Van&iVoóïde lAottuh ru m Huwelijksethiek met nauw- zichtbaar fundament T\E schrijver van de meditaties in ons Zondags- I 9 blad zeide vorige week met, mecnen wij, 1 eenige gerechtvaardigde ironie, dat de psycho- analyse haar duizenden al verslagen heeft. De psycho-analyse is de wetenschap, die er zich op toelegt, het innerlijk van den mensch geheel en al te ontleden, om zoodoende tot verklaring te ko- I men van allerhande zielkundige verschijnselen. Nu is zulk een ontleedkunde van het innerlijk ongetwijfeld van veel belang, vooral als zij werkt in de richting van karakterkennis en niet, zooals zij nog vaak doet, 'vooral haar arbeidster rein zoekt in ziekelijke en op bepaalde punten af wijkende figuren. Maar het wordt bedenkelijk, alsmen, na een behoorlijk aantal personen te 1 hebben onderzocht, komt tot het formuleeren van „wetten", zonder daartoe eigenlijk eenigen grondslag te hebben buiten deze menschen om. Karakterkennis heeft, wil zij werkelijk ken nis zijn en waarde hebben, aan het bézit van een bocy .'-lheid personen, die onderzocht zullen wor de-, niet genoeg. Er is ook nog zooiets noodig als e?n maatstaf, die men bij dat onderzoek wil aanleggen Is het zoo niet met elke wetenschap Er zijn er nog zoovelen, die meenen, dat wetenschap best qp zichzelf kan bestaan, los b.v. van het geloof. Maar het resultaat is dan al spoedig een tweeër lei waarheid, een, die door het geloof wordt voor gestaan, en een, die door de wetenschap wordt bijgebracht. Bedenkelijk kan dat in het bijzon der worden bij die takken van wetenschap, die zich bezig houden met heel teere onderwerpen als de ethiek, of zedeleer, en dan weer, heel in het bijzonder, als het gaat om vragen van de zede- leer in en rondom het huwelijk, dus de huwe- lijkséthiek. Hoe spoedig wreekt het zich hier niet, wanneer men zijn toevlucht neemt tot „zuivere" wetenschap, zonder zich te baseeren op een die per fundament, zooals. y/e dat vinden in Gods OpenbaringZeker, men kan dan nog voor het uiterlijk, en ook mogelijk voor eigen besef, een uitnemend leven leiden, fatsoenlijk, en een be staan waarop eigenlijk niets valt aan te merken. Maar toch, ziet men iets nader, dan blijkt het geen men ontdekt een geraamte te zijn, een om lijsting, zonder innerlijk leven, zonder eigenlij ken inhoud. In Jezus' dagen waren er ook heel wat, die heel fatsoenlijk leefden, zouden wij zoo zeggen, die het zich niet gemakkelijk maakten, DE VROUW ALS STEUN ,,"g JOLV1.1.L mannen zijn niet daardoor JTl groot geworden en groot gebleven, om dat zy zich geborgen mochten voelen in de intieme sfeer van een vrouwelijke vrouw Men heeft daar geen statistieken van aange legd. Dat is in hooge mate onbillijk; evenals het ten zeerste onbillijk is om in de courant te schrijven, dat die en die man vijfentwin tig, dertig, veertig jaar trouw en met vrucht een bepaald ambt heeft bekleed, wanneer niet ook gezegd wordt, dat zijn vrouw hem even lang door haar vrouwelijke bezigheden van allerlei aard ter zijde heeft gestaan en door haar steun het hem eerst mogelijk heeft gemaakt, dit alles te bereiken." „Alle vrouwenvragen zijn ook vragen, die den man betreffen! Want evenals een man op zijn eentje nooit een gezin' kan grond vesten of besturen, zoo kunnen mannen evenmin op eigen houtje een menschelijke gemeenschap tot stand brengen, die allen zou kunnen bevredigen of ook maar geluk kig maken: kinderen, volwassenen, oude menschen, de sterken en de zwakken". „De in psychisch en geestelijk opzicht tot volle ontwikkeling gekomen vrouw en moe- k der wil meespreken en medewerken bij de X organisatie van het sociale leven; want zij schenkt immers aan deze wereld haar kin- deren en moet haar man aan dit leven af- staan". „Wanneer men aan de vrouwen de gelegen heid geeft, om het diepste van haar vrouw zijn tot uiting te brengen in het staatkundig én maatschappelijk leven, dan zullen zij door haar daden bewijzen, wat scherts en ernst niet hebben kunnen vermoeden. Hoe veel meer, hoeveel dieper moet de wereld nog lijden, voor zij ryp genoeg geworden ls om te genezen door het vrouwelijke, door de geestelijke krachten van het moeder schap". Dr. H. Hanselmann: „Hij en zij problemen". zich gebod op ge^od oplegden, maar toch werden ze geveinsden genoemd en zelfs werd gezegd, dat in den dag der dagen het oordeel over Sodom en Gomorra verdragelijker zou zijn dan dat over hen. Dezulken voelen hun eigen leegheid ook zoo wei nig, ze hebben zoo weinig behoefte .aan rijker, innerlijker leven, en daarom is er op deze men schen zoo weinig houvast. Alles schijnt langs hen af te glijden. Dat we in de vragen van het huwelijk niet zon der God kunnen, heeft ook de schrijver van het boek „Hij en zij problemen" begrepen. Het is Prof. Dr H. Hanselmann, hoogleeraar te Zürich en bekend Zwitsersch psycholoog, die ons in dit werk als het ware meeneemt naar zijn studeer kamer en ons kennis laat maken met verschillen de menschen, die bij hem om raad komen. En zoo hebben we al dadelijk met verscheidene kwesties te doen. Prof. Hanselmann schryft over dit alles in een- voudigen, vertrouwelijken stijl, n,uchter, natuur lijk, echt en oprecht. Hij scjiouwt diep in het menschelijk karakter, spoort de zwakke plekken spoedig op en grijpt verscheidene pijnlijke, maar belangrijke onderwerpen aan. Het komt ons voor, dat velen niet weinig aan dit boek zullen heb ben, al is het vrij sterk toegespitst om het onder zoek van bepaalde gevallen en kan het daarom reeds op volledigheid uiteraard geen aanspraak maken. Het voornaamste echter is, dat de schrij ver nu en dan blyk geeft, met loutere ethiek niet te willen volstaan, doch dieper grijpt, naar het geloof. Toch gebeurt dat slechts „nu en dan", slechts op enkele "bladzijden. Nu willen wij weer niet, dat in regel ha regel het woord „geloof' Dames-onderjapon Crackfree <l«rkl d« itoilen gemakkelijk itrijken moet voofkomen, doch Wel blijkt volgens ons uit de behandeling van bepaalde onderwerpen te weinig, dat ze werkelijk vanuit het geloof aan den Christus als den inhoud van het huwelijk zyn ge schreven. Het resultaat is dan ook vooral gewor den een serie alleszins respectabele wenken, ad viezen, waaraan men veel heeft voor den om gang, adviezen, die het leven zeker prettiger kun nen maken, echter de einduitslag is dan toch maar een „min of meer1, niet de .omkeer, de vul ling van het leven, ook het huwelijksleven, het binden van dit leven aan het bevel en den rijkdom van Gods Woord. Toch hebben wij aan dit boek heel wat meer, dan wat er zooal aan huwelijksethiek" op de markt pleegt te verschijnen. Hei is hoogstaand van in houd, sterk en beschaafd en het is voor ons geen vraag of men zal aan zekere, soms schijnbaar simpele opmerkingen voor het dagelijksch leven van den omgang heel veel hebben. Hier willen we aanhalen enkele opmerkingen uit dit boek, opmerkingen, die ons het meest hebben getroffen en die gaan over de vraag, of een ker kelijke inzegening van het huwelijk eigenlijk noodig is: „De huwelijksvoltrekking voor den ambtenaar van den burgerlijken stand hoydt in, dat men ten overstaan van den staat ja zegt op zijn huwelijksplichten; het kerkelijk huwelijk daarentegen beteekent een ja zeggen op deze dingen tegenover God en tegenover de kerk als de gemeenschap der geloovigen. Dat niet allen, die naar de kerk gaan of bij een volkstelling een positief antwoord geven op de vraag, of zij f jt een bepaalden godsdienst behooren, inderdaad geloovigen zyn, weet iedereen. Daaraan heeft echter niet alleen de kerk schuld. Zij is er ook niet alleen aansprakelijk voor, dat dergelijke huwelijksplechtigheden dikwijls werkelijk tot vertooningen worden, waarbij op stijl- en smake- looze wijze allerlei wereldsche uiterlijkheden worden ten toon gespreid. De kern van de kwestie is, of een jong paar zich tegenover God verplichten wil een huwelijk op de best mogelijke wijze op te bouwen, dat wil zeggen, of het in God een instantie ziet, die anders is en hooger dan die van den staat. Daarom is de vraag, of „een kerkelijk huwelyk eigenlijk wel noodig is", een vraag, die men slechts aan zich zelf stellen kan: geloof ik aan God? Niemand anders dan wy zelf kunnen daarop een definitief antwoord geven". Roel Houwink gaf van dit boek een Nederlandsche bewerking, verschenen bij de Uitgeverij Ploegsma te l&ist. Het model voor deze moderne en slank makende dames-onderjapon leent zich voor alle voorko mende figuren. De onder japon, die aan j,,de achterzijde zoowel als aan de voorzijde rond op- i geteekend wordt, is niet 'VW f bijzonder laag uitgesne den. Voor oudere dames, die bij voorkeur den ronden hals verkiezen, kan het model veranderd worden; hierbij vervallen dan de schouderlintjes, doch h^t model blijft verder zop- als de teekening aan geeft. Ook de klokjes bij de onderwijdte kunnen, al of niet, naar verklei- zing, vervallen. De benoodigde Hóeveel heid stof wordt bij de bestelde patronen aan gegeven. Men gelieve de maten niét ruim te meten, om dat de overwijdte, ook bij dit patroon, wordt toegevoegd. Men meet de volgende maten De halve bovenwijdte, van middenachter, onder den arm doorgemeten, tot middenvoor. De lengte, van het hoog ste punt op den schou der, naast den hals, over den rug, tot de japon*- lengte, min 3 c.M. De taillewijdte, strak orh de taille (ook deze maat niet te ruim v meten). De heup'wijdte, over h^t breedst van de heup, 20 25 cM. beneden dé taille. De voorlengte, vanuit den halskuil tot in de taillé. De ruglengte, van den halswervel tot in de taille. Vóór de borst- en ruglengte wordt gemeten, spant men een band om de taille, om de juiste borst» en ruglengte te kunnen bepalen. De prijs van het op-maat-gemaakte patroon be draagt 40 cent plus 5 cent porto, toe te zenden aan de Redactie van „Van en Voor de Vrouw", adres: Administratie van ons blad i Bestelbon voor patroon no 67. Ondergeteekende wenscht te ontvangen het pa troon van de japon no 67, waarvoor bijgaand 'het bedrag in postzegels. Met schouderlintjes. Met ronden hals. Met kibk- jes. Zonder klokjes, (s.v.p. doorhalen wat niet wordt verlangd) Halve bovenwijdte Lengte Taillewijdte Heujbwijdte Voorlengte Ruglengte Naam Adres DAMES EN MEISJES MAAKI NI' /.I I P UW KLEEPIvr: Zendt bon en 25 ceni aai. Dy iroorkeur van 3 cent en U ontvangt een ïiooi boek met ruim 100 maten en modellen en tevens een gratis apparaat om U te laten eien hoe gemakkelijk onze methode is om THUIS alle kleeding te lperen maken en vermaken. aan INSTITUUT Bam e- n- s- a- D- KJ PI Tolsteegsingel 54 Utrecht Naam Woelige zee. Hoek van Holland (Foto Ja$. C. Vos, Rotterdam) VERVOLGVERHAAL 7) Slot. ZIJ was diep geiroflcu geworden door alles wat zij 't laatst gezien en gehoord had, maar de verrassing, die zij haar vriend Donald Brown ging bereiden, \ervulde haar eenvoudigen kleinen hoed. Hij staarde haar echter volle tien seconden Van, voor hij zijn oogen gclooven kon. Was dit kon dit bij n^ogelijjcljeid de vrouw zijn, altijd zoo gedistingeerd in kleeding en houding die nu voor hem stond in een goedkoop serge pak. met ka toenen handschoenen aan? C" Hij greep haar hand en drukte die met een ,\vflrmte, die blijk gaf, dat het hem goed deed, haar te zien. Zijn gelaat werd evenals het hare, overtrokken mot een vroolijken glimlach, terwijl hij opgewekt zei: „Ik weet niet* waaraan ik dit tfl donken heb maar het doet er ook niet toe". „Ik ben het niet alleen. Don. zei mevrouw Bral* Hard. lachend en wendde zich tot haar gezellin. Als hij al eenige gedachte geschonken had aan deze toen hij zijn oude vriendin herkend had, wa3 het in de meening, dat het iemand was, die haar den weg gewezen had. Nu hij goed toezag, her kende hij Helen Forrest. Zij stak haar hand uit. Hij stond \erslagen en kon geen woord uitbrengen, hij^.die het laatste uur zoo'n redenaarstalent aan den dag had gelegd. Hij keek hen beiden nog eens bcurtelines aan en bracht pindeliik nl stamelend uit' „Ik -kan het 'niet geloovcn, dat jullie het zijn!" en lachte daarop om zijn "éigen verlegenheid, ter wijl hij bloosde tot achter de ooren. „Maar wij weten het heusch wel. De reis scheen eindeloos met twee sluiers over elkaar. En we hebben heel wat moeite gehad om je te vinden". Brown hersteldo zich eindelijk. „Zijp jullie dan niet met de auto gekomen?" „Toen wij den laatsten keer hier waren", her innerde mevrouw Brainard hem, „heb je ons heel duidelijk te hennen gegeven dat je je vrienden liever niet in een auto zag komen, noch in flu weel en bont; dus hebben we dat alles nagelaten". „Dat zie ik. Het is heel erg vriendelijk van u of schoon de vermomming niet volkomen is. Dach ten jullie heusoh dat jullie er niet uitzagen als de rest?" „Heb je ons herkend, toen we binnenkwamen?" vroeg mevrouw Brainard. „Ik denk van niet, méneer Donald Brown"., Hoelang zijn jullie hier geweest7" „Zoowat van het begin af, maar Je zag ons niet,^ is het wel?" „Dat is zoo. do verlichting is niet al te best''; zei zij vroolijk. „Je zag een paar onbekende vrouwspersonen dus keek je niet weer dien kant uit". „Ik ben blij. dat ik jullie niet herkend heb". „Waarom? We hoopten, dat je ons herkennen zou. Is 't niet Helen?" Zij zag dezè aan, die daarop glimlachend knikte. „Wij hoopten en vreesden Iegelijk, denk ik'', zei «ij. „Ik had hét niet ten einde kunnen brengen", zèi Brown. „Ik had hen weg moeteh sturen". Door GRACE RICHITOHD. „WU z'jn dikwijls genoeg onder je gehoor ge weest", zei Helen. Hij zag haar recht in de oogen, ,en zij moést ze neerslaan. „Toen beteekende jc tegenwoordigheid niet, wat zij nu beteekent, nu je heeleuiaal hierheen bent gekomen en je al die moeite gegeven hebt, wat je kleeding betreft. Zijn jujlie Het viel hem npg ,rpoeilijk zijn woorden te vin den. Hij was er nog niet achter, wat zij eigenlijk met hun bezoek voor hadden gehad. Hij wist niet, of het nog iets anders, beteekende dan belangstel ling en nieuwsgierigheid. Maar op dit oogenblik werd hij geholpen door het haastige openco van de deur door een grimniigen huisbewaarder, die knorrig om den hoek keek. Toen hij Brown zag, werden zijn gelaatstrekken eenigszins verzacht, maar hij trok zich niet terug. „Wc gaan al, Sim6on", zei Brown vriendelijk en nam zijn bezoeksters mee naar buiten. „Bent u in een hotel hier in de buurt?" vroeg hij aan mevrouw Brainard: „Kan ik u or ook even heen brengen?" „Neen, we zijn. stilletjes, wcggcloopen. Geen le vende ziel weet, waar wij zijn. Het is een geheime expeditie. Ons plan is, om met den trein van kwartier over elven terug te gaan. Zouden wij ondertusschen niet iets te eten kunnen krijgen bij jou? Ik ben oud genoeg, om als chaperonne te dienen, zou ik zeggen. We zijn dadelijk na de thee weggegaan van middag cn zijn dus hongerig. Ik ben het tenminste". „O, als u dat zou willen doen-'' zei hij. „Ik zal mij onuitsprekelijk vereerJ gevoelen. Ik hoop, dat ik iets geschikts voor u te eten heb. Ais ik het niet heb j-" „Je zuster zegt, dat jp alleen van spek en eieren leeft," zei mevrouw Brainard lachend, „en ik heb daar nog nooit zoo naar verlangd als op dit oogenblik". „Dan zult u het hebben, of een omeiett^ In den winkel op den hoek zullen zc nog'wel wat v eld sla en radijsje hebben'" „De winkel op den hoek", herhaalde mevrouw Brainard vroolijk, toen zij de slecht verlichte straat bereikt hadden, waar Donald woonde. „Stel je voor, Helen, dat wij daar ons souper vandaan halen, is het niet Interessant?" Brown had niet veel gezegd onderweg, maai hen haastig voortgeleid langs plaatsen, die hij hun liever niet liet opmerken. Hij had een omweg gemaakt, om zoodoende het armste gedeelte 'an de wijk te vermijden. Het was absoluut peen ge vaarlijke buurt, maar hij voelde, dat zelf3 het ge wone aanzien van een arbeidersbuurt hun eenigs zins vreemd moe6t aandoen. Nooit tevoren had hij nog zoo beseft, dat het onmogelijk was, om iemand uit den kring, waartoe ook hij nog zoo kort geleden behoord had. in ernst te vragen, het leven, dat hij zichzelf voor de toekomst had op gelegd met hem te deelen. Hij voelde echter ook, dat hij niet toe moest laten, dat deze gedachtéihem het gepot van dit wonder bare bezoek zou ontnemen, réanr dat hij dit uur van samenzijn met dankbaarheid moest genieten. Brown opende do deur, en Ben sprong op hem toe, hoewel het gezicht van de vreemden zijn vroolijkheid wel wat temperde. In de haard lagen slechts enkele stuken kool te gloeien, cn het was duister in de kamer. Brown sloot de deur achter hen. „Blijft u even stilstaan", zei hij, „terwijl ik licht maak'. Hij gooide wat kleine houtjes op het vuur cn 'ij vlamden al, voordat hij de lamp nog opgesloktn had. Toen deze daarop helder brandde, gaf dit de ka- dadelijk een gezellig voorkomen, al stond-m er slechts weinige en heel eenvoudige meub<- m in. Do roode armstoel bij den haard, tie boeken cn tijdschriften op de tafel, de twee mooie portiel- ten aan den wand gaven te zamen bepaaM cis huiselijks aan liet geheel. „Maken jullie je nu een beetje gemakkelijk. Leg je goed maar weer hier", en hij wees naar zijn slaapkamertje, het kamertje, dat een van hen zich zoo goed herinnerde. „Terwijl jullie dan wat uitrusten, zorg ik voor het souper". „Mogen wij jc niet wat meehelpen?" vroeg me vrouw Brainard. „Zeker niet. Wat weten jullie van zoo'n keuken als de mijne af'. „Mogen wij dan naar je kijken terwijl je bezig bent?" ,.In geen geval. Jullie tegenwoordigheid zou mij van streek maken", riep hij lachend terug, terwijl htf door de achterdeur de straat opging, na eerst even zijn provisiekast geinspecteerd te hebben. Bij den winkel op den hoek gekomen, overzag hij met een critischen b'.ik de uitstalling in de winkel kast. Nog nooit had déze hem zoo slecht voorzien geschenen als nu. Hij slaagde er echter In. w sjt veldsla to bekomen en een flesoh slaolie en be dacht zich gelukkig ook, dat hij nog een blikje met aspergepunten thuis had. Hij kón dus een kleinen schotel klaar maken. Een stuk of wat eieren, die de winkelier verklaarde, dat ze mc'k- versch waren, cn een paar cakes waren ver Ier alles wat hij krijgen kon. Hij had .de armen veil pakjes, toen hij weer huiswaarts keerde en zich verdiepte in het ongelooflijke feit, dat zij, vóór wie hij alles zou willen doen. Voor een pnijr mir daar zijn gast was. Toen hij zijn keuken weer door dè buitendeur binnentrad, bleef hij versteld op deri 'drempel staan. Iemand, met een witte blouse en eeii hlailw serge rok aan en een wit schortje voor. was bezig de tafel te dekken. De tafel Was naar het' midden van den vloer getrokken: de plaats, waar hij ifjfi tafelgoed en éxtra vorken, lepels en messen borg. was overdekt prl op de tafel stond een glazen kom mfeteen groote touffe viooltjes er i*n, waar'd e vandaan gekomen waren, zou hij onmogelijk hebben kunnen bedenken nl hnd hii zirh er rtnoeite voor gegeven. Mnar hij schonk geen enkele gedachte nan .Ms, behalve aan de vrouw die daar voor hem stond. Als er al van Helen Forrest in haar gewone avond toilet van zijde en kant een grnote bekoring was uitgegaan, nu leek zij in haar tegenwoordige kleeding en omgeving den man, die haar gnde- sloeg, bekoorlijker dan ooit. Het hart sprong hem in de keel. Het heele toneeltje was zoo aanlok» kend huiselijk, dat het hem die zoovele maanden alleen was geweest, wel treffen moest. Maar het was toch niet bedoeld om hem te laten zien, wat had kunnen zijn, maar wat hei nooit zou wezen? Dan zou het inderdaad wreed zijn, cn hij kón het niet van haar gelooven. Als ze het hem echter moest zeggen, dat Hij legde zijn pakjes neer en trad naderbij. Me vrouw Brainard was niet aanwezig, en de deué- naar de studeerkamer was dicht, toevallig of met; een bedoeling? Zijn slapen klonten als smids-. hamers. Helen keerde zich niet om.' Zij stond bij de tafel,, en legde met gebogen hoofd een servet recht. Ter wijl zijn blik op haar rustte, werd haar gelnat plotseling met een donkeren blos overtogen, die hem een bewijs was van haar innerlijke ontroe ring. Hij had nooit iet6 dergelijks bij haar opge merkt. zij had zichzelf altijd zoo in bed-watig ge had. Hij kwam naast haar staan; zijn "blik bleef rus-i ten op haar gelaHt. „Wat moet dit voorstellen?" vroeg hij met zachte, bevende stem. „Wat denk je. dat het mij toe bren gen zal, als ik nog langer naar je kijk, zooals je daar staat in mijn huis, alsof je er hoorde?" Er was een oogenblik stilte, voor haar antwoord kwam. Toen keerde zij zich om en zag hem in het gelaat. „Mag ik er toe behooren?" vroeg zij zacht. „Zou je d a t willen?" „Ja". „Mag ik je dat toestaan?" Zijn vragen waren elkaar snel gevolgd. Zijn adem haling ging gejaagd, zijn oogen trachten de hare te pijlen. Hij stond nog steeds naast haar, maar hij raakte haar niet aan. Toch wist Helen wat er in hem omging. Zij keek even terzijde en glimlachte bij de ge duchte aan zijn groote zelfbeheersching. Zij wis% hoe zij zijn hart had ingenomen. Zij voelde het. Toen zag zij weer voor zich. „Denk je, dat je het mij beletten kunt?" zei ze en hief haar gelaat tot hem op die onweerstaanbare 19$

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11