich had gehad.
In datzelfde jaar 1836 hield de zeer bekwame
Dr Wiseman „lezingen over de fundamenteel©
leerstellingen en gebruiken van de Katholieke
kerk", die op Roomschen en Protestanten diepen
indruk maakten, omdat dc lezingen het Chris
tendom in zijn Roomschen vorm op hoogst aan
trekkelijke wijze voorstelden. Newman schreef
aan het eind van dit jaar„Het Romanisme be
vat groote waarheden, die wij tegenwoordig bijna
vergeten zijn".
DE CRISIS
Zoo trad hij mede onder invloed van Wisemans
optreden en artikelen steeds zwakker tegen Rome
op.
Totdat het negentigste tractaat de crisis bracht.
Newman trachtte daarin de 39 Artikelen (do Ang-
likaansche Confessie) zóó uit te leggen, dat ze
ook de Roomsche opvattingen niet buitensloten.
Wat dc 39 Artikelen niet uitdrukkelijk venver-
pen, is vrijgelaten. B.v. artikel 25 ontkent niet,
dat de vijf ceremoniën vormsel, biecht, priester
wijding, huwelijk en oliesel sacramenten zijn
- het verklaart alleen, dat het geen sacramenten
zijn indenzelfen zin als Doop en Avond
maal.
Een storm \an tegenstand brak los. Van alle kan
ten werd gewaarschuwd tegen het Anglo-Katho-
licisme. De tractaten-reeks moe3t worden stopge
zet. Newman kwam in een moeilijke positie. In
de Anglikaansche kerk werd het hem al moeilij
ker gemaakt en tegenover Rome behield htj toch
ook bezwaren. Ondertusschen verlangde hij altijd
weer naar „strenger godsvrucht" en trok hij zich
meer en meer in z'n cel terug om or te meditee-
ren en door ascetische oefeningen toe te nemen
in heiligmaking. Met enkele leerlingen en geest
verwanten leefde hij in een soort klooster en
zocht zijn ziele rust in altoos-strenger vasten en
zelfkwellingen, in eindelooze breviergebeden.
TOT DE ROOMSCH-KATH. KERK
TOEGETREDEN
In dien kritieken tijd kwam Newman weer in
aanraking met Dr Wiseman. Deze erkende, dat
er hij de Katholieken tekortkomingen waren en
dat veel verbetering behoefde. Alles 6prak
Wiseman moet opnieuw opgebouwd worden.
Onze hervorming ligt in uw handen. Laat er
nieuw bloed in onze aderen komen, laten er eeni-
ge Tract,-schrijvers tot ons overkomen, eerfigo van
dio mannen, die van den geest der oude Christe
lijke kerk doortrokken zijn I
Een nobele Katholiek, Dr Russell, gaf Newman
een groot aantal Roomsche geschriften ter lezing.
Na kennismaking met die geschriften moest hij
bekennen, dat hij Rome in een ander licht zag.
Van vele Roomsche leerstellingen en gebruiken
ontdekte hij dc 6porcn in de oudheid. De godde
lijke-leiding der kerk was waarborg voor de ont
wikkeling der waarheid en de afsnijding der dwa
ling. In Februari 1843 herriep hij zijn beschuldi
gingen tegen Rome geuit, en b'Meed hij zijn
schuld.
In September van datzelfde jaar legde hij zijn
ambt als Anglikaansch geestelijke en zijn fellow
ship van Ariel neer.
't Zou echter nog twee jaren duren, eer hij tot de
Roomsche kerk overging. Op den avond van den
gedenkwaardigen 8sten October 1845 wierp hij
aich aan de voeten van pater Dominicus en ont-
i4ng den volgenden morgen den voorwaardelij»
ken doop.
Newman, die eens den paus den anti-Chrisl ge
noemd had, was tot de RooHM'be kerk toegetre
den. Hij was toen reeds zoo beroemd, dat zijn
overgang diepen indruk maakte en het gemoed
van velen geschokt werd.
Een groot aantal geestelijken volgde het voorbeeld
van Newman en trad uit de Anglikaansche kerk.
MISKENNING
Slechts langzaam klom Newman in de Roomsche
kerk in aanzien en 't zou tot 1879 duren, eer hij
den rooden kardinaalshoed kreeg. Eerst ver
trouwde men hem niet en ook de Engelsche
Katholieken werkten hem tegen, zondat hij mis
kent en achteruitgezet werd.
Op Zondag 30 Mei 1847 werd hij tot priester ge
wijd en den daaropvolgenden Donderdag las hij
zijn eerste Mis. Birmingham was zijn stand
plaats, waar hij ook aan het hoofd van een op
leidingsschool stond. Zijn preeken trokken sterk
de aandacht. Niet alleen Roomschen, maar ook
Protestanten kwamen naar hem luisteren. Latei-
gaf hij „Toespraken voor een gemengd gehoor"
uit. Hij droeg dit werk aan Dr Wiseman <>p.
Lnter gaf hij lezingen uit, die ook in Rome be
kend en gewaardeerd werden, zoodat men hem
den titel van doctor in de godgeleerdheid schonk.
Het beroemdst van al zijn werken is de A p o I o-
gia pro vita (Verdediging van zijn .even),
waarin hij zich verdedigde tegen de beschuldi
ging van onoprechtheid. Dit boek is een openhar
tige biecht, het verhaal van een hartstochtelijk
man. die, teleurgesteld in de kerk, die hij meer
had bemind dan zijn eigen leven, met hoogen
ernst tot een andere kerk was overgegaan, die
hij met den diepsten eerbied als de ware Kerk
van Christus had lecren beschouwen en die nu
deze kerk en zijn eigen overgang tot haar, die
hem bloed en tranen had gekost, miskend, bolec-
digd en verdacht gemaakt zag.
Dit werk maakte in Engeland enormen indruk.
Newman was weer uit zijn schuilhoek naar
voren getreden.
Maar spoedig was hij weer vergeten en leefde
hij in volstrekte afzondering voort. Hij voelde zich
miskend en bitter gegriefd.
Totdat aan het eind van zijn leven tóch de waar
deering kwam Leo XIII benoemde hem tot kar
dinaal en schonk hem in Mei 1879 (hij was toen
78 jaar) d-en kardinaalshoed.
Elf jaar heeft hij dit hooge ambt nog mogen
vervullen. Den llden Augustus 1890 ontsliep hij;
Zijn laatste wensch was. dat op zijn graf de woor
den zouden worden gebeiteld „Uit de duister
nissen en de schaduwbeelden tot de waarheid".
WAT RECLAME VERMAG
IN den kapperswinkel van den Engelschman
Barratt, waar uiteraard ook zeep verkocht - erd,
is de bron te zoeken van de wereldzaak ..Pears
Soap", aangediend als de koning der zeepen en de
zeep der koningen. De geweldige groei van deze
zaak is een natuurlijk gevolg van de overtuiging,
welke bij Barratt onwrikbaar wasreclame
moet vrucht dragen. In totaal heeft hij er 36
millioen gulden voor uitgegeven. Toen Pears, de
man naar wien de zeep genoemd is, vernam, dat
Barratt voor duizend gulden aan advertenties wil
de plaatsen, schrok hy zoo:danig, dat hij in allerijl
zijn aandeel in de firma aan den durfal verkocht
Twintig jaar later gaf de durfal een millioen gul
den per jaar voor reclame uit. Toen voor de volks
telling van 1890 eenige millioenen formulieren ge
drukt moesten worden, bood Barratt f 1.200.000.-
om het recht te verkrijgen, op de achterzijde te
adverteeren. Ook zóó kan men het volksklavier
bespelen.
Komt Gij tot mij
Komt Gij tot mij? Dat is mijn ziel te groot.
Dat Gij weer staat met uitgebreide armen,
En mij weer in Uw liefdegloed verwarmen
En koestren wilt als schaap in Uwen schoot.
Ik ben onwilligwant mijn vele zonden
Beletten mij geritst tot U te gaan,
Dies blijf ik ditmaal maar van verre staan,
Door vrees voor Uwe heiligheid verslonden.
Laat af! Hier breng ik brood en wijn:
Mijn lichaam en Mijn bloed heb Tk gegeven,
Ik ging voor U in dood en bracht U leven
Om Gods gerechtigheid moest ik gehoorzaam
zijn
Kom mij te hulp! Ben ik in U gepland
Dan moet ik ook, als Gij, gehoorzaam wezen,
Ik kom, o Hear, al blijft dftn nog mijn vreezen
En laat mij leiden aan Uw liefdehand.
197