ERHAAL
lIHiMl i 1 -
rijke werk van Dr. Los „Karaktervorming
bij kleuters".
Over de opvoeding en genieten van schoonheid,
lezen we daar om.: „De aesthetische vorming
heeft tot object de idee van het schoone, die ha
ren inhoud ontleent aan die van het ware en
het goede, waarvan het de verschijning is. Ook
op dit terrein aanvaardt de Christelijke karak
terkunde vaste normen en de noodzakelijkheid
om het kind die te leeren en te eerbiedigen. Te
meer, omdat blijkens de experimenten en tests
,van Binet, Neumann e.a. gedurende den kleuter
en schoolleeftijd het schoonheidsgevoel
der kinderen als het ware slui
mert en later bij sommige men-
schen bijna niet tot ontwikkeling
komt"
Wanneer wij dit toepassen op het speelgoed van
"den kleuter, kan het den opvoeder niet onver
schillig zijn waarmee het kind speelt. Juist om
dat in het kind allerlei aanleg sluimert, komt
het er op aan, het kind op ongezochte wijze in
aanraking te brengen met speelgoed, dat in
vorm en kleur getuigt van goeden smaak.
Door den dagelijkschen omgang met dingen welke
goed van verhouding en proportie zijn, zal het
kind later zekeT minder moeite hebben smaak
en wansmaak te onderkennen. Men kan dus
nauwelijks vroeg genoeg beginnen met het kind
onopzettelijk te gewennen aan den eenvoud van
hei. on-opgesmukte, dat bij intensief gebruik
geen teleurstellingen biedt, een euvel, waaraan
"vL iü- i
Kiepwagen
zooveel speelgoed lijdt, dat teveel wil bieden
voor een kleinen prijs.
Kapot speelgoed is een voortdurende kwelling
yoor het kind.
Ook ouders, wier beurs slechts kleine uitgaven
toelaat, zou ik den raad willen geven: koop
yoor uw kleuter geen klungels, volsta liever met
één ding dat goed is.
Voor een kind van drie jaar koope men bijv.
'geen auto-tjes met mechaniek. Vaak zag ik dat
de kleuter op een stoel klom „om er naar te kij
ken" wanneer het auto-tje angstig vlug over den
vloer reed.
Speelgoed is voor den kleuter niet om er naar te
kijken of het door een ander te laten bedienen,
doch om zelf mee te spelen.
Dit nu bereikt men met houten speelgoed, dat
de kleuter zélf kan voortbewegen, waardoor de
fantasie wordt opgewekt en hij niet passief, doch
Jn hooge mate actief wordt.
Het koopen van spee'goed is dus een zaak waar
over men niet te licht moet denken. Iedere leef
tijd heeft zijn eigen mogelijkheden.
s F» P
Nu ontbreekt het in dezen tijd gelukkig niet aan
goed materiaal. Wat Ado bijv. aan houten speel
goed heeft gebracht is onovertroffen in bruik
baarheid en goeden smaak. En in den laatsten tijd
komt nu ook de bekende firma Nooitgedacht te
IJlst met een serie houten speelgoederen, welke
de toets der critiek heel goed kan doorstaan. Het
materiaal is uitgevoerd in beukenhout en over-
sterk. De vormgeving is niet verfijnd, doch ge
tuigt van een vaste hand en een opvatting welke
aan alle weekelijkheid gespeend is. Er zijn ont
werpen bij. welke het „spelen en leeren" uitste
kend combineeren zooals de rijdende boot, hierbij
afgebeeld. Hier zijn mogelijkheden tot bouwen,
rijden, kleuren leeren, tellen etc. Ook de z.g.
„kiepspoor" biedt het kind van drie jaar en ouder
een bron van voortdurende activiteit.
Eenige afbeeldingen naar ontwerp en uitvoering
van J. Nooitgedacht te IJ 1st vindt men
hiernevens.
Ten slotte de meer gestelde vraag: Laat het kind
zijn mooiste speelgoed niet vaak staan voor een
ouwe doos, een bosje houtjes met een elastiekje
er om, een stoof, of wat dan ook?
Wagen met eend
Inderdaad: een kleuter is altijd op nieuwe ont
dekkingen uit. Vooral zijn „mooiste" dat is ook
vaak zijn meest fantasie-doodende speelgoed, moet
het dan vaak afleggen tegen de bekoring van het
andere.
Het zal echter altijd dankbaar dèt oude speelgoed
her-vinden, dat tegemoet komt aan zijn fantasie.
Is er in drukkende tijden iets heerlijkers te zien
dan een in zijn spel verdiept kind?
Wie onzer ontkomt een enkele maal aan het heim
wee naar een verloren kinderleven?
P. J. R.
VERBLIJDENDE VERSCHIJNSELEN IN AMERIKA
Draaiende rollenwagen met paard
476
R^EN zou zoo gaarne het proces versnellen, dat
wijst op een langzame verandering van de
nationale mentaliteit. En men zou zoo gaarne in
gloeiende bewoordingen uitdrukking geven aan
z'n enthousiasme over Amerika's terugkeer tot
de orthodoxie. En men zou zoo gaarne willen rap
porteeren, dat er een nieuwe opbloei van het Cal
vinisme is, die iets heerlijks belooft voor de toe
komst, doch schrijver dezes kan weinig anders
doen dan van jaar tot jaar enkele gegevens ver
strekken, die schijnen te wijzen in de richting
van een nationale bekeering.
Is de ondergang aanstaande?
Als men de pessimisten zou gelooven, dan is
Amerika en de geheele wereld op weg naar den
ondergang. Men wijst dan op het revolutionaire
jplred. ii der arbeiders onder een bulldog als
Lewis, op hét platonis-'h sensualisme in tal van
tijdschriften en volksromans, op het brutale op
treden van nudisten-kolonles, op het misbruik
van de staatsgelden voor het winnen van stem
men in de as. presidentsverkiezing, op de onzede
lijke vertooningen op de twee wereld ten'oonstel-
lingen te New-York en San Francisco, op de on
voegzame kleed ij aan het zeestrand, op het gebrek
aan vertrouwen in de zakenwereld, op de acht of
tien millioen werkloozen, die hoe langer hoe
meer ontaarden in rijp worden voor revolutie;
op de waaghalzerij in de lucht en op den weg:
op het gebrek aan toekomst voor duizenden
jongelui, die niet weten wat ze met hun tijd zul
len doen; op stelen, rooven en moorden door
bandieten, die banken en „öilstations" zelfs op
klaarlichten dag aanvallen; op het gebrek arm
respect en flinkheid bij de jeugd en op het ge
brek aan eerlijkheid en moed bij vele ouderen.
De lijst van klachten kon nog vermeerderd wor
den, want het bederf is algemeen, in kerk, staat
en maatschappij. Er is een veruitwendiging van
het leven, een secularisatie, een verfijnd mate
rialisme, een verborgen vijandschap tegenover
God en Zijn Woord, die ons met schrik vervult.
En toch kunnen we de hoop niet opgeven, dat er
wat aan het gebeuren is in Amerika, dat wijst
naar den dageraad van een nieuwen dag, en dat
alle pessimisten in en buiten de kerk beschamen
mag.
De dageraad van een nieuwen dag
Om te beginnen. Nog slechts enkele jaren gele
den was er weinig informatie over Rurland en
het Bolsjewisme. Velen in Amerika meenden,
dat de Russische communisten bezig waren een
grootsch werk te voltrekken. Langzamerhand zijn
de oogen der Amerikaansche correspondenten in
Europa geopend voor het machtsmisbruik van de
revolutionaire leiders en nu regent het artikelen
en boeken, die den bluf van het communisme en
z'n haat tegen de burgerlijke en godsdienstige
vrijheid eens door de Nederlandsche Calvinis
ten verworven aan de kaak stellen. En niet
alleen dat. Doch ook de misbruiken van het
groot-kapitaal in Westelijk Europa en in Amerika
worden aan het licht gebracht, en in verband
daarmee de gevaren van het Fascisme en het
Nationaal-Socialisme. Er zijn pas twee boeken
daarover verschenen, die een geweldigen indruk
in Amerika gemaakt hebben, en het ééne is nog
wel van de hand van een gewezen Hollander,
geboren in Gorcum. We bedoelen: De dagen
onzer ja re n door Pierre van Paassen, dat de
visie en den stijl van een kunstenaar verraadt,
en Inside Europe van John Gunther, die
al de Europeesche staatslieden van beteekenis ten
HET GODSDIENS i IG BESEF HERLEEFT
voeten uit teekent, en ook zyn woord van lof
aan Colijn niet onthoudt. Zulke lectuur is inder
daad een teeken des tijds.
Verblijdende verschijnselen
Vervolgens wijzen we op welbekende schrijvers
en sprekers, die het belang van geloof en gods
dienst met nieuwe warmte bepleiten. Reinhold
Niebuhr heeft onlangs de studenten aan de Uni
versiteit van Michigan duidelijk gemaakt, dat het
uiteindelijk criterium van onze kennis niet kan
zijn de rede of de ervaring, zooals de oude Grie
ken ons geleerd hebben, maar het geloof. Will
Durant, een liberaal schrijver van beteekenis,
heeft pas in een weekblad geschreven over de
crisis van het Christendom en aangetoond, dat de
achteruitgang van de kerk den val van staat en
maatschappij na zich zal sleepen. Een modern
weekblad, de Christian Ceniury, dat 200.000 lezers
telt, meestal onder de predikanten, is nu bezig
een serie artikelen te publiceeren over de ver
anderingen die de laatste tien jaren in het gees
telijk leven van bekende Amerikaansche Theolo
gische leiders hebben plaats gehad. Sommigen
erkennen alleen, dat ze van links modern rechts
modern zijn geworden, doch velen, zoo niet de
meerderheid, pleiien voor een terugkeer tot het
geloof in zonde en genade. Het kan niet ontkend
worden, dat het weer een leer in Amerikaansche
seminaries en universiteiten is te gelooven in een
objectieve wereldorde, en zelfs in het evangelie
van zonde en genade. Men is nog niet geneigd
zij i Bijhelcritiek over boord te werpen, doch men
is wel gewillig het goed recht van het hart der
Christelijke religie te erkennen.
De antithese
In verband hiermee mogen we wijzen op het
ontstaan van een antithese tusschen liberaal en
evangelisch. In onze stad was het b.v. gewoonte,
dat in den zomer vier der centrumkerken geza
menlijk dienst hadden. Wat is er gebeurd? Ter
wijl de moderne dominees van de twee rijkste
kerken nog voortgaan in Juli en Augustus elkan
der voort te helpen, zijn de Methodisten kerk
eerst (1937) en thans ook de Presbyteriaansche
kerk op eigen beenen gaan staan. En daar is
meer! De Methodisten hebben nu een predikant,
die beslist evangelisch is en zich verzet tegen de
samensmelting van drie groote kerkengroepen,
omdat de „winst verlies zou beteekenen", en de
Presbyterianen hebben pas een jeugdig leeraar
ontvangen, die vierkant uitkomt voor de Calvinis
tische beginselen, die hij als assistent van Mac
Cartney, een der voornaamste orthodoxe woord
voerders in de Presbyteriaansche kerk van de
Noordelijke staten, ingedronken heeft na z'n be
keering van het liberalisme tot de orthodoxie.
We gelooven dat de opkomst dezer antithese alge
meen is, en dat zelfs de liberalen de zuigkracht
van Barth en Brunner niet kunnen ontkomen.
Daarop wijzen tal van boeken en tijdschrift
artikelen. Daarop wijst ook het ritueel in de
moderne kerken, waarin men zich niet los kan
maken van de leerstukken der drieëenheid, der
vleeschwording en der verzoening, de drie oude
„mysteriën" der Christelijke kerk.
HENRY J. VAN ANDEL.
Ik heb vaak iets gezegd, waar ik mijzelf door
benadeelde; maar van z w ij g e n heb ik nim
mer schade of schande zien komen.
k,a f a S
r
't BORD VAN BEPPES BEPPE
door TH. EERDMANS
SIEP, Sie-iep!"
Tante Maais schelle stem schrilde door het
morgen-stille huis.
„Siep, 't is al haast kwart voor acht. Opschiete,
„Ja, tante, ik kom," klonk het van boven, merk
baar helderder dan andere morgens.
Buiten sloeg een torenk'ok. Nicht Siep wist. dat
het half acht was.
Gelukkig! half acht. Eindelijk, eindelijk was
die lange nacht dan toch omgekomen. Om twee
uur had ze den toren gehoord, om half drie, en
zoo was het den hee'en nacht doorgegaan. Korte
sluimeringen waren telkens weer onderbroken
door tijden van woelen en wenden, overleggen en
zuchten. Wat ze ook geprobeerd had, ze had haar
onrustige, angstige gedachten niet van zich af
kunnen zetten, 't Eerste morgenlicht had ze door
't dakraampje waargenomen; toen was 't zes uur
geweest. O, wat had het toen nog lang geduurd.
Ze had zoo verlangd naar het eirtde van dien
haast eindeloozen nacht en toch ze had ook
zoo opgezien tegen dien nieuwen dag.
Nu had tante Maai geroepen. De dag was begon
nen. En om e'f uur zou tante Sjouk komen. Dan
zou tante Maai zeggen: ..Siep, haal het Oude
blauwe bord eens uit de kast en leg de Deventer-
koek en de krakelingen er op." En dan? Wat zou
ze dan zeggen?
Sieps handen beefden, toen ze van het wankele
tafeltje, dat onder het dakraam stond, het kost
baarste' stuk van tante Maais kostbare porcelein-
kast nam. Het beroemde blauwe bordIn drie
stukken lag het. Dat had Siep gedaan, gisteren,
toen ze het had moeten afwasschen, omdat het
vandaag ter eere van tante Sjouk gebruikt zou
worden. „Siep denk om het oude-blauwe"
hoe vaak had tante het niet gezegd, ,,'t Is nog
van de beppe van mien beppe. Kind, kind, 't is
toch zoo'n kostbaar stuk." Had tante niet zoo'n
last gehad van de rheumatiek in de vingers, o, ze
zou het voor geen geld aan nicht Siep hebben
toevertrouwd.
Wat was Siep zenuwachtig geweest. Ze wist hoe
tante gesteld was op haar oud-porceiein en op
dit oude familie-bord in het bijzonder. En ze was
bang voor tante. Tante was een goed mensch,
maar o, ze kon zoo kwaad, zoo kribbig zijn. Als
er wat met dit bord gebeurde, dan zou tantes
woede verschrikkelijk zijn. En nicht Siep. die een
wees was een arme wees nog Wel at bij
tante genadebrood. Ze had niet aan den afwasch
van die kostbaarheden durven beginnen, zoolang
tante nog in de keuken was. Ze had staan trillen
op haar beenen. Pas toen tante Maai haar mid
dagdutje was gaan doen, was Siep aan haar ver-,
antwoordeiük werk gegaan
Een vrcescüjke m'ddag was dat geworden.... 't
Bord had ze met alle zorg behande d. behoet^aam
afgewasschen, voorzichtig afgedroogd en toen op
de keukentafel gezet maar zeker niet veilig ge
noeg midden op do ta'el. want een oogenblik
later 'n ontzettende schrik was dat geweest
was het bord op den grond geval en kapot:
in drie stukken!
Hoe veraltereerd ze ook geweest was, toch had
één gedachte haar bij al haar doen en laten be-
heerscht: tante mocht het niet weten. Ze had hec
bord in de kast gezet; ze had gelogen tegen tante
cn gezegd, dat a'.les zonder ongelukken weer op
z'n p aats gekomen was. Wat had ze in angst ge
zeten, dat tante zou gaan kijken. Maar dat was
niet gebeurd. Tante had niets gemerkt. Ze hadden
gewoon thee gedronken en later brood gegeten.
Tante had verteld over haar kostbare spulletjes
en zij, Siep, had meegepraat, belangstellend ge
vraagd, en begrijpend „ja" en ..neen" gezegd. O,
hoe had ze gekund. Al dien tijd maar zitten hui
chelen. Geen oogenblik was dat verschrikkelijke
bord uit haar gedachten geweest, 's Avonds had
den ze, net a's altijd, een psalm gezongen, Siep
spelend op het kleine orgel. Die psa'm had Siep
er bijna toe gebracht om het tante te vertellen,
't Was psalm 49 geweest:
Vreest hem dan niet, die groote schatten heeft,
Wiens machtig huis in eer en aanzien leeft,
Want .hij zal niets in 't sterven met zich dragen;
Zijn naam, zijn roem, 't ligt al ter neêr geslagen.
't Had Siep op de tong gelegen om 't maar in
eens te zeggen: „Tante, 't bord is kapot; ja, dat
oude-blauwe, van beppe's beppe. Maar tante mag
er niet boos om worden, 't Staat in dezen psalm:
we kunnen niets in 't sterven meedragen, en in
dat andere vers staat: 't is alles wind, waar zich
zijn hart mee streelt."
't Lag wel in Sieps lijn om op een dergelijke ma
nier een „toepassing" te maken ze was er in
de familie zelfs om bekend maar toch was het
gisteravond bij een opwelling gebleven. Bijna op
Beppe grootmoeder.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag is in het R.AJ.-gebouw te Amsterdam, waarin het
Strasseburger momenteel verblijf houdt, een olifantsbaby geboren. De eerste foto van moeder Lisl met
haar kind, dat 300 pond weegt.
't zelfde oogenblik was de gedachte bij haar ge
rezen: heb ik het recht wel, om tante het hangen
aan haar aardsche schatten te verwijten, ik, die
zelf den heelen middag heb zitten comedie-
spelen?.
Tante was vroeg naar bed gegaan. Siep had het
gebroken bord uit het salonkastje genomen en was
gaan passen en meten. De drie stukken sloten
precies in elkaar. Er ontbrak geen scherfje. Het
vage plan, dat haar den heelen middag al door
't hoofd gespookt had, had ze geprobeerd rustig
te overdenken. Zou ze dat probeeren? Naar Rein-
ders gaan morgen vroeg? Zou dat kunnen: de
stukken aan elkaar lijmen, dat je er niets van
kon zien? Tante Maai klaagde altijd over haar
slechte oogen, maar zulke dingen zag ze altijd
direct. De groote vraag was, of het in een paar
uur klaar zou kunnen zijn....?
O, wat had Siep in die stille kamer een vragen
te verwerken gehad.
Hoe kwam ze morgenvroeg tijdig de deur uit?
Tante zou 't zeker merken, dat ze naar de voor
kamer ging, zou haar achterna loopen en vragen:
Wat moe' je daar, Siep? en dan?
Ze zou de stukken al vast meenemen naar boven,
dan behoefde zij ze morgepvroeg niet uit het
aalonkastje te halen.
Siep was naar haar zoiderhoekje getogen met de
drie 'stukken van beppes-beppes bord en met een
hart vol zorg en angst, vol meelij met zich zelf.
Dat haar'zoo iets nu moest overkomen; en nog wel
"bij tante Main, die zoo ziekelijk aan die aardsche
prullen gehecht was. O, w; t wak zij toch diep
ongelukkig. A's tante Maai haar nou morgen weg
stuurde, waar moest ze dan heen? En 't zou vast
uitkomen, tante zou morgen alles weten....
Siep had dien avond niet kunnen bidden. Het:
..Och Heere, Heere, help me toch" rees wel
telkens op uit haar hart, maar ze wist het, dat
ze zonde gedaan had; ze had het eerlijk aan
tante moeten zeggen. God zou naar haar bidden
niet hooren. Wat was zij toch diep ongelukkig.
Ze had gehuild, zt was kwaad geweest op tanu
en op alle menschen. Had die beppe van beppe
maar nooit zoo'n akelig bord gekocht!
Ze had den heelen nacht door het eene plan na
het andere gemaakt. Geen half uur had ze achter
elkaar geslapen. Eindelijk, eindelijk was het licht
geworden. Einde ijk, eindelijk had tante Maais
doordringende stem door het huis geklonken:
„Siep. Sie-iep
Half acht de nieuwe dag. Over goed drie uur
kwam tante Sjouk.
Sieps handen pasten de drie stukken van het
oude-blauwe bord in elkaar....
„Siep, kom je!" riep tante voor de tweede maal.
„Je bin er toch wel uut, hé?"
„Ja tante! Ik kom!"
't Was kwart over negen, toen Siep, de ouder-
wetsche boodschappentasch in de hand 't stille
stadje inging. Ze moest naar banketbakker Hom
mes om krakelingen en Weespermoppen. naar de
Jong om een echte Deventer koek en naar Schil-
stra om wat mooie sinaasappels, „niet weer
zulke droge dingen als de vorige keer," had tante
scherp vermaand.
O, wat had Siep een haast. Die koekjes en die
sinaasappels, dat kon wachten maar het bord
niet. Allereerst moest ze naar Reinoers, de deftige,
ouderwetsche galanteriezaak op de Markt.
Mijnheer Reinders zou haar moeten helpen. Die
wist stellig wel een middel om de drie stukken
onzichtbaar aan elkaar te krijgen. Siep had er
alle hoop op. Maar zou 't berd dan straks al
gebruikt kunnen worden? Dat was de vraag, die
haar bleef verontrusten? Desnoods zou ze mijn
heer Reinders vragen om een bord te mogen
leenen; er was veel oud porcelein in die ziaak,
misschien was er wel een bord, dat heel veel
op dit van tante geleek. Siep meende zich te~
herinneren, dat ze in de etalage wel eens derge
lijke borden gezien had. Niet precies zoo natuur
lijk die waren er haast niet meei* had tante
altijd verteld, alleen in 't museum in Leeuwarden
waren er een paar net zoo. De onzinnige ge
dachte was zelfs vannacht bij Siep opgekomen om
te probeeren zoo'n bord uit het museum t3
krijgen
Siep trof het: mijnheer Reinders was zelf in den
winkel.
Ze deed haar boodschappentasch en haar mond
tegelijk open. Een bord in stukken en een verhaal
bij brokken, maar het eerste was duidelijker dan
het tweede.
Voor elf uur, mijnheer, om elf uur komt
m'n tante uit Stiens.... voor elf uur moet do
lijm droog zijn, voor de krakelingenje moet
er niks van kunnen zien.... want m'n tante
presenteert er altijd van als er bezoek is...."
't Verhaal was in hooge mate verward. Siep ver
telde en vroeg alles door elkaar.
en of mijnheer het kan maken; maar anders
moet ik zoo'n bord mee hebben; krek zoo, maar
natuurlijk niet zoo oud-blauw, want die zijn er
niet; maar wel Mauw hatuur'ijk; tante moet er
niets van kunnen zien...."
Mijnheer Reinders, plechtig en -waardig, luisterde
toe. Hij begreep er alles van. Hij kende de fa
milie; kende de wat zenuwachtige nicht en de niet
gemakkelijke tante; hij wist, wat tante Sjouk uit
Stiens en de krake'ingen or. het bord met elkaar
te maken hadden.
Daar lag de gebroken familie-trots op zijn toon
bank. Bt-ppes-beppes beroemde oude-blauw.
Mijnheer Reinders knikte bij wijze van herken
ning. .la, ja 't was het zelfd.- bord. Het bor''.
met die merkwaardige geschiedenis.
„Kan u me helpen, mijnheer O, 'k zou het toch
zoo graag willen. Die tante gaat morgen weer weg.
Misschien hebt U wel zoo'Q soort bord. Al is 't'
maar voor één dag....
Smeekend blikten Sieps oogen naar het gelaat van
den deftigen man achter de toonbank.
Ze zag dat hij lachte. Zeker om haar, om haar
zenuwachtige praten, om dat zoo-maar-alles-ver-
tellen-van-haar. Misschien vond hij haar wel erg
kinderachtig, maar 't kon haar niets schelen, wat
hij van haar dacht, als hij maar helpen kon.
„Ja, juffrouw, natuurlijk kan ik u helpen. We
zul en maar niet probeeren deze stukken aan
elkaar te plakken. Ik zal u wel een ander bord
geven."
„Maar zou tante niet zien, dat het een ander is?"
vroeg Siep bezorgd.
„Maak u maar niet ongerust, 'k Heb een bord
voor u, dat precies gelijk is aan dit van uw
tante."
,.Ook een oud-blauw?" Blij verrast riep ze het uit,
doch oogenb'ikkelijk daarop bedacht Siep, dat er
een onoverkomenlijke zwarigheid zou zijn: „Maar
hoeveel kost dat wel niet; ik kan niet zoo'n duur
bord betalen...."
Toen gaf mijnheer Reinders zich geen moeite
meer, om zijn al gedurende het geheele gesprek
ingehouden pret te verbergen.
,,'t Is wel blauw," lachte hij vroolijk, „maar 't h
natuurlijk niet een beopes-beppes bordje".
Gansch verstomd was Siep over 't geen ze toen
te hooren kreeg.
Mynheer Reinders vertelde haar, dat dit gebroken
477