lUeuuu» £rih$t1)r (Courant
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken
No- 6,57 WOENSDAG 26 JUNI 1940 21e Jaargang
Wat zal het vasteland moeten missen
„„„«jijs:
IX in Leiden en in plaatsen
'•vfcschap gevestigd is 285
ït. Losse nummers 5 ct
B Uitbetaling.
regel. Ingezonden Mede-
't enict. per regel. Minimum
JuHjsnummer 5 ot. Bij con-
e e jke korting.
ï'i'r~
m n State onder
Bur. Redactie en Administratie:
BREESTRAAT 123. LEIDEN.
Telefoon 22710.
(Na 6 uur 23166).
Postbox 20. Postrek. 58936.
achtr
Iwe bewind
:ru;ei
eel.
si
jcmA verschenen Verorde-
meA] ander medegedeeld
"kejfen Raad van State en
lichamen in
^Jidsche gebieden. Uit
aM blijkt, dat verschei-
ian tot nader orde zullen
Jui geldt voor de beide
generaal en voor een
.iimnunxten aanzien van den
Nfel is deze laatste niet
•ld. Dit hangt weer
ii functie, welke de
ons regeerbestel be-
je te doen uitkomen,
ite bp6e behouden heeft,
vordtfc, bij een en ander in
luden
00. f
t"pk naar de beteeke-
fan State al spoedig
Gftvel de hooge leeftijd
verschillende landen
2N" 1 vorm wordt aange-
Üreffen wij den Raad
I onder landvoogdes
0 zuster van Karei V.
ist zich, en wel den
aderi uitsluitend advisee-
ïimen Raad, meer te
latere Ministeries,
tad van Financiën,
ilf spreekt. In 1581,
l Philips, werden de
kwam de eigenlijke
lad van State, die
ilen. instructie verkreeg,
standigheden echter
ïen van het regee-
schiij terecht gekomen, al
:ele Engelschen in
ïen dus niet vrijuit
>rts omdat mannen
irnevelt te krachtig
iet college te stellen,
den Raad ingeblazen
Dan krijgt hij
de latere Ministe-
rnamelijk Kroon-
ül dus zeggen: een
niet de Regeering,
reer later is deze
egeerings raad
werd niet uitge-
ng, maar aan' de
roon mèt Ministers,
aan de vorige eeuw
iemt Wijzigingen in den
van State onder-
•elpSs deze arbeid wel
ïbleven, doch is in
fl zooveel veranderd,
ïouding tot het col-
blijven. We doelen
bevoegdheden van
meer tot uiting
Ministers in 1848
sprjen jegens de Kamer.
aIjes steeds meer een
ns staatsbestel wer-
stqaag, of daarnaast de
B-t]wèl recht van be-
werd reeds over-
lit college ook niet
rechtspraak ge-
opdragen, echter,
Grondwetsherzie-
:n ons landje voor
)raakte klein,
ook ^en dezen nieuwen
wel wat kostbaar!
Spr'pn wij over dit alles
dat f overige kunnen wij
begrijpen, dat men
:genomen Ministe-
lan van den Raad
.en vblloge weinig reden
aanvaardbaar
vers(kn de negen-mannen
besl^aad van State het
rbou'jop te dragen. Dit
:t terrein voor des
geheel in een be-
ingewerkt. Daar-
grin-mannen van het
dfbfvan administratieve
ch men moest noch
lat de Raad van
preze rechtspraak ging
de tweeëerlei taak
jt aoVoren- ^en on<der-
i iets31 af deelingen, waar-
met de
n^lementen, die echter
zijn/1? overschrijden, en
de sji^g Geschillen van
g gint den vice-precident
voor hun deel
de administratieve
van den Rijks-
laatste bevoegd-
<eh* doch zullen de
rw en Van ^en Raac* tot
E.N "usten. Deze werk
en O B voor een belangrijk
BI11 de Kroon. Het is
lUrbeid van den Raad
Tweede Hoofd-
111 f dat tot titel draagt
ji°oo^ ^an ver_
>j ontstentenis van
U de hshoefte aan het
van Stat/s minder
werd gevoeld, al ware het op zichzelf
zeker mogelijk, dat de Rijkscommissaris
het college had gehandhaafd als college
van advies ten zijnen opzichte. We zouden
in dit verband kunnen wijzen op een
parallel uit den tijd van Napoleon. Hoe
het zij, we zagen, dat de adviseerende
taak door den toenemenden invloed van
andere regeeringsinstanties toch reeds
aanmerkelijk was afgenomen, en voorts
is het van belang, dat de arbeid op het
terrein van het administratieve recht ge
handhaafd blijft. Eigenlijke rechtspraak
is het niet, doch veeleer een advies,
dat voorheen in den vorm van een
ontwerp-Koninklijk Besluit den Koning
werd aangebodèn.
Hieraan kunnen wij nog toevoegen, dat
in Frankrijk de Conseil d' état, na een
lange historie, eveneens geworden is tot
een administratief Hooggerechtshof, ter
wijl de Engelsche Raad van State, de
Privy Council, veeleer de andere richting
is uitgegroeid en geworden is tot een col
lege van zuiver vormelijke beteekenis.
In België was men den laatsten tijd juist
sterk doende inzake de oprichting van
een Raad van State, waarbij de vraag, of
en inhoeverre men aan dit college admi
nistratieve rechtspraak kon opdragen,
meermalen onder het oog werd gezien.
Al is dus, vroeger reeds, aan de advi
seerende taak van den Raad van State
meermalen getornd, over zijn waarde als
deel der administratieve rechtspraak was
in den regel geen verschil van oordeel.
We mogen in dit verband wel een aan
haling doen uit een artikel, dat de refe
rendaris van den Raad, Mr. J. H. Scholten,
in 1937, toen de afdeeling Geschillen van
Bestuur 75 jaar bestond, schreef in het
„Weekblad voor Gemeentebelangen": „Het
volle collegevan den Raad van State
heeft in den loop der jaren wel eens aan
vallen te verduren gehad. Periodiek werd
de meening geuit, dat het, zoo niet geheel
overbodig, in zijn adviseerende taak aan
merkelijk zou kunnen worden besnoeid.
Voorstellen in die richting hebben echter
tot dusverre geen succes gehad, daar de
Regeering op het onverkort behoud van
het hooge college van Staat bleef prijs
stellen. De afdeeling voor de geschillen
van bestuur is daarentegen gedurende de
75 jaren van haar bestaan in ernst
nimmer bedreigd. Zij is gebleken in een
bestaande behoefte te voorzien en heeft
in en buiten het parlement de waardee
ring genoteh, waarop zij aanspraak heeft".
En verder lezen we over deze afdeeling:
„Zij kenmerkt zich door groote onbevoor
oordeeldheid, haar standpunt tegen een
afwijkend gevoelen van den bij de zaak
betrokken Minister handhavende, zoolang
zij de overtuiging heeft, recht en billijk
heid aan hare zijde te hebben, hetgeen
niet wegneemt, dat zij zich bij gevallen
contraire beslissingen van de Kroon pleegt
neer te leggen".
Wij vermoeden, dat deze adviezen van
rechtspraak in den vervolge aan den
Rijkscommissaris zullen worden voorge
legd. Overigens wordt hierbij blijkbaar
geen wijziging beoogd.
Het beroepsgoederenvervoer langs
den weg
De installatie van de centrale commissie.
Gistermiddag is te 's-Gravenhage de Cen
trale Commissie voor het beroepsgoederen
vervoer, welke commissie is samengesteld
uit den Bond van Bedrijfsautoverkeer in
Nederland en de Centrale Organisatie voor
het Beroepsgoederenvervoer langs den weg,
geïnstalleerd.
De installatie geschièdde door den secreta
ris-generaal, wnd. hoofd van het departe
ment van waterstaat, mr. D. G. W. Spitzen,
die in zijn toespraak wees op het groote
belang van dit vraagstuk in het program
van den wederopbouw, en op de groote ver
antwoordelijkheid welke met dezen taak op
de schouders der commissie wordt gelegd.
Spr. wees op de groote mate van vertrou
wen, die voor een juiste uitvoering van het
werk der commissie moet bestaan tusschen
de regeering en de commissie.
De voorzitter van de commissie, mr. J.
Nolen, beantwoordde deze rede met een toe
spraak, waarin hij er op wees, dat op den
voorgrond staat, dat het beroepsgoederen
vervoer begrijpt, dat onder de huidige tijds
omstandigheden het vervoer langs den weg
een secundaire functie vervult. Men rekent
er echter op, dat, wanneer in de toekomst
de beperking van het verbruik van brand
stoffen kan worden opgeheven, het wegver-
voei weer tot zijn normale ontplooi .ig zal
kunnen komen. Voorts wees spr. er op, dat
het z.g. eigen vervoer zooveel mogelijk zal
moeten worden beperkt.
Zooals bekend betreft de taak van deze
commissie uitsluitend het vervoer langs den
weg. Voor de andere middelen van vervour
blijven de bestaande organisaties ingescha
keld, b.v. voor de „wilde vaart" de bevrach
tingscommissies, voor de vaart op het bui
tenland, Duitschland en België, het Centraal
Bureau Binnenvaart en de part. Rijnvaart
Centrale te Rotterdam, en voor de beurt
vaart het Nederlandsche Binnenvaaribureau.
De verlichting van auto's en
rijwielen
Naar het Vaderland verneemt ligt het in
de bedoeling binnenkort in verband met de
luchtbescherming richtlijnen vast te stejlen
voor de verlichting van auto's en "ijwie)en.
De vaart op den Nieuwen
Waterweg
Beneden Maassluis verboden
Van den rijkshavenmeester te Rotterdam
vernemen wij dat de vaart op den Nieuwen
Waterweg beneden Maassluis van vandaag
af tot nader order verboden is.
Staten en Raden
Het Maandag verschenen Verordeningen
blad publiceert een viertal^ verordeningen van
den Rijkscommissaris van'het bezette Neder
landsche gebied, waarbij o.a. ook de werk
zaamheden van de Staten-Generaal onder het
nieuwe bewind worden vastgesteld.
Deze vaststelling wordt genoemd een „vast
leggen". Het is dat ook in den meest letter
lijken zin. Want de werkzaamheden blijven
rusten tot nader order.
Voorloopig is de constitutioneele taak van
do beide takken der volksvertegenwoordiging
ten einde. Er is geen emplooi voor binnen
het kader van de grondlijnen, waarnaar het
hoogste gezag en de wetgeving, de regeerings-
bevoegdheden, sinds 18 Mei jl. worden uit
geoefend.
Formeel blijven Eerste en Tweede Kamer
nog in stand. Komen er vacatures dan worden
deze aangevuld. Maar verkiezingen hebben
„tot nader order" niet plaats. De partieele
vernieuwing van de Eerste Kamer, die in
Juli moest plaats hebben, gaat dus niet door,
zoodat de sterkte der fracties, die anders een
niet onbelangrijke wijziging zou hebben onder
gaan, onveranderd blijft.
De Staten-Provinciaal zullen derhalve deze
maand niet als kiescollege hebben op te treden.
Daarmee zijn ze voor een deel van hun taak
ontheven. Overigens blijven ze, als regionaal
bestuurscollege hun werkzaamheden vervul
len. Zelfs kunnen verkiezingen van Gedepu
teerden plaats hebben met goedvinden van
den Rijkscommissaris.
Voor de gemeenteraden is een analoge rege
ling getroffen. Ook zij werken voort en
blijven op eigen rechtsgebied volkomen com
petent.
Hoe lang de rust van de Staten-Generaal
zal voortduren, valt niet te zeggen. Of er
wellicht onder het thans centraal gevoerde
bewind nog eens iets anders voor in de
plaats zal komen, dient te worden afgewacht.
Ook in Duitschland kent mén nog een, naar
bepaalde regelen aangewezen representatie
van het volk als geheel.
We wagen ons te dezen aanzien echter
niet aan vermoedens of verwachtingen.
Rustig afwachten schijnt geboden.
Tenslotte nog een enkele opmerking.
De bevoegdheden van de secretarissen-
generaal, wien zooal de uitvoering van het
bestuur is opgedragen, zijn in belangrijke
mate uitgebreid. Hun verantwoordelijkheid
wordt daarmee grooter. Ze zullen met wijs
heid van deze nieuwe bevoegdheden, die op
verschillende punten herinneren aan de
vroegere ministerieele competentie, gebruik
hebben te maken. We denken o.a. aan de
handhaving van rust en orde en het voor-
GENEESKUNDIGE
BADINRICHTING EN KUUROORD
„LAAG-SOEREN"
Chronische inwendige ziekten, Rheuma,
nerveuse stoornissen, Rust- en dieet-
kuren, Med. baden. Modder-beh. Bestra
lingen, Korte golf Röntgen-inrichting,
DE GENEESHEER-DIRECTEUR
N.V. FABRIEK TOT
HO UT BEREIDING
TEGEN BEDERF
C. MIRANDOLLE
GECREOSOTEERDE PALEN
GEZAAGD HOUT
PERKOENEN, DWARSLIGGERS
Piekslraat 4345. Tel. 71732. Rotterdam
De Amerikaansche militaire
attaché
Gisteren is majoor William H. Colbern, die
sinds het najaar aan het Amerikaansche ge
zantschap in Den Haag verbonden is geweest
als militair attaché, naar Berlijn vertrokken
om zich vandaar naar Bern te begeven, waar
hem nadere instructies zullen wachten.
Voordat majoor Colbern Den Haag als
standplaats kreeg, was hij de Amerikaansche
militaire attaché te Warschau, waar hij een
belangrijk deel van den oorlog in Polen
heeft meegemaakt.
(Vervolg van de derde kolom)
komen, dat in het Nederlandsche staatsbe
stel nieuwe, daaraan vreemde organen zich
trachten in te dringen. Ons volkseigen be
hoort te worden gehandhaafd overeenkom
stig de inzichten ook van den Rijkscommis
saris. Op dit punt moet geen onrust worden
gewekt. Dat ware schade aan ons nationaai
belang.
Waar echter de uitvoerende macht onnoo-
digen rompslomp, alle overwoekering in de
bestuursorganen, zal willen opruimen in het
belang van een goede en snelle bestuursvoe
ring. zullen we daartegen niet het minste
bezwaar hebben. Het kan ons slechts deugd
doen. Krachtig en snel handelen is wat we
noodig hebben.
In verschillende gasthuizen heeft Rijkscommissaris dr. Seyss Inquart in de
afgeloopen dagen een bezoek gebracht aan de gewonden. Dr. Seyss-Inquart
in een vriendelijk gesprek met een Hollandsch meisje, dat bij een bom
bardement gewond werd
Vraagt onze eigen
autoriteiten
1 Van officiëele zijde wordt er de aan-
dacht op gevestigd, dat het de wensch
is van de Duitsche autoriteiten, dat
Nederlanders als in normale omstandig-
heden zich met vragen en moeilijk-
I heden wenden tot de bevoegde Neder-
landsohe - instanties en zich niet daar-
mede bij de Duitsche autoriteiten ver-
voegen.
Het voedselvraagstuk van geblokkeerd Europa
Eenige invoercy fers ter oriënteering
Nu het vasteland van Europa door de Duit
sche overwinningen van de wereldzeeën en
dus van de aanvoeren uit overzeesche landen
is afgesloten, zal bij velen de vraag zijn op
gekomen in hoeverre het continent zichzelf
zoolang deze toestand voortduurt zal kunnen
voeden eri ook kleeden
Enkele cijfers betreffende den import van
eenige der voornaamste producten mogen een
beeld geven, niet alleen van den invloed van
den ge wijzigden invoer, maar ook van den
invloed die de blokkade van continentaal
Europa hebben zal op het bedrijfsleven in de
overige werelddeelen Deze cijfers zijn ge
baseerd op een gemiddelde van de in- en uit
voeren in de laatste jaren vóór den oorlog
Continentaal Europa produceert
voldoende boter.
De boterinvoer van de landen van conti
nentaal Europa bedroeg in de laatste jaren
gemiddeld 90.000 ton; Engeland alleen im
porteerde bijna een half millioen ton.
De boterinvoeren in continentaal Europa
uit andere werelddeelen waren tot dusverre
naar verhouding gering. Wel betrok Enge
land, dank zij de preferentiëele tarieven, on
geveer de helft van zijn boterbehoefte uit zijn
overzeesche koloniën. De rest van zijn invoer
werd geleverd door de continentale Euro-
peesche landen. Onder de belangrijkste ex
porteurs komen o.m. voor: Denemarken met
150.000 ton, Nederland 55.000 ton, en
Estland, Finland, Letland. Litauen, Zweden
en Rusland elk met ieder jaarlijks tusschen
10.000 en 20.000 ton.
Hieruit laat zich dus de conclusie trekken,
dat indien de productie op hetzelfde peil
blijft en dat is vooral afhankelijk van het
vraagstuk der voedselvoorziening van het
vee en ten deele van den omvang der oorlogs
verrichtingen) continentaal Europa, dank
zij het wegvallen van Engeland als kooper,
over voldoende boter zal beschikken om het
verbruik op gelijken voet als voorheen voort
te zetten (event, ook ter vervanging van
margarine en vet).
Ook de
i staan er niet slecht
De landen van continentaal Europa im
porteerden jaarlijks gemiddeld 140.000 ton
eieren: Engeland alleen 160,000 ton. Ook
deze eieren waren vrijwel geheel afkomstig
uit Europeesche landen. Denemarken met
90.000 ton en Nederland met 65.000 ton
waren de voornaamste leveranciers.
Hieruit blijkt derhalve, dat met dezelfde
restricties als reeds voor boter zijn gemaakt,
n.l. gelijkblijvende productie, regeling der
voedervoorziening en niet stijgend verbruik,
continentaal Europa ook over voldoende
eieren zal kunnen beschikken, opdat de in
voerende landen hun invoeren op dezelfde
basis als vroeger kunnen voortzetten.
De tarwe geeft een minder fraai beeld.
Terwijl bij boter en eieren de blokkade met
zich mede bracht, dat groote hoeveelheden
ter beschikking van continentaal Europa
kwamen, welke voorheen naar Engeland gin
gen hoeveelheden, welke vele malen
grooter zijn dan die, welke niet meer van
overzee kunnen komen is bij tarwe het
beeld omgekeerd.
Bijna 5 millioen ton tarwe vond jaarlijks
haar weg naar continentaal Europa (Engeland
importeerde jaarlijks nog iets meer). Meer
dan de helft van deze invoeren was afkom
stig uit Argentinië, Canada en de Vereenigde
Staten. Onnoodig te zeggen dat deze hoeveel
heden van elk der betrokken exporteerende
landen een belangrijk gedeelte van den export
vertegenwoordigden.
Behalve de drie genoemde landen kwamen
alleen de Fransche koloniën nog in aanmer
king als leverancier van Frankrijk. De klein
ste helft der invoeren van de landen van
continentaal Europa was uit Europa zelf
afkomstig. Roemenië, Rusland en Hongarije
moeten daarbij op de eerste plaats genoemd
worden. Uiteraard exporteerden zij ook naar
Engeland. Hoewel de cijfers sterk schomme
len, zou men Engeland's invoer uit Europa
met een gemiddelde van een half millioen ton
kunnen kenschetsen.
Zooals men ziet is de situatie aldus,
dat Engeland's afsnijding van het con
tinent van Europa bij lange na niet
opweegt tegen de afsnijding van overzee
van dit continent. Als gevolg van een en
ander heeft continentaal Europa over
ongeveer 22\i millioen ton tarwe min
der te beschikken dan vóór den oorlog,
welk tekort door intensievere productie
moet worden aangevuld. Naast Roemenië
zullen ook andere Balkanlanden met
name Zuid-Slavië en Bulgarije hun
deel hierin kunnen dragen.
Argentinië de maisschuur van Europa.
Mais wordt in Europa slechts voortgebracht
in den Zuid-Oosthoek. Engeland betrok van
daar slechts bescheiden hoeveelheden. Wat
Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Zuid-Slavië
voortbrachten bleef, op een klein gedeelte
na, dus reeds op Europa's continent, dat van
de blokkade van Engeland in dit opzicht
weinig baten (nog geen 100,000 ton per jaar
gemiddeld) kon plukken.
De mais-invoer van de continenntalen was
gemiddeld tot 1937 ruim 4 mill. ton. In 1937
werd hij door de groote invoeren van Duitsch
land 6,6 mill. ton. Twee-derde van deze
invoeren kwam uit Argentinië, dat zich door
de afsnijding van continentaal Europa alleen
reeds van bijna de helft van zijn export
beroofd ziet. Rekent men bovendien, dat het
verkeer met Engeland (waarheen 3040 pet.
van den totalen export ging) veel moeilijker
is geworden, dan kan men zich voorstellen,
welk een weerslag deze Europeesche oorlog
op de Argentijnsche oeconomie moet hebben.
De exporten van Zuid-Oost-Europa be
droegen in normale jaren gemiddeld iets
meer dan 1 millioen ton, 'derhalve ongevèer
een vierde gedeelte van den totalen conti
nentalen invoer. Het exportcijfer bewoog
zich echter in opgaande lijn. Hieruit kan
men de verwachting putten, dat hij dit jaar
aanzienlijk grooter zal zijn, zoodat het na-
deelige verschil niet onaanzienlijk kleiner zal
worden dan uit de cijfers van vroegere jaren
zou kunnen schijnen
Dat dit voor de veehouderij en daarmede
voor Europa's voedselvoorziening van groot
belang is. behoeft geen betoog, ook heeft men
zich op dit gebied reeds tot andere producten
gewend.
De suiker blijft zoet.
Het is bekend, hoe bijna alle landen ter
wereld na den wereldoorlog met een' eigen
suikerindustrie zijn begonnen. Java weet daar
van mee te praten. Londen was sinds lang de
eenige suikermarkt geworden, waar boven
dien nog veel suiker uit de dominions werd
aangeboden ter voldoening aan de werkelijk
groote behoefte.
Als gevolg van deze constellatie beteekende
voor de meeste landen de invoer van suiker
slechts een fractie van het verbruik. Zoo klein
was deze aanvulling, dat in jaren van goede
oogsten verscheidene dezer landen als expor
teurs op de markt kwamen, welke onder min
der gunstige omstandigheden wel importeurs
waren. De suikerhandel, welke nog bestond,
had bovendien voor een belangrijk gedeelte
een veredelingsoorsprong.
Alles bij elkaar genomen kan men zeggen,
dat Europa wellicht iets minder suiker'krijgt
dan voorheen. Dit verschil is echter slechts
een fractie van het verbruik en maakt daar
van een nauwelijks merkbaar percentage uit.
Door een iets grooter bebouwde oppervlakte is
dit trouwens gemakkelijk te herstellen.
De grond zal niet onbemest blijven
Met de phosphaten staat het er niet mooi
voor. Slechts Rusland met ruim Vz mill, ton
is een belangrijk leverancier, waarbij dan nog
slechts België met 50,000 ton komt. Daar stond
een jaarlijksche invoer van gemiddeld 4.5
mill, ton tegenover.
Maar waar de nood het hoogst is, is de red
ding nabij. Ditmaal in den vorm van Algiers,
Marokko en Tunis. Bedriegen de vooruitzich
ten niet, dan zullen zij eerlang hun leveringen
kunnen hervatten. Wat dit beteekent, wordt
duidelijk, indien men bedenkt, dat deze drie
gebieden gemiddeld jaarlijks 3.54 mill, ton
uitvoerden. Met wat geduld en ten koste van
transportmoeilijkheden, zal dit probleem dus
wel opgelost kunnen worden.
Bij de nitraten is het continent gelukkiger,
omdat Noorwegen en Duitschland zich in een
groote productie mogen verheugen, al kunnen
zij uiteraard niet op tegen Chili, dat meer
dan de helft van zijn export verloren ziet
gaan. Meer dan 800,000 ton moet jaarlijks
door landen van het continent worden inge
voerd. Meer dan twee-derde hiervan kan
echter van de t\Mee hierboven genoemde lan
den, tezamen met enkele kleinere leveran
ciers, waaronder ook ons land, worden be
trokken. Onbemest behoeft de grond dus niet
te blijven, al zullen ook hier de vervoers
mogelijkheden een woordje mee gaan
spreken.
Het kleedingvraagsiuk.
Meer dan een half millioen ton wol werd
jaarlijks door het Europeesche continent ge
ïmporteerd. Australië, Argentinië en Zuid-
Afrika zijn 's werelds grootste exporteurs,
die den weerslag stellig hard zullen onder
vinden. In continentaal Europa komt België
op de eerste plaats met ca. 50,000 ton. In
totaal hebben de landen van het Europeesche
continent 100,000 ton geëxporteerd. Zij kun
nen de invoerbehoefte dus slechts voor onge
veer 1/5 dekken. Gelukkig, dat deze invoer
behoefte voor vele landen, dank zij een eigen
schapenteelt, slechts een aanvullend karakter
draagt, zoodat het verbruik niet in die mate
behoeft terug te gaan.
Bij katoen komt deze binnenlandsclie
productie helaas niet in aanmerking. Slechts
Turkije en Rusland exporteerden een kleine
hoeveelheid, welk quantum echter niets is in
vergelijking met 's werelds .roote voorraad
schuren, de Ver. Staten, Britsch-Indië, Egypte
en Brazilië. 1,4 mill, ton ruwe katoen stroom
den jaarlijks het Europeesche continent bin
nen. Nog geen 50,000 ton was daarbij van
Rusland en Turkije.
Van ruwe zijde is Japan 's werelds
grootste exporteur, en bijgevolg ook Europa's
grootste leverancier. Voor Japan zelf is het
wegvallen van de Europeesche markt onaan
genaam, maar niet overwegend bezwarend,
omdat van den Japanschen export naar
de Ver. Staten gaat.
Op het Europeesche continent kan Italië in
een aanzienlijke mate als vervangend leve
rancier optreden. Het exporteerde voorheen
veel naar de Ver. Staten, maar is, tezamen
met Frankrijk, wel in staat bijna de helft
van de Europeesche behoefte te dekken, mits
het zijn productie op peil kan houden.
Men zal opmerken,dat in deze reeks ver
scheiden producten, bv. koffie, thee,
caco, aardnoten, copra en natuurlijke
rubber ontbreken. Het Europeesche vaste
land zal het daar voorloopig zonder moeten
doen.
Overigens houde men er rekening mede, dat
men niet al te secure conclusies uit boven
staande cijfers kan trekken, want zij geven
geen beeld van de productie en het verbruik
en betreffen in de meeste gevallen niet meer
dan een aanvullenden invoer.
Overzicht
Wapenstilstand in
Frankrijk
Nu de Duitsche wapenstilstandsvoorwaar
den bekend zijn geworden, welke door
Frankrijk zijn aanvaard, en waardoor de
facto een einde is gemaakt aan de Fransch-
Duitsche vijandelijkheden, kan men trachten
zich een beeld te gaan vormen van den ge*
wijzigden toestand, die thans is ingegaan.
Allereerst dan trekt het de aandacht, dat
Duitschland blijkens deze condities niet het
voornemen heeft, geheel Frankrijk militair
te bezetten, maar zich zal vergenoegen met
tijdelijk de noordelijke en de westelijke Fran
sche gebieden in bezit te nemen. Een blik
op de kaart is voldoende, om dit te ver
klaren. Het Duitsche opperbevel blijkt de
geheele noordelijke en westelijke Fransche
kust vast in de hand te willen houden, dus
die deelen van Frankrijk, die tegen het
Kanaal en den Atlantisehen Oceaan zijn ge
keerd. Het is nauwelijks noodig, daaraan
commentaar toe te voegen. Het Duitsche
opperbevel zal zich daarmee willen dekken
tegen eventueele onaangenaamheden, die
Britsche vloot en luch toper a ties voor het
achterland zouden kunnen hebben, en tegen
de eventualiteit van Britsche landingspogin
gen, hoewel deze niet zeer waarschijnlijk
behoeven te worden geacht
Wat de positie en het lot van de Fransche
vloot betreft is de toestand, althans op het
oogenblik, dat wij dit schrijven, nog niet ten
volle opgeklaard. Gelijk men weet zijn er
pogingen gedaan, in Engeland een Fransch
nationaal comité op te richten, teneinde tegen
den wil en de overtuiging van de Fransche
regeering te Bordeaux in, den Franschen
strijd tegen Duitschland voort te zetten. De
hoop van de mannen, die zich hiermee bezig
houden, moet voornamelijk zich uitstrekken
naar de mogelijkheid, de Fransche vloot voor
ontwapening te behoeden, en haar als slag
vaardig wapen in Engelsche handen te geven.
Ons is nog niet duidelijk, in hoeverre dit
uitzicht, tegen den uitdrukkelijken wensch
van maarschalk Pétain in, in vervulling zal
kunnen gaan. Wel doen vage uitlatingen van
den Britschen premier Churchill vermoeden,
dat het opzet, deze vloot veilig in de Brit
sche havens op te bergen, niet of althans
niet ten volle, moet zijn geslaagd. Wij leiden
dit hieruit af, daar hij zich op dit eventueele
succes, dat voor de Engelschen moedgevend
zou moeten wezen, niet heeft beroemd, zoo
dat hij het vermoedelijk niet in de wacht
heeft gesleept.
Zonder op deze kwestie al te diep in te
gaan moet wel een ander ding worden vast
gesteld, namelijk dat in de wapenstilstands
voorwaarden uitdrukkelijk is overeengekomen,
dat Duitschland zich niet van de Fransche
vloot zal bedienen, bij zijn aanstaande op
treden tegen de Britsche eilanden. Het ver
moeden ligt daarom voor de hand, dat de
Duitschers in hoofdzaak van de Fransch-
Vlaamsche en Belgisch-Vlaamsche kusthavens
gebruik zullen maken, bij hun eventueele
pogingen, om tot de Engelsche kust door te
dringen. De Fransche maritieme installaties
zullen daarbij vermoedelijk geen groote rol
spelen, vermoedelijk rekent Duitschland er
op, dat zijn voorbereidingen voor deze nieuwe
en zeer zware expeditie, die haar wedergade
in de geheele wereldgeschiedenis niet heeft,
even toereikend zullen zijn, als de prepara
ties tegen Noorwegen, Nederland en België,
die evenzeer een uitslag brachten, die geen
militair expert had kunnen vermoeden. Dezen
uitslag, waarover het moeilijk valt te profe-
teeren, wacht de wereld in spanning af.
Wat de economische gevolgen van den
wapenstilstand in Frankrijk betreft moet
allereerst er op worden gewezen, dat de ge-
evacueerde Duitsche gebieden weer door d®
Duitsche bevolking kunnen worden betrok^
ken, en dat aldaar het bedrijfsleven kam.
worden hervat. Ten tweede zal het handels
verkeer met Spanje, door Frankrijk heen,
vrije baan vinden, en ten derde zal het zich
herstellende Fransche economische leven in
het Duitsche economische stelsel kunnen wor
den ingeschakeld. De afsnijding met de ge
bieden van overzee echter blijft van kracht.
Deze is voor het Europeesche continent van
aanzienlijk nadeel, doch drukt met niet min
der kracht op de beide Amerika's, die met
name hun graanuitvoer zien te gronde gaan.
De algemeene wereldverarming is nog niet
tot staan te brengen.