a^Jrwep
TOEN VADER WEG WA'i
berg en Von Papen, cLie het Derde Rijk resp. la
Moskou en te Ankara vertegenwoordigen, ver
toeven momenteel in de Duitsche hoofdstad. Naar
verluidt zal Hitler met deze drie heeren een be
langrijke conferentie hebben. Wellicht, dat tijdens
deze besprekingen nieuwe richtlijnen zullen wor
den gevonden voor de Duitsche politiek in dit
zware tijdsgewricht.
b
BINNENLAND
VANDAAG kosten de eieren één oent meer,
morgen de zeep, overmorgen de melk; voor
de eerste of voor de zoovee'ste maal en zoo wordt
het leven maar steeds duurder. Eén cent is niet
erg, maar vele centen telkens weer ontwrichten
het huishoudelijk budget van die huismoeders,
die van de steun, een sober werkvereahaffingsloon
of ook van een nog Lager loon in één der mis
deelde bedrijven men denke b.v. aan land- en
tuinbouw moeten leven. Vergeleken met eind
Juli kwamen half October reeds belangrijke prijs-
venhoogingen voor bij havermout (pim. 9 pet),
kaas (pim. 50 pet), eieren (bijna 30 pet), boter
(14 pet), bak- en braadvet (9 pet), zachte zeep
(32 pet)thee (8 pot), lucifers (12 pet), pruimen
(14 pet) en rozijnen (8 pet).
Tusschen 2 en 5 pet bedroegen de prijsstijgingen
bij groene erwten, slaolie, kaarsen, abrikozen en
gedroogde appelen. Niet, of met minder dan 2
pet stegen de prijzen vain vermicelli, griesmeeJ,
custardpoeder, tarwebloem, rijst, margarine, sui
ker en koffie. Al met al zijn de voedingsmiddelen,
welke men gewoon1 ijk bij een kruidenier haalt,
met bijna 10 pet gestegen. Dat is iets anders dan
oorlogswinst voor den k'eincn man.
Gelukkig is er, volgens mededeel mg van de re
geering, nog geen schaarschte. Het leek wel eens
zoo, maar dat was 't gevolg van administratieve
en voorzorgsmaatregelen. B.v. bij suiker, die thans
weer in vo'doende hoeveelheid verkrijgbaar is.
Erwten en boonen schenen plotseling van de
markt verdwenen, maar komen thans weer los.
De contractanten dre peulvruchten voor de rogee-
ring hebben opgeslagen en geschoond, zijn zóóver
gevorderd, dat voorraden over het geheele land
kunnen worden verdeeód ter voorziening van de
kruideniers met bruine en witte boonen, met
grauwe en groene erwten.
Van brooddistributie zal geen sprake zijm en oor
logsbrood behoeven we ook niet te eten. Boven
dien heeft de regeering besloten om weer rund
vee te koopen, dat evenals vroeger ingeblikt en
in de wintermaanden verstrekt zal worden.
Dat alles stelt gerust, want ware het anders, dan
zou men het 'eed niet kunnen overzien. Ondanks
de beste voornemens der regeering is prijsopdrij
ving niet te keeren. als er een tekort aan voe-
dingsm:ddelen is (nu merkt men er telkens nog
symptomen van) en dan wordt de smalle gemeente
in dubbele mate de dupe. x
Honger is een scherp zwaard.
De prijsstijging is niet het eenige oorlogsgevolg
voor 'anden, wier neutraliteit nog ongerept blijft.
De mobilisatie kost niet alleen schatten gelris, dat
met moeite opgebracht wordlt; vele zakemmen-
schen worden er extra door gedupeerd. Het is
verheugend, dat sedert 23 October reeds vele
zakenverloven toegekend zijn en dat de oudste
lichtingen zooveel doeni'Jijk naar huis mogen gaan,
maar menigeen Is, ondanks de mildste kostwin
nersvergoeding, zwaar in zijn bedrijf getroffen.
Deze meening hebben we wel eerder uitgesproken;
we herhalen ze, om hen, die het minste ongemak
al erg vinden (b.v. atuo-rust op Zondag) er aan
te herinneren, dat er menschen zijn, die werkelijk
offers voor het vaderland en dus ook voor hen,
brengen.
Over de risico, weüke de opgeroepenen Joopen,
zeggen we nu maar niet veel; ook niet over de
risico's buiten oorlogsgevaar. Maar het viel ore
deze week toch op, dat niet weinig militairen
slachtoffer van verkeersongevallen zijn geworden.
Moesten we alles opsommen, dan was het een
heele rij. We releveeren slechts: een luitenant
doodgereden bij Hengeld (O.) door een onvoor-
zachtigen chauffeur met een valsoh rijbewijs, die
gelukkig gegrepen is; een luitenant uit Bussum
bij Utrecht gesüipt met zijn motorrijtuig en over
leden; een korporaal te Soest door een spatbord
geschept en gedood; en nog enkele kleine onge
lukken meer. Geheimzinnig is het geval met den
korporaal, die met iemand uit Bussum meereed en
verdwenen was toen men den eigenaar doodelijk
gewond uit de auto haalde. Waarom meldt deze
man zich niet?
Van de andere ernstige ongeval'en noemen we
nog de aanrijding te Rotterdam, waarbij een Rot-
terdamoche agent van politie door een collega uit
Hiilegersberg gedood werd. Dait is voor den laat
ste ook heel erg.
Dat ook de wind ongelukken kan veroorzaken,
beek te Zuidbroek, waar een fietser door een
windvlaag vóór een auto geworpen werd. De man
werd op slag gedood, de bestuurder, die nog pro
beerde hem voorbij te komen, geraakte in het
Win6choterdiep, doch kon zich gelukkig redden.
Dit was niet het geval met de inzittenden van
een vrachtauto, die bij Sloohteren in het water
reed.
Op zee heeft de wind ook vreeselijk huisgehouden
en daardoor is extra duidelijk góbleken, dat een
schipper niet met onbevaren matrozen uit moet
gaan op de vischvangst. 't Lijkt atfemaal zoo
eenvoudig, maar dat een stoomtreiler onverrichter
zake terug moet keeren, omdat een deel der be
manning onbekwaam (niet onwillig!) was voor
het werk, zegt genoeg. Overigens is de animo tot
varen zeer toegenomen tengevolge van de rijke
vangsten.
In de Nederlandsche mijnen komen weinig be
drijfsongevallen voor en daarom schrokken we
zoo van het bericht, dat er brand is uitgebroken
in de mijn Laura. Gelukkig is er maar één slacht
offer te betreuren, doch nietemin is het een on
gekende ramp. Het blusschen leverde zeer groote
moeilijkheden op.
Erger was de uitbarsting te Timbang op Java.
Daar sloeg het vuur uit de grond en waar zoo
even nog menschen wericten, zijn nu kraters.
Twee kinderen en zeven vo'wassenen zijn om
het leven gekomen. Ze zijn waarschijnlijk ver
zwolgen door de aarde. Of misschien gegrepen
door de gloeiende lava en er onder bedolven.
Voorts is de veestapel vrijwel omgekomen: 35
paarden, 30 sapi's en 2000 geiten. Het laatste getal
•lijkt overdreven, maar men houdt daar heel veel
van geiten. In elk geval: de menschen zijn alles
kwijt.
De politie maakt, he'aas, deze week geen slechte,
maar ook geen goede beurt. Die te Uitgeest deed
een goede slag en greep nummer 4 van de uit
JEZUSSTEMME
I
Hoor, dat moet Jezus' stomme zijn! K
Onrustig hart, zwijg stil! v
En luister wat uw Zielevriend
Toch tot u spreken wil. t
En op het smalle pelgrimspad, f
Omringd door duist'ren nacht,
Noodt Jezus' stem, zoo lieflik teer:
„Vermoeide, kom, Ik wacht!
Ik ken uw zaak en klein geloof
Ik weet uw angst en strijd; k
IHef daarom op uw weenend oog:
Ik heb Mijn disch bereid.
Waarom blijft gy van verre staan,
daar gij Mijn troost behoef.?
Weet, dat gij door het ongeloof
Uw Zielevriend bedroeft! r
Vrees niet, maar koml De schenk u rust
In al uw zonderouw; s
Ik zal u toonen Mijn gena,
En groote Middlaarstrouw".
En steeds maar luider noodt Zijn stem;
Zijn oog ziet u reeds aan;
Hij heeft Zijn arm uitgebreid;
Kom, laat ons tot Hem gaan! i
de gevangenis te Haarlem ontvluchte Duitschers;
maar de Amster damsche rechercheur, die een
internationalen oplichter van Naarden naar Am
sterdam zou brengen. Met zich door zijn arrestant
beet nemen. Deze zou in zijn eigen wagen naar
de Prinsengracht rijden, doch was daar niet al
te goed bekend en de rechercheur was wel zoo
we.'wiiüend even uit te stappen om naar het
straatnaambordje te kijken. Wat er daarna ge
beurde, begrijpt een kind.
Oss houdt zijn naam op: daar moet blijkbaar
voortdurend iets sléchts gebeuren. Nu zyn er een
kapitein, compagnies-commandant nog wel, be
nevens eén fourier gearresteerd, verdacht van
malversaties. Van betrouwbare zijde vernemen
wij echter ,dat het ook over zedendelicten gaat.
Wij hopen niet door dit te schrijven in conflict
te komen met de militaire autoriteiten, die in
menige streek, door de afkondiging van den 6taat
van beleg, oppermachtig zijn geworden.
Soms schijnt het. alsiof ook Zuid-Holland zijn
„Oss" krijgt in de gemeente Leidschendam. In
sommige bladen althans werd gezegd, dat daar
vele beruchte individuen hanzen. Wij hopen, dat
het overdreven is, maar de roofmoord daar op
klaarlichten dag gepleegd, is niet aJlleen ver
schrikkelijk op zich zelf, doch doet ook vele vra
gen rijzen. Het is, als men een reconstructie van
voorbereiding, moord en vlucht maakt, haast on
begrijpelijk, dat de schurk (of, waarschijnlijk,
schurken) niet in de val geloopen is. Of. mis
schien zyn sommige menschen in zulke 'omstan
digheden zóó verbouwereerd, dat ze niet weten
te handelen. Het drama blijft er echter even
weese'ijk om. Tot de menschen kan men zulke
onverlaten toch moeiijk rekenen; zoo luidit de
algemeene opinie. De Schrift zegt echter: Wie
zijn broeder haat, is een doodslager.
Will em de Mérode herdacht
ZOO is dan het oogenblik geko
men, dat zij, die de litteratuur
geschiedenis schrijven, zich van het
werk van De Mérode meester kunnen
maken". Met deze woorden begint
Barend de Goede zijn bijdrage in een
boekje, dat uitgegeven weTd ter na
gedachtenis van dezen dichter en
zoo is het toch ook eigenlijk 1 Naar
Rynsdorp in zijn beschouwing in het
zelfde werkje terecht opmerkt, krijgt
De Mérode juist na zijn dood scherper
gestalte in ons denken Er komt iets
van afstand-nemen en daardoor wordt
tevens de mogelijkheid geschapen, dat
wy hem kunnen „opnemen". Hij staat
wat meer los van ons.
Hiermee ziet een gevaar om den hoek,
het gevaar, dat wij over Willem de
Mérode „theoretisch" zouden gaan
denken, en zulks, terwijl hij ze'f, zoo
als Ds H. C. Touw in zijn „Herinne
ringen" opmerkt, een hartgrondi-
gen afkeer van theoretiseeren had.
Beschouwingen, hoe gezond psycholo
gisch ook ingesteld, maken van iemand
of iets toch zoo spoedig een persoon of
voorwerp, geschikt om te beredenee
ren, om in te deelen, en als het over
een mensch gaat, zien wij zijn nage
dachtenis soms eer verdonkerd dan
verhelderd door een bonte reeks van
uiteraard goedbedoe'de zielkundige
uiteenzettingen, die den man-in-kwes-
tie willen „verklaren". Zelf hebben
we nu en dan het gevoel, dat b.v. een
kunstwerk dichter bij ons staat vóór
dat wij allerlei bijzonderheden hebben
gelezen over werk en maker dan daar-
nó. Daarna kan alles zoo koel, zoo
logisch worden!
Volledig zal zulk een beschrijving dan
ook nimmer kunnen zijn. Het blijft
een doel op, een verwijzen naar eigen
schappen, karaktertrekken, gedistil
leerd uit persoon'ijke belevenissen of
uit het lezen van geestesproducten.
Maar dat verwijzend element is dan
ook van groot belang. Want gelukkig
zijn de mensch en zijn werk niet te
scheiden, bij den kunstenaar, ook den
dichter, wel het allerminst. En het is
de groote verdienste van dit zoo vol
piëteit geschreven boekje, dat het dit
samengaan van dichter èn gedicht goed
doet zien.
Niet dat De Mérode geen inv'oeden
van buiten zou hebben ondergaan.
Rijnsdorp toont aan, dat zulks wel
degelijk het geval is geweest en P. J.
Meertens doet dit eveneens en wel in
het bijzonder ten aanzien van de
mystiek, zelfs de Perzische mystiek en
in het bijzonder die van den Moham
medaan Omar Khayam. Wij plegen op
zulk een beïnvloed-worden nog wel
eens neer te zien en hebLen als regel
de grootste bewondering voor origi
naliteit. Maar wat kan er geen kracht
liggen in het doortrekken van anderer
lijnen, in het voortbouwen op bestaan
de fundamenten, in het uitwerken van
een thema, door een ander kort aan
gegeven! We kunnen zulks te gereeder
opmerken, wijl De Mérode in a' zyn
werk, beïnvloed of niet, voortdurend
zichzelf is gebleven, en ook dit laat
het herinneringswerkje zuiver en
volledig uitkomen.
Bij ^et lezen van de verschillende bij
dragen ziet men dan toch de figuur
van den dichter oprijzen, men ziet hem
huizen in het boerderijtje, men voelt
mee met zijn leed, men ondergaat iets
van de beklemming, die over hem
kwam, wanneer hij door een of andere
persoonlijkheid „gepakt" werd, en dit
moge er op wijzen, dat de schrijvers,
ook als zij handelden over zijn ziels-
en geestesgeste'dheid, niet of nauwe
lijks gevallen zijn in het boven aan
geduide gevaar van psychologisme,
dat tenslotte doode'.yk is.
Sterk komt men onder den indruk van
den geest, die in dit zwakke lichaam
woonde. Wat was zijn interessensfeer
toch groot! Voor den Ohineeschen
muur werd niet stilgehouden. En zijn
Chineesche gedichten mogen dan door
hem ze'f „dichtoefeningen" zyn ge
noemd, de gedachten der oude wijzen
heeft hij evenzeer gepeild als zulks
gedaan werd door den componist
Mahler in diens ,,Lied von der Erde",
met dit verschil nochtans, dat het
„spelelement" in De Mérode sterker
was. Want deze dichter bleef aller
minst aan Chineesohe wijsheid hangen,
en wat Omar Khayam betreft. ,,als
Calvinist kon De Mérode zich in den
geest verwant gevoelen met dezen Mo
hammedaan, die de leer der voorbe
schikking onvoorwaardelijk aanvaard
de en die als neo-platonist het leven
als louter begoocheling en zinsbedrog
zag", (blz. 44), maar verder dan een
vage verwantschap kwam hij toch
zeker niet. Om woorden van Roel Hou-
wink te bezigen: Gods openbaring in
Jezus Christus was hem bekend ge
worden als dè waarheid aangaande
onze mensche'ijke levenswerkelijkheid.
Dit gedachtenisboekje, waarin een
mooie afbeelding is opgenomen van
een sohildery, dait Alfred Löb van den
dichter maakte, zal door velen als een
weemoedige herinnering aan Willem
de Mérode aanvaard worden.
E. D.
„Willem de Mérode herdacht". Uit
geversmaatschappij Holland.
450
u, uaans uep 'uoaoa3oq uo3eq zaaur az }ep 'fjq
om daar nu over te schrijven? Och, dat ligt hele'
maal voor de hand.
Zo je weet was 't Dinsdag Hervormingsdag. En
dan denken we vooral aan de' moedige daad van
Luther op 31 October 1517.
Aan de avond van die dag heb 'k een lezing ge
hoord over Luthers jeugd. En die jeugd was verre
van gemakkelijk. Luthers moeder was een zeer
strenge vrouw, veel te streng naar onze opvatting.
R\jk waren ze niet later is 't wel een beetje
beter geworden en er waren meer kinderen
dan Maarten.
Luthers ouders besloten hun zoon te laten stu
deren, want al spoedig bleek, dat er een heldere
kop op den jongen zat. Er was echter geen geld
om de dure studie geheel te kunnen bekostigen.
Toen deden ze wat in die tijd wel meer gebeurde.
Vader en moeder zouden voor schoolgeld en kle
ding zorgen, maar Maarten moest zelf maar zien
hoe hij aan de kost kwam, waar hij zijn „huis
werk" maken en 's nachts slapen zou.
Denk je zulk een toestand even in. Hongerig
kwamen de jongens soms op school, waar 't koud
en ongezellig was. Ook op school ging 't meestal
allesbehalve zachtzinnig toe. Dat weten we ook
uit wat Erasmus en Calvijn daarover verteld
hebben. En als de school dan uit ging, dan kwam
soms de grootste moeilijkheid nog: hoe kom 'k
vandaag aan eten?
Je weet wel hoe de jonge Luther dat probeerde:
met bedelen en met zingen. En we weten ook, dat
de Heere in deze moeilijke tijd voor Maarten
zorgde en hem in Vrouwe Ursula Cotta een tweede
moeder gaf.
Maar toch welk een zware, troosteloze jeugd
hadden zulke knapen van enige eeuwen terug.
Als we daar goed over nadenken dun staken
we ogenblikkelijk ons mopperen en nemen we
dankbaar ons „pak" maar weer op, ook al is dat
wel eens lastig en zwaar.
OOM JAN.
EEN VOEDERHUISJE
Oom^an.
Jongens en Meisjes,
'K \A/Ik 't eerlijk bekennen: vroeger, toen ik
V V school ging, hadden we lang niet zoveel
huiswerk als de tegenwoordige jeugd mee krijgt.
En 'k kan me best voorstellen, dat je wel eens 'n
beetje kregelig wordt als je met een zware school
tas thuiskomt in 't vooruitzicht: 'k heb vanavond
nog wel twee, drie uur werk, eer 'k helemaal
klaar ben. 'k Heb wel eens een tikkeltje meelijden
gevoeld, als 'k zag hoe heerlijk 't buiten was en
dan er aan dacht, dat jullie thuis moesten blijven
om je schoolwerk af te maken.
Eerlijk is eerlijk 'k wil erkennen, dat wij zo'n
zwaar juk in ónze jeugd meestal niet hadden te
dragen.
Maar nu moet je dat ook weer niet te tragisch
opnemen. Want wij moesten 't 's zomers met veer
tien dagen vacant ie doen. En komt daar tegen
woordig eens om. Vijf, zes weken vacaritie en soms
nog wel meer. En ook wisten we er niet van om
in de vacantie uitstapjes te maken zoals jullie dat
tegenwoordig doen. Een paar dagen naar groot
moeder of naar een of andere oom of tante was
al iets heel bizonders. Vraag 't maar eens aan je
eigen vader en moeder en die zullen zeggen, dat
Oom Jan niet overdrijft.
Dus wanneer je de voor- en nadelen van de
tegenwoordige jeugd van alle kanten eens be
kijkt, dan kom je tot de slotsom, dat 't nog wel
uit te houden is.
Je zult misschien denken: hoe komt O. J. er bij
een vertelling uit
't mo bi l i sati ejaar
l 9 3
6)
MAAR een korte, brede Scheve-
ningse visser haalt weifelend de
stoere schouders op. ,,'t Is mooi," zegt
hij, ,,maar 't zal niets uithalen. Duits
land wil Polen hebben, en als de groten
gaan vechten, trekken ze zich van
de kleintjes nillos aan dót zeg ik!"
De man heeft zyn mening gezegd; hy
doet een paar flinke halen aan zijn
korte houten pijp en keert dan bulle
tin en be'angstellenden de rug toe.
Ook Kees en Frans gaan verder en
na een poosje trappen bevinden ze zich
op de oude Scheveningse weg. 't Is
heerlijk in de schaduw van de zware
bomen. Bizonder druk is 't vanmiddag
niet. De meeste badgasten zijn al uit
Scheveningen vertrokken. De ernstige
berichten der laatste dagen hebben de
vacantievreugd in onrust en bezorgd
heid veranderd, en ieder verlangde zo
gauw mogelijk thuis te komen.
Af en toe vliegt een auto voorbij en
ook zyn er heel wat( fietsers op de
weg. De jongens rijclen de Keizer
straat al in en een ogenblik later zien
ze de zee. Bij de Oude Kerk stappen
ze af en met de fiets aan de hand wan
delen ze langs de brede boulevard,
't Valt Kees tegen. Hy had gehoopt
hier grote drukte van soldaten te
zden, veel auto's en kanonnen maar
van dat alles is weinig te bemerken.
„Dóór hebben ze loopgraven in de
duinen gemaakt", vertelt een fiets-
jongen naar de verte wijzend, „maar
daar mag je niet komen."
„Waarom niet?" vraagt Kees.
„Omdat ze bang zijn dat jij alles ver-
raje zal," grinnikt de fietsjongen. Hy
trekt een lelijk gezicht, springt op z'n
fiets en luid bellende schiet hy tussen
het drukke verkeer door.
„Wat 'n rare kwibus is dat", lacht
Frans en ook Kees heeft de grootste
pret.
Veel te beleven is hier niet, dat zien
de jongens wel en Frans Groeneveld
zegt aarzelend: „Zouden we nog naar
Kijkduin gaan?"
Maar daar voelt Kees niets voor. 't Is
nog een heel eindje fietsen en als daar
iets bizonders is, zal je er ook wel niet
bij mogen komen.
Ze slaan rechts om en rijden de Nieu
we Park'aan op. Daar is 't heel wat
drukker. Trams en auto's snellen voor
bij en vele wandelaars gemeten van de
prachtige zomermiddag. Frans en Kees
rijden achter elkaar. Ze kennen de
verkeersregels op hun duimpje en
kijken goed uit hun ogen.
„Zouden we naar 'huis gaan of nog
wat omrijden?" vraagt Frans.
„Laten we maar...." Met een
schreeuw van schrik rijdt Kees tegen
't achterwiel van Frans, die door deze
onverwachte schok tegen de grond
slaat. Zijn fiets vliegt nog een eind
door en komt dan onder 't achterwiel
van een auto terecht.
Kees kon nog tijdig van zijn fiets sprin
gen en staat nu bleek van schrik 't on
geluk aan te zien. 't Is alles zo heel
gauw gebeurd, dat hij zich van 't ver
loop nog geen goede voorstelling kan
maken. AlQeen weet hy, diat plots een
auto uit een zijstraat schoot.
Een grote groep voorby gangers vormt
aanstonds een kring om de auto, die
't ongeluk veroorzaakte. Twee mannen
tillen Frans Groeneveld van de straat.
„Je ben er nog goed afgekomen," zegt
er een, ,,'t had je dood kunnen zijn."
Frans heeft een bloedende wonde aan
't hoofd, ook heeft hij zijn knie danig
bezeerd en zijn broek is lelijk ge
scheurd. Zijn fiets is er nog slechter
afgekomen: 't achterwiel is hopeloos
vernield, 't is helemaal verbogen en
verschillende spaken staan los.
Een agent van politie, die juist pas
seerde, heeft 't ongeluk zien gebeuren
en ook versdhillende burgers kunnen
inliohtingen geven. Allen zijn 't er
over eens: de jongens treft geen schuld,
't Ongeluk is alleen te wijten aan den
chauffeur van de auto, die met veel
te grote snelheid de drukke verkeers
weg wilde oversteken.
De politieman heeft zijn boekje te
voorschijn gehaa'd en schrijft alles
nauwkeurig op: de nomen en adressen
van den chauffeur en belde jongens,
hoe 't ongeluk is gebeurd en met
welke gevolgen. En als dat allemaal
gebeurd is, mag de chauffeur met zijn
auto verder rijden.
Maar hoe moet 't met Frans? De jon
gen kan niet naar huis lopen, dat is
duidelijk genoeg.
Een vriendelijke mevrouw roept hem
binnen. Ze woont in de villa op de
hoek van de straat. Ze heeft mede
lijden met Frans, wiens gezicht en
knie vol bloed en vuil zit, en ze neemt
hem mee naar de keuken. Een oude
dienstbode helpt hem de wond voor
zichtig uitwassen. Mevrouw bezit een
klein verbandtrommeltje, waaruit ze
een stuk hechtpleister neemt.
,,'t Is nog goed afgelopen, jongen,"
spreekt ze Frans moed in. „Beter de
fiets dan jij onder-de auto. moet je
maar denken.De politieagent heeft
zélf gezien, dart 't de sdhiuld was van
den chauffeur, die zal dus je fiets
moeten beta'en."
Kees is buiten gebleven. Hij heeft de
fiets van zijn makker tegen een boom
gezet en vraagt zich bezorgd af hoe ze
nu thuis moeten komen. Hij kan Frans
moeilijk alleen achter laten, maar zou
Frans wel zo ver kunnen lopen? En
hoe moeten ze de vernielde fiets thuis
krijgen?
De mensen zijn weer doorgelopen,
't Ongeluk is nog goed afgelopen, zeg
gen ze tegen elkander, en daar heb
ben ze ook wel gelyk in. Hoe die jon
gens nu verder thuis moeten komen,
daarvan schijnt niemand zich iets aan
te trekken.
Kees wordt hoe langer hoe onrustiger.
Wat moet hij thuis vertellen? Wat zal
moeder schrikken als ze van 't onge
luk hoort. En dan weet ze ook gelijk;
dat hij tóch is gegaan, ook al heeft hij
nóg zo beloofd dat hij niet zal gaan
fietsen. En wat zal vader zeggen? O,
wat zal hem dat van z'n oudste tegen
vallen.
Kees veegt zich 't zweet van 't voor*
hoofd. Waarom moest dit ongeluk na
ook gebeuren? In Utrecht hadden ze
grote fietstochten gemaakt, soms van
wel meer dan 50 KM. En altijd was 't
goed gegaan, zonder 't geringste on
gelukje. En nu.Frans lelijk gewond
en z'n fiets bijna aan gruizel. Wat moet
hy nu thuis....
„Hé Wiml"
Ja, dat is Wim van Dongen. Hy zit
naast zijn vader op de vrachtauto en
zwaait uit alle macht aan Kees, die hij
daar op eens aan de kant van de weg
ziet staan.
„Laten we Kees meenemen," vraagt
hij aan zijn vader, en Van Dongen
zet de auto stil. Hij heeft een vracht
hout naar Scheveningen gebracht en
is nu weer op de terugweg naar huis.
„Heb je een ongeluk gehad?" vraagt
hij als hij de vernielde fiets tegen de
boom ziet staan.
„Ik niet," antwoordt Kees, „maar
Frans Groeneveld," en hij vertelt wat
er gebeurd is.
„Waar is Frans nu?"
„Hy is die villa binnen gegaan, maar
zal nu wel gauw terugkomen."
„Jullie moeten maar meerijden," zegt
Van Dongen, „dan kunnen we gelyk
de fietsen meenemen. Want een ritje
op dórt vehikel zal wel niet meeva'len,.'*
Hy bekijkt de vernielde fiets van
Frans en tilt ze dan in de auto. Ook
Kees' fierts krijgt daar een plaats.
(Wordt vervolgd)
455.
Een heel eenvoudig voederhuisje voor vogelr
kunnen jullie
met weinig
moeite zelf
jt 'i maken. Heb je
het eenmaal in
elkaar geknut-
seld, dan be-
leef je er bui-
yMïi-aSSÈl tengewoon
3Ë fin vee* genoegen
1 Je moet het
imaken van
ongevild ber
kenhout. Als
grondplank
een houten
schyf, die
straks op de
berkenpaal
wordt vastge-
slagen. Je
kunt het met
riet of stro
dekken. Het stro van de hulzen, die om flessen
zitten is heel best. Er behoort een bakje in voor
water. Als je het plaatje aandachtig bekijkt, zal
het maken van zo'n voederhuisje niert veel moeite
opleveren, denk ik.