MOSTERD
^AiLs Ucd
ao 'ml lipt»* WH l'»"*1
.V or,"^
Uieolt.^its, ka
aglljk
V. Slot.
Paulus' iuv i u.J
worden inn
Lun AugusuuuA unci bij hem de genadeleer.
Ai-yoi.eken weruen duur hem verkwikt. Een Luther
beriep rich up hem vuur de rechtvaardiging
uit het geluui. net Luihfciauiain vinut L.j uein
een antwoord up de vraag, hue len menscli lot
het heil komt. Het Calvinisme verneemt van hem
hoe Je genade Gods den mensch grijpt, culvijn
en Gomarus en ook Pascal hebben Paulus als
hun geestelijken vader beschouwd. Nietzsche
noemde Paulus „de uitvinder der Chri&t .ykheld"
Eenige jaren geleden was zelfs een strewn op te
merken om Paulus tegen Jezus uit te spelen.
IJven den een\ oudigen timmermanszoon Jezus,
Die daarvan niets had vermoed. komt Paulu6 te
staan uls de impre&surio, die hein op den troon
piaatst^en om hem als een strooman heen de
drapene van hei Messiaansche ambt laat wolven.
Als reactie Jaarop werd toen de leus aanzeheven
terug van Paulus naar Jeziip'
Mocht het bij die geleerden eens worden: terug
langs Paulus naar Jezus!
Paulus heeft een oordeel over z.chzelf uitge
sproken En hij deed i in deze snerpende woor
den hij, die plant, is 11 i e t s 1 Cor J 7i. Ook
heeft hij zijn verhouding tot Christus in woor
den uitgedrukt .Het zij verre van mij. dat ik
zou roemen anders dan in het Kruis van onzen
Heere Jezus Christus!" iGal. 6 14.1
Paulus leven dit herhalende wil ik er tevens
mee besluiten was 1 ij d e n.
Gaat daarom in dezen tijd vooral onze belangstel
ling naar deze figuur uit? 7.ijn lijden, zlrli óók
uitend in den kreet „Want liet zuede dat ik wil.
aoe ik niet maar het kwadp, dat ;k niel wil dat
doe ik- Ik ellendig mensch, wie zal mij ver
lossen uil hel lichaam dezes doods?"
Ook ons leven is lijden, moet lijden zijn, wanl
alleen door veel verdrukking kunnen ook w(J
slechts tot de heerlijkheid ingaan.
En nu is er tweeërlei wijze - zoo schreef: eens
mej. H S. S. Kuyper in haar inoo.e hoek .Pau
lus"' om een lijdensweg te gaan. Een lijden,
ons opgelegd, kan ons ontmoedigen verzwakken,
verbitteren
Is dat de uitwerking die Paulus lijden op hem
gehad heeft? H»>t zou niet te verwonderen zijn
geweest. Ale Paulus in wanhoop zijn werk had
opgegeven en bezweken was. dan zou geen
onzer nog een vinger tegen hem mogen ophef
fen, wij die telkens wanhopen en bezwijken bij
o zooveel minder en kleiner moeilijkheden.
Maar ziehier nu het wonder, dal God aan Paulus
gewrocht heeft Paulus is niet alleen bekwaamd
voor zijn bovenmenschelijke levenstaak, hij ie
ook van stap tot stap staande gehouden op zijn
lijdensweg.
Welke vijand hem aanviel, welk leed hem deer
de welke ellende hij te dragen had - en Paulüs
voelde diep. en leed daarom dubbel. nimmer
is hij bezweken niet alleen, maar altijd heeft hij
bet neergeslagen hoofd hóógcr opgeheven, met
imrner vasten tred is hij trouw blijven voortgaan
oo den moeilijken weg van zijn arbeid en van
xiln lijden.
Zooals de uk, uij ïoderen storm, Jic opsteekt, zijn
wortels te dieper ui deq grond boort, ;oo 'cofl
Paulus bij lederen nieuwen storm, die ovei zijn
hoofd losbarstte, te dieper geworteld zijn krach
tig geloof, zijn vurige liefde, zijn onwankelbare
hope.
En dat is het wat Paulus ook ons te zeggen heeft,
vooral in de donkere dagen die we thans door
leven.
Het is niet genoeg, dat wij niet bezwijken, niet
twijfelen, niet wanhopen. Neen, hoe dieper de
ploegschaar d"es lijden* o\er den akker onzes
levens wordt getrokken hoe rijker vrucht de Heer
des oogstes van ons verwacht.
Want het lijden is niet om den traan maar om
dat te blijder blinke de glimlach der heilige
hope.
Het lijden is er niet om den zucht. maar opdat
te dieper welle uit de ziel het gebed tot den God
des levens.
Het lijden is er niet om de klacht, maar opdat
te inniger zij de dank voor wat God ons, voor
deze benarde tijden geschonken heeft in Zijn
Woord, ook voor dat gedeelte, dat als kostelijke
vrucht is ontbloeid aan de lijdensweg, waarlangs
Iij Paulus ge!eid heeft.
Zalig de mensch en moge die zekerheid In
deze tijden van onzekerheid ons aller deel
zijn die staande in het leven, dat lijden brengt
?n lijden is. het Paulus mag naspreken:
.Want ik ben \erzekerd. dat noch dood noch le
ven noch engelen noch overheden noch machten
noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,
noch hoogte, rioch diepte, noch eenig ander schep
sel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods.
welke is in Christus Jezus onzen Heere".
Na de evacuatie
TEMIDDEN van afgevallen- en vallende bla
deren. zit ik me te koesteren in de hecte
zonneschijn. Het Is een stralende zomerdag en
wonderlijk vreemd ligt daar de rulle zwarte
aarde voor mij. De mannen ploegen en eggen. Er
WÖhdt hard gewerkt, wat wel zeer zwaar is in
deze hitte.
Een enkele kastanjeboom prijkt met haar volle
zomertooi. De eschdoorns hebben bijna geep
blad meer over. Dë besscnstrulkcn staan nankt,
de kleine roode vruchtjes verdrogen. Appels- en
perenboomen laten voor een deel hun vruchten
vallen. De aardbeiplanten zijn reeds onderge-
ploegd. Geen bloem staat er in de anders goed
onderhouden tuintjes. Heesters en struiken zien
er zwart uit. Een enkele geranium heeft het
teveel aan water overleefd en brengt weer vroo-
lijk nieuwe spruitsels voort. Het gekakel van
kippen ontbreekt. De enkeling, die vanuit een
boomtop in uitgehongerden toestand weer in het
kippenhok terecht is gekomen, is nog in het her
steltijdperk en komt aan het leggen van eieren
niet toe. De poes loopt met opgerichte staart, al
kopjes gevend, van den een naar den ander. Haar
velletje glanst weer. Ze had zich gered op een
stapel kisten. Toen. in bootjes, de mannen rond
hun huizen voeren, kwam poes aangezwommen,
zette zich eerst aan de voorzijde, dan aan de
achterzijde voor het raam en vroeg om binnen-
Voor Pelgrims
Water halen op 't kampeerterrein
(Foto mftvr. C» Boor-van Krimpen,
Vlaardiingcn)
O pelgrims, troost u onderwegen,
Al schijnt gij nog zoo wijd van huis.'
Het is zoo ve'r niet eens gelegen,
Aan 't einde volgt de rust voor 't kruis.
Dan zal het ons daar niet berouwen,
Dat wij hier voor een korten tijd,
De ijdelheid niet wilden trouwen,
Die haast vergaande ijdelheid.
Het zal zoo lang niet eens meer duren,
Uw weg kort al gedurig af,
Door 't snel voorbijgaan van de uren,
Totdat de vleeschklomp zinkt in 't graf,
Dan is de ziel de kooi ontvlogen,
Die haar qnthield de vrije lucht,
En jarenlang heeft neergebogen
Waarin zij veelmaals heeft gezucht.
Dan valt gij in een vollen zegen,
(Uit al dit wereldsche gedruisch)
Door 't bloed van Jeius ons verkregen,
Uw Vader in Zijn armen thuis!
JAN LUYKEN
gelaten te worden. De knecht bracht hev beestje
eten, waarop het dadelijk aanviel en Jaardoor
minder scuuw werd Toen liet ze zich gri-o n en
werd bij den knecht thuis goed verzorgd. F maal
weer teru, bij ha; eigen baas en vrouw. t
ze eerst alles beruiken, daarna haar Mo en
tevredenheid betuigen
iNiet alleen de mannen hebben in deze Junidagen
hun voorj aars werk te herhalen, ook de vrouwen.
Zij boenen slik en \uil van het in de kamers ge
staan hebbende waler, weer weg, trachten wit-
getrokken verf en meubelen bij fe kleuren. De
schimmel wordt van behang en muren verwij
derd, verder is het afwachten. Haarden en kachels
worden naar buiten gesicept. van roest ontdaan
en zwart gemaakt. De vloer is vochtig. Sommige
planken zijn tegen elkaar opgestaan. Zeil, klee-
den en matten kunnen de gezelligheid niet aan
brengen voorloopig. Matrassen en andei bedde-
goed liggen te zamen. Geen deur sluit, zoodat
men 's avonds zich ook maar in vortron vn |pt
ruste begeeft.
Een onaangename geur an vocht en moeras
damp hangt in en buiten de huizen, vooral
s avonds. De kikkers zingen hun zonierznng.
Na een week. waaronder enkele koude regen
dagen, is het aanzien van den polder vehetl ver
anderd. De spinazie, in de tuinperkjes gezaaid,
staat mooi groen en de sla, die als randversiering
dienst doet. kleurt gezellig. Het land is voor een
groot deel bezet met knolplanten. Voor aard
appelen is het te. laat, zoodat de tuinder* dit
voedsel voor zichzelf zullen moeten knonon. even
als nu de groenten, aardbeien, enz.
Wat er van de \Turhtbonmen terecht -zal- k'nméM,
is nog een vraagteeken, doch de hoop op vrucht
is nog niet verloren Een zwaar hoofd heft men
over do knolplanten. Wel staan de mer-fen or
goed bij docb ze zijn te klein van stuk MM,-de
bonnen gaat het beter.
De menschen zijn dankbaar weer terne ie zijn
in de eigen nmecine en dat de evaeun'lp niet
van langen duur is geweest Toch de erbclJjs-
vreugde is geremd, omdnf men nu b«t tntvd
slechts eenzijdle kan bebouwen.
Hoop op vrucht. Ach. dat deze menschen beseften
hoe lang God reeds uitziet naar vrucht 'n hun
harten
Horstermeerpolder, Juni 1940. M D G.
HET NUT DER ZWALUWEN
Nemen we aan dat de zwaluwen komen den len
Vlei en vertrekken den lsten October, dus in orw
land vertoeven 153 dagen. Een zwaluwenpaar nes
telt drie maal en voedt gewoonlijk vijf jongen
op. Stellen we. dat de jongen van het eersté
broedsel bij hun vertrek 120 dagen oud zijn. dio
van het tweede 80 dagen, die van het derde 40
dagen. We weten dat elke zwaluw per dag 400—
600 insecten verorbert; we rekenen daarom 500
insecten per dag en vinden dat het zwaluwenpaar
met de jongen 753.000 insecten vangt.
Al3 nu 10 insecten vorfr 1 cent schade aanbren
gen, dan voorkomen de zwaluwen per in ons
land gekomen paar een schade van f 753.— (zon
der te denken aan de honderdvoudige vermeer
dering der insecten).
Zijn er nu In een dorp 100 paar zwaluwen, dan
wordt zulk een dorp in één jaar door de zwalu
wen gespaard voor een schade van 100 x f 7fi3^«-
is f 75.300
EEN LANGE NAAM
'k Las van een koning van Siaih,die .hëbftó
rnaar eventjes: „Phra Bat Somdath Pltra Phra-
mindcr Mnha Chrilalongkorn Phra Chule Ohóm
Klao Chow Yu Hua", d.w.z. „de heerlijke met de
gouden voelen, de hoogc de volmhakto, dl»
groote kroon, de held van hot nllei'hóoig'sfë
koningsgeslacht, de hooge alles overheerscbende
bergtop".
Als die „op de bon" moeet en Ik was agenf. 'dan.
liet ik hem schieten l
DE RECHTHEBBENDE
De tuinman van een kasteel had een zeldzame
bloem in zijn kas. Ilij.had haar met groote zór'è
gekweekt en zij was bijna in vollen bloei. Óp zé
keren dag was de bloem weg; iemand had haar
van den stengel geeneden. De tuinman wan erg
verdrietig en boos, maar was er terstond mee
verzoend, toen de kasteelheer langs kwam èh
zei: „Ik heb haar afgesneden". Do Meester...-.,
VOLTAIRE'S DOMHEID
Van het gouden kalf der Israëlieten placht Vol
taire te zeggen, dat het een onmogelijkheid was,
een scheikundige onmogelijkheid. Doch terwijl
hij maar volhield, dat goud niet oplosbaar •jyaa,
losten alle goudsmeden der wereld het ul op, e^'
in Parijs waren er in dien tijd plm. 50 winliote,
waar Voltaire het proces had kunnen zien, dat
bij onmogelijk achtte,
Als 't geregend heeft.
(Foto Joh. de Jong, Rotterdam).
Aan Moeder
Vaak. als een man die, ver en moegezworven
Door zomer, zon door winter en door toind.
Zijn ouden doollust eensklaps ziet verdoken
En aan zijn haard eerst vedesvolhn-a
Voel ik, die vrijheid wildé en heb verworven
Verwegen gaande waar geen weg begint,
Mijn zucht naar luider leven zacht gestorven
En aim uw zijde word ik weer een kind.
Dan beeft mijn blik in de overkaime reinheid
Die licht- en iroosivol uil Uu> o ogen trilt
En al de stormen van mijn harte sr.m
Dan, dan ja voel ik eensklaps al a* kleinheid
Van wat de wereld heerlijk heet en groot
Er. niets zoo goed als rust op moeders schoot.
René de Clercq: „Uit Zonnige Jeugd".
Dichters bij den dood van
hun kindje
JOOST VAN DEN VONDEL
Kinder-lijck
Constantijntje, 't zaligh kijntje,
Cherubijntje, van om hoogh,
D'ijdelheden, hier beneden.
Uitlacht met een lodderoogh.
Moeder, zeit hg, waarom schreit ghjj
Waarom greit ghij, op mijn lijck
Boven leef ick, boven zweef ick,
Engeltje van 't hemelrijck
En ick blinck 'er. en ick drinck 'er,
't Geen de schincker alles goets
Schenckt de zielen, die daar krielen.
Dertel van veel overvloets.
Leer dan reizen, met gepeinzen,
Naar pallaizen, uit het slick
Dezer werrelt, die zoo dwerreït.
Eeuwigh gaat voor oogenblick
HUBERT KORNELISZOON POOTj
Op de doot van mijn dochtertje
Jacoba tradt met tegenzin
Ter snode werelt in;
En heeft zich aen het endt geschreit,
In haêre onnozelheit.
Zij was hier naeu verscheenen,
Of ging, wel graeg, weêr heenen.
De moeder kuste 't lieve wicht
Voor 't levenloos goeigt,
En riep het zieltje nogh te rug
Maar dat, te snel en vlug,
Was nu al opgevaren
Bij Godts verheugde schaeren.
Daer lacht en speelt het nu zoo schoon,
Rontom den hoogsten troon;
En spreit de wiekjes luchtigh uit,
Door wee noch smart gestuit
O bloem van dertien dagen
"Uw heil verbiedt ons 't klagen.
DIRK SMITS
Lijkkrans voor mijn dochtertje
Een rei van Eng'len zag.
Door 't dunne wolkfloers heen,
Of ergens, hier beneên,
Een zuiv're parel lag,
Die waerdig was te pralen
In 't goudt van 's hemels zalen
In 't einde viel het oog,
Op Margareetje, een wicht,
Dat pas, door 't levenslicht,
Bestaelt werd van omhoog
En blijdschap, noch ellende,
Noch deugdt noch ondeugdt kende
Dat Pareltje vol glans
Behaegde 't Engeldom,
Des daelde 't in een' drom,
Van 's hemels hooge transs'
En streek, met penne en veder,
Bij Grietjes wiegje neder.
Hier nam het, met een vaert'.
Dat Pareltje in zijn magt,
Belonkte en kuste 't zacht,
En vloog 'er meê, van d' aerd'.
Naer 't r*ijk der zaligheden,
Doch liet de schulp beneden.
Utrecht
De Beste
iW/.
ZUINIGHEID MET VLIJT
HEBT U een nooikist? Neen wy ook
niet. Maar misschien bezit U nog wel
een flanellen fctp, zoo ongeveer van ander- ^4
halve meter in 't vierkant, of anders een
oude wollen deken of kinderdekentje; een ,4
goede molton kan evon*,"""J "'1o dien* V
sten bewijzen. s
Leg dan dit warn»c ma.cjidcn u«iei, en X
breid daarop uit een stuk of tien groote
kranten oude natuurlijk! Doch doe dit
zoo, dat ze kruisgewijze komen te liggen. In
het midden, waar de panbodem komt te
staan, doen we ter versteviging nog een op- 1
gevouwen exemplaar. Het gerecht, dat we
gaar moeten maken, brengen we nu goed
aan de kook; we zorgen, dat het deksel ook
goed heet is on wikkelen dan gauw de pan
in de kranten, en om de kranten heen wik
kelen we onze warme stof. zoodat de oor
spronkelijke warmte goed behouden blijf».
Een andere goede pseudo-hooikist is een
oude hoedendoos, waarin een dikke laag
kranten op den bodem en lan«« dp wanden
wordt gevouwen.
Een hooikist. of datgene wat wy er voor
gebruiken naar de hierboven genoemde
raadgevingen is een ideaal apparaat om
alle soorten erwten en boonen te bereiden,
bruine en witte, capucijners. tuinboontjes
enz. Men moet ze dan ongeveer 20 a 25
nuten vóórkoken. en daarna 5
de echte of geïmproviseerde hooikist
staan. Na een uur of drie is de inhoud
meestal wat afgekoeld, en het is raad/aam
de spijzen dan even opnieuw te verwarmen
en daarna weer in het warme holletje te de-
a 25 mi- S
uu. in
kist :?n X
poneeren. k
Bouillon b.v. behoeft maar 10 minuten te »4
koken en kan dan 6 uur in de hooikist trek-
Rijst behoeft maar even aan de kook te zijn v
gebracht, om na een verblijf van 1V> uur in
ons apparaat prachtig gaar te voorschijn te
komen.
Probeert U het eens?