Uit „Trouwe rermaninge aan de Chris telijke gemeenten van Brabant, Vlaan deren, Henegouwen, en de andere omliggende landen, door Philips van Marnix, Heer van St Aldegonde". DIT jaar en omstreeks deze tijd is het 400 jaar geleden dat Marnix, de boezemvriend en rechterhand van den Prins van Oranje, den Vader des Vaderlands, geboren werd. We zullen hem herdenken als den trouwen strijder voor de Gereformeerde religie in de lage landen bij de lee. Hij heeft zijn ganse leven gewijd aan de zaak der gewetensvrijheid, die de inzet was van de tachtigjarige oorlog. Vooraan heeft hij ge staan; en staatkundig heeft hij op de bres ge staan naast den Prir.s om voor de gemeente van onzen Heere Jezus Christus een plaats te ver- Kekeren waar de gelovigen Hem naar de inspraak yan hun geweten en naar het licht dat weer op de kandelaar stond te schijnen, dienen konden. Den Prins van Oranje noemen en Marnix, zijn vertrouweling, vergeten betekentde geschiede nis van de vrijmaking der Nederlanden niet te jennen. Marnix is vooral bekend door zijn heftige maar ook grondige bestrijding van de R. katholieke kerkleer, hetgeen hij deed in een omvangrijk werk: „Biënkorf der H. Roomsche Kercke", eigenlijk een sarcastisch spotschrift, waarin hij uitvoerig tracht aan te tonen, hoe de R. Katho lieke kerk is als een bijenkorf, welker bewoners uit de meest verschillende kruiden en bloemen hun honig puren, en verzamelen in de korf der kerk, d.w.z. de leer, met welke Marnix ongenadig de spot drijft. Marnixhad ontzaglijk veel theologische studie doen voorafgaan aan dit strijdschrift. Hij was toen nog geen dertig jaar oud. Hij durfde heel wat aan; al is dat boek onder een schuilnaam ge publiceerd. Het heeft de Reformatie een stoot ge geven in de goede richting. Natuurlijk draagt dit polemisch werk alle kwaliteiten van een dergelijk éénzijdig geschrift: het is niet altijd rechtvaardig tegenover de bestreden leer; de al te grove spot- toon moest vele R. Katholieken dodelijk ergeren. Doch Marnix bleef eerlijk; zijn citaten, waarmee hij de R. Katholieke kerk als met haar eigen wa penen bestrijdt, kunnen nagerekend worden. o In 't jaar 1589 schrijft hij een boekje, welks titel we boven aangeven Dan is Marnix bijna 50 jaar, een man in de volle kracht van het leven, ge staald door vele beproevingen, ook die van het geloof. Enkele jaren te voren (1585) moest hij als burge meester van Antwerpen, die bloeiende Zuid- Nederlandse havenstad aan Parma, den Spaansen landvoogd, overgeven. Hij werd later vooral in Noord-Nederland daarom een verrader genoemd, zo erg zelfs 'dat er sprake van was hem gevan gen te zullen nemen. Hij mocht van de Alge mene Staten met eens op zijn kasteel te Souburg op Walcheren wonen, hoewel Marnix wel daartoe de vrijheid "nam, en toen zich in zijn gedwongen eenzaamheid op land- en tuinbouw toelegde. Langzamerhand wordt hij weer gerehabiliteerd, na geboycot te zijn. Hij wordt n.l. in 1594 tot Bijbelvertaler benoemd door diezelfde Staten Generaal. De Oranjc's, Prins Maurils en Louise de Coligny, Prins Willem's weduwe, blijven hem eren; eerstgenoemde geeft hem in 1596 de op dracht naar het prinsdom Oranje te reizen om aldaar orde op zaken te stellen. Wat een veelbewogen, zwaar leven heeft Marnix achter zich. „Repos ailleurs" was dan ook een als profetisch gekozen levensdevies, want onrusti ge tijden, fel-bewogen, doorleeft hij èn als Neder lander én als geroepen in 's Prinsen dienst. Indien iemand, dan kon hij en mocht hy advise ren, vermanen de verstrooide gelovigen, waarvoor zijn „Trouwe vermaninge" bestemd was. We lichten er enkele gedeelten uit en zien dan dat dit fors en mannelyk proza nog niets van zijn kracht heeft ingeboet; Marnix was een der eersfe, zeker dc beste prozaïst der 16e eeuw. Hij spreekt, in een tijd dat ons Nederlands vermengd was met veel buitenlands insluipsel, de taal van het volk, dat hem verstaan kon van a tot z. Ziehier het begin. „Welgeliefde broeders in den Heere: Wanneer ik bij mijn zelve aanmerk en overleg de wonder baarlijke gerichtcn Godes, in onze tijden klaar gebleken bij de verbreiding van het heilig Evan gelie, nu kortgeleden in Brabant, Vlaanderen en andere omliggende landen aangegaan, en noch tans kort daarna als in een ogenblik schier ver dwenen, of grotelijks verminderd. Zo komt mij dc waarschuwing onzes Heeren en Zaligmaker Jezus Christus te binnen, daar hij Zijn toekomst bij een bliksem vergelijkt (Matth. 24 vs 27), die van het Oosten tot in het Westen snel verschijnt. Men zou geen betere gelijkenis kunnen bijbren gen, om dit vreemd en in 's mensen oog zeer wonderbaar werk Gods voor ogen te stellen, zo vanwege de onvorhardse schielijkheid, als ten kien zijnde, zeer snel vergaat, alzo ook het Ko ninkrijk Gods, eenmaal op aarde verschenen Kyndc, straks door de gruwelijke ondankbaarheid en weerspannigheid der mensen wederom zo snel verschiet, alsof het niet anders dan een weer schijn van een bliksem ware. Wij hebben hierin reden tot grote troost en tot versterking van het geloof als wij bedenken dat gelijk alles vari macht en geweld, van Koningen en Potentaten, al waren zij allen op een hoop getast, niet mach tig is, om een weerschijn van een bliksem te we ren, alzo is apk al hun kracht, geweld, behen digheid of lisP niet bij machte, de loop van het Evangelie ook maar in 't allerminst te hinderen of terug te houden. Al het verbieden, pogen en tegcnworstelen der Keizers, Koningen en Poten taten, hoe machtig en geweldig zij ook geweest zijn, is niet verder gekomen tot verhindering van Gods werk, dan of zij met de hand de bliksem of de zonneschijn hadden willen bedekken. Hos schrikwekkender hun macht geweest is in der mensen ogen, en tegenweer en worstelen Wewcl- digcr, hoe meer oorzaak zij gegeven hebben om Gods heerlijkheid groter en klaarder te doen blijken. Hoe zou 't dan kunnen dat Zijn Koninkrijk door enige creaturen, laat staan door arme geringe aardwormen, zou kunnen verstoord of verhinderd worden? Dan moest het tiem aan de macht of aan de wil ontbreken. Zijn macht is oneindig en gaat niet alleen aj'e wereldse macht, maar ook al ons begrip ver te boven. En wat Zijó wil betreft, wie durft er aan te twijfelen, dat Hij Zijn gemeente zo uitnemend lief heeft gehad, dat Hij Zichzelf voor haar in de dood, de schandelijke dood aan kruis en galg heeft overgegeven? Geen vader of moeder heeft ooit zijn kind zó lief gehad. Geen bruidegom had ooit zijn bruid zo wcerdl), noch eeil man zijn huisvrouw, als Christus ons lief cn weerd hééft gehad. Heeft Hij ons niet in Zijn lichaam ingelyfd, opdat Hij onze zwakheden zou deelachtig worden, en ons we derom Zijn heerlijkheid deelachtig maken Ja, dat Hij zou in ons wezen, en wij in Hem, en dat wij met Hem één zouden we Uy met den Vader één is Daarom: laat de wereld hobben 2) en tobben, worden en woelen, laat de zee schuimen en brui sen. de Duivel met al zijn macht tieren en ba rend), wij staan in Gods hand gesloten; niemand kan ons deren, als wij maar onze ogen opwaart.? slaan cn onze hulp v/an den Heere verwachten, die hemel en aarde geschapen heeft. Wij mogen zonder vreze leven. Al zoude d' aard haar plaats begeven; En bergen hoog van boven neer, Vervallen tot in 't diepste meer: Al zouden zee en waterbaren Van storm tot in de lucht opvaren, Zodat 't gebergte van haar geweld Met groter vreze werd ontsteld: Voorwaar de kleine waterbeken Die in haar tochten stille leken, Vervreugd'ger Godes schone stad, Des Allerhoogsten heil'ge schat. 4) Wy vragen angstig: Welk nieuws Welk nieuws Is er vrede of oorlog voor handen Maar wij vragen de mond des Heeren niet, „Die toch alleen voorbrengt het licht, en schept de duisternis, Die alleen maakt de vrpde en schept het ongeluk, Je hova, de zelfstandige God is 't Die dit alles doet". Menen wij soms dat Hij zich uit Zijn stoel zal laten stoten? Of dat Hij Zijn ere iemand anders zal overgeven, of de gesneden beelden Zijn lof en heerlijkheid? Óud-Hollandsch StefleschoQn (Foto tan C. P. van Renssen Jr, Rotterdam) lossing Is onze zielen bezitten, verwachtende met vreugde en blijdschap de toekomst onzes Heeren Jezus Christus, Wiens Koninkrijk nu al reeds versche nen is, en nog dagelijks verschijnt, zonder dat het in der mensen of eniger creaturen macht zij zijn loop te verhinderen Want zoals we gezeid hebben, het is als een bliksem verschijnende van het Oosten tot in 't Westen, die niemand weren kan (Ook in Marnix's dagen zijn er de symptomen van deformatie, waarop hij nader ingaat in 't volgend fragment). „Wij hebben de dienst van God somwijlen naar het uitwendige behartigd, de prediking van het Woord aangehoord, de Sacramenten genoten; wat echter de oprechte godzaligheid aangaat, die meest in 't hart gelegen is, wij zijn voor 't mee- rendcel nog ver erv"an verwijderd geweest. Hoe- velen tóch die het alles in uitwendig gebaar stel len, dat voor de mensheid een schoon öog heeft, doch voor God weinig gekit, menende genoeg voldaan te hebben als zij eenmaal of tweemaal per week een prediking hebben gehoord, rriaar verder van de vruchten des H. Geestes, een op rechte vrede en vreugde des gemoeds, spruitehd uit een vast geloof en; ongetwijfeld vertrouwen op God, ganselijk niet weten. Daarom was het nodig dat de Heere Zijn gemeen te in de oven der tribulatiën (beproevingeh) wierp om alle vuilnis er uit te zuiveren. Daarom zijn de verzoekingen der vervolgingen en ver drukkingen altijd nodig,- en zij moeten ze met een ootmoedig en gebroken hart als gehoorzame kinderen aannemen, wetende da raft- de genen ,die Hij liefheeft en kastij.'i iegelijk kind dat Hij aanneemt. Wilt u dan voor den Heere verootmer-digKn, met vast vertrouwen Zijne barmhartig;, id erwach- verankerd zljntiê ci.u IIJJ u niét z.il veriaten maar u al te samen ih uw nood genadiglijk troos ten en van alle zwarigheid en verdriet, zo veel als 't u zalig en nut is, ongetwijfeld verlichten. Daarin behoren wij ons niet alleen te mistroos- ten, maar grotelijks te verblijden, wetende dat dit de enige weg is, die onze voorganger Jezus Christus om in Zijn Koninkrijk in te gaan, ons met al Zijn heiligen heeft voorgetreden, cn zoals wij nu hier Zijn verdrukking deelachtig worden, zo zullen wij hiernamaals Zijn eeuwig Koninkrijk en onverwelkelijke fctoon der heerlijkheid deel achtig worden Marnix' „tróuwe vermaninge" is nog niet ver ouderd; 't is of hij het gisteren-voor oris schrééf. Het is immers doof hem aan lichaam en ziel eri varen, hoe de weg van den Christen nog altoos de „imitatio Christi:'- is, de navolging van Chris tus. Jan Luyken zei het zo Daar is geen and're raad, al kost het wee en pijn, het moet geleden of het moet verloren zijn A. WAPENAAR. 1) waard: in waarde; 2) hobben wankelen; 3) baren rumoer maken; 4) P6. 46 naar Marnix* berijming. De sigaren van Bismarck Kort na den oorlog van 1866 gaf Bismarck cen$ een diner, waaraan ook de beroemde veldheer Von Moltke aanzat. Aan 't einde van den maal tijd presenteerde Bismarck zelf de sigaren. Weet u nog, waarde graaf," vroeg hy aan Von Moltke, „wanneer ik u voor 't laatst een sigaar gepresen teerd heb?" De veldheer kon het zich njet her inneren en Bismarck lichte hem in: „Dat is gebeurd bij den slag van Köninggratz. Er was een oogenblik pauze, we konden vóór- noch achteruit. Eerlijk gezégd, was ik lang met op mijn gemak. Opeens zag ik u staan; u tuurde over het slagveld heel bedaard en rookte een stompje sigaar. Tot-n werd ik gerust. Ik reed naar u toe en presenteerde u mijn sigarenkoker, waar nog twee sigaren in zaten, een heele fijne en een gewone. U zag dadelijk, welke de beste was en stak die op. Dc gewone bleef voor mij, maar ik kan u verzekeren, dat ik nog nooit met zooveel smaak gerookt heb." Volstrekt onuitvindbaar Ik geloof aan het Evangelie, omdat ik het voor volstrekt onuitvindbaar houde. Voor volstrekt onuitvindbaar, houd ik de verhe vene, tegen alle vooroordeclen van zijn tijd zoo sterk mogelijk indruisende lessen van Jezus voor onverdichtbaar al de in het Evangelie ver haalde daden van Jezus voor volstrekt onver dichtbaar het goddelijke en mcnschelijke karak ter van Jezus. Ik houd het voor volstrekt onmogelijk, dat een wijze; voor onmogelijk, dat een dwaas; voor on mogelijk dat een zondaar, en voor onmogelijk dat eenig gewoon mensch deze verhevene lossen, de^o.,, onvergelijkelijke daden, dit geheel eenig, alleen zich zelf gelijk karakter, dit grootendeels openbare levenssehouwspcl heeft kunnen uitdenken of wil len uitvinden. Dit alleen zou reeds mijn geloof aan het Evangelie onwrikbaar kunnen maken. LAVATER. 17a IN de gezinnen met een aantal kleine kinderen valt het met de hoeveelheid suiker, welke gedistribueerd wordt, nogal g mee. Dcujr kan men er wel van komen. Doch g voor vele anderen is het een heele toer, vol- doende te hebben aan datgene, waarop men recht heeft. Hoewel het al beter gaat, nu X we minder thee en koffie schenken. Want deze dranken verslinden anders heel wat suiker. X Maar nu het tegen inmaaktijd loopt, zouden 4j> we eigenlijk zoo graag wat van onze suiker X sparen, om straks een goede jam of limona- de te kunnen fabriceeren. De meeste huisvrouwen zijn er reeds toe over ^gaan, voor keukengebruik de suiker te vermengen met een zoetmiddel, gelijk er zoovele in den handel zijn. De smaak van de gerechten blijft goed, en ongeveer de 4? helft van de suiker wordt uitgespaard. X Doch er zijn nog andere vervangingsmidde- 'len, gezond en voedzaam, n.l. stroop en \4 honig, twee artikelen, die nog vrij zijn. Kar- Inemelkschcpap b.v. wordt nu bij voorkeur .met stroop gegeten. En bij vrijwel alle toetjes kunnen we de suiker vervangen door honig. Door de groo- te zoetkracht van dit heerlijke natuurpro- duet, behoeven we maar heel weinig honig te verwerken. *4 ilndien U al minder rabarber gegeten hebt X dan in andere jaren, omdat dit gerecht zoo- 44 veel suiker vraagt, probeert U dan eens het *4 volgende: Leg boven op de rabarber, terwijl x U ze kookt, een drooge beschuit. Tegen den *4 tijd, dat het gerecht gaar is en dat is X altijd spoedig verwijdert U de nu door- v X weekte beschuit, die veel van het zuur in s4 ïv zich heeft opg- nomen. Voegt U dan wat ho- S X nig ioe en bindi daarna het vocht. 4^ Alle b ijes helpen! Waarschijnlijk houdt <A U echt» V toch neg niet voldoende suiker over vo' r een ietv it behoorlijken inmaak. s"> j- Maar dar kunnen we altijd nog de glucose- \s X stroop ïlie o.a. in veel gekochte huishoud- jam verwerkt is u hi^lp roepen! 'S, 'SSSSS, Zijn wiegeliedjes onpaedagogisch? GEEN dichter van ug fornta^t, of hij Heeft zich gezet tot het schrijvn van een of meer wiegeliedjes, geen componist, die zichzelf respec teert, of hij hce/i minstens één „be rceuse" op zijn naam staan. Maar weten dezulken dón niet, dat zij in strijd komen met de wetten der opvoed kunde Tot voor kort wisten wij dat ook niet, totdat wij eens snuffelden in een boekje, dat ken nelijk niet jong meer was en -dat tot titel droeg: „Waarom schreien onze kinderen?" De schrijver heeft zichzelf verborgen achter den schuilnaam „Ihfantarius" en blijkens den ondertitel wilde hij ons iets vertellen van de oorzake i van en de mid delen tegen het vaak onverklaarbaar en hinderlijk schreien der kinderen. En in dit boekje nu lazen we: „Zeer onverstandig is het, wanneer men het kind er aan gewent: niet in te slapen zonder dat iemand zich met hem bemoeit, b.v. door een liedje voor hem te zingen of hem te streeleri, enz. enz. Dit is evenmin een natuurlijke behoefte nis het dragen en wiegen, terwijl het voor de moeder soms zeer lastig en tijdroovend is". Weg dus met het wiegelied? Maar ook: weg met de wieg, althans de wieg die dien naam waard is en werkelijk „gewiegd" kan worden. Maar in gemoede, met hoeveel wiegen is dat thans nog het geval „Infantarius" schijnt het dus wel ge wonnen te hebben. In een verloren uurtje helaas zijn die er te genwoordig veel te weinig hebben wij in dit merkwaardige boekje eens geneusd en een en ander gevonden, dat nu nog van waarde is, doch ook wel een en ander, waar we nu misschien iets anders over oordeelen. Met klem zegt de schrijver, dat men schreiende kinderen zooveel mogelijk moet laten liggen, vooral niet ronddragen, want daar zijn de hersentjes niet op berekend. En in onze gedachten zagen we toen de tafreeltjes, waarbij de vaders zich benaarstigen, zooveel in hun vermogen is de spruit tot rust te bewegen, ja waardoor juist door het kind te.bewegcnl De schrijver is een homopaath. „In plaats", zoo lezen we, „in plaats van het kind te schudden, te kloppen, te wiegen of rond te dragen, moet men het laten liggen omdat door het schreien dikwijls de oorzaak van het schreien wordt weggenomen". Schreien toch is bevorderlijk voor de ademha ling, en deze weer voor de spijsverteering, waar in soms de bron van het verdriet ligt. Afgeschaft moeten worden, zoo hooren wc, de fopspenen. Inderdaad, wie wordt nu graag ge fopt, en bovendien is het dc vraag, of zulke voor werpen wel gezond en nuttig zijn. En dan: men Korge voor frissche lucht, in dc slaapkamer, maar •ok b.v. in den kinderwagen, en dan lezen we #en zin, die ons wel een beetje beschaamd maakt: ^Wanneer men ziet met welk een gevoel van .Walging sommige menschcn bedanken voor een als dit veelal geschiedt". Infantarius heeft zich benaarstigd, in het kinder zieltje te schouwen. Wat de wiegeliedjes betreft, heeft hy voor ons wel iets van een idylle verbro ken, maar als we zijn wijze lessen beluisteren, dan moeten we wel beamen, dat goede paedago- gie ook heel jonge kindertjes niet ongemoeid kan laten.... Zijn wij zóó vergeetachtig NEEN, galant was de Haagsche Post niet, toen zij aan het opsommen ging van „dingen, die wij vrouwen altijd weer opnieuw vergeten." Maar. misschien is er een schoentje bij, dat ons past; en zooiets mogen we vooral in een tijd van schoenendistributie niet verwaarloozen. Vooruit dan maar met de klachtenlijst. De dingen, die we altijd vergeten, zijn: „Dat losgescheurde blad in telefoon- of adresboek vast te plakken. Een knoop aan te naaien vóór hij er af valt. Een stopje in dat eene servet te leggen vóór het in de wasch gaat. De kiekjes van de laatste drie vacanties in een daartoe bestemd boek te plakken. Het rieten deksel van de waschmand te laten repareeren. De bezienswaardigheden in de plaats van onze woning te gaan bezichtigen. Een beetje olie of zeep te smeren aan dat eene scharnier van de vestibuledeur. Een nieuwe ophanglus te naaien in een wollen peignoir. Tijdig brandstof te bestellen. De boeken terug te brengen die wij geleend hebben. Een bepaald tijdschrift-artikel te lezen voor de portefeuille gehaald wordt. Dat de zomerwarmte ons ieder jaar weer overvalt en dat er dan nooit iets nieuws klaar hangt in de kast. Onze nieuwe schoenen, maat 38-met-piin. door den schoenmaker op de leest te laten zetten. Ook onze kleine uitgaven te noteeren. Al de aardige, geestige, hartelijke, lieve dingen te zeggen, die ons invallen als het te laat Is Dat ééne kwartje te sturen aan dat genootschap voor uitzending van zwakke kinderen, waarvan we zoo'n aardige, pakkende circulaire kregen." Liefde over grenzen Voor eenige jaren lazen wij in een tijdschrift de volgende medcdeeling van een Engelsche dame en in deze weken moesten wij daaraan weer denken. „Mijn man, een aviatcur met 16 vliegtui gen op zijn credit, werd neergeschoten in 1917. Drie jaar geleden, met vacantic aan de Zuidkust, ontmoette ik een flinken, militair uitzienden man van Duitschen bloede. Onze kennismaking leidde tot liefde. Hij vroeg my ten huwelijk, maar voeg de eraan toe, dat hij, aleer ik mijn antwoord gaf, een bekentenis wilde doen, die hem de laat ste weken zwaar woog. Gedurende den oorlog had hij bij de Duitsche luchtmacht gediend en hij was dezelfde, die mijn man had neergeschoten Ik was overweldigd door ui- Dagen lang worstelde ik om tot een beslissing te komen. Tenslotte kreeg het besef de overhand, dat te leven zonder hem mij onmogelijk was en ik werd zijn vrouw. Onze liefde is diep en echt en elk jaar maken we een pelgrimstocht naar Frankrijk, om een krans te leggen op het graf van een krygsman De geschiedenis der „Wiener Sangerknaben" Wanneer in de Weenschc kranten de jaarlijksche annonce verschijnt: „Gezocht: Jongens met een goede stem dan melden zich talrijke ouders met achtjarige zoontjes aan in het oefenlokaal van de Weensche Hofburgkapcl. Uit de hondorden candidaatjes worden door de jury enkelen geko zen en in den tweejarigen voorbereidingscursus opgenomen. Noten lezen, oefeningen in groepen, solooefeningen, intensatie-oefeningen, dat alles wordt-den jongens in die twee jaren bijgebracht. Iedere jongen moet zoo een perfecte opleiding ge nieten, dat hij na den tweejarigen cursus in slaat is zuiver en foutloos te zingen voor een zaal vól menschen, die naar dat-eene jonge stemmetje zul len luisteren Eerst als deze twee moeilijke jaren voorbij zijn, wordt de jongen opgenomen in het groote koor, dat wij kennen onder den naam van „Wiener Sangerknaben" en waarin hij gewoonlijk blijft tot hij „den baard in de keel" krijgt. Het koor van de „Wiener Sangerknaben" kan bo gen op een eeuwenoude roemrijke geschiedenis. Keizer Maxiniiliaan I liet door Hans Harass-r in Juli 1498 een groep Weensche zangers naar het Hof komen, die tot taak kregen geregeld in de Hofkapel te zingen. Van dat jaar af dateert het „Instituut der Hofsangerknaben" te Weenen. Hot heeft zich al die jaren weten te handhaven, ook toen de Oostenrijksche hor f Istad geen hof en hoffeesten meer kende. Maar het koor is de grenzen overgegaan en geniet thans een wereld beroemdheid. ZORGEN Zie, ik liet in jonge jaren. Kalm en onbewust, Zorgen hebben noch bezwaren Ooit mijn ziel ontrust 'k Liet den dag van morgen zorg Voor zijn eigen kwaad: Wonderwel wist ied're morgen Met het zijne raad. Zie, ik gaf in later dagen, Meer bewust, mijn lot Zonder vreezen, zonder vragen In de hand van God; Wonderwel weet ied're morgen Mét het zijne raad 'k Laai den dag van morgen zorgen Voor zijn eigen kwaad. Jacqueline E. van dor Waals. Uit „Gebroken kleuren". G. F. Callenbach N.V., Nijkerk. Langs de Vaart. (Naar een schilderij van J. H. Weissenbruch, 1824—1903).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10