a^Jrwep TOEN VADER WEG WA'i berg en Von Papen, cLie het Derde Rijk resp. la Moskou en te Ankara vertegenwoordigen, ver toeven momenteel in de Duitsche hoofdstad. Naar verluidt zal Hitler met deze drie heeren een be langrijke conferentie hebben. Wellicht, dat tijdens deze besprekingen nieuwe richtlijnen zullen wor den gevonden voor de Duitsche politiek in dit zware tijdsgewricht. b BINNENLAND VANDAAG kosten de eieren één oent meer, morgen de zeep, overmorgen de melk; voor de eerste of voor de zoovee'ste maal en zoo wordt het leven maar steeds duurder. Eén cent is niet erg, maar vele centen telkens weer ontwrichten het huishoudelijk budget van die huismoeders, die van de steun, een sober werkvereahaffingsloon of ook van een nog Lager loon in één der mis deelde bedrijven men denke b.v. aan land- en tuinbouw moeten leven. Vergeleken met eind Juli kwamen half October reeds belangrijke prijs- venhoogingen voor bij havermout (pim. 9 pet), kaas (pim. 50 pet), eieren (bijna 30 pet), boter (14 pet), bak- en braadvet (9 pet), zachte zeep (32 pet)thee (8 pot), lucifers (12 pet), pruimen (14 pet) en rozijnen (8 pet). Tusschen 2 en 5 pet bedroegen de prijsstijgingen bij groene erwten, slaolie, kaarsen, abrikozen en gedroogde appelen. Niet, of met minder dan 2 pet stegen de prijzen vain vermicelli, griesmeeJ, custardpoeder, tarwebloem, rijst, margarine, sui ker en koffie. Al met al zijn de voedingsmiddelen, welke men gewoon1 ijk bij een kruidenier haalt, met bijna 10 pet gestegen. Dat is iets anders dan oorlogswinst voor den k'eincn man. Gelukkig is er, volgens mededeel mg van de re geering, nog geen schaarschte. Het leek wel eens zoo, maar dat was 't gevolg van administratieve en voorzorgsmaatregelen. B.v. bij suiker, die thans weer in vo'doende hoeveelheid verkrijgbaar is. Erwten en boonen schenen plotseling van de markt verdwenen, maar komen thans weer los. De contractanten dre peulvruchten voor de rogee- ring hebben opgeslagen en geschoond, zijn zóóver gevorderd, dat voorraden over het geheele land kunnen worden verdeeód ter voorziening van de kruideniers met bruine en witte boonen, met grauwe en groene erwten. Van brooddistributie zal geen sprake zijm en oor logsbrood behoeven we ook niet te eten. Boven dien heeft de regeering besloten om weer rund vee te koopen, dat evenals vroeger ingeblikt en in de wintermaanden verstrekt zal worden. Dat alles stelt gerust, want ware het anders, dan zou men het 'eed niet kunnen overzien. Ondanks de beste voornemens der regeering is prijsopdrij ving niet te keeren. als er een tekort aan voe- dingsm:ddelen is (nu merkt men er telkens nog symptomen van) en dan wordt de smalle gemeente in dubbele mate de dupe. x Honger is een scherp zwaard. De prijsstijging is niet het eenige oorlogsgevolg voor 'anden, wier neutraliteit nog ongerept blijft. De mobilisatie kost niet alleen schatten gelris, dat met moeite opgebracht wordlt; vele zakemmen- schen worden er extra door gedupeerd. Het is verheugend, dat sedert 23 October reeds vele zakenverloven toegekend zijn en dat de oudste lichtingen zooveel doeni'Jijk naar huis mogen gaan, maar menigeen Is, ondanks de mildste kostwin nersvergoeding, zwaar in zijn bedrijf getroffen. Deze meening hebben we wel eerder uitgesproken; we herhalen ze, om hen, die het minste ongemak al erg vinden (b.v. atuo-rust op Zondag) er aan te herinneren, dat er menschen zijn, die werkelijk offers voor het vaderland en dus ook voor hen, brengen. Over de risico, weüke de opgeroepenen Joopen, zeggen we nu maar niet veel; ook niet over de risico's buiten oorlogsgevaar. Maar het viel ore deze week toch op, dat niet weinig militairen slachtoffer van verkeersongevallen zijn geworden. Moesten we alles opsommen, dan was het een heele rij. We releveeren slechts: een luitenant doodgereden bij Hengeld (O.) door een onvoor- zachtigen chauffeur met een valsoh rijbewijs, die gelukkig gegrepen is; een luitenant uit Bussum bij Utrecht gesüipt met zijn motorrijtuig en over leden; een korporaal te Soest door een spatbord geschept en gedood; en nog enkele kleine onge lukken meer. Geheimzinnig is het geval met den korporaal, die met iemand uit Bussum meereed en verdwenen was toen men den eigenaar doodelijk gewond uit de auto haalde. Waarom meldt deze man zich niet? Van de andere ernstige ongeval'en noemen we nog de aanrijding te Rotterdam, waarbij een Rot- terdamoche agent van politie door een collega uit Hiilegersberg gedood werd. Dait is voor den laat ste ook heel erg. Dat ook de wind ongelukken kan veroorzaken, beek te Zuidbroek, waar een fietser door een windvlaag vóór een auto geworpen werd. De man werd op slag gedood, de bestuurder, die nog pro beerde hem voorbij te komen, geraakte in het Win6choterdiep, doch kon zich gelukkig redden. Dit was niet het geval met de inzittenden van een vrachtauto, die bij Sloohteren in het water reed. Op zee heeft de wind ook vreeselijk huisgehouden en daardoor is extra duidelijk góbleken, dat een schipper niet met onbevaren matrozen uit moet gaan op de vischvangst. 't Lijkt atfemaal zoo eenvoudig, maar dat een stoomtreiler onverrichter zake terug moet keeren, omdat een deel der be manning onbekwaam (niet onwillig!) was voor het werk, zegt genoeg. Overigens is de animo tot varen zeer toegenomen tengevolge van de rijke vangsten. In de Nederlandsche mijnen komen weinig be drijfsongevallen voor en daarom schrokken we zoo van het bericht, dat er brand is uitgebroken in de mijn Laura. Gelukkig is er maar één slacht offer te betreuren, doch nietemin is het een on gekende ramp. Het blusschen leverde zeer groote moeilijkheden op. Erger was de uitbarsting te Timbang op Java. Daar sloeg het vuur uit de grond en waar zoo even nog menschen wericten, zijn nu kraters. Twee kinderen en zeven vo'wassenen zijn om het leven gekomen. Ze zijn waarschijnlijk ver zwolgen door de aarde. Of misschien gegrepen door de gloeiende lava en er onder bedolven. Voorts is de veestapel vrijwel omgekomen: 35 paarden, 30 sapi's en 2000 geiten. Het laatste getal •lijkt overdreven, maar men houdt daar heel veel van geiten. In elk geval: de menschen zijn alles kwijt. De politie maakt, he'aas, deze week geen slechte, maar ook geen goede beurt. Die te Uitgeest deed een goede slag en greep nummer 4 van de uit JEZUSSTEMME I Hoor, dat moet Jezus' stomme zijn! K Onrustig hart, zwijg stil! v En luister wat uw Zielevriend Toch tot u spreken wil. t En op het smalle pelgrimspad, f Omringd door duist'ren nacht, Noodt Jezus' stem, zoo lieflik teer: „Vermoeide, kom, Ik wacht! Ik ken uw zaak en klein geloof Ik weet uw angst en strijd; k IHef daarom op uw weenend oog: Ik heb Mijn disch bereid. Waarom blijft gy van verre staan, daar gij Mijn troost behoef.? Weet, dat gij door het ongeloof Uw Zielevriend bedroeft! r Vrees niet, maar koml De schenk u rust In al uw zonderouw; s Ik zal u toonen Mijn gena, En groote Middlaarstrouw". En steeds maar luider noodt Zijn stem; Zijn oog ziet u reeds aan; Hij heeft Zijn arm uitgebreid; Kom, laat ons tot Hem gaan! i de gevangenis te Haarlem ontvluchte Duitschers; maar de Amster damsche rechercheur, die een internationalen oplichter van Naarden naar Am sterdam zou brengen. Met zich door zijn arrestant beet nemen. Deze zou in zijn eigen wagen naar de Prinsengracht rijden, doch was daar niet al te goed bekend en de rechercheur was wel zoo we.'wiiüend even uit te stappen om naar het straatnaambordje te kijken. Wat er daarna ge beurde, begrijpt een kind. Oss houdt zijn naam op: daar moet blijkbaar voortdurend iets sléchts gebeuren. Nu zyn er een kapitein, compagnies-commandant nog wel, be nevens eén fourier gearresteerd, verdacht van malversaties. Van betrouwbare zijde vernemen wij echter ,dat het ook over zedendelicten gaat. Wij hopen niet door dit te schrijven in conflict te komen met de militaire autoriteiten, die in menige streek, door de afkondiging van den 6taat van beleg, oppermachtig zijn geworden. Soms schijnt het. alsiof ook Zuid-Holland zijn „Oss" krijgt in de gemeente Leidschendam. In sommige bladen althans werd gezegd, dat daar vele beruchte individuen hanzen. Wij hopen, dat het overdreven is, maar de roofmoord daar op klaarlichten dag gepleegd, is niet aJlleen ver schrikkelijk op zich zelf, doch doet ook vele vra gen rijzen. Het is, als men een reconstructie van voorbereiding, moord en vlucht maakt, haast on begrijpelijk, dat de schurk (of, waarschijnlijk, schurken) niet in de val geloopen is. Of. mis schien zyn sommige menschen in zulke 'omstan digheden zóó verbouwereerd, dat ze niet weten te handelen. Het drama blijft er echter even weese'ijk om. Tot de menschen kan men zulke onverlaten toch moeiijk rekenen; zoo luidit de algemeene opinie. De Schrift zegt echter: Wie zijn broeder haat, is een doodslager. Will em de Mérode herdacht ZOO is dan het oogenblik geko men, dat zij, die de litteratuur geschiedenis schrijven, zich van het werk van De Mérode meester kunnen maken". Met deze woorden begint Barend de Goede zijn bijdrage in een boekje, dat uitgegeven weTd ter na gedachtenis van dezen dichter en zoo is het toch ook eigenlijk 1 Naar Rynsdorp in zijn beschouwing in het zelfde werkje terecht opmerkt, krijgt De Mérode juist na zijn dood scherper gestalte in ons denken Er komt iets van afstand-nemen en daardoor wordt tevens de mogelijkheid geschapen, dat wy hem kunnen „opnemen". Hij staat wat meer los van ons. Hiermee ziet een gevaar om den hoek, het gevaar, dat wij over Willem de Mérode „theoretisch" zouden gaan denken, en zulks, terwijl hij ze'f, zoo als Ds H. C. Touw in zijn „Herinne ringen" opmerkt, een hartgrondi- gen afkeer van theoretiseeren had. Beschouwingen, hoe gezond psycholo gisch ook ingesteld, maken van iemand of iets toch zoo spoedig een persoon of voorwerp, geschikt om te beredenee ren, om in te deelen, en als het over een mensch gaat, zien wij zijn nage dachtenis soms eer verdonkerd dan verhelderd door een bonte reeks van uiteraard goedbedoe'de zielkundige uiteenzettingen, die den man-in-kwes- tie willen „verklaren". Zelf hebben we nu en dan het gevoel, dat b.v. een kunstwerk dichter bij ons staat vóór dat wij allerlei bijzonderheden hebben gelezen over werk en maker dan daar- nó. Daarna kan alles zoo koel, zoo logisch worden! Volledig zal zulk een beschrijving dan ook nimmer kunnen zijn. Het blijft een doel op, een verwijzen naar eigen schappen, karaktertrekken, gedistil leerd uit persoon'ijke belevenissen of uit het lezen van geestesproducten. Maar dat verwijzend element is dan ook van groot belang. Want gelukkig zijn de mensch en zijn werk niet te scheiden, bij den kunstenaar, ook den dichter, wel het allerminst. En het is de groote verdienste van dit zoo vol piëteit geschreven boekje, dat het dit samengaan van dichter èn gedicht goed doet zien. Niet dat De Mérode geen inv'oeden van buiten zou hebben ondergaan. Rijnsdorp toont aan, dat zulks wel degelijk het geval is geweest en P. J. Meertens doet dit eveneens en wel in het bijzonder ten aanzien van de mystiek, zelfs de Perzische mystiek en in het bijzonder die van den Moham medaan Omar Khayam. Wij plegen op zulk een beïnvloed-worden nog wel eens neer te zien en hebLen als regel de grootste bewondering voor origi naliteit. Maar wat kan er geen kracht liggen in het doortrekken van anderer lijnen, in het voortbouwen op bestaan de fundamenten, in het uitwerken van een thema, door een ander kort aan gegeven! We kunnen zulks te gereeder opmerken, wijl De Mérode in a' zyn werk, beïnvloed of niet, voortdurend zichzelf is gebleven, en ook dit laat het herinneringswerkje zuiver en volledig uitkomen. Bij ^et lezen van de verschillende bij dragen ziet men dan toch de figuur van den dichter oprijzen, men ziet hem huizen in het boerderijtje, men voelt mee met zijn leed, men ondergaat iets van de beklemming, die over hem kwam, wanneer hij door een of andere persoonlijkheid „gepakt" werd, en dit moge er op wijzen, dat de schrijvers, ook als zij handelden over zijn ziels- en geestesgeste'dheid, niet of nauwe lijks gevallen zijn in het boven aan geduide gevaar van psychologisme, dat tenslotte doode'.yk is. Sterk komt men onder den indruk van den geest, die in dit zwakke lichaam woonde. Wat was zijn interessensfeer toch groot! Voor den Ohineeschen muur werd niet stilgehouden. En zijn Chineesche gedichten mogen dan door hem ze'f „dichtoefeningen" zyn ge noemd, de gedachten der oude wijzen heeft hij evenzeer gepeild als zulks gedaan werd door den componist Mahler in diens ,,Lied von der Erde", met dit verschil nochtans, dat het „spelelement" in De Mérode sterker was. Want deze dichter bleef aller minst aan Chineesohe wijsheid hangen, en wat Omar Khayam betreft. ,,als Calvinist kon De Mérode zich in den geest verwant gevoelen met dezen Mo hammedaan, die de leer der voorbe schikking onvoorwaardelijk aanvaard de en die als neo-platonist het leven als louter begoocheling en zinsbedrog zag", (blz. 44), maar verder dan een vage verwantschap kwam hij toch zeker niet. Om woorden van Roel Hou- wink te bezigen: Gods openbaring in Jezus Christus was hem bekend ge worden als dè waarheid aangaande onze mensche'ijke levenswerkelijkheid. Dit gedachtenisboekje, waarin een mooie afbeelding is opgenomen van een sohildery, dait Alfred Löb van den dichter maakte, zal door velen als een weemoedige herinnering aan Willem de Mérode aanvaard worden. E. D. „Willem de Mérode herdacht". Uit geversmaatschappij Holland. 450 u, uaans uep 'uoaoa3oq uo3eq zaaur az }ep 'fjq om daar nu over te schrijven? Och, dat ligt hele' maal voor de hand. Zo je weet was 't Dinsdag Hervormingsdag. En dan denken we vooral aan de' moedige daad van Luther op 31 October 1517. Aan de avond van die dag heb 'k een lezing ge hoord over Luthers jeugd. En die jeugd was verre van gemakkelijk. Luthers moeder was een zeer strenge vrouw, veel te streng naar onze opvatting. R\jk waren ze niet later is 't wel een beetje beter geworden en er waren meer kinderen dan Maarten. Luthers ouders besloten hun zoon te laten stu deren, want al spoedig bleek, dat er een heldere kop op den jongen zat. Er was echter geen geld om de dure studie geheel te kunnen bekostigen. Toen deden ze wat in die tijd wel meer gebeurde. Vader en moeder zouden voor schoolgeld en kle ding zorgen, maar Maarten moest zelf maar zien hoe hij aan de kost kwam, waar hij zijn „huis werk" maken en 's nachts slapen zou. Denk je zulk een toestand even in. Hongerig kwamen de jongens soms op school, waar 't koud en ongezellig was. Ook op school ging 't meestal allesbehalve zachtzinnig toe. Dat weten we ook uit wat Erasmus en Calvijn daarover verteld hebben. En als de school dan uit ging, dan kwam soms de grootste moeilijkheid nog: hoe kom 'k vandaag aan eten? Je weet wel hoe de jonge Luther dat probeerde: met bedelen en met zingen. En we weten ook, dat de Heere in deze moeilijke tijd voor Maarten zorgde en hem in Vrouwe Ursula Cotta een tweede moeder gaf. Maar toch welk een zware, troosteloze jeugd hadden zulke knapen van enige eeuwen terug. Als we daar goed over nadenken dun staken we ogenblikkelijk ons mopperen en nemen we dankbaar ons „pak" maar weer op, ook al is dat wel eens lastig en zwaar. OOM JAN. EEN VOEDERHUISJE Oom^an. Jongens en Meisjes, 'K \A/Ik 't eerlijk bekennen: vroeger, toen ik V V school ging, hadden we lang niet zoveel huiswerk als de tegenwoordige jeugd mee krijgt. En 'k kan me best voorstellen, dat je wel eens 'n beetje kregelig wordt als je met een zware school tas thuiskomt in 't vooruitzicht: 'k heb vanavond nog wel twee, drie uur werk, eer 'k helemaal klaar ben. 'k Heb wel eens een tikkeltje meelijden gevoeld, als 'k zag hoe heerlijk 't buiten was en dan er aan dacht, dat jullie thuis moesten blijven om je schoolwerk af te maken. Eerlijk is eerlijk 'k wil erkennen, dat wij zo'n zwaar juk in ónze jeugd meestal niet hadden te dragen. Maar nu moet je dat ook weer niet te tragisch opnemen. Want wij moesten 't 's zomers met veer tien dagen vacant ie doen. En komt daar tegen woordig eens om. Vijf, zes weken vacaritie en soms nog wel meer. En ook wisten we er niet van om in de vacantie uitstapjes te maken zoals jullie dat tegenwoordig doen. Een paar dagen naar groot moeder of naar een of andere oom of tante was al iets heel bizonders. Vraag 't maar eens aan je eigen vader en moeder en die zullen zeggen, dat Oom Jan niet overdrijft. Dus wanneer je de voor- en nadelen van de tegenwoordige jeugd van alle kanten eens be kijkt, dan kom je tot de slotsom, dat 't nog wel uit te houden is. Je zult misschien denken: hoe komt O. J. er bij een vertelling uit 't mo bi l i sati ejaar l 9 3 6) MAAR een korte, brede Scheve- ningse visser haalt weifelend de stoere schouders op. ,,'t Is mooi," zegt hij, ,,maar 't zal niets uithalen. Duits land wil Polen hebben, en als de groten gaan vechten, trekken ze zich van de kleintjes nillos aan dót zeg ik!" De man heeft zyn mening gezegd; hy doet een paar flinke halen aan zijn korte houten pijp en keert dan bulle tin en be'angstellenden de rug toe. Ook Kees en Frans gaan verder en na een poosje trappen bevinden ze zich op de oude Scheveningse weg. 't Is heerlijk in de schaduw van de zware bomen. Bizonder druk is 't vanmiddag niet. De meeste badgasten zijn al uit Scheveningen vertrokken. De ernstige berichten der laatste dagen hebben de vacantievreugd in onrust en bezorgd heid veranderd, en ieder verlangde zo gauw mogelijk thuis te komen. Af en toe vliegt een auto voorbij en ook zyn er heel wat( fietsers op de weg. De jongens rijclen de Keizer straat al in en een ogenblik later zien ze de zee. Bij de Oude Kerk stappen ze af en met de fiets aan de hand wan delen ze langs de brede boulevard, 't Valt Kees tegen. Hy had gehoopt hier grote drukte van soldaten te zden, veel auto's en kanonnen maar van dat alles is weinig te bemerken. „Dóór hebben ze loopgraven in de duinen gemaakt", vertelt een fiets- jongen naar de verte wijzend, „maar daar mag je niet komen." „Waarom niet?" vraagt Kees. „Omdat ze bang zijn dat jij alles ver- raje zal," grinnikt de fietsjongen. Hy trekt een lelijk gezicht, springt op z'n fiets en luid bellende schiet hy tussen het drukke verkeer door. „Wat 'n rare kwibus is dat", lacht Frans en ook Kees heeft de grootste pret. Veel te beleven is hier niet, dat zien de jongens wel en Frans Groeneveld zegt aarzelend: „Zouden we nog naar Kijkduin gaan?" Maar daar voelt Kees niets voor. 't Is nog een heel eindje fietsen en als daar iets bizonders is, zal je er ook wel niet bij mogen komen. Ze slaan rechts om en rijden de Nieu we Park'aan op. Daar is 't heel wat drukker. Trams en auto's snellen voor bij en vele wandelaars gemeten van de prachtige zomermiddag. Frans en Kees rijden achter elkaar. Ze kennen de verkeersregels op hun duimpje en kijken goed uit hun ogen. „Zouden we naar 'huis gaan of nog wat omrijden?" vraagt Frans. „Laten we maar...." Met een schreeuw van schrik rijdt Kees tegen 't achterwiel van Frans, die door deze onverwachte schok tegen de grond slaat. Zijn fiets vliegt nog een eind door en komt dan onder 't achterwiel van een auto terecht. Kees kon nog tijdig van zijn fiets sprin gen en staat nu bleek van schrik 't on geluk aan te zien. 't Is alles zo heel gauw gebeurd, dat hij zich van 't ver loop nog geen goede voorstelling kan maken. AlQeen weet hy, diat plots een auto uit een zijstraat schoot. Een grote groep voorby gangers vormt aanstonds een kring om de auto, die 't ongeluk veroorzaakte. Twee mannen tillen Frans Groeneveld van de straat. „Je ben er nog goed afgekomen," zegt er een, ,,'t had je dood kunnen zijn." Frans heeft een bloedende wonde aan 't hoofd, ook heeft hij zijn knie danig bezeerd en zijn broek is lelijk ge scheurd. Zijn fiets is er nog slechter afgekomen: 't achterwiel is hopeloos vernield, 't is helemaal verbogen en verschillende spaken staan los. Een agent van politie, die juist pas seerde, heeft 't ongeluk zien gebeuren en ook versdhillende burgers kunnen inliohtingen geven. Allen zijn 't er over eens: de jongens treft geen schuld, 't Ongeluk is alleen te wijten aan den chauffeur van de auto, die met veel te grote snelheid de drukke verkeers weg wilde oversteken. De politieman heeft zijn boekje te voorschijn gehaa'd en schrijft alles nauwkeurig op: de nomen en adressen van den chauffeur en belde jongens, hoe 't ongeluk is gebeurd en met welke gevolgen. En als dat allemaal gebeurd is, mag de chauffeur met zijn auto verder rijden. Maar hoe moet 't met Frans? De jon gen kan niet naar huis lopen, dat is duidelijk genoeg. Een vriendelijke mevrouw roept hem binnen. Ze woont in de villa op de hoek van de straat. Ze heeft mede lijden met Frans, wiens gezicht en knie vol bloed en vuil zit, en ze neemt hem mee naar de keuken. Een oude dienstbode helpt hem de wond voor zichtig uitwassen. Mevrouw bezit een klein verbandtrommeltje, waaruit ze een stuk hechtpleister neemt. ,,'t Is nog goed afgelopen, jongen," spreekt ze Frans moed in. „Beter de fiets dan jij onder-de auto. moet je maar denken.De politieagent heeft zélf gezien, dart 't de sdhiuld was van den chauffeur, die zal dus je fiets moeten beta'en." Kees is buiten gebleven. Hij heeft de fiets van zijn makker tegen een boom gezet en vraagt zich bezorgd af hoe ze nu thuis moeten komen. Hij kan Frans moeilijk alleen achter laten, maar zou Frans wel zo ver kunnen lopen? En hoe moeten ze de vernielde fiets thuis krijgen? De mensen zijn weer doorgelopen, 't Ongeluk is nog goed afgelopen, zeg gen ze tegen elkander, en daar heb ben ze ook wel gelyk in. Hoe die jon gens nu verder thuis moeten komen, daarvan schijnt niemand zich iets aan te trekken. Kees wordt hoe langer hoe onrustiger. Wat moet hij thuis vertellen? Wat zal moeder schrikken als ze van 't onge luk hoort. En dan weet ze ook gelijk; dat hij tóch is gegaan, ook al heeft hij nóg zo beloofd dat hij niet zal gaan fietsen. En wat zal vader zeggen? O, wat zal hem dat van z'n oudste tegen vallen. Kees veegt zich 't zweet van 't voor* hoofd. Waarom moest dit ongeluk na ook gebeuren? In Utrecht hadden ze grote fietstochten gemaakt, soms van wel meer dan 50 KM. En altijd was 't goed gegaan, zonder 't geringste on gelukje. En nu.Frans lelijk gewond en z'n fiets bijna aan gruizel. Wat moet hy nu thuis.... „Hé Wiml" Ja, dat is Wim van Dongen. Hy zit naast zijn vader op de vrachtauto en zwaait uit alle macht aan Kees, die hij daar op eens aan de kant van de weg ziet staan. „Laten we Kees meenemen," vraagt hij aan zijn vader, en Van Dongen zet de auto stil. Hij heeft een vracht hout naar Scheveningen gebracht en is nu weer op de terugweg naar huis. „Heb je een ongeluk gehad?" vraagt hij als hij de vernielde fiets tegen de boom ziet staan. „Ik niet," antwoordt Kees, „maar Frans Groeneveld," en hij vertelt wat er gebeurd is. „Waar is Frans nu?" „Hy is die villa binnen gegaan, maar zal nu wel gauw terugkomen." „Jullie moeten maar meerijden," zegt Van Dongen, „dan kunnen we gelyk de fietsen meenemen. Want een ritje op dórt vehikel zal wel niet meeva'len,.'* Hy bekijkt de vernielde fiets van Frans en tilt ze dan in de auto. Ook Kees' fierts krijgt daar een plaats. (Wordt vervolgd) 455. Een heel eenvoudig voederhuisje voor vogelr kunnen jullie met weinig moeite zelf jt 'i maken. Heb je het eenmaal in elkaar geknut- seld, dan be- leef je er bui- yMïi-aSSÈl tengewoon 3Ë fin vee* genoegen 1 Je moet het imaken van ongevild ber kenhout. Als grondplank een houten schyf, die straks op de berkenpaal wordt vastge- slagen. Je kunt het met riet of stro dekken. Het stro van de hulzen, die om flessen zitten is heel best. Er behoort een bakje in voor water. Als je het plaatje aandachtig bekijkt, zal het maken van zo'n voederhuisje niert veel moeite opleveren, denk ik.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 10