DE GOEDE ZOON
5 I J „lil 1 3»all-! S-i af g i;!-81
In 1839 verscheen Thorbecke's
„Aanteekening op de Grondwet"
Het werkte als een schot gelost In een slapend woud
schraal, nog al lang, kaarsrecht en styf; van een
smal soort leelykheid, met vaal-rossige gelaats
kleur; vergist zich nooit, verspreekt zich nooit;
hoeft nooit naar het rechte woord te zoeken; weet
alles, lijkt onaandoenlijk en onfeilbaar".
Uit deze colleges is de „Aanteekening" ontstaan,
en de gedachten, die tot nu toe slechts aan de
studenten werden voorgehouden, kregen thans
bekendheid in wijder kring. Het schot was gelost
in het slapende woud. Niet gering was de reactie.
Instemming voegde zich bij scherp afwijzende
houding. Minister van Maanen heeft zelfs over
wogen, „den stouten professor" te ontslaan. Thor
becke's bestrijders spaarden hem hun oordeel niet.
Doch anderzijds schaarde zich om zijn persoon de
oppositie, die, eerst nauwelijks merkbaar, hier
en daar in den lande gerezen was tegen de be
staande staatsregeling, tegen den gematigd auto-
ritairen regeeringsvorm van Koning Willem I,
een oppositie, die tot dat oogenblik feitelijk on
bestemd was geweest en als het ware gewacht had
op een figuur, geschikt om leiding te geven, om
onder woorden te brengen, wat men vagelijk ge
voelde, om de nieuwere ideeën in werkelijkheid
om te zetten.
Nieuwere ideeën! Want, schreef Opzoomer, „hier
was geen sloopende, maar een opbouwende, geen
doodende, maar een levenwekkende critiek. Velen
weten wat zy niet willen, deze man alleen wist
wat hij wilde." Wat wilde hij dan?
De Grondwet werd door hem artikelsgewijs be
handeld, de „Aanteekening" bevat 330 bladzijden,
de tweede druk. die in 1841 verscheen, zelfs nog
vrij aanzienlijk meer en dus gaat het niet aan,
alle punten aan te geven. Thorbecke was tegen
den band, gelegd tusschen kiesrecht en bijdragen
in de be'astingen, hy was voor nauwlettender
doorvoering van het beginsel, dat ieder Nederlan
der gelijk is voor de wet, hij was tegen het regee-
ren door middel van reglementen, dus met uit
sluiting van de Kamers, hy was voor autonomie
van de lagere organen. Veel meer ware te noemen,
doch genoeg zij de opmerking, dat in de .Aan
teekening" de gronds'ag gelegd werd voor de
Grondwetsherziening, welke binnen tien jaar. in
1848, tot stand kwam.
Verscheidene opvattingen van Thorbecke kunnen
bij ons geen instemming vinden. Ook is hier en
6o
a! 22, C .«q.a Èi ca a 5 o - S
daar in zijn ideeën wat verouderd. En boven»
dien, toen Thorbecke zelf aan de regeering kwam,
toen zag hij, dat het niet hetzelfde was: een boek
over de staatsregeling te schrijven öf een actief
aandeel aan het staatsbestuur te hebben. Doch daar
om mogen we de beteekenis van deze „daad" uit
1839 niet beneden haar waarde verkleinen. Deze
beteekenis komt «enigszins uit in de woorden,
waarmede de schrijver de Voorrede van zijn boek
besloot: ,,De Grondwet mag niet een loutere vorm,
zij moet een nationale kracht wezen. En hoeveel
reden wy hebben om die te vestigen, toont iedere
blik, dien wy werpen op Frankrijk. Onze legers,
onze vestingen, onze rivieren zullen een algemeen
gevaar, en dat als 't ware de lucht vervult, niet
van ons afwenden. Maar ons zedelijk, ons consti
tutioneel te versterken, ja onverwinnelyk te ma
ken, dat hangt van ons af. In onzen tyd beslist de
physisahe overmagt op den duur niet meer, doah
heeft een klein volk met een zwak politisch ge
stel en karakter alles te duchten. Men moet wer
ken zoolang het dag is, en wij hebben, tot een
grondwetgeving, nooit een beteren gehad".
In onzen tijd zouden we het accent niet geheel
gelijk willen leggen. Trouwens, dat Thorbecke
EEN schot gelost in een slapend woud", zoo
karakteriseerde Mr W. C. D. Olivier, ten
deele een tijdgenoot van Thorbecke, de reactie op
diens boek .Aanteekening op de Grondwet", dat
dit jaar voor een eeuw het licht zag. En zeker,
veel was toen in het openbare leven in ons land in
6laap gevallen. Men was zoetjes-aan gewend ge
raakt aan de persoonlijk-gerichte regeerings-
«nethode van Koning Willem I; men was de dagen
van de Fransche revolutie en overheersching reeds
lang weer vergeten, en de zachte, gestadige klop
van den komenden tijd werd nauwe'ijks beluisterd.
En ook, hoe meer het woud sliep, te grooter was
de ontsteltenis, door het schot gewekt. Er golfde
öets van een deining dobr het land. Van dit ge
schrift ging een ongedachte werking uit. Het wees
heen naar en ontwierp de plannen voor de ko
mende Grondwetsherziening in grooten stijl, de
herziening van 1848, die den weg opende voor den
nieuwen tijd.
iWie was deze schutter In het slapende woud. wie
ideze schrijver, die zulk een staatkundig evenement
top zyn naam noteeren mocht? Het was Johan
■Rudolf Thorbecke, even 40 jaren oud, sinds 1833
hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit. Aan
vankelijk gaf hij onderricht over onze staatsin
richting, zooals deze zich ontwikkeld had tot het
jaar 1795, Doch in 1835 wendden de studenten
zich tot hem met het verzoek deze colleges te
vervolgen met het onderwijs in de staatsregeling
vanaf 1795, en na eenigen tijd gaf Thorbecke aan
dit verzoek gehoor.
Drie jaar lang heeft hij daarop zijn discipelen de
beginselen van onze Grondwet uiteengezet, dat
wil zeggen, hy opende voor hen, bladzijde na
bladzijde, de staatsregeling, zooals ze in die dagen
binnen onze landsgrenzen bestond, en voor dit
college, hoewel niet verplicht gesteld, was van
meetaf tot het beëindigen van de laatste les een
ongekende belangstelling. Hier werd een school
gevormd van jonge juristen, die in hun dage-
lijksch werk de ideeën van hun leermeester verder
zouden dragen, de school van Thorbecke.
Naar de gewoonte van dien tyd, waarin de hoog
leeraren zelf naar een lokaal of kamer moesten
tomzien, werd dit sindsdien vermaarde college ge
geven in een klein tuinhuisje achter Thorbecke's
woning, oogenschynlijk een weinig geschikte om
lijsting voor deze historische uren. Prof. van Vol
lenhoven heeft hiervan als volgt verteld: „Als
Thorbecke zijn college-kamer binnenkomt, worden
hooge hoed en mantel opgehangen; hy neemt zijn
plaats in den katheder; een knoop van den bruinen
rok wordt nog dichtgeknoopt; en de zachte, pret
tige, precieze stem is, zonder een woord van in
leiding, midden in de materie van den dag. Hij is
«5 OCT- II U
31 - 10 U
met deze woorden zeker geen militair défaJtisme
bedoeld heeft, blijkt wel uit andere uitlatingen
van hem en uit zijn optreden in de regeering.
Maar niet te betwijfelen is, dat kracht naar buiten
zich eerst dan volop kan ontplooien, zoo er inner
lijke sterkte is. En om dit te bereiken heeft Thor
becke inderdaad gewerkt zoo'ang het voor hem
dag was.
E. D.
DE STERRENHEMEL IN NOVEMBER
DE kaartjes stellen elk het halve hemelge
welf voor, boven den noordelijken en den
zuidelijken horizon in den stand van 15 No
vember des avonds te negen uur.
Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst het
noordpunt van den horizon aan.
De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord
kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze
breedte altijd boven den horizon.
De pijlen op de kaartjes geven de richting van
de hemeldraaiing aan.
De sterrenbeelden
staat nabij het Zenith, omringd door
Perseus, Cepheus en Andromeda. De heldere
Wega in de Lier komt in het N.W. lager te staan,
terwijl de Wagenman met de heldere Capella in
het N.O. steeds hooger komt. Hercules en Arend
dalen in het westen, ürion en Eridanus komen
in het oosten op. Pegasus, Ram, Visschen en
Walvisch vullen het midden van den zuidelijken
hemel.
De Melkweg loopt van oost naar west, iets ten
noorden van het Zenith.
In November zijn, vooral in het midden en in
de tweede helft der maand, vallende sterren, de
Leoniden, en Andromediden te verwachten.
Algolminima zyn o.m. waarneembaar: 19 Nov.
te halftien en 22 November te ruim 6 uur.
De zon, de maan en de planeten
De zon treedt 23 November in het teeken Schut
ter, staat dan in het sterrenbeeld Schorpioen.
Het eerste kwartier der maan van 18 November
staat in den Waterman, de volle maan van 26 Oc
tober in den Stier.
In November heeft des avonds de ecliptica
slechts een geringe helling ten opzichte van den
horizon. Dit heeft tengevolge, dat Venus en Mer-
curius slechts op geringe hoogte boven den ho
rizon staan, anders zouden in de eerste helft der
maand alle, met het ongewapend oog zichtbare
planeten, op de rij af aan den avondhemel zicht
baar zyn.
Mercurius in den Schorpioen is niet zicht-
Venus rechtloopend in den Schorpioen, wordt
langzaamaan avondster.
Mars rechtloopend in Steenbok en Waterman
gaat te ongeveer 11 uur onder.
Jupiter in de Visschen gaat in het begin der
maand te 3 uur, aan het eind te 1 uui v.m. on
der. De planeet blyft nog do helderste ster des
hemels.
Saturnus eveneens in de Visschen, gaat in
het begin der maand te C uur, aan het eind te
4 uur v.m. onder.
Vallende sterren
Eiken nacht zyn er, bij geduldig
„A-NEVEL
-
5 NOV- 9 STERREN'
30 *'E
OVM REK.
fi ANDROMEDA
-•>_ A
i, wel
VENUS'
•Ö- MARS
-i- JUPITER
4-5ATURNUS
/y\ l V'!AmV\
aam fé'\ v s; a
s A\ V --•*
C^-rwesuNOEN
t or-beer s-. faj|l~er#'\r*#
driehoek y t/3 «XX
venster ram
•u pe casus
a
"-11- DoLFI...
T tf\A
HERCULES.'
waterman a
IJ-*- - c
a orion r walvisch
V EltlbANUs/ - jkl
zuid'visch 5teenbok
460
„En het uitspansel verkondigt Zijner handen werk"
„Onze woning in het nieuwe land"
Onder dit motto werd deze fraaie foto ingezonden door W. Voogt, B 181, Deze opname ontvingen wij van C. J. den Engelse, Ulkeweg B 42, Midden-
Sliedrecht. 't Is een vergrooting van Agfa-Isopanwpname met Zeiss-Ikonbox 6x9 ineer. Een zeer geslaagde foto met prachtig perspectief.
enkele „vallende sterren'' te zien. Maar er zyn
bepaalde perioden, waarin het verschijnsel over
vloedig optreedt. Zoo zijn met name Augustus en
November de maanden met veel vallende sterren.
Bepaalt men nauwkeurig de banen dezer me
teoren dan schijnen zij van een bepaald punt
aan den hemel uit te stralen. Dit punt wordt dan
ook uitstralingspunt of radiant genoemd en
naar het sterrenbeeld waarin dit punt gelegen
is, ontvangen die meteoren dan ook den naam
van b.v. Perseïden, Leoniden of Andromediden.
In werkelijkheid is deze „spreiding" slechts
schijn en bewegen de meteoren van zulk een
stroom zich in evenwijdige banen.
Het behoeft wel geen betoog, dat een vallende
ster niets met een ster van doen heeft. De ge
wone meteoor is een klein voorwerpje van steen
achtige of metaalachtige samenstelling dat met
groote snelheid den dampkring binnendringt en
daardoor in gloeiing geraakt. Men neemt tegen
woordig aan dat de meteoren ontbindingsproduc
ten van een komeet zijn, die zich echter in de
kometenbaan blijven bewegen. Passeert nu de
aarde, met een snelheid van 30 K.M. per seconde
in haar baan, zulk een meteorenstroom, dan ont
staat het verschijnsel van een „sterrenregen".
Het is echter mogelijk dat tengevolge van sto
ringen door de groote planeten, de positie van
de meteorenbaan gewijzigd wordt er. de aard
baan haar niet meer kruist, waardoor dan de
jaarlijksche sterrenregen uitblijft. Men vermoedt
dat dit ook het geval is met de Leoniden die
vroeger voornamelijk van 1417 November te
zien waren, maar thans zich schaats vertoonen.
Behooren de meteoren, die meestal maar enkele
Korenmolen „De Haan", Brouwershaven
Op deze pagina nog een drietal foto's, die werden
ingezonden voor den foto-wedstrijd, uitgeschreven
door Van en voor de Vrouw", uitgave van de
Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen.
Bovenstaande opname ontvingen wij van H. Ver-
hoeff, Haven 28, Brouwershaven.
grammen zwaar zyn dus tot het zonnestelsel,
men neemt thans aan dat de „boliden" en „me
teorieten", die van eenige tientallen tot millioe-
nen Kgr. gewicht hebben, wilde meteoren zyn
die uit de diepte van de wereldruimte onzen
dampkring binnendringen.
Wie in de gelegenheid is, verzuime niet, in het
Geologisch Museum (toegang kosteloos) te Lei
den de zich daar bevindende 60 Kgr. zware me
teoriet eens te bezichtigen. Deze merkwaardig
gevormde yzerklomp is dus ook eens ergens uit
de interstellaire ruimte onzen dampkring komen
binnenzeilen.
Men heeft wel de gedachte geopperd dat het be
roemde beeld van de godin Diana te Efeze (Han
delingen 19 35) een ijzermeteor is geweest. De
roem van het beeld zal dan wel niet j
weest zijn dat het den vorm van een schoone
vrouwenfiguur vertoonde, alswel dat het „uit
den hemel gevallen" was.
De grootste bekende ijzermeteor is in 1920 ia
Zuid-West Afrika neergekomen en heeft een ge
wicht van 60 ton!
En de meest massale meteoriet of meteorieten-
zwirm in historischen tijd, zal wel zijn d'e ia
1908 in Siberië is neergeploft. De totale masï*i
van dezen steenenregen wordt geschat op 40.000
ton. De schok van den val veroorzaakte een bo
demtrilling tot op 1500 Km. afstand en binnen
een straal van 30 Km. werd alles verwoest.
Er worden in meteorieten nooit stoffen ele
menten gevonden, welke niet reeds op aarde
bekend zijn, hetwelk pleit voor de stoffelijke
eenheid van het heelal.
BIJ het eerste aanlichten van den nieuwen
dag nam Arie de Zoete rij.n handwerk, zyn
spaai, zijn schoffel, zijn schrepel en gong naar
den bietenakker, gelegen neven zijn gedoente, al
waar vier ryzige canada-peppe's de winden staan
op te vangen.
Arde de Zoete, het is een niever mannetje met
een goed hart; hy is niet zo jong meer, het haar
groeit al uit zijn ooren. Wat dat aanbetreft, kan hij
ouderfling woTden, zooals by ons in de Alblas-
serwaard de zegwijs is. Er is al eens door die
en gene gezegd, dat Arie meer goed a's olijk is,
maar kwaaipraat is er altoos, dat weet een elk.
Daar hoeft men niet voor naar 't Over'ekse land
te gaan.
De Zoete wenkte tusschen zijn bieten, hij wiedde
het onkruid, hij groef greppeltjes teneinde de
nattigheid te loozen. Maar tydens zijn poerwerk
dacht Arie de Zoete aan heerlijke dingen, zijn
hart vertoefde iewers anders. Want het moet
maar ineens gezegd worden, dat ventje was
vierenveertig jaren en hij zat met zijn ouwe moe-
dier te koekeloeren, maar -hij had trouwplannen
in zijn hoofd. Wie zou dat achter dit stille zwoe-
gertje gezocht hebben? Niemand, e'n eirgenste
moeder nog niet eens, eerlijk niet. Aai i6 goed
van inborst, hij blijft bij mijn, had ze a'toos met
zekere gewisheid gedacht. Doch zelfs een moeder
kan de mieningen van een zoon niet geree door
gronden, als er een flrullie in het spel komt.
Vrouw De Zoete heeft dit smartelijk ervaren,
toen ze ui't Arie's mond ver maim, dat hy een
frommes op het oog had. Menschen nog toe. wat
was ze bar verschrokken van die mededeeling!
Indien Aai haar go rug verlaten, b'eef ze alDeendg
over, dan zou haar leven triest en eenzaam wor
den, zonder aanspraak tot een kei-nd. GLlf, haar
jongste zoon, zat al jaren getrouwd en wel op
een boerendoening in HoornaaT. Hij had het best
wat zijn bedrijf aanbelangde, maar zyn wijf was
gebleken een furie te zijn, een venijnige cactus,
AlLs Aai nou ook nog trouwde, had ze geen eigen
volk meer om haar heen, want haar man was
and erj aars gestorven aan een bes'ag.
Maar hoe zwaar haar deze dingen ook op het hart
lagen, ze sprak geen barre woorden tot haar jonk.
Aai had rijk en rijk de jaren, daar niet van! Het
was geen vrijgraag en wispelturig broekje meer
en daarom mocht ze zijn geluk niet tegenwerken.
Als Arie's willen en wouwen uitgongen maar een
vrouwmensch, het was recht en naar den aard
van een rechtschapen manspersoon. Doch vele
mallen sprak ze in stilte de hoop uit, dat zijn
vrouw niet zulk een nukkig meubel zou worden,
gieüijk het frommes van Gilf. Want was Gilf van
af eijn jonge jaren een opvliegende borst geweest,
een kerel met een harden, ijzeren wil, Arie was
zacht van doeningen en begeerde genegenheid,
welke hij rijkelijk weerom gaf iin zijn d'oen en
laten.
DOOR J. W. OOMS
Arie de Zoete werkte in den vroegen morgen op
zijn bietenakker. Zijn handen omk'emden de
spaai, hy trapte de snee in den dariegrond vam
De Waard, doch zijn gedachten waren bij Klaartje
Jongeneel, het oudste meidje van Goof Jongeneel
in Bleskensgraaf.
Wel laat was zijn liefde gekomen, doch ze was
oprecht en open, gelijk bij ons de polders open
liggen onder den wijden hemel.
Klaartje Jongeneel was niet knap, heel niet. Ze
had een iel gezicht en gelig haar, strak op een
knolletje gedraaid. Men keek er niet veel mooi
aan af, aan Klaartje Jongeneel. Haar jongemeid-
jeskleur was reeds geweken, ze was gansch geen
vrij lustig diertje meer. Voormaals heeft ze nog
eens een ivrijer uit de Vijfheerenlanden kunnen
krijgen, doch haar vaar achtte dat jonk te arm
voor zijn meidje en daarom sprong het af. Nadien
heeft ze nog eens losse verkeering gehad, dat
heeft toen een paar Zaterdagavonden geduurd,
naar het zeggen van de menschen althans. En toen
opeens, glad onverwacht, is Arie de Zoete op
haar afgekomen en zonder veel vijven en zeseen
heeft ze toen toegehapt.
Arie de Zoete had haar bovenmate lief gekregen,
hij keek niet naar het mooi en leelójk, eigens
was hij ook zoo'n merakelsohe schoonheid niet.
Twintig jaren lang had hdj niet naar vrouwvolk
omgekeken, zijn jonge jaren waren schielijk ge
passeerd en hij had itn vrede met zijn moeder
zitten lieven. Maar kijk, opeens kreeg hij het te
pakken. Het is niet krek te zeggen wat er woelde
in zijn bloed toen hij gewaar wier, dat hy
KJaaxtje Jongeneel lief had.
Ik hou veu"l van heur, bar veul, overdacht hij,
terwijl hij greppeltjes stak. Ze zal rechtevoort
een pront wijfje voor mijn rijn, ze heeft zinnig
heid aan mijm. Hy tuurde over den Gybeland-
sche dijk en zyn gezicht stond blijd. Hij zou
haar straks zien, want Klaartje zou dezen dag op
bezoek gaan bij Oome Gartjan, die aan de Giessen
zat te boeren. Ze zou al vroeg op stap gaan en
naar Aai uitkijken als ze zijn doening passeerde;
aldus was de afspraak. En zoo 'komt aan het licht,
waarom Arie de Zoete al zoo vroeg naar zyn
bietenakker toog. Klaartje zou passeeren en hij
zou haar ook spreken. Hij zou antwoord bekomen
op de vraag, die hij Zaterdagavond aan haar ge»
steld had en waarover ze kalm had willen na
denken. Arie wi9t al op voorhand, dat K'aartje
goedgunstig zou antwoorden en daaTom dacht hij
vol lievigheid op zyn meidje na. Niets <zou korten
of keeren zijn wi'len en wouwen. Klaartje aller
minst. Hij had met haar gesproken over trouwen
en ze had met graagte toegestemd. Jaat, ze wilde
wel gauw op eigens gaan. ze waren ommers bei
den al zoo jong niet meer. Toen had Arie achter
af nog één vraag giediaan. Of Klaartje er geen
bezwaren tegen had dat moeders dan zou komen
461