Uit „Trouwe rermaninge aan de Chris
telijke gemeenten van Brabant, Vlaan
deren, Henegouwen, en de andere
omliggende landen, door Philips van
Marnix, Heer van St Aldegonde".
DIT jaar en omstreeks deze tijd is het 400
jaar geleden dat Marnix, de boezemvriend
en rechterhand van den Prins van Oranje, den
Vader des Vaderlands, geboren werd. We zullen
hem herdenken als den trouwen strijder voor de
Gereformeerde religie in de lage landen bij de
lee. Hij heeft zijn ganse leven gewijd aan de
zaak der gewetensvrijheid, die de inzet was van
de tachtigjarige oorlog. Vooraan heeft hij ge
staan; en staatkundig heeft hij op de bres ge
staan naast den Prir.s om voor de gemeente van
onzen Heere Jezus Christus een plaats te ver-
Kekeren waar de gelovigen Hem naar de inspraak
yan hun geweten en naar het licht dat weer op
de kandelaar stond te schijnen, dienen konden.
Den Prins van Oranje noemen en Marnix, zijn
vertrouweling, vergeten betekentde geschiede
nis van de vrijmaking der Nederlanden niet te
jennen.
Marnix is vooral bekend door zijn heftige maar
ook grondige bestrijding van de R. katholieke
kerkleer, hetgeen hij deed in een omvangrijk
werk: „Biënkorf der H. Roomsche Kercke",
eigenlijk een sarcastisch spotschrift, waarin hij
uitvoerig tracht aan te tonen, hoe de R. Katho
lieke kerk is als een bijenkorf, welker bewoners
uit de meest verschillende kruiden en bloemen
hun honig puren, en verzamelen in de korf der
kerk, d.w.z. de leer, met welke Marnix ongenadig
de spot drijft.
Marnixhad ontzaglijk veel theologische studie
doen voorafgaan aan dit strijdschrift. Hij was
toen nog geen dertig jaar oud. Hij durfde heel
wat aan; al is dat boek onder een schuilnaam ge
publiceerd. Het heeft de Reformatie een stoot ge
geven in de goede richting. Natuurlijk draagt dit
polemisch werk alle kwaliteiten van een dergelijk
éénzijdig geschrift: het is niet altijd rechtvaardig
tegenover de bestreden leer; de al te grove spot-
toon moest vele R. Katholieken dodelijk ergeren.
Doch Marnix bleef eerlijk; zijn citaten, waarmee
hij de R. Katholieke kerk als met haar eigen wa
penen bestrijdt, kunnen nagerekend worden.
o
In 't jaar 1589 schrijft hij een boekje, welks titel
we boven aangeven Dan is Marnix bijna 50 jaar,
een man in de volle kracht van het leven, ge
staald door vele beproevingen, ook die van het
geloof.
Enkele jaren te voren (1585) moest hij als burge
meester van Antwerpen, die bloeiende Zuid-
Nederlandse havenstad aan Parma, den Spaansen
landvoogd, overgeven. Hij werd later vooral in
Noord-Nederland daarom een verrader genoemd,
zo erg zelfs 'dat er sprake van was hem gevan
gen te zullen nemen. Hij mocht van de Alge
mene Staten met eens op zijn kasteel te Souburg
op Walcheren wonen, hoewel Marnix wel daartoe
de vrijheid "nam, en toen zich in zijn gedwongen
eenzaamheid op land- en tuinbouw toelegde.
Langzamerhand wordt hij weer gerehabiliteerd,
na geboycot te zijn. Hij wordt n.l. in 1594 tot
Bijbelvertaler benoemd door diezelfde Staten
Generaal. De Oranjc's, Prins Maurils en Louise
de Coligny, Prins Willem's weduwe, blijven hem
eren; eerstgenoemde geeft hem in 1596 de op
dracht naar het prinsdom Oranje te reizen om
aldaar orde op zaken te stellen.
Wat een veelbewogen, zwaar leven heeft Marnix
achter zich. „Repos ailleurs" was dan ook een
als profetisch gekozen levensdevies, want onrusti
ge tijden, fel-bewogen, doorleeft hij èn als Neder
lander én als geroepen in 's Prinsen dienst.
Indien iemand, dan kon hij en mocht hy advise
ren, vermanen de verstrooide gelovigen, waarvoor
zijn „Trouwe vermaninge" bestemd was. We
lichten er enkele gedeelten uit en zien dan dat
dit fors en mannelyk proza nog niets van zijn
kracht heeft ingeboet; Marnix was een der eersfe,
zeker dc beste prozaïst der 16e eeuw. Hij spreekt,
in een tijd dat ons Nederlands vermengd was met
veel buitenlands insluipsel, de taal van het volk,
dat hem verstaan kon van a tot z.
Ziehier het begin.
„Welgeliefde broeders in den Heere: Wanneer ik
bij mijn zelve aanmerk en overleg de wonder
baarlijke gerichtcn Godes, in onze tijden klaar
gebleken bij de verbreiding van het heilig Evan
gelie, nu kortgeleden in Brabant, Vlaanderen en
andere omliggende landen aangegaan, en noch
tans kort daarna als in een ogenblik schier ver
dwenen, of grotelijks verminderd. Zo komt mij
dc waarschuwing onzes Heeren en Zaligmaker
Jezus Christus te binnen, daar hij Zijn toekomst
bij een bliksem vergelijkt (Matth. 24 vs 27), die
van het Oosten tot in het Westen snel verschijnt.
Men zou geen betere gelijkenis kunnen bijbren
gen, om dit vreemd en in 's mensen oog zeer
wonderbaar werk Gods voor ogen te stellen, zo
vanwege de onvorhardse schielijkheid, als ten
kien zijnde, zeer snel vergaat, alzo ook het Ko
ninkrijk Gods, eenmaal op aarde verschenen
Kyndc, straks door de gruwelijke ondankbaarheid
en weerspannigheid der mensen wederom zo snel
verschiet, alsof het niet anders dan een weer
schijn van een bliksem ware. Wij hebben hierin
reden tot grote troost en tot versterking van het
geloof als wij bedenken dat gelijk alles vari
macht en geweld, van Koningen en Potentaten,
al waren zij allen op een hoop getast, niet mach
tig is, om een weerschijn van een bliksem te we
ren, alzo is apk al hun kracht, geweld, behen
digheid of lisP niet bij machte, de loop van het
Evangelie ook maar in 't allerminst te hinderen
of terug te houden. Al het verbieden, pogen en
tegcnworstelen der Keizers, Koningen en Poten
taten, hoe machtig en geweldig zij ook geweest
zijn, is niet verder gekomen tot verhindering van
Gods werk, dan of zij met de hand de bliksem
of de zonneschijn hadden willen bedekken. Hos
schrikwekkender hun macht geweest is in der
mensen ogen, en tegenweer en worstelen Wewcl-
digcr, hoe meer oorzaak zij gegeven hebben om
Gods heerlijkheid groter en klaarder te doen
blijken.
Hoe zou 't dan kunnen dat Zijn Koninkrijk door
enige creaturen, laat staan door arme geringe
aardwormen, zou kunnen verstoord of verhinderd
worden? Dan moest het tiem aan de macht of
aan de wil ontbreken.
Zijn macht is oneindig en gaat niet alleen aj'e
wereldse macht, maar ook al ons begrip ver te
boven. En wat Zijó wil betreft, wie durft er aan
te twijfelen, dat Hij Zijn gemeente zo uitnemend
lief heeft gehad, dat Hij Zichzelf voor haar in de
dood, de schandelijke dood aan kruis en galg
heeft overgegeven?
Geen vader of moeder heeft ooit zijn kind zó lief
gehad. Geen bruidegom had ooit zijn bruid zo
wcerdl), noch eeil man zijn huisvrouw, als
Christus ons lief cn weerd hééft gehad. Heeft Hij
ons niet in Zijn lichaam ingelyfd, opdat Hij onze
zwakheden zou deelachtig worden, en ons we
derom Zijn heerlijkheid deelachtig maken Ja,
dat Hij zou in ons wezen, en wij in Hem, en dat
wij met Hem één zouden we Uy met
den Vader één is
Daarom: laat de wereld hobben 2) en tobben,
worden en woelen, laat de zee schuimen en brui
sen. de Duivel met al zijn macht tieren en ba
rend), wij staan in Gods hand gesloten; niemand
kan ons deren, als wij maar onze ogen opwaart.?
slaan cn onze hulp v/an den Heere verwachten,
die hemel en aarde geschapen heeft.
Wij mogen zonder vreze leven.
Al zoude d' aard haar plaats begeven;
En bergen hoog van boven neer,
Vervallen tot in 't diepste meer:
Al zouden zee en waterbaren
Van storm tot in de lucht opvaren,
Zodat 't gebergte van haar geweld
Met groter vreze werd ontsteld:
Voorwaar de kleine waterbeken
Die in haar tochten stille leken,
Vervreugd'ger Godes schone stad,
Des Allerhoogsten heil'ge schat. 4)
Wy vragen angstig: Welk nieuws Welk nieuws
Is er vrede of oorlog voor handen Maar wij
vragen de mond des Heeren niet, „Die toch alleen
voorbrengt het licht, en schept de duisternis, Die
alleen maakt de vrpde en schept het ongeluk, Je
hova, de zelfstandige God is 't Die dit alles doet".
Menen wij soms dat Hij zich uit Zijn stoel zal
laten stoten? Of dat Hij Zijn ere iemand anders
zal overgeven, of de gesneden beelden Zijn lof
en heerlijkheid?
Óud-Hollandsch StefleschoQn
(Foto tan C. P. van Renssen Jr, Rotterdam)
lossing Is
onze zielen bezitten, verwachtende met vreugde
en blijdschap de toekomst onzes Heeren Jezus
Christus, Wiens Koninkrijk nu al reeds versche
nen is, en nog dagelijks verschijnt, zonder dat
het in der mensen of eniger creaturen macht zij
zijn loop te verhinderen Want zoals we gezeid
hebben, het is als een bliksem verschijnende van
het Oosten tot in 't Westen, die niemand weren
kan
(Ook in Marnix's dagen zijn er de symptomen
van deformatie, waarop hij nader ingaat in 't
volgend fragment).
„Wij hebben de dienst van God somwijlen naar
het uitwendige behartigd, de prediking van het
Woord aangehoord, de Sacramenten genoten; wat
echter de oprechte godzaligheid aangaat, die
meest in 't hart gelegen is, wij zijn voor 't mee-
rendcel nog ver erv"an verwijderd geweest. Hoe-
velen tóch die het alles in uitwendig gebaar stel
len, dat voor de mensheid een schoon öog heeft,
doch voor God weinig gekit, menende genoeg
voldaan te hebben als zij eenmaal of tweemaal
per week een prediking hebben gehoord, rriaar
verder van de vruchten des H. Geestes, een op
rechte vrede en vreugde des gemoeds, spruitehd
uit een vast geloof en; ongetwijfeld vertrouwen
op God, ganselijk niet weten.
Daarom was het nodig dat de Heere Zijn gemeen
te in de oven der tribulatiën (beproevingeh)
wierp om alle vuilnis er uit te zuiveren. Daarom
zijn de verzoekingen der vervolgingen en ver
drukkingen altijd nodig,- en zij moeten ze met
een ootmoedig en gebroken hart als gehoorzame
kinderen aannemen, wetende da raft- de
genen ,die Hij liefheeft en kastij.'i iegelijk
kind dat Hij aanneemt.
Wilt u dan voor den Heere verootmer-digKn, met
vast vertrouwen Zijne barmhartig;, id erwach-
verankerd zljntiê ci.u IIJJ u niét z.il veriaten
maar u al te samen ih uw nood genadiglijk troos
ten en van alle zwarigheid en verdriet, zo veel
als 't u zalig en nut is, ongetwijfeld verlichten.
Daarin behoren wij ons niet alleen te mistroos-
ten, maar grotelijks te verblijden, wetende dat
dit de enige weg is, die onze voorganger Jezus
Christus om in Zijn Koninkrijk in te gaan, ons
met al Zijn heiligen heeft voorgetreden, cn zoals
wij nu hier Zijn verdrukking deelachtig worden,
zo zullen wij hiernamaals Zijn eeuwig Koninkrijk
en onverwelkelijke fctoon der heerlijkheid deel
achtig worden
Marnix' „tróuwe vermaninge" is nog niet ver
ouderd; 't is of hij het gisteren-voor oris schrééf.
Het is immers doof hem aan lichaam en ziel eri
varen, hoe de weg van den Christen nog altoos
de „imitatio Christi:'- is, de navolging van Chris
tus.
Jan Luyken zei het zo
Daar is geen and're raad, al kost het wee en pijn,
het moet geleden of het moet verloren zijn
A. WAPENAAR.
1) waard: in waarde; 2) hobben wankelen;
3) baren rumoer maken; 4) P6. 46 naar Marnix*
berijming.
De sigaren van Bismarck
Kort na den oorlog van 1866 gaf Bismarck cen$
een diner, waaraan ook de beroemde veldheer
Von Moltke aanzat. Aan 't einde van den maal
tijd presenteerde Bismarck zelf de sigaren. Weet
u nog, waarde graaf," vroeg hy aan Von Moltke,
„wanneer ik u voor 't laatst een sigaar gepresen
teerd heb?" De veldheer kon het zich njet her
inneren en Bismarck lichte hem in:
„Dat is gebeurd bij den slag van Köninggratz. Er
was een oogenblik pauze, we konden vóór- noch
achteruit. Eerlijk gezégd, was ik lang met op
mijn gemak. Opeens zag ik u staan; u tuurde
over het slagveld heel bedaard en rookte een
stompje sigaar. Tot-n werd ik gerust. Ik reed naar
u toe en presenteerde u mijn sigarenkoker, waar
nog twee sigaren in zaten, een heele fijne en een
gewone. U zag dadelijk, welke de beste was en
stak die op. Dc gewone bleef voor mij, maar ik
kan u verzekeren, dat ik nog nooit met zooveel
smaak gerookt heb."
Volstrekt onuitvindbaar
Ik geloof aan het Evangelie, omdat ik het voor
volstrekt onuitvindbaar houde.
Voor volstrekt onuitvindbaar, houd ik de verhe
vene, tegen alle vooroordeclen van zijn tijd zoo
sterk mogelijk indruisende lessen van Jezus
voor onverdichtbaar al de in het Evangelie ver
haalde daden van Jezus voor volstrekt onver
dichtbaar het goddelijke en mcnschelijke karak
ter van Jezus.
Ik houd het voor volstrekt onmogelijk, dat een
wijze; voor onmogelijk, dat een dwaas; voor on
mogelijk dat een zondaar, en voor onmogelijk dat
eenig gewoon mensch deze verhevene lossen, de^o.,,
onvergelijkelijke daden, dit geheel eenig, alleen
zich zelf gelijk karakter, dit grootendeels openbare
levenssehouwspcl heeft kunnen uitdenken of wil
len uitvinden. Dit alleen zou reeds mijn geloof aan
het Evangelie onwrikbaar kunnen maken.
LAVATER.
17a
IN de gezinnen met een aantal kleine
kinderen valt het met de hoeveelheid
suiker, welke gedistribueerd wordt, nogal g
mee. Dcujr kan men er wel van komen. Doch g
voor vele anderen is het een heele toer, vol-
doende te hebben aan datgene, waarop men
recht heeft. Hoewel het al beter gaat, nu X
we minder thee en koffie schenken. Want
deze dranken verslinden anders heel wat
suiker. X
Maar nu het tegen inmaaktijd loopt, zouden 4j>
we eigenlijk zoo graag wat van onze suiker X
sparen, om straks een goede jam of limona-
de te kunnen fabriceeren.
De meeste huisvrouwen zijn er reeds toe
over ^gaan, voor keukengebruik de suiker
te vermengen met een zoetmiddel, gelijk er
zoovele in den handel zijn. De smaak van
de gerechten blijft goed, en ongeveer de 4?
helft van de suiker wordt uitgespaard. X
Doch er zijn nog andere vervangingsmidde-
'len, gezond en voedzaam, n.l. stroop en \4
honig, twee artikelen, die nog vrij zijn. Kar-
Inemelkschcpap b.v. wordt nu bij voorkeur
.met stroop gegeten.
En bij vrijwel alle toetjes kunnen we de
suiker vervangen door honig. Door de groo-
te zoetkracht van dit heerlijke natuurpro-
duet, behoeven we maar heel weinig honig
te verwerken. *4
ilndien U al minder rabarber gegeten hebt X
dan in andere jaren, omdat dit gerecht zoo- 44
veel suiker vraagt, probeert U dan eens het *4
volgende: Leg boven op de rabarber, terwijl x
U ze kookt, een drooge beschuit. Tegen den *4
tijd, dat het gerecht gaar is en dat is
X altijd spoedig verwijdert U de nu door- v
X weekte beschuit, die veel van het zuur in s4
ïv zich heeft opg- nomen. Voegt U dan wat ho- S
X nig ioe en bindi daarna het vocht. 4^
Alle b ijes helpen! Waarschijnlijk houdt <A
U echt» V toch neg niet voldoende suiker
over vo' r een ietv it behoorlijken inmaak. s">
j- Maar dar kunnen we altijd nog de glucose- \s
X stroop ïlie o.a. in veel gekochte huishoud-
jam verwerkt is u hi^lp roepen!
'S, 'SSSSS,
Zijn wiegeliedjes
onpaedagogisch?
GEEN dichter van ug fornta^t, of hij Heeft
zich gezet tot het schrijvn van een of meer
wiegeliedjes, geen componist, die zichzelf respec
teert, of hij hce/i minstens één „be rceuse" op zijn
naam staan. Maar weten dezulken dón niet, dat
zij in strijd komen met de wetten der opvoed
kunde Tot voor kort wisten wij dat ook niet,
totdat wij eens snuffelden in een boekje, dat ken
nelijk niet jong meer was en -dat tot titel droeg:
„Waarom schreien onze kinderen?" De schrijver
heeft zichzelf verborgen achter den schuilnaam
„Ihfantarius" en blijkens den ondertitel wilde hij
ons iets vertellen van de oorzake i van en de mid
delen tegen het vaak onverklaarbaar en hinderlijk
schreien der kinderen. En in dit boekje nu lazen
we: „Zeer onverstandig is het, wanneer men
het kind er aan gewent: niet in te slapen zonder
dat iemand zich met hem bemoeit, b.v. door een
liedje voor hem te zingen of hem te streeleri, enz.
enz. Dit is evenmin een natuurlijke behoefte nis
het dragen en wiegen, terwijl het voor de moeder
soms zeer lastig en tijdroovend is".
Weg dus met het wiegelied? Maar ook: weg met
de wieg, althans de wieg die dien naam waard
is en werkelijk „gewiegd" kan worden. Maar in
gemoede, met hoeveel wiegen is dat thans nog
het geval „Infantarius" schijnt het dus wel ge
wonnen te hebben.
In een verloren uurtje helaas zijn die er te
genwoordig veel te weinig hebben wij in dit
merkwaardige boekje eens geneusd en een en
ander gevonden, dat nu nog van waarde is, doch
ook wel een en ander, waar we nu misschien iets
anders over oordeelen. Met klem zegt de schrijver,
dat men schreiende kinderen zooveel mogelijk
moet laten liggen, vooral niet ronddragen, want
daar zijn de hersentjes niet op berekend. En in
onze gedachten zagen we toen de tafreeltjes,
waarbij de vaders zich benaarstigen, zooveel in
hun vermogen is de spruit tot rust te bewegen,
ja waardoor juist door het kind te.bewegcnl
De schrijver is een homopaath. „In plaats", zoo
lezen we, „in plaats van het kind te schudden, te
kloppen, te wiegen of rond te dragen, moet men
het laten liggen omdat door het schreien dikwijls
de oorzaak van het schreien wordt weggenomen".
Schreien toch is bevorderlijk voor de ademha
ling, en deze weer voor de spijsverteering, waar
in soms de bron van het verdriet ligt.
Afgeschaft moeten worden, zoo hooren wc, de
fopspenen. Inderdaad, wie wordt nu graag ge
fopt, en bovendien is het dc vraag, of zulke voor
werpen wel gezond en nuttig zijn. En dan: men
Korge voor frissche lucht, in dc slaapkamer, maar
•ok b.v. in den kinderwagen, en dan lezen we
#en zin, die ons wel een beetje beschaamd maakt:
^Wanneer men ziet met welk een gevoel van
.Walging sommige menschcn bedanken voor een
als dit veelal geschiedt".
Infantarius heeft zich benaarstigd, in het kinder
zieltje te schouwen. Wat de wiegeliedjes betreft,
heeft hy voor ons wel iets van een idylle verbro
ken, maar als we zijn wijze lessen beluisteren,
dan moeten we wel beamen, dat goede paedago-
gie ook heel jonge kindertjes niet ongemoeid
kan laten....
Zijn wij zóó vergeetachtig
NEEN, galant was de Haagsche Post niet, toen
zij aan het opsommen ging van „dingen,
die wij vrouwen altijd weer opnieuw vergeten."
Maar. misschien is er een schoentje bij, dat ons
past; en zooiets mogen we vooral in een tijd van
schoenendistributie niet verwaarloozen.
Vooruit dan maar met de klachtenlijst. De dingen,
die we altijd vergeten, zijn:
„Dat losgescheurde blad in telefoon- of adresboek
vast te plakken.
Een knoop aan te naaien vóór hij er af valt.
Een stopje in dat eene servet te leggen vóór het
in de wasch gaat.
De kiekjes van de laatste drie vacanties in een
daartoe bestemd boek te plakken.
Het rieten deksel van de waschmand te laten
repareeren.
De bezienswaardigheden in de plaats van onze
woning te gaan bezichtigen.
Een beetje olie of zeep te smeren aan dat eene
scharnier van de vestibuledeur.
Een nieuwe ophanglus te naaien in een wollen
peignoir.
Tijdig brandstof te bestellen.
De boeken terug te brengen die wij geleend
hebben.
Een bepaald tijdschrift-artikel te lezen voor de
portefeuille gehaald wordt.
Dat de zomerwarmte ons ieder jaar weer overvalt
en dat er dan nooit iets nieuws klaar hangt in
de kast.
Onze nieuwe schoenen, maat 38-met-piin. door
den schoenmaker op de leest te laten zetten.
Ook onze kleine uitgaven te noteeren.
Al de aardige, geestige, hartelijke, lieve dingen te
zeggen, die ons invallen als het te laat Is
Dat ééne kwartje te sturen aan dat genootschap
voor uitzending van zwakke kinderen, waarvan
we zoo'n aardige, pakkende circulaire kregen."
Liefde over grenzen
Voor eenige jaren lazen wij in een tijdschrift de
volgende medcdeeling van een Engelsche dame
en in deze weken moesten wij daaraan weer
denken. „Mijn man, een aviatcur met 16 vliegtui
gen op zijn credit, werd neergeschoten in 1917.
Drie jaar geleden, met vacantic aan de Zuidkust,
ontmoette ik een flinken, militair uitzienden man
van Duitschen bloede. Onze kennismaking leidde
tot liefde. Hij vroeg my ten huwelijk, maar voeg
de eraan toe, dat hij, aleer ik mijn antwoord
gaf, een bekentenis wilde doen, die hem de laat
ste weken zwaar woog.
Gedurende den oorlog had hij bij de Duitsche
luchtmacht gediend en hij was dezelfde, die mijn
man had neergeschoten Ik was overweldigd door
ui-
Dagen lang worstelde ik om tot een beslissing te
komen. Tenslotte kreeg het besef de overhand,
dat te leven zonder hem mij onmogelijk was en
ik werd zijn vrouw.
Onze liefde is diep en echt en elk jaar maken we
een pelgrimstocht naar Frankrijk, om een krans
te leggen op het graf van een krygsman
De geschiedenis der
„Wiener Sangerknaben"
Wanneer in de Weenschc kranten de jaarlijksche
annonce verschijnt: „Gezocht: Jongens met een
goede stem dan melden zich talrijke ouders
met achtjarige zoontjes aan in het oefenlokaal
van de Weensche Hofburgkapcl. Uit de hondorden
candidaatjes worden door de jury enkelen geko
zen en in den tweejarigen voorbereidingscursus
opgenomen. Noten lezen, oefeningen in groepen,
solooefeningen, intensatie-oefeningen, dat alles
wordt-den jongens in die twee jaren bijgebracht.
Iedere jongen moet zoo een perfecte opleiding ge
nieten, dat hij na den tweejarigen cursus in slaat
is zuiver en foutloos te zingen voor een zaal vól
menschen, die naar dat-eene jonge stemmetje zul
len luisteren
Eerst als deze twee moeilijke jaren voorbij zijn,
wordt de jongen opgenomen in het groote koor,
dat wij kennen onder den naam van „Wiener
Sangerknaben" en waarin hij gewoonlijk blijft
tot hij „den baard in de keel" krijgt.
Het koor van de „Wiener Sangerknaben" kan bo
gen op een eeuwenoude roemrijke geschiedenis.
Keizer Maxiniiliaan I liet door Hans Harass-r in
Juli 1498 een groep Weensche zangers naar het
Hof komen, die tot taak kregen geregeld in de
Hofkapel te zingen. Van dat jaar af dateert het
„Instituut der Hofsangerknaben" te Weenen. Hot
heeft zich al die jaren weten te handhaven, ook
toen de Oostenrijksche hor f Istad geen hof en
hoffeesten meer kende. Maar het koor is de
grenzen overgegaan en geniet thans een wereld
beroemdheid.
ZORGEN
Zie, ik liet in jonge jaren.
Kalm en onbewust,
Zorgen hebben noch bezwaren
Ooit mijn ziel ontrust
'k Liet den dag van morgen zorg
Voor zijn eigen kwaad:
Wonderwel wist ied're morgen
Met het zijne raad.
Zie, ik gaf in later dagen,
Meer bewust, mijn lot
Zonder vreezen, zonder vragen
In de hand van God;
Wonderwel weet ied're morgen
Mét het zijne raad
'k Laai den dag van morgen zorgen
Voor zijn eigen kwaad.
Jacqueline E. van dor Waals. Uit „Gebroken
kleuren". G. F. Callenbach N.V., Nijkerk.
Langs de Vaart.
(Naar een schilderij van J. H. Weissenbruch, 1824—1903).