lUeuuu» £rih$t1)r (Courant Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken No- 6,57 WOENSDAG 26 JUNI 1940 21e Jaargang Wat zal het vasteland moeten missen „„„«jijs: IX in Leiden en in plaatsen '•vfcschap gevestigd is 285 ït. Losse nummers 5 ct B Uitbetaling. regel. Ingezonden Mede- 't enict. per regel. Minimum JuHjsnummer 5 ot. Bij con- e e jke korting. ï'i'r~ m n State onder Bur. Redactie en Administratie: BREESTRAAT 123. LEIDEN. Telefoon 22710. (Na 6 uur 23166). Postbox 20. Postrek. 58936. achtr Iwe bewind :ru;ei eel. si jcmA verschenen Verorde- meA] ander medegedeeld "kejfen Raad van State en lichamen in ^Jidsche gebieden. Uit aM blijkt, dat verschei- ian tot nader orde zullen Jui geldt voor de beide generaal en voor een .iimnunxten aanzien van den Nfel is deze laatste niet •ld. Dit hangt weer ii functie, welke de ons regeerbestel be- je te doen uitkomen, ite bp6e behouden heeft, vordtfc, bij een en ander in luden 00. f t"pk naar de beteeke- fan State al spoedig Gftvel de hooge leeftijd verschillende landen 2N" 1 vorm wordt aange- Üreffen wij den Raad I onder landvoogdes 0 zuster van Karei V. ist zich, en wel den aderi uitsluitend advisee- ïimen Raad, meer te latere Ministeries, tad van Financiën, ilf spreekt. In 1581, l Philips, werden de kwam de eigenlijke lad van State, die ilen. instructie verkreeg, standigheden echter ïen van het regee- schiij terecht gekomen, al :ele Engelschen in ïen dus niet vrijuit >rts omdat mannen irnevelt te krachtig iet college te stellen, den Raad ingeblazen Dan krijgt hij de latere Ministe- rnamelijk Kroon- ül dus zeggen: een niet de Regeering, reer later is deze egeerings raad werd niet uitge- ng, maar aan' de roon mèt Ministers, aan de vorige eeuw iemt Wijzigingen in den van State onder- •elpSs deze arbeid wel ïbleven, doch is in fl zooveel veranderd, ïouding tot het col- blijven. We doelen bevoegdheden van meer tot uiting Ministers in 1848 sprjen jegens de Kamer. aIjes steeds meer een ns staatsbestel wer- stqaag, of daarnaast de B-t]wèl recht van be- werd reeds over- lit college ook niet rechtspraak ge- opdragen, echter, Grondwetsherzie- :n ons landje voor )raakte klein, ook ^en dezen nieuwen wel wat kostbaar! Spr'pn wij over dit alles dat f overige kunnen wij begrijpen, dat men :genomen Ministe- lan van den Raad .en vblloge weinig reden aanvaardbaar vers(kn de negen-mannen besl^aad van State het rbou'jop te dragen. Dit :t terrein voor des geheel in een be- ingewerkt. Daar- grin-mannen van het dfbfvan administratieve ch men moest noch lat de Raad van preze rechtspraak ging de tweeëerlei taak jt aoVoren- ^en on<der- i iets31 af deelingen, waar- met de n^lementen, die echter zijn/1? overschrijden, en de sji^g Geschillen van g gint den vice-precident voor hun deel de administratieve van den Rijks- laatste bevoegd- <eh* doch zullen de rw en Van ^en Raac* tot E.N "usten. Deze werk en O B voor een belangrijk BI11 de Kroon. Het is lUrbeid van den Raad Tweede Hoofd- 111 f dat tot titel draagt ji°oo^ ^an ver_ >j ontstentenis van U de hshoefte aan het van Stat/s minder werd gevoeld, al ware het op zichzelf zeker mogelijk, dat de Rijkscommissaris het college had gehandhaafd als college van advies ten zijnen opzichte. We zouden in dit verband kunnen wijzen op een parallel uit den tijd van Napoleon. Hoe het zij, we zagen, dat de adviseerende taak door den toenemenden invloed van andere regeeringsinstanties toch reeds aanmerkelijk was afgenomen, en voorts is het van belang, dat de arbeid op het terrein van het administratieve recht ge handhaafd blijft. Eigenlijke rechtspraak is het niet, doch veeleer een advies, dat voorheen in den vorm van een ontwerp-Koninklijk Besluit den Koning werd aangebodèn. Hieraan kunnen wij nog toevoegen, dat in Frankrijk de Conseil d' état, na een lange historie, eveneens geworden is tot een administratief Hooggerechtshof, ter wijl de Engelsche Raad van State, de Privy Council, veeleer de andere richting is uitgegroeid en geworden is tot een col lege van zuiver vormelijke beteekenis. In België was men den laatsten tijd juist sterk doende inzake de oprichting van een Raad van State, waarbij de vraag, of en inhoeverre men aan dit college admi nistratieve rechtspraak kon opdragen, meermalen onder het oog werd gezien. Al is dus, vroeger reeds, aan de advi seerende taak van den Raad van State meermalen getornd, over zijn waarde als deel der administratieve rechtspraak was in den regel geen verschil van oordeel. We mogen in dit verband wel een aan haling doen uit een artikel, dat de refe rendaris van den Raad, Mr. J. H. Scholten, in 1937, toen de afdeeling Geschillen van Bestuur 75 jaar bestond, schreef in het „Weekblad voor Gemeentebelangen": „Het volle collegevan den Raad van State heeft in den loop der jaren wel eens aan vallen te verduren gehad. Periodiek werd de meening geuit, dat het, zoo niet geheel overbodig, in zijn adviseerende taak aan merkelijk zou kunnen worden besnoeid. Voorstellen in die richting hebben echter tot dusverre geen succes gehad, daar de Regeering op het onverkort behoud van het hooge college van Staat bleef prijs stellen. De afdeeling voor de geschillen van bestuur is daarentegen gedurende de 75 jaren van haar bestaan in ernst nimmer bedreigd. Zij is gebleken in een bestaande behoefte te voorzien en heeft in en buiten het parlement de waardee ring genoteh, waarop zij aanspraak heeft". En verder lezen we over deze afdeeling: „Zij kenmerkt zich door groote onbevoor oordeeldheid, haar standpunt tegen een afwijkend gevoelen van den bij de zaak betrokken Minister handhavende, zoolang zij de overtuiging heeft, recht en billijk heid aan hare zijde te hebben, hetgeen niet wegneemt, dat zij zich bij gevallen contraire beslissingen van de Kroon pleegt neer te leggen". Wij vermoeden, dat deze adviezen van rechtspraak in den vervolge aan den Rijkscommissaris zullen worden voorge legd. Overigens wordt hierbij blijkbaar geen wijziging beoogd. Het beroepsgoederenvervoer langs den weg De installatie van de centrale commissie. Gistermiddag is te 's-Gravenhage de Cen trale Commissie voor het beroepsgoederen vervoer, welke commissie is samengesteld uit den Bond van Bedrijfsautoverkeer in Nederland en de Centrale Organisatie voor het Beroepsgoederenvervoer langs den weg, geïnstalleerd. De installatie geschièdde door den secreta ris-generaal, wnd. hoofd van het departe ment van waterstaat, mr. D. G. W. Spitzen, die in zijn toespraak wees op het groote belang van dit vraagstuk in het program van den wederopbouw, en op de groote ver antwoordelijkheid welke met dezen taak op de schouders der commissie wordt gelegd. Spr. wees op de groote mate van vertrou wen, die voor een juiste uitvoering van het werk der commissie moet bestaan tusschen de regeering en de commissie. De voorzitter van de commissie, mr. J. Nolen, beantwoordde deze rede met een toe spraak, waarin hij er op wees, dat op den voorgrond staat, dat het beroepsgoederen vervoer begrijpt, dat onder de huidige tijds omstandigheden het vervoer langs den weg een secundaire functie vervult. Men rekent er echter op, dat, wanneer in de toekomst de beperking van het verbruik van brand stoffen kan worden opgeheven, het wegver- voei weer tot zijn normale ontplooi .ig zal kunnen komen. Voorts wees spr. er op, dat het z.g. eigen vervoer zooveel mogelijk zal moeten worden beperkt. Zooals bekend betreft de taak van deze commissie uitsluitend het vervoer langs den weg. Voor de andere middelen van vervour blijven de bestaande organisaties ingescha keld, b.v. voor de „wilde vaart" de bevrach tingscommissies, voor de vaart op het bui tenland, Duitschland en België, het Centraal Bureau Binnenvaart en de part. Rijnvaart Centrale te Rotterdam, en voor de beurt vaart het Nederlandsche Binnenvaaribureau. De verlichting van auto's en rijwielen Naar het Vaderland verneemt ligt het in de bedoeling binnenkort in verband met de luchtbescherming richtlijnen vast te stejlen voor de verlichting van auto's en "ijwie)en. De vaart op den Nieuwen Waterweg Beneden Maassluis verboden Van den rijkshavenmeester te Rotterdam vernemen wij dat de vaart op den Nieuwen Waterweg beneden Maassluis van vandaag af tot nader order verboden is. Staten en Raden Het Maandag verschenen Verordeningen blad publiceert een viertal^ verordeningen van den Rijkscommissaris van'het bezette Neder landsche gebied, waarbij o.a. ook de werk zaamheden van de Staten-Generaal onder het nieuwe bewind worden vastgesteld. Deze vaststelling wordt genoemd een „vast leggen". Het is dat ook in den meest letter lijken zin. Want de werkzaamheden blijven rusten tot nader order. Voorloopig is de constitutioneele taak van do beide takken der volksvertegenwoordiging ten einde. Er is geen emplooi voor binnen het kader van de grondlijnen, waarnaar het hoogste gezag en de wetgeving, de regeerings- bevoegdheden, sinds 18 Mei jl. worden uit geoefend. Formeel blijven Eerste en Tweede Kamer nog in stand. Komen er vacatures dan worden deze aangevuld. Maar verkiezingen hebben „tot nader order" niet plaats. De partieele vernieuwing van de Eerste Kamer, die in Juli moest plaats hebben, gaat dus niet door, zoodat de sterkte der fracties, die anders een niet onbelangrijke wijziging zou hebben onder gaan, onveranderd blijft. De Staten-Provinciaal zullen derhalve deze maand niet als kiescollege hebben op te treden. Daarmee zijn ze voor een deel van hun taak ontheven. Overigens blijven ze, als regionaal bestuurscollege hun werkzaamheden vervul len. Zelfs kunnen verkiezingen van Gedepu teerden plaats hebben met goedvinden van den Rijkscommissaris. Voor de gemeenteraden is een analoge rege ling getroffen. Ook zij werken voort en blijven op eigen rechtsgebied volkomen com petent. Hoe lang de rust van de Staten-Generaal zal voortduren, valt niet te zeggen. Of er wellicht onder het thans centraal gevoerde bewind nog eens iets anders voor in de plaats zal komen, dient te worden afgewacht. Ook in Duitschland kent mén nog een, naar bepaalde regelen aangewezen representatie van het volk als geheel. We wagen ons te dezen aanzien echter niet aan vermoedens of verwachtingen. Rustig afwachten schijnt geboden. Tenslotte nog een enkele opmerking. De bevoegdheden van de secretarissen- generaal, wien zooal de uitvoering van het bestuur is opgedragen, zijn in belangrijke mate uitgebreid. Hun verantwoordelijkheid wordt daarmee grooter. Ze zullen met wijs heid van deze nieuwe bevoegdheden, die op verschillende punten herinneren aan de vroegere ministerieele competentie, gebruik hebben te maken. We denken o.a. aan de handhaving van rust en orde en het voor- GENEESKUNDIGE BADINRICHTING EN KUUROORD „LAAG-SOEREN" Chronische inwendige ziekten, Rheuma, nerveuse stoornissen, Rust- en dieet- kuren, Med. baden. Modder-beh. Bestra lingen, Korte golf Röntgen-inrichting, DE GENEESHEER-DIRECTEUR N.V. FABRIEK TOT HO UT BEREIDING TEGEN BEDERF C. MIRANDOLLE GECREOSOTEERDE PALEN GEZAAGD HOUT PERKOENEN, DWARSLIGGERS Piekslraat 4345. Tel. 71732. Rotterdam De Amerikaansche militaire attaché Gisteren is majoor William H. Colbern, die sinds het najaar aan het Amerikaansche ge zantschap in Den Haag verbonden is geweest als militair attaché, naar Berlijn vertrokken om zich vandaar naar Bern te begeven, waar hem nadere instructies zullen wachten. Voordat majoor Colbern Den Haag als standplaats kreeg, was hij de Amerikaansche militaire attaché te Warschau, waar hij een belangrijk deel van den oorlog in Polen heeft meegemaakt. (Vervolg van de derde kolom) komen, dat in het Nederlandsche staatsbe stel nieuwe, daaraan vreemde organen zich trachten in te dringen. Ons volkseigen be hoort te worden gehandhaafd overeenkom stig de inzichten ook van den Rijkscommis saris. Op dit punt moet geen onrust worden gewekt. Dat ware schade aan ons nationaai belang. Waar echter de uitvoerende macht onnoo- digen rompslomp, alle overwoekering in de bestuursorganen, zal willen opruimen in het belang van een goede en snelle bestuursvoe ring. zullen we daartegen niet het minste bezwaar hebben. Het kan ons slechts deugd doen. Krachtig en snel handelen is wat we noodig hebben. In verschillende gasthuizen heeft Rijkscommissaris dr. Seyss Inquart in de afgeloopen dagen een bezoek gebracht aan de gewonden. Dr. Seyss-Inquart in een vriendelijk gesprek met een Hollandsch meisje, dat bij een bom bardement gewond werd Vraagt onze eigen autoriteiten 1 Van officiëele zijde wordt er de aan- dacht op gevestigd, dat het de wensch is van de Duitsche autoriteiten, dat Nederlanders als in normale omstandig- heden zich met vragen en moeilijk- I heden wenden tot de bevoegde Neder- landsohe - instanties en zich niet daar- mede bij de Duitsche autoriteiten ver- voegen. Het voedselvraagstuk van geblokkeerd Europa Eenige invoercy fers ter oriënteering Nu het vasteland van Europa door de Duit sche overwinningen van de wereldzeeën en dus van de aanvoeren uit overzeesche landen is afgesloten, zal bij velen de vraag zijn op gekomen in hoeverre het continent zichzelf zoolang deze toestand voortduurt zal kunnen voeden eri ook kleeden Enkele cijfers betreffende den import van eenige der voornaamste producten mogen een beeld geven, niet alleen van den invloed van den ge wijzigden invoer, maar ook van den invloed die de blokkade van continentaal Europa hebben zal op het bedrijfsleven in de overige werelddeelen Deze cijfers zijn ge baseerd op een gemiddelde van de in- en uit voeren in de laatste jaren vóór den oorlog Continentaal Europa produceert voldoende boter. De boterinvoer van de landen van conti nentaal Europa bedroeg in de laatste jaren gemiddeld 90.000 ton; Engeland alleen im porteerde bijna een half millioen ton. De boterinvoeren in continentaal Europa uit andere werelddeelen waren tot dusverre naar verhouding gering. Wel betrok Enge land, dank zij de preferentiëele tarieven, on geveer de helft van zijn boterbehoefte uit zijn overzeesche koloniën. De rest van zijn invoer werd geleverd door de continentale Euro- peesche landen. Onder de belangrijkste ex porteurs komen o.m. voor: Denemarken met 150.000 ton, Nederland 55.000 ton, en Estland, Finland, Letland. Litauen, Zweden en Rusland elk met ieder jaarlijks tusschen 10.000 en 20.000 ton. Hieruit laat zich dus de conclusie trekken, dat indien de productie op hetzelfde peil blijft en dat is vooral afhankelijk van het vraagstuk der voedselvoorziening van het vee en ten deele van den omvang der oorlogs verrichtingen) continentaal Europa, dank zij het wegvallen van Engeland als kooper, over voldoende boter zal beschikken om het verbruik op gelijken voet als voorheen voort te zetten (event, ook ter vervanging van margarine en vet). Ook de i staan er niet slecht De landen van continentaal Europa im porteerden jaarlijks gemiddeld 140.000 ton eieren: Engeland alleen 160,000 ton. Ook deze eieren waren vrijwel geheel afkomstig uit Europeesche landen. Denemarken met 90.000 ton en Nederland met 65.000 ton waren de voornaamste leveranciers. Hieruit blijkt derhalve, dat met dezelfde restricties als reeds voor boter zijn gemaakt, n.l. gelijkblijvende productie, regeling der voedervoorziening en niet stijgend verbruik, continentaal Europa ook over voldoende eieren zal kunnen beschikken, opdat de in voerende landen hun invoeren op dezelfde basis als vroeger kunnen voortzetten. De tarwe geeft een minder fraai beeld. Terwijl bij boter en eieren de blokkade met zich mede bracht, dat groote hoeveelheden ter beschikking van continentaal Europa kwamen, welke voorheen naar Engeland gin gen hoeveelheden, welke vele malen grooter zijn dan die, welke niet meer van overzee kunnen komen is bij tarwe het beeld omgekeerd. Bijna 5 millioen ton tarwe vond jaarlijks haar weg naar continentaal Europa (Engeland importeerde jaarlijks nog iets meer). Meer dan de helft van deze invoeren was afkom stig uit Argentinië, Canada en de Vereenigde Staten. Onnoodig te zeggen dat deze hoeveel heden van elk der betrokken exporteerende landen een belangrijk gedeelte van den export vertegenwoordigden. Behalve de drie genoemde landen kwamen alleen de Fransche koloniën nog in aanmer king als leverancier van Frankrijk. De klein ste helft der invoeren van de landen van continentaal Europa was uit Europa zelf afkomstig. Roemenië, Rusland en Hongarije moeten daarbij op de eerste plaats genoemd worden. Uiteraard exporteerden zij ook naar Engeland. Hoewel de cijfers sterk schomme len, zou men Engeland's invoer uit Europa met een gemiddelde van een half millioen ton kunnen kenschetsen. Zooals men ziet is de situatie aldus, dat Engeland's afsnijding van het con tinent van Europa bij lange na niet opweegt tegen de afsnijding van overzee van dit continent. Als gevolg van een en ander heeft continentaal Europa over ongeveer 22\i millioen ton tarwe min der te beschikken dan vóór den oorlog, welk tekort door intensievere productie moet worden aangevuld. Naast Roemenië zullen ook andere Balkanlanden met name Zuid-Slavië en Bulgarije hun deel hierin kunnen dragen. Argentinië de maisschuur van Europa. Mais wordt in Europa slechts voortgebracht in den Zuid-Oosthoek. Engeland betrok van daar slechts bescheiden hoeveelheden. Wat Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Zuid-Slavië voortbrachten bleef, op een klein gedeelte na, dus reeds op Europa's continent, dat van de blokkade van Engeland in dit opzicht weinig baten (nog geen 100,000 ton per jaar gemiddeld) kon plukken. De mais-invoer van de continenntalen was gemiddeld tot 1937 ruim 4 mill. ton. In 1937 werd hij door de groote invoeren van Duitsch land 6,6 mill. ton. Twee-derde van deze invoeren kwam uit Argentinië, dat zich door de afsnijding van continentaal Europa alleen reeds van bijna de helft van zijn export beroofd ziet. Rekent men bovendien, dat het verkeer met Engeland (waarheen 3040 pet. van den totalen export ging) veel moeilijker is geworden, dan kan men zich voorstellen, welk een weerslag deze Europeesche oorlog op de Argentijnsche oeconomie moet hebben. De exporten van Zuid-Oost-Europa be droegen in normale jaren gemiddeld iets meer dan 1 millioen ton, 'derhalve ongevèer een vierde gedeelte van den totalen conti nentalen invoer. Het exportcijfer bewoog zich echter in opgaande lijn. Hieruit kan men de verwachting putten, dat hij dit jaar aanzienlijk grooter zal zijn, zoodat het na- deelige verschil niet onaanzienlijk kleiner zal worden dan uit de cijfers van vroegere jaren zou kunnen schijnen Dat dit voor de veehouderij en daarmede voor Europa's voedselvoorziening van groot belang is. behoeft geen betoog, ook heeft men zich op dit gebied reeds tot andere producten gewend. De suiker blijft zoet. Het is bekend, hoe bijna alle landen ter wereld na den wereldoorlog met een' eigen suikerindustrie zijn begonnen. Java weet daar van mee te praten. Londen was sinds lang de eenige suikermarkt geworden, waar boven dien nog veel suiker uit de dominions werd aangeboden ter voldoening aan de werkelijk groote behoefte. Als gevolg van deze constellatie beteekende voor de meeste landen de invoer van suiker slechts een fractie van het verbruik. Zoo klein was deze aanvulling, dat in jaren van goede oogsten verscheidene dezer landen als expor teurs op de markt kwamen, welke onder min der gunstige omstandigheden wel importeurs waren. De suikerhandel, welke nog bestond, had bovendien voor een belangrijk gedeelte een veredelingsoorsprong. Alles bij elkaar genomen kan men zeggen, dat Europa wellicht iets minder suiker'krijgt dan voorheen. Dit verschil is echter slechts een fractie van het verbruik en maakt daar van een nauwelijks merkbaar percentage uit. Door een iets grooter bebouwde oppervlakte is dit trouwens gemakkelijk te herstellen. De grond zal niet onbemest blijven Met de phosphaten staat het er niet mooi voor. Slechts Rusland met ruim Vz mill, ton is een belangrijk leverancier, waarbij dan nog slechts België met 50,000 ton komt. Daar stond een jaarlijksche invoer van gemiddeld 4.5 mill, ton tegenover. Maar waar de nood het hoogst is, is de red ding nabij. Ditmaal in den vorm van Algiers, Marokko en Tunis. Bedriegen de vooruitzich ten niet, dan zullen zij eerlang hun leveringen kunnen hervatten. Wat dit beteekent, wordt duidelijk, indien men bedenkt, dat deze drie gebieden gemiddeld jaarlijks 3.54 mill, ton uitvoerden. Met wat geduld en ten koste van transportmoeilijkheden, zal dit probleem dus wel opgelost kunnen worden. Bij de nitraten is het continent gelukkiger, omdat Noorwegen en Duitschland zich in een groote productie mogen verheugen, al kunnen zij uiteraard niet op tegen Chili, dat meer dan de helft van zijn export verloren ziet gaan. Meer dan 800,000 ton moet jaarlijks door landen van het continent worden inge voerd. Meer dan twee-derde hiervan kan echter van de t\Mee hierboven genoemde lan den, tezamen met enkele kleinere leveran ciers, waaronder ook ons land, worden be trokken. Onbemest behoeft de grond dus niet te blijven, al zullen ook hier de vervoers mogelijkheden een woordje mee gaan spreken. Het kleedingvraagsiuk. Meer dan een half millioen ton wol werd jaarlijks door het Europeesche continent ge ïmporteerd. Australië, Argentinië en Zuid- Afrika zijn 's werelds grootste exporteurs, die den weerslag stellig hard zullen onder vinden. In continentaal Europa komt België op de eerste plaats met ca. 50,000 ton. In totaal hebben de landen van het Europeesche continent 100,000 ton geëxporteerd. Zij kun nen de invoerbehoefte dus slechts voor onge veer 1/5 dekken. Gelukkig, dat deze invoer behoefte voor vele landen, dank zij een eigen schapenteelt, slechts een aanvullend karakter draagt, zoodat het verbruik niet in die mate behoeft terug te gaan. Bij katoen komt deze binnenlandsclie productie helaas niet in aanmerking. Slechts Turkije en Rusland exporteerden een kleine hoeveelheid, welk quantum echter niets is in vergelijking met 's werelds .roote voorraad schuren, de Ver. Staten, Britsch-Indië, Egypte en Brazilië. 1,4 mill, ton ruwe katoen stroom den jaarlijks het Europeesche continent bin nen. Nog geen 50,000 ton was daarbij van Rusland en Turkije. Van ruwe zijde is Japan 's werelds grootste exporteur, en bijgevolg ook Europa's grootste leverancier. Voor Japan zelf is het wegvallen van de Europeesche markt onaan genaam, maar niet overwegend bezwarend, omdat van den Japanschen export naar de Ver. Staten gaat. Op het Europeesche continent kan Italië in een aanzienlijke mate als vervangend leve rancier optreden. Het exporteerde voorheen veel naar de Ver. Staten, maar is, tezamen met Frankrijk, wel in staat bijna de helft van de Europeesche behoefte te dekken, mits het zijn productie op peil kan houden. Men zal opmerken,dat in deze reeks ver scheiden producten, bv. koffie, thee, caco, aardnoten, copra en natuurlijke rubber ontbreken. Het Europeesche vaste land zal het daar voorloopig zonder moeten doen. Overigens houde men er rekening mede, dat men niet al te secure conclusies uit boven staande cijfers kan trekken, want zij geven geen beeld van de productie en het verbruik en betreffen in de meeste gevallen niet meer dan een aanvullenden invoer. Overzicht Wapenstilstand in Frankrijk Nu de Duitsche wapenstilstandsvoorwaar den bekend zijn geworden, welke door Frankrijk zijn aanvaard, en waardoor de facto een einde is gemaakt aan de Fransch- Duitsche vijandelijkheden, kan men trachten zich een beeld te gaan vormen van den ge* wijzigden toestand, die thans is ingegaan. Allereerst dan trekt het de aandacht, dat Duitschland blijkens deze condities niet het voornemen heeft, geheel Frankrijk militair te bezetten, maar zich zal vergenoegen met tijdelijk de noordelijke en de westelijke Fran sche gebieden in bezit te nemen. Een blik op de kaart is voldoende, om dit te ver klaren. Het Duitsche opperbevel blijkt de geheele noordelijke en westelijke Fransche kust vast in de hand te willen houden, dus die deelen van Frankrijk, die tegen het Kanaal en den Atlantisehen Oceaan zijn ge keerd. Het is nauwelijks noodig, daaraan commentaar toe te voegen. Het Duitsche opperbevel zal zich daarmee willen dekken tegen eventueele onaangenaamheden, die Britsche vloot en luch toper a ties voor het achterland zouden kunnen hebben, en tegen de eventualiteit van Britsche landingspogin gen, hoewel deze niet zeer waarschijnlijk behoeven te worden geacht Wat de positie en het lot van de Fransche vloot betreft is de toestand, althans op het oogenblik, dat wij dit schrijven, nog niet ten volle opgeklaard. Gelijk men weet zijn er pogingen gedaan, in Engeland een Fransch nationaal comité op te richten, teneinde tegen den wil en de overtuiging van de Fransche regeering te Bordeaux in, den Franschen strijd tegen Duitschland voort te zetten. De hoop van de mannen, die zich hiermee bezig houden, moet voornamelijk zich uitstrekken naar de mogelijkheid, de Fransche vloot voor ontwapening te behoeden, en haar als slag vaardig wapen in Engelsche handen te geven. Ons is nog niet duidelijk, in hoeverre dit uitzicht, tegen den uitdrukkelijken wensch van maarschalk Pétain in, in vervulling zal kunnen gaan. Wel doen vage uitlatingen van den Britschen premier Churchill vermoeden, dat het opzet, deze vloot veilig in de Brit sche havens op te bergen, niet of althans niet ten volle, moet zijn geslaagd. Wij leiden dit hieruit af, daar hij zich op dit eventueele succes, dat voor de Engelschen moedgevend zou moeten wezen, niet heeft beroemd, zoo dat hij het vermoedelijk niet in de wacht heeft gesleept. Zonder op deze kwestie al te diep in te gaan moet wel een ander ding worden vast gesteld, namelijk dat in de wapenstilstands voorwaarden uitdrukkelijk is overeengekomen, dat Duitschland zich niet van de Fransche vloot zal bedienen, bij zijn aanstaande op treden tegen de Britsche eilanden. Het ver moeden ligt daarom voor de hand, dat de Duitschers in hoofdzaak van de Fransch- Vlaamsche en Belgisch-Vlaamsche kusthavens gebruik zullen maken, bij hun eventueele pogingen, om tot de Engelsche kust door te dringen. De Fransche maritieme installaties zullen daarbij vermoedelijk geen groote rol spelen, vermoedelijk rekent Duitschland er op, dat zijn voorbereidingen voor deze nieuwe en zeer zware expeditie, die haar wedergade in de geheele wereldgeschiedenis niet heeft, even toereikend zullen zijn, als de prepara ties tegen Noorwegen, Nederland en België, die evenzeer een uitslag brachten, die geen militair expert had kunnen vermoeden. Dezen uitslag, waarover het moeilijk valt te profe- teeren, wacht de wereld in spanning af. Wat de economische gevolgen van den wapenstilstand in Frankrijk betreft moet allereerst er op worden gewezen, dat de ge- evacueerde Duitsche gebieden weer door d® Duitsche bevolking kunnen worden betrok^ ken, en dat aldaar het bedrijfsleven kam. worden hervat. Ten tweede zal het handels verkeer met Spanje, door Frankrijk heen, vrije baan vinden, en ten derde zal het zich herstellende Fransche economische leven in het Duitsche economische stelsel kunnen wor den ingeschakeld. De afsnijding met de ge bieden van overzee echter blijft van kracht. Deze is voor het Europeesche continent van aanzienlijk nadeel, doch drukt met niet min der kracht op de beide Amerika's, die met name hun graanuitvoer zien te gronde gaan. De algemeene wereldverarming is nog niet tot staan te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1