Jlirumc jTrilterljr (£<mrant
J±2-
«nnementsprijs
per 3 maanden in Leiden en in plaatsen
Sen*75P| waar een a*en,tschaP g«vestigd is 2.36
en Per week 18 ct Losse nummers 5 et
Alle* bij vooruitbetaling.
MO*
zegels, jvertentiepryzen:
6 tolden 22^ ct- per regel Ingezonden Mede-
deelingen 45 et. per regeL Minimum
5 regels. Bewijsnummer 6 ot Bij con
tract belangrijke korting.
otterdar
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken
Bur. Redactie en Administratie:
BREESTRAAT 123, LEIDEN.
Telefoon 22710.
(Na 6 uur 23166).
Postbox 20. Postrek. 88936.
Ne. 6170
DONDERDAG 11 JULI 1940
21e Jaargang
her
ISIE VAN HET
CALVINISME?
oude i
aar Ut deze week 10 Juli valt de ge-
eeigenajeda£ van den Hervormer Johannes
Nimmer hebben de Protestanten
da® 404 een bÜzonderen SemaaM>
at ligt geheel In hun streven, van den
s c h Calvijn op te zien naar den
KOUD? van hemel en aarde, in Wiens hand
roote Reformator, óók hij, of hiisschien
n de -y hij, zich niet meer maar teve< niet
uchte iier dan een instrument wist. Als wij
den voortgang van het leven met
ate typ gedachten even stilstaan bij het feit,
jaren geleden, in 1509. de Her-
voor het eerst het levenslicht aan-
luwde, is dat om de belangstelling
reedj zÜn werk te vernieuwen en in het
Under om te wijzen op de beteekenis
nSarfdezen arbeid, ook voor onzen tijd.
wijs efet kan niet worden ontkend, dat de
!S>« jaren in ruimer kring licht is ge-
■kenteisn op de figuur van den Reformator,
^^noet hieraan terstond worden toege-
■ein tegd, dat thans door meer dan één het
uwd i% van Calvijn anders wordt gezien en
'tlaard dan zulks tevoren placht te ge
iden. Meer dan één leerstuk, waar-
I* voldoende zekerheid scheen te be-
ln, zijn sommigen anders gaan be-
na ïuwen, doch het is aan gerechten twij-
onderhevig, of hetgeen dezulken lee-
altijd in harmonie is met de leer der
zendinjigg Schrift, gelijk die door Calvijn is
vijdin^nd. En inderdaad maakt het beginsel
de Gods, zooals dit door aan-
45 Beagers der dialectische richting wordt
uishourerd' bet ^even tenslotte los van het
te ontwijken bevel Gods en van Zijn
5è°30Vjeven openbaring, met het gevolg dat
nauwelijks meer met vrucht kan ge-
wereigen van de algeheele onderwerping van
eest eif menschenleven aan de souvereiniteit
ioi«s.
Sn dit laatste toch was het, wat Calvijn
ge!sch^d weer voorop stelde, de volkomen
grardvereiniteit Gods, en de onderwerping
den mensch aan Zijn geboden, doch
n-vfc de vrijmaking van dezen in de zonde
ï.oo^enden mensch door Christus, opdat hij
1 g|^rna met Dezen leven zou. Toen de
.45 cogleeraar aan het Theologisch Semina-
iek0I5^m te Princeton in Amerika, Prof. Dr.
6.oo c B. Warfield, een kleine studie publi-
aftvtprde over Calvijn en zijn werk, om-
.5 Bejireef hij daarin het Calvinisme als „het
15 BePrtduren van de gestalte van absolute
scto Ongelijkheid van God, die wij onder
Bet gebed aannemen, in al ons denken,
elen en handelen. Het wil zeggen, dat
ij ons denken, voelen en willen door
:e religieuze stemming laten bepalen.
!t is daarom een naam, die even veel
rat als religie in haar hoogsten vorm.
it is ook de reden, waarom er geen Cal-
.isme mogelijk is. waar de religie de
igels des levens ook maar eenigermate
haar handen laat glippen en onze in-
•lijke gedachtenwereld aan haar opzicht
ontrukt heeft".
[et Calvinisme drukt zijn stempel op
leven, juist waar het de souvereiniteit
ids over heel dat leven als eersten re-
stelt. Vandaar ook, dat onder dit Cal-
tisme niets is te vinden van valsche
ensmijding en dat Dr. A. Kuyper in
van zijn vele publicaties er aandacht
ir kon vragen, hoe overal waar dit
ilvinisme zegevierend intoog. in Genève
onder de Fransche Hugenoten, in
iotland en in de Nederlanden, en zeker
-t het minst in de opkomst van Ameri-
's eerste Staten, een ontplooiing van
rkzaamheid op elk terrein wordt
inden, welke heel de gedaante van het
verandert.
ageiWij spreken in onze dagen gaarne van
is volkskarakter, en zulks om b'egrijpe*
|ke redenen. Doch het is voor niemand
teer een vraag, of de Hervorming is
jor ons volkskarakter van zeer bijzon-
ere beteekenis geweest, en daarbij den-
en wij, wat ons land aangaat, niet in de
erste plaats aan Maarten Luther, doch
an Johannes Calvijn. is de verdienste
an den eerste uitnemend groot, de
jreede ging nog verder. „Voel ik,met
juther"v schreef Dr. Kuyper, „mij door
tet geloof gerechtvaardigd en steun ik
t> geen daad of" werk van mijn eigen
eest, dan is mijn standpunt geestelijk
Uiverder dan dat der Roomsche Kerk,
[laar toch klim ik nóg hooger op, zoo ik
kdring in den oorsprong dier eeuwige
ï^chtvaardigmaking, wier springader in
ïods souverein decreet ligt". En ook:
Calvijn heeft gedaan, wat Luther niet
Dit laatste is van groot belang. Want
- en hier halen we wederom Dr. Kuyper
weliswaar schuilt de kracht van
Calvinisme niet in een nationale
Jgendommelijkheid en bond het zich
giet aan een bepaalde nationaliteit, maar
„Zóózeer drukte het tevens een
Kgen stempel op het politieke en sociale
feven, dat het Nederland van Spanje
leeft vrijgemaakt; aan den Schotten een
Jieuwen levensvorm gaf; en den grond
slag legde voor het opbloeien van de
Eereenigde Staten". En toen in Maart
3935 de Vrije Protestantsche Theologi-
Iche Faculteit te Parijs aan een tweetal
ioogleeraren der Vrije Universiteit te
Amsterdam het doctoraat honoris causa
VRIJE UNIVERSITEITSDAGEN
Zestigste jaarvergadering te Utrecht
Dr. Colijn houdt de openingsrede'
Referaten van dr. H. N. Ridderbos,
prof. dr. J. H. Bavinck en
mr. J. A. de Wilde
Heden werd in K. en W. te Utrecht de
60e algemeene vergadering gehouden van de
Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref.
grondslag, waarvan de Vrije Universiteit
uitgaat.
De leiding van de jaarvergadering was dit
maal opgedragen aan den president-curator,
r. H. Colijn.
Alvorens de vergadering aanving verhieven
aanwezigen zich van hun zitplaatsen om
door een oogenblik van stilte de in den strijd
»or het vaderland gevallenen te herdenken.
Dr. Colijn noodigde de vergadering voorts
uit gemeenschappelijk Ps. 27 7 aan te hef
fen, waarna hij Ps. 23 las en voorging in
gebed. Hierna hield hij de
Openingsrede
waarin hij wees op de zeer bijzondere om
standigheden waaronder de vereeniging in
60e algemeene vergadering bijeenkomt. Vier
malen kwam de vereeniging in jaarvergade
ring bijeen terwijl het geschut in de nabij
heid donderde, maar Gods goedertierenheid
deed den oorlog tot onszelf, aldus spr., niet
naderen. Thans ging het oorlogsgevaar onze
deur niet voorbij. Duitschland viel ons land
binnen en na slechts een paar dagen van
strijd werden de wapenen neergelegd en ge
raakte Nederland in de macht van den over
winnaar. Spr. zal niet trachten uitdrukking
te geven aan de gevoelens die we saam koes
teren. Hij zou dat ook niet kunnen en zelfs
zou het niet gelukken eigen gevoelens de
rechte uitdrukking te geven en veel minder
nog zou hij er in slagen een juist beeld te
schetsen van die van anderen. Verdoofd
voelen we ons soms, aldus spr. door den
schok, dien we te ondergaan hadden. Ver
slagenheid tot ontmoediging toè, is ons in
sommige oogenblikken evenmin vreemd. Op
standigheid tegen den Allerhoogste tikt bij-
wijden aan de deur van ons hart. Waarom,
o God, zoo klinkt het wel eens op uit onze
ziel, waarom moet dit alles over ons komen?
Over een volk, dat slechts begeerde in vrede
met zijne naburen te leven.
Het kan- soms stormen in ons hart, gewel
dig bruisen, maar.... wat een voorrecht
is het dan, dat wij onzen Bijbel hebben
maar God onthoudt ons ook de zielsstemming
van Ps. 23 niet, wanneer wy dreigen over
meesterd te worden door de moeiten van den
tijd. Hijzelf is tenslotte de gids die ons door
dit leven leidt, die het spoor trekt dat wij te
volgen hebben. En daardoor worden het be
wogen hart en het soms steigerend verstand
dan weer tot rust gebracht. Een rust die niet
synoniem is met niets doen. Wel een rust die
Gods voorzienig bestel geloovig aanvaardt en
daarbij niet vreemd is aan het brandend ver
langen om nu met verdubbelde energie zich
in te spannen tot instandhouding van wat Hij
ons, via ons voorgeslacht, deed toekomen.
Onze kerken, scholen, pers, zending, jeugd-
arbeid, instellingen van harmbartigheid en
zooveel meer, dat zij in den Naam des Heeren
begonnen zijn en voortgezet hebben.
Spr. zette uiteen dat de Vrije Universiteit
daaronder niet het laatst en het minst valt.
De beteekenis van de V. U. moet thans naar
de stoffelijke zoowel als de geestelijke zijde
duidelijk onder oogen gezien.
God heeft 60 jaar de harten gewillig
gemaakt tot het geven van wat tot haar
instandhouding noodig was en begonnen
met 3 faculteiten en 5 hoogleeraren tellen
(Vervolg van de eerste kolom)
verleende, werd daarbij te kennen ge
geven, dat men in die handeling deze
Universiteit wilde eeren „als centrum
van het Calvinistische leven, waarheen
over de geheele wereld al diegenen den
blik richten, die trouw willen blijven
aan de beginselen van den Hervormer
en deze doelbewust in dezen tijd willen
toepassen". Wat hier van de V. U. gezegd
werd, geldt van velerlei Calvinistischen
arbeid ten onzent en op velerlei terrein.
Waarlijk, wil men een inzicht krijgen in
ons volkskarakter, dan mag men daarbij
het Calvinisme niet verwaarloozen.
Een nieuwe tijd is aangebroken. Welke
zal hierin de plaats zijn van den arbeid
van Calvijn? Zal ons werk ten deele
worden opgeschort? We weten het niet,
doch wèl weten we, dat we moeten
arbeiden, zoolang het dag is, en óók
weten we en nu halen we weer een
woord van Prof. Warfield aan: „Het
Calvinisme kan evenmin van den aard
bodem verdwijnen, als het besef van
zonde üit het hart van een zondige
menschheid kan weggaan, of het Gods
besef uit het hart van afhankelijke schep
selen kan uitgewischt worden, of God
zelf in den hemel kan ondergaan".
Het Calvinisme heeft, waar het de
vorming van onze historie gold, meer
malen actieve bijdragen geleverd en heel
vee] vormenden arbeid mogen verrichten.
De bestendiging van ons volkskarakter,
waarnaar moet worden gestreefd, ware
er niet bij gebaat, zoo dit feit werd
miskend. Vraagt het Calvinisme thans
revisie in zijn beginselen? Wij oordeelen
van niet, doch besluiten met het woord,
waarin Dr. Kuyper de beteekenis van
Johannes Calvijn, ook voor de kwestie
van het nationale leven, aangaf: „De
kracht van het Germanisme, de v r ij-
h e i d van den Christelijken geest en
den adel der classiciteit versmolt hij
in den gloed van zijn geest tot dat metaal
van uitnemende waarde, waarop ook
Hollands volk zijn stedemaagd sloeg, om
Schrift en vrijheidshoed het randschrift
drijvend: „hac nitimur, hanc tuemur!"
(hierop steunen wij, deze beschermen wij).
die 3 faculteiten thans saam 17 gewone
hoogleeraren, terwijl aan de 10 jaar ge
leden opgerichte 4e faculteit 3 gewone
hoogleeraren en 3 lecto-en werkzaam
zijn. Daarnaast geven dan nog 4 buiten
gewone hoogleeraren en een privaat
docent hun krachten aan haar. Dit alles
afgezien van het ooilam in de faculteit
der geneeskunde en van de 5 docenten in
de didactiek.
Die groei is wonderlijk als men bedenkt
dat de gelden naar Kuyper's teekenend woord
werden bijeengebracht door de mannen die
van achter ploeg en meelti >g hun penningen
kwamen aandragen. Ook herinnert spr. aan
wat de Geref. vrouwen hebben gedaan voor
de uitbreiding van de 4e faculteit en het in
evenwicht houden van uitgaven en inkom
sten. Ondanks dit alles zijn ernstige finan-
cieele zorgen de V. U. niet bespaard en de
tekorten zijn thans tot 90,000 opgeloopen.
Juist toen de actie tot wegwerking daarvan
in vollen gang was brak het oorlogsgeweld
over Nederland los. Als nu echter de ver
slagenheid op haar vrienden beslag ging leg
gen dan zou de stiohtmg der V. U. niet meer
een geloofsstuk zijn maar ook haar onder
houding en uitbreiding een waagstuk. Zij had
een eigen taak in 1880 en de jaren daarna en
heeft die ook in 1940 en de jaren dit nog voor
ons liggen. Een n a t i o n a 1 e taak.
Spr. zette uiteen dat dit geen schrome
lijke overdrijving is en wees er op dat de
grondslag van de V.U. juist zoo breed is
omdat hij dezelfde is waaraan we ons
nationaal volksbestaan te danken hebben.
De geboorte-acte van den Ned. Staat en die
van V.U. zijn eigenlijk gelijkluidend.
Hoewel we ons daarvan nog geen rech'e
voorstelling kunnen maken moeten we toch
verstaan dat de veranderingen na den ooi-log
zeer aanzienlijk zullen zijn op elk gebied al
ligt de eind ontwikkeling van wat in onze
dagen plaats grijpt nog volkomen in het
duister. Veel van het oude en vertrouwde
zal niet terugkeeren, wat echter niet zeggen
wil dat wij onder het verleden nu een streep
moeten zetten in dien zin, dat wij nu een
nieuwe wereld binnentreden waarin wij
niets van het oude zouden wenschen over
te brengen. Dat zou kortweg ontrouw zijn
aan de glorieuze historie van ons land en
schuldig opofferen van een rijk Patrimonium
dat wij het onze mogen noemen.
Spr. zal niet in bijzonderheden afdalen,
wil er alleen op wijzen dat er nationale
waarden zijn die nimmer mogen geofferd op
het altaar van gemakzucht.
Aan de gaven der kleine luiden kleeft wel*
zweet maar ze zijn niet besmet met de aan
hel gouden staatskoord verbonden gevaren.
De V.U. is geboren uit den drang orr\ de ge
varen die het Christenvolk in Nedörlaiid be-'
dreigden te helpen weren. Aan die roeping
en taak blijft zij gebonden. Nu zoowel als in
het verleden.
Maar ze bestaat niet uitsluitend
voor dat Christenvolk van Nederland,
want ze wil ook een diepvoelende
nationale instelling zijn, die de waar
achtige belangen van het geheele Ned.
volk op het hart draagt. Niet alles be
waren, maar de kern grijpen èn vast
houden. Want het Ned. volk, hoever
soms ook afgedwaald van der vaderen
leer, verstaat in zeer breede kringen
nog de taal dier vaderen.
En een frissche, stoere Geref. taal vindt in
dagen waarin zaovelen uit het lood schijnen
te zijn geslagen, ongetwijfeld ingang. Bij dit
alles hebben we te rekenen met de nuchtere
werkelijkheid. Wij zijn een land, waar de
bezettende macht, toen zij hier binnenkwam,
voor zooveel de burgerlijke bewindvoering
betreft, aan den top een vacuum vond, ten
gevolge van het uitwijken onzer regeering
naar het buitenland. De overwinnaars heb
ben die ledige ruimte opgevuld door zelf de
leiding van het burgerlijk bestuur in handen
te nemen. Bij die feiten hebben we onB
neer te leggen en tegelijk die vrijheden die
ens gelaten zijn te benutten.
Gerekend met de verhoudingen zooals
zij door de bezettende macht worden
gezien, mogen wij, naar spr. meent, ook
openlijk getuigen van onze hoop op een
toekomst waarin Nederland weer vrij en
onafhankelijk zal zijn. Maar dan zal men
de voorwaarde die gesteld werd ook
loyaal moeten nakomen. Op dat
gebied heeft elke Universiteit, de V.U.
niet in de laatste plaats, een hoofdtaak.
De V.U. moet zichzelf een zoo klaar moge
lijk beeld van de toekomst vormen en mede
leiding geven aan de diepgaande wijzi
gingen die, ongeacht de afloop van den
oorlog, ongetwijfeld ook bij ons zullen o»-
trecien. De leden en begunstigers moeten dat
werk mogelijk maken door voorziening in
haar stoffelijke behoeften. Waarschijn
lijk zeer moeilijk. Maar één ding moet voor
het Geref. volk vaststaan: we laten een o n-
m o g e 1 ij k onze lippen niet passeeren. Daar
toe bekwame ons God Almachtig:
Hierna kwamen verschillende huishoude
lijke zaken a£tn de orde. Het jaarverslag over
1939, dat bereids in driik verscheen, werd
goedgekeurd en de penningmeester, gehoord
het rapport van de commissie van toezicht
over de rekening 1939, van zijn beheer ge
dechargeerd.
De middagvergadering
Om 2 uur ving de middagvergadering aan.
Eerste spreker was dr. H. N. Ridderbos
van Rotterdam over het onderwerp „Meer
dan ooit".
De vraag, die zich bij spr. voordoet, is: in
welken toonaard moeten wij spreken? Is dit
een tijd voor boete psalmen of strijdliederen?
Moeten wij thans soms ook gehoor geven aan
diegenen, die reeds lang de mogelijkheid en
de waarde van zulk een christelijke actie in
twijfel hebben getrokken? Haalt God Zelf
soms een streep door onzen arbeid, om ons
te leeren, dat Zijn Koninkrijk niet komt in
den weg van ons menschelijk streven, maar
in den weg van Zijn bovenmensche'ijke
oordeelen?
Wanneer spr. meent dat wij ook thans, en
thans zelfs meer dan ooit. niet bij het vraag-
teeken, maar bij het uitroepteeken moeten
leven, is dit niet vanwege een onkwetsbaar
en onboetvaardig optimisme, maar om een
andere reden. Die is te vinden in hetgeen
voor zestig jaar bij de inwijding der V.U. door
haar stichter is gesproken. Wie dat leest, en
herleest, gaat met heel zijn versland en ziel
weer begrijpen, dat hetgeen eenmaal tot de
stichtng der V.U. den stoot gegeven heeft iets
anders was, dan optimistische, ongebroken
cultuurfilosofie, of een zelfgenoegzaam mono-
poliseeren van christelijke beginselen.
Daar school iets anders achter: het
heilige vuur van dien Geest, die voor
Jezus Christus plaats maakt, eerst in het
hart, straks in het huis, eindelijk in heel
de levensopenbaring van hen, die Christus
als hun Koning leerden belijden.
En in die beweging des Geestes tot de
gehoorzaamheid aan Gods Woord ligt en moge
blijven liggen de noodzakelijkheid van onze
V.U. De behoefte aan die belijdenis van
Christus' Koningschap is er meer dan ooit,
èn voor ons persoonlijk, èn voor onze gemeen
schappelijke chr. actie, èn voor ons zoeken
van het heil des volks. Die belijdenis zal
moeten optornen tegen een overmacht, die
naar luid der Schrift steeds grooter wordt
naarmate de dag des Konings nadert. Maar
ook al zouden de geloovigen geheel en al
vreemdelingen zijn op de aarde, zoo zou
nochthans het recht van den Koning niet
slechts op onze ziel, maar op heel het aardrijk
moeten worden beleden en uitgedragen, totdat
Zijn onbewegelijk Koninkrijk de aarde ver
vullen zal.
Maar er is meer. Wij hebben te volharden
niet alleen om Gods wil, maar ook om ons
zelfs wiL
Zoolang wij een plaats op aarde hebben,
zullen ook in geen ander beginsel onze
heiligste rechten en dierbaarste goederen
beter gewaarborgd liggen, dan in het be
ginsel van Christus' souvereiniteit.
Daarin ligt ook de wortel van onze vrij
heden. Kuyper sprak immers van souvereini
teit in eigen kring, d.w.z. alle levenskringen
onder opperhoogheid van den Christus, maar
iedere levenskring in dat groote corporatieve
verband levende en arbeidende naar eigen
van God gegeven aard en opdracht. Het is
ook die chr. en geestelijke vrijheid, die ons
thans het beginsel onzer V.U. heiliger maakt
dan ooit. Deze vrijheidszin heeft niets te
maken met het ontbindende vrijheidsbeginsel
der Fransche revolutie, waartegen Kuyper
zijn levensstrijd voerde, maar ligt in de be
lijdenis van Hem, door Wien, naar het
apostolisch woord, alle dingen bestaan, n
in Wien alle dingen ook hun eigen aard en
vrijheid gewaarborgd vinden.
De offers, die wij ons voor de instandhouding
der V.U. zullen hebben te getroosten, zijn
niet gering. Wij leven in een tijd, waarin het
niet zoozeer op onze welbespraaktheid, als
wel op onze veerkracht aankomt. Op den rug
zal het aankomen. Maar het ontbreekt ons
niet aan voorbeelden, èn in het verleden, èn
in het heden. Ga van deze vergadering iets
uit, een voornemen, ja een gelofte, dat wij
aller- onzen n;g niet zullen sparen en trouw
zullen zijn, ieder op zijn plaats en ieder meer
dan ooit!
Tweede spreker was Prof. Dr. J. H.
Bavinck, Zendingshoogleeraar te Kampen-
Amsterdam, die sprak over:
Studie en geloofsleven
Studie en geloofsleven zijn geen elkander
vijandige grootheden. Integendeel, het echte,
warme geloof, dat zich in alle levensuitingen
als een werkzame kracht bewijst, vindt ook in
de wetenschappelijke studie een prachtig
gebied, waar het zijn energie ontplooien kan.
Toch zijn er oorzaken, die maken, dat studie
en geloofsleven elkander niet altijd in die
mate bevruchten, als op zichzelf mogelijk er
noodzakelijk is. Onder die oorzaken zijn voor
al te noemen de theoretische geïnteresseerd
heid van de studie en daartegenover de
dadendrang van het geloof. Daarmee in ver
band staat ook de passiviteit van de studie
tegenover de activiteit van het geloofsleven.
Een Universiteit, ook de Vrije Universiteit is
geen retraite-oord tot cultiveering van
vroomheid. Anderzijds is de Vrije Universi
teit, die zelf is opgebloeid uit een vast geloof,
er in hooge mate mee .gebaat, wanneer de
studenten zich niet sléchts volzuigen met
diepe, principieele gedachten en beschou
wingen, maar dat zij straks ook de School
verlaten als menschen, die met eep levend
geloof de wereld ingaan. Dit stelt hooge
eischen zoowel aan den aard van het onder
wijs, alsook aan de organisatie van de stu
denten-maatschappij. Dan komt de verzoe
ning van die beide, van kennis en leven,
waarvan wijlen Prof. H. Bavinck gezegd
heeft, dat ze in Hem één zijn. „Bij U, o Heere,
is de fontein des levens, in Uw licht zien wij
het licht".
Laatste spreker was oud-min. Mr. J. A.
de Wilde, lid van de Tweede Kamer, die
sprak over: „De roeping der Vrije Universi
teit voor de toekomst".
Red® Mr. J. A. d® Wild®.
Spr. ving zijn betoog aan met er op te
wijzen, dat het Calvinisme zijn merkteeken
op ons volk heeft gedrukt. Het is noodig,
dat onz/ nationale karaktertrekken in dui
delijke lijnen openbaar worden. De V.U.
heeft nu 60 jaar gewerkt en practisch heeft
het Geref. volk haar onderhouden op eigen
kracht. Dit geeft ook hoop voor de toekomst.
Want er zal verdubbelde inspanning noodig
Ieder zal moeten medewerken. Onze
Ned. natie kan het Geref. volk niet missen,
het is er een integreerend deel van. En dat
volk kan zijn wetenschappelijk centrum niet
missen.
We staan voor een nieuwe periode. Er zal
hersteld en nieuw gebouwd moeten worden.
Aan den opbouw moeten wij medewerken.
Het Geref. volk staat er nu. mede dank zij
den arbeid der V. U. beter voor dan in het
begin der 19e eeuw, toen er een groote in
zinking was. De V. U. heeft het Geref. leven
denken opgeheven en aangepast aan de
ontwikkeling van onzen tijd. Het Geref.
beginsel is het vaste principe in de verwar
ring der tijden. Als we dit beginsel door het
geloof aanvaarden, zal het een prikkel zijn
tot bezieling en toewijding en zal het ons
bekwamen en toerusten voor onze moeilijke
aardsche levenstaak.
En die taak zal moeilijk zijn, omdat wij
met heel het Ned. volk staan voor nog niet
gepeilde problemen op elk gebied. Alles is
nog verborgen. Ook wat betreft de geeste
lijke mentaliteit des volks.
Spr. wees er vervolgens op, dat wij
God moeten erkennen en dat er veel in
het verleden mislukt is omdat men dat
heeft nagelaten. Wie God dient ziet het
belang in het licht van het Recht, wie
de mensch dient ziet het recht in het
licht van het belang.
Bij den arbeid die wacht, is het niet vol
doende alleen het goede te willen. Er moeten
ook wéltoegeruste en geschoolde mannen
zijn om den arbeid te leiden. En daarvoor
»n der middelen de universitaire vor
ming. Naast ons werken vele anderen. Er
moet ook coöperatie zijn om een werk van
duurzame beteekenis tot stand te brengen.
Wij moeten voortvaren. En dat kunnen wij
doen onder elk regiem. Wij wenschen, aldus
spr. niets anders te handelen dan Jezus deed
tijdens Zijn omwandeling en gedenken het
woord van Paulus: Alle ziel zij de machten,
over haar gesteld onderworpen. De V. U. kan
opereer en op de wettelijke basis van de vrij
heid van onderwijs. Daarom is het onze
plicht niet bij de pakken te gaan neerzitten,
maar moed te grijpen.
Indien wij er ook bij stoffelijken achter
uitgang in konden slagen met hulpe Gods
ons kerkelijk leven en onze hooge scholen
stand te houden, dan zal dit feit alleen
reeds op onzen levensweg tot een verkwikking
zijn. Wij moeten dienen. Laat ons dit
dienen ook thans met blijdschap aanvaarden
als een heerlijke plicht.
Veel is ons ontnomen maar wij hebben
ook nog veel mogen behouden: Gods
Woord, de heerlijke tradities van ons
voorgeslacht; onze kerken en scholen. De
Nederlandsche natie zal niet ondergaan.
De Heere zal niet laten varen het werk
Zijner handen.
Weest getrouw. Laten we de zaak van het
aardsche vaderland blijven dienen met in
zetting van al onze kracht omdat wij hoop
hebben op een beter Vaderland, dat wij zien
aan het einde der baan!
Die hoop moet al ons leed
[verzachten:
Komt reisgenooten! 't Hoofd omhoog.
Voor hen, die 't heil" des Heeren
[wachten,
Zijn bergen vlak en zeeën droog.
De voorzitter sprak een woord van dank
tot de referenten op deze jaarvergadering.
De vergadering besloot de bepaling van de
plaats waar de algemeene vergadering 1941
zal worden gehouden over te laten aan het
college van directeuren.
Na rondvraag werd de vergadering, die
druk bezocht was, op gebruikelijke wijze
gesloten.
PONTIER KARREMAN
Makelaars in Assurantiën.
DEFINITIEVE ADRESWIJZIGING
van: GELDERSCHEKADE 21 naar
WESTERSINGEL 9b, Rotterdam
behartigen, verzoeken wij hun om toezending
of inzage aan bovenstaand adres van:
le. Origineele polissen of voorloopige sluitbriefjes
2e. De volledige wederzijdsche correspondentie
van onafgewikkelde zaken.
CENTDALE YEDWAPMINC?
I^DADIATODCN j
tcls
i
BtocJwtt oft aatuHia/ig!
Een aardige foto, genomen ter gelegenheid van de promotie van Dr. W. H. Beekenkamp.
WAT NU?
Gemeenschappelijke vergadering
van A. R. en C. H. te Amsterdam
In de voormalige Hervormde kerk aan de
Simon Stevinstraat te Amsterdam (Oost) Wa
tergraafsmeer, is gisteravond gehouden een
gemeenschappelijke vergadering van anti
revolutionairen en christelijk-historischen, ge
organiseerd door de beide gelijknamige kies
verenigingen aldaar.
De druk bezochte vergadering werd ge
opend door den heer H. J. Kulsdom na
mens de chr. hist, kiesvereeniging, die de
vraag stelde: „Wat nu?" Deze vraag zal, al
dus spr., in deze vergadering worden beant
woord door de heeren J. H. Meewezen
(c.h.) en mr. A. B. Roosjen (a.r.). Persoon
lijk verblijdde spr. zich over een samengaan
van a.r. en c.h., waarvoor de tijd eigenlijk
reeds lang gekomen was. In het bijzonder
zijn wij hier, aldus spr., om ons uit te spre
ken voor algemeene samenwerking van alle
Nederlanders in het belang van ons vader
land.
De heer Meewezen achtte het verklaar
baar, dat thans een vergadering eener kies
vereeniging wordt gehouden Zij is het eenige
orgaan om uiting te geven aan de belangstel
ling voor het staatkundig leven.
Dat A.R. en C.H. hier bijeen zijn, veroor
zaakt bij ons allen, zei spr., blijde verwonde
ring. Wij, Nederlanders, vervolgde spr.,
voelen ons thans als weeskinderen nu het
opperste gezèg et niet meer is. Die leemde
moét worden aangevuld èn daaróm begeeren
wij een onverdeeld samengaan van alle
Nederlanders. Daarbij komen A.R. en C.H.,
zich baseerend op één geloofsbeginsel, naast
elkaar te staan. Spr hoopt, dat deze vergade
ring een voorbeeld moge zijn en in ons land
meer samenkomsten van dezen aard worden
gehouden. Gaarne verklaart spr waardee
ring te koesteren voor de wijze waarop de
bezettingsautoriteiten hun taak hier ver
vullen.
In onze oeconomische structuur, zei spr.
verder, zullen wijzigingen komen, die ons
vreemd toeschijnen. Een herwaardeering van
onze geestelijke bagage kan hierbij niet wor
den voorbijgegaan. Alleen op de dingen, die
werkelijk eeuwigheidswaarde hebben, zullen
wij ons moeten concentreeren. Te midden
van allerlei vragen, die ons beroeren, zullen
wij al onze bekommernissen op God moeten
werpen. Wij moeten verkrijgen een gezond
organisch samengaan van heel ons volk, dan
zal de nieuwe dag, waarvan Bilderdijk eens
zong, over ons vaderland aanlichten.
Mr. A. B. Roosjen zag in het dagelijks
stellen van de vraag: „Wat nu", het bewijs,
dat wij geestelijk nog niet „knock-out" zijn
geslagen. De eenige zorg mag niet zijn of on3
geld, onze betrekking, onze particuliere be
langen veilig zijn.
Wij moeten ook oog hebben voor de belan
gen van ons geheele volk en voor zijn toe
komst. Vooral mogen wij niet futloos en zon
der energie bij de pakken neerzittën en van
meening zijn, dat een lot over ons komt. Weest
u zelf en blijft u zelf, zegt spr., blijft bovenal
Nederlanders. Wij, die ons met den Christen-
naam sieren, moeten werken en bidden voor
ons volk en mogen niet vervallen tot neer
slachtig defaitisme.
Het is onjuist het voor te stellen, alsof w:_
onze vrijheid èn ons volksbestaan zoude
verliezer. Rijksminister Seiss-Inquart heel
toegezegd, ons geen vreemde cultuur op t
dringen. Het is niet in het belang van or.
volk, dat een zeer kleine groep de duidelijk
belofte van den hoogen Duitschen bewind
voerder niet wil aanvaarden. Wij, aldus sp;
hechten wèl groote waarde aan diens ui
spraak.
De souvereiniteit, het hoogste gezag, glr;
spr. voort, blijft volgens de bepalingen vs
het Volkenrecht, aan den Nederlandsche-
Staat, alleen de uitoefening is thans in Dui.
sche handen. De Nederlandsche rechtspositi
hierbij vastgelegd, geeft gelegenheid om de
wenschen des volks kenbaar te maken.
Daarbij moet niet iedere partij haar eigen
verlanglijstje opstellen. Nog minder moet
een kleine groep van 3 pet aan de 97 pet.
andere Nederlanders zijn wil beproeven op te
dringen. De Nederlandsche methode
moet gevolgd worden en daarom moet zooveel
mogelijk elke groep meewerken aan het ge
meenschappelijk nationaal belang. Spr. ver
blijdde zich over hetgeen in dit verband is
opgemerkt door het orgaan van de Chr. Dem.
Unie.
Lettend op de geschiedkundige plaats van
ons volk en zijn principieele opvoeding,
moeten wij bij de herwaardeering van ons
vplksleven beginnen met ons zelf. Er zijn
fouten gemaakt, maar wij mogen niet alles
afkeuren wat voorheen in ons volk geschied
de. Dat bijv. de werkloosheidsproblemen niet
zijn opgelost, de middenstand zijn plaats
niet ontving, moge worden betreurd; wij
hebben voortaan te letten op hetgeen ver-
eenigt, opdat zoo de wensch van ten minste
90 pet. van het Nederlandsche volk worde
vervuld en onze nationale, geestelijke goe
deren blijven bewaard.
Tenslotte vereenigde de vergadering zidj
met een motie, waarin de wenschen der ver*
gadering werden weergegeven, naar aan»
leiding von het behandelde referaat.