De Nihilistische Revolutie Hoog Militair Gerechtshof bestaat 125 jaar De twee nieuwe Amsterdam: Stations MAANDAG 16 OCTOBER 1939 Een ontstellende diagnose van het Duitsche nationaai-Socialisme Er is euvele maanden geleden een boek verschenen van den Duitscher Hermann Rauschning, dat een grondige beoordeeling bevat van het Duitsche nationaal-socialis- me. Het boek is getiteld: „De nihilistische revolutie" en is thans in het Nederlandsch vertaald door Menno ter Braak, die tev de oorspronkelijke uitgave tot twee derde heelt teruggebracht. Hermann Rauschning is een gewezen nationaal socialist, die met groote openhartigheid de gevaren van het Duitsche nationaal socialisme schetst Wie is deze Hermann Rauschning? De vroegere president van den Dantziger Se naat, die in den loop van 1934 een beroep deed' op Hitler in verband met feit, dat voortdurend geschillen had met den' gouwleider Förster over de toekomstige politiek van de Vrije Stad. De Führer wees vervolgens het beroep at, daar hij blijkbaar niet in staat was zijn ver zet tegen Förster langer vol te houden. Sindsdien zijn jaren verloopen. Rauschning vestigde zich in het buitenland, is zich gaan bezinnen op de beginselen van het natio- naal-socialisme en legde zijn conclusie vast in het boek, dat thans bij Leopolds Uitge vers Mij. te Den Haag in een voortreffelijke vertaling is verschenen. Men overdrijft niet, wanneer men »an dit boek documentaire waarde toeschrijft. Het maakt niet alleen molding van belangrijke feiten (bijv. de door Hitier ge volgde Poolsche politiek in den aanvang van het regiem), maar vooral geeft het een duidelijk beeld van de stemming, onder die (oudere) Duitschers, die bekoord werden door het élan van den opmarsch van het nationaal socialisme. Vurig verlangden ook zij naar het herstel van Duitschland na nederlaag van '18, zij lieten zich meevoeren door den stroom, doch kwamen later tot bezinning en gingen de gevaren der toe komst onderkennen. Neen. nooit gaven zij zich met hart en ziel aan het nationaal- socialisme, dat steeds moeilijker zijn geeste lijke" armoede kon verbergen en tenslotte uitloopt op wat Rauschning scherp formu leert „De nihilistische Revolutie", de „ver nietiging van alle waarden". Onomwonden zegt Rauschning, dat het nationaal-socialis- ine de algemeene ondeimijning bedoelt van de heerschende ordetoestanden en een vol ledige heerschappij harer eigen élite, die niets anders is. dan „de laag, die boven drijft". Deze élite voert het ontbindingspro ces steeds verder, hetgeen door de geschie denis der laatste jaren wordt bewezen. Toe nemende terreur, fluistercampagnes, Joden vervolging, zij zijn er alle evenzoovele be wijzen van. Een wereldbeschouwing heeft het natio- naal-socialisme eigenlijk niet, zegt Rausch ning. Men heeft hier met niets anders te doen dan met gelegenheidspolitiek. Machts politiek van het zuiverste water. Ideeën waarin men gelooft zijn er niet. Hier schui len juist de gevaren van het proces, dat zich in stilte voltrekt. De verwildering der gees ten vindt voortgang, en snel ook, nu het „eerste nieuwtje" van de beweging af ls. Men oordeele zelf over de volgende ontstel lende karakteriseering, die Rauschping geeft over de opgroeiende jeugd, die naar men altijd beweert, zoo blindelings op den Führer vertrouwt: Reeds begint men den spot te drijven met de geestelijke ontboezingen van den Leider, met zijn redenaarskunst, met zijn Duitsch en zijn opvattingen van econo mie; in partijkringen worden zijn rede voeringen hoogst pijnlijk geacht en alleen in het geloovige burgermilieu worden zij nog au sérieux genomen als uitingen van de hoogste wijsheid. Dit gansche halfro- znantische realisme in fluweel gebonden en verguld op snee heeft zijn betooverend effect verloren. De rol, die de partij speelt, is kennelijk veranderd. Zooals zij thans functioneert, neemt men de partij niet meer ernstig; zij neemt ook zichzelf niet meer ernstig. Iets van de tragi komedie van het snelle verouderen, dat een ieder moet beleven, die wettig of on wettig iets met de macht uitstaande heeft, beleeft ook het eerste gezelschap in de nationaalsocialistische élite; zij gaan allen reeds eenigszins door voor „oude heeren". Vooral in de jonge generatie is de nieuwe gedachte ontwaakt, dat iedere leer, nationaal of sociaal gekleurd, een verouderd begrip zonder eenig belang is en dat het voldoende is, zich aan de re volutie over te geven, die zinrijk en doel matig is als zij de geboorte helpt bevor deren van een nieuw, onbekend en ge vaarlijk leven, het eenige, waarvan nog kracht kan uitgaan. Deze jeugd ziet he den ten dage reeds de overeenkomst tus- schen de groote revolutionnaire gebeur tenissen juist in hun karakter van alles omverwerpende omwenteling en zij hecht geen waarde meer aan de scheidslijnen, getrokken door de leerstellingen;, zij heeft zich reeds losgemaakt van de be grenzing door nationaal-imperialistische bedoelingen, maar ook van het dogmati sche geloof aan het geluk op aarde en een „rechtvaardige" maatschappelijke orde. Zij beschouwt als den zin des le vens het gevaar, als taak de macht, als middel het geweld en als doel de heer schappij over de geheele aarde. Wij hebben eens een overtuigd communist een merkwaardig oordeel hooren geven over fascisme en Nationaai-Socialisme. Beide stelsels, beweerde hij, zijn slechts een tusschensrhakel on den weg naar de we reldrevolutie. Wie het boek van Rauschning leest, zal in die opvatting worden gesterkt. Geschreven geruimen tijd vóór het afslui ten van het Duitsch-Russische vriendschaps pact, bevatte dit werk reeds de voorspelling, dat op den duur samengaan met Moskou onvermijdelijk zou zijn. Letterlijk „egt Rauschning De buitenlandsche politiek van het Derde Rijk in zijn tweede revoluMonnaire phase zal hoogstwaarschijnlijk geen moeite snaren om het bondgenootschap met Rusland te herstellen en uit te brei den; zij zal niet, zooals in 1937, wachten op eventqeeje verschuivingen in Sovjet- Rusland. rraar zij zal zelf zoo veranderd zijn, dat zij als twee druppels water op het Russische systeem moet gaan lijken. Na dit ontwikkelingsproces verder te 1 eb ben geschetst, zegt Rauschning, dat het leger zich niet zal verzetten tegen een der gelijke oplossing. Het is een sprookje, dat het leger reactionair zou zijn. Welke visi oenen hier opdoemen moge blijken uit het volgende citaat: Het is een grandioos, akelig visioen van een groeiend wereldrijk, dat de ge- heéle aarde omspant, zooals het ons te gemoetkomt uit de profetieën van Jünger en Niekisch; in deze richting gaan de ge dachten van vele leden der jongere ge neratie, die door het verachtelijke natio- naal-socialistische bewind werden ont nuchterd; dit visioen is hun „zending". Kan men er iets tegenover stellen? Dat is de groote vraag, die niet slechts het Duitsche volk. maar ook het geheele Westen zal moeten beantwoorden. Waar gaat Europa, waar gaat heel de Westersche cultuur heen? Dat is de groote vraag, die oprijst na 't lezen van deze open hartige ontleding van de doeleinden van het nationaal socialisme. Zal het ontbindings proces nog sneller voortgang vinden, nu de oorlog Europa in zijn greep heeft gekregen, en de verwildering al meer om zich zal heengrijpen? Zullen Rauschning's waar schuwingen uitkomen, of zullen zij metter tijd geen grooter waarde blijken te hebben gehaa dan die van e?n renegaat, die eenmaal moeilijk zuiver kan stellen e felle verbetenheid alle objectiviteit uit het oog verliest? Slechts dB tijd zal het ant woord op deze vraag kunnen geven, hetgeen niet wegneemt dat Rauschnings boek velen de oogen zal kunnen openen voor de ge varen, waarmee de westersche cultuur wordt bedreigd. Intusschen gflat het ook hier ^n gevaar, slechts met een variant op de woorden van den hier boven aangehaalden communist een tus- schenschakel zal blijken te zijn in de komst van het Vrederijk van den Koning der Ko ningen, die alleen het wereld regiment handen heeft, en die alleen vrede en gerech tigheid kan brengen, die nimmer meer zal worden verstoord. Het Engelsche slagschip .Royal Oak", dat tengevolge van een duikboot- aanval is getorpedeerd en gezonken. De .Royal Oak was een oorlogsbodem van 30 000 ton De s<aat van dienst van dit College Waardeering voor onze militaire justitie De plechtige installatie van het Hoog Mi litair Gerechtshof vond plaats op den 17den October 1814 in het vroegere paleis van Ko ning Lodewijk Napoleon en Koningin Hor tensia aan de Drift te Utrecht, alwaar het Hof tot de overplaatsing naar 's-Graven- hage, in 1925, is gevestigd gebleven. Deze installatie, thans dus honderd vijf en twintig jaren geleden, geschiedde in op dracht van Z.K.H. den Souvereinen Vorst door den eersten President van het Hoog gerechtshof, den lateren Minister van Justi tie Mr C. F. van Maanen. Na deze installa- rerd door den eersten President van het Hoog Militair Gerechtshof, Mr F. H. Moo- rees, aan Mr van Maanen verzocht: „Z.K.H. den Prince van Oranje, Souverein Vorst, te willen overbrengen de hartelijke gevoelens an trouw, verkleefdheid en eerbied, welke hen aan Hoogstdenzelven en aan het Va derland verbinden en die hen bestendig zul len aansporen om de aanzienlijke en ge wichtige functiën. hun door 's Vorsten ver trouwen opgedragen, met oprechtheid, eer- lijkheid en ijver waar te nemen." De wetgeving welke het Hof moest toe passen was voor dien tijd „up to date"; vas, welke enorme gebreken zij later ook ging vertoonen, waarlijk nationaal in den volsten zin.des woords. Moest de bur gerij tot 1838 blijven zuchten onder de Fransche Code d'Instruction Criminelle en tot 1886 onder de Fransche Code Pénal; de militairen kregen reeds in 1814 nationale Wetboeken; te weten de beide Regtsplegin- gen (een voor de Land- en een voor de Zee macht) en de beide Crimineele Wetboeken; het voortbestaan van de Fransche pro cedure en de Fransche Wetboeken voor de militairen wilde niemand weten. or het Hoog Militair Gerechtshof trad toen de Provisioneele Instructie van den 20en Juli 1814 in werking. B ij provisie, daarin nader zal zijn voor zien ten aanzien van de manier van pro- cedeeren moest gevolgd worden de stijl van praktijk, welke bij den Hove van Holland tot in den jare 1810 in gebruik geweest was. De zinsnede „tot hierin nader zal zijn voorzien" heeft zeer lang, ja al te lang in de Prov. Instructie gestaan; immers eerst bij de reorganisatie van de Militaire Justi- "n 1925 is de „Stijl van Praktijk van den Hove van Holland" verlaten en door een meer modernen „Stijl" vervangen. In plaats van de Stijl uit de Pruikentijd is in het jaar 1925 gekomen de „Manier van procedeeren volgens de Regtspleging bij de Landmagt" welke echter eveneens nog voor een groot gedeelte tot het gebied van het oud-Neder- landsche recht behoort. Jarenlang heeft de militaire procedure op deze wijze moeten sukkelen aan langzamer hand verouderde begrippen op het gebied de Strafvordering en eerst nadat in het eerste decennium van deze eeuw steeds krachliger stemmen zijn opgegaan om tot een verbetering van de rechtspositie van den militairen delinquent te geraken, waar door deze niet langer al te zeer zou achter staan bij den laagsten burger-misdadiger, is een partieele verbetering tot stand gekomen. In 1814 had dus de militaire strafprocedu- veel vóór op die wen de „burgerij", maar de Regtspleging bleef op h?t peil van 1814, toen voor de burgerdelinquent reeds lang op humanere beginselen steunend Wet boek van Strafvordering in 1838 ingevoerd was. Dat deze sedert 1838 bestaande achterstand zoovele jaren, immers tot 1912, heeft geduurd, heeft waarlijk niet aan de militair-rechte lijke colleges gelegen. Het Hof heeft reeds vóór de wijzigingen van 1912 een ruime op vatting ontwikkeld ten aanzien van de mo gelijkheid om onze rechtspleging van enkele hinderlijke bezwaren te bevrijden en haar in overeenstemming te brengen met ds eischon van het moderne rechtsleven Zulks werd bij de behandeling van de wij zigingswetten van 1912 door de Regeering erkend. Van de Regeeringstafel klonken toen de woorden: „Indien er iets goeds is in het ..Militaire Recht dan is het zeker de Recht spraak van het Hoog Militair Gerechtshof, „die uit een versteende en doode wet heeft „weten te putten frisch en levend Recht en „het zóóver heeft weten te brengen dat er, „ondanks de verouderde wet met slechte taai „em slec/hte vormen, toch is ontstaan een .Jurisprudentie die met de burgerlijke op tal „van punten kan wodijaeren". In dit verband moet worden gezegd, dat in genoemd jaar (1912) zeer belangrijke nieuwe rechtsbeginselen in de militaire rechtspleging hun intrede hebben gedaan o.a. het beginsel der Openbaarheid en dat van het Recht van Verdediging. Door deze beginselen zijn in 1912 de kiemen gelegd voor een verdere rechtsontplooiing, kiemen, welke door het Hoog Militair Gerechtshof tot verdere ontwikkeling zijn gebracht. Mede de doorvoering van het juiste begin sel van scheiding van functies is een der belangrijkste verbeteringen geweest, die het jaar 1912 heeft gebracht Men stelle zich eens voor welk een ont stellend overwicht de Auditeur Militair in den ouden tijd moet hebben gehad! Hij was niet slechts Openbaar Aanklager en „ra- tione officii" (ambtshalve) Eischer, doch hij begaf zich na afloop van de zittingen omdat hij tevens Secretaris van den Krijgs raad was mede in Raadkamer, waar hij volgens de tegenwoordige grondbeginselen van strafvordering allerminst aanwezig moet zijn. Des te bedenkelijker was dit om dat de Secretaris die zoo juist op de Zitting daar als Eischer was opgetreden, tot 1912 de eenige jurist in de Raadkamer was, zoo dat zijn meening over de interpretatie van de wettelijke voorschriften zeer waarschijn lijk van grooten invloed geweest zal zijn op de beslissingen, welke door den President en de Leden allen toenmaals officieren, genomen werden. Bij het Hoog Militair Gerohtshof heeft de ze Oud-HolJandsche combinatie van functies gelukkig nooit bestaan; dat zij bij de Krijgs raden tot 1912 kon voortduren, was m. i. slechts aan een gebrek aan medeleven van de ztjde van het Binnenihof te wijten Zooals uit het bovenstaande reeKs blijkt werden in het jaar 1912 (gelukkig dus nog vóór de vorige Mobilisatie!), vele antiquitei ten uit de procedure opgeruimd. De verdedigers deden mede hun intrede op de openlfcaar geworden terechtzittingen. Aan hen mqge thans enkele zinnen gewijd worden, welke door citaten van autoriteiten gestaafd kunnen worden. Het is geen teleurstelling geworden, zij hebben getoond een zéér juist begrip te heb ben van de eigenaardige 'verhouding, waar in zij bij de uitoefening van d i t gedeelte van het nobite officium staan; verhoudin gen, die goeddeels wortelen in den vrucht baren bodem van het ongeschreven recht, u san tien en tradiüën; bij voortduring is ge bleken dat zij zich niet als een werktuig in handen van den beklaagde beschouwden en dat hun werkzaamheden niet ten detri mente van de krijgstucht zijn gekomen doch zij gaven eerlijk en zelfstandig naar plicht en geweten voorlichting omtrent uit legging en toepassing der wet en omtrent de persoon van den beklaagde en diens levensomstandigheden. Dat wederkeerig de Balie de grootste waardeering heeft voor den bij het Hof gevolgden gang van zaken is meermalen ten duidelijkste aan den dag getreden en bij een Jubileum als dit stemt het dankbaar, dit mede te kunnen relevee- m, ook dat het aan appreciatie voor de elwillende en groote aandacht, welke door het Hof aan de pleidooien immer werd ge schonken, waarlijk niet heeft ontbroken. Wat thans het materieele recht betreft het volgende: Met ingang van 1 Januari 1923 onderging ?t materieele militaire recht een al geheels hernieuwing. De Crimineble Wet boeken voor het Krijgsvolk te lande en voor het Krijgsvolk te Water werden toen ver vangen door hei Wetboek van Militair Strafrecht. De tweelingen van 1814, die aan vankelijk zwak van gezondheid leken en wier vroegtijdige dood werd voorspeld, die ook wel eens „opgekalefaterd" zijn, zoo als de toenmalige President van het Hoog Militair Gerechtshof Mr II. W. van San- dick, het eens zeide, zijn tenslotte on- dnnks alles honderd jaar oud geworden en I hebben ook al weer bewezen dat krakende I wagens het langst duren. Met ingang van denzelfden datum werd ingevoerd de Wet op de Krijgstucht, welke in de plaats trad van de Reglementen Krijgstucht, die eveneens wetten warer die eveneens in Jan. 1923 op het Binnenhof te 's-Gravenhage ten offer zijn gevallen een geweldadigen dood. De toepassing van het nieuwe recht is, gelijk Z.Exc. de Minister van Justitie Prof. Mr Gerbrandy, het treffend juist uitdrukte tijdens de deze maand gehouden Kamer debatten over de wijziging der Regtsple ging bij de Landmagt. zeker niet gemak kelijk. Er zijn nog te weinigen onder de juristen en officieren, die met de voetangels en klemmen, welke men in de praktijk be speurt, door ervaring bij de rechtspraak, hebben kennis gemaakt. Niettemin is dank zij de nieuw aan gebrachte „Voorzieningen inzake de mili taire Justitie" de goede gang van zaken bij dezen tak van Staatsdienst ook in deze abnormale tijdsomstandigheden afdoende verzekerd. Het zal de nieuwe functionaris sen in hun nieuwen zoo omvangrijken werkkring waarlijk niet aan gelegenheid ontbreken om van hun werkkracht te doen blijken! Moge de verhouding van de nieuw op te richten Krijgsraden ten opzichte van het Hoog Militair Gerechtshof even voortreffe lijk zijn als tot nog toe, nu er slechts één krijgsraad voor de Landmacht en één voor de Zeemacht was, steeds het geval is ge weest; de militaire rechtsbedeeling zal er wel bij varen! Moge het den nieuw te benoemen functio narissen en zij die thans reeds ten behoeve van of bij de Krijgsraden fungeeren, gege ven zijn bij te dragen om in ons land de ontwikkeling van het militaire Recht tot volle ontplooiing te brengen! Het is niet de bedoeling van deze bijdrage om den geheelen ontwikkelingsgang van de militair-rechterlijke organisatie en van het militaire recht volledig te schetsen. Ook do taak van het Hoog Militair Ge rechtshof ten aanzien van het tuchtrechte lijk beklag kan hoewel deze hoogst be langrijk is hier niet in extanso worden besproken; zij wordt meer en meer als van algemeen belang erkend. Langzamerhand heeft vooral in de na- oorlogsche jaren, naarmate de Weermacht meer en meer werd samengesteld uit alle bevolkingskringen de gedachte zich baan gebroken, dat het militaire straf- en tucht recht zich richt tot het geheele volk en niet enkel tot een betrekkelijk kleine groep uit de bevolking, en dat het zelfs niet goed zal kunnen functionneeren, indien het niet door het geheele volk wordt aanvaard, ge voeld en gedragen. Zeer juist werd zulks in 1936 ter Eerste Jaarlijksche Algemeene Ledenvergadering van de jonge, doch reeds tot grooten bloei gekomen Militair-Rechtelijke Vereeniging betoogd door haar Voorzitter, Prof. Mr J. M. van Bemmelen, die daaraan met klem toevoegde, dat hot geheele volk moet begrij pen en aanvaarden, dat in oorlogstijd sa menwerking, tucht en verantwoordelijkheid naast gehoorzaamheid van ieder geëischt moeten worden. Het vorenstaande moge reeds 'voldoende zijn om aan te toonen dat het den goeden vaderlander past. waardeering te hebben voor onze militaire Justitie; immers hij kan met vol vertrouwen rekenen op den onverpoosden arbeid van het Hoog Militair Gerechtshof, welk college, ondanks uitbrei ding van Leger en Vloot door de Mobilisa tie, die reeds een aanmerkelijke vermeerde ring van werkzaamheden met zich bracht, even nauwgezet als te voren haar belang rijke taak voor de Justitie en voce de Weer macht zal blijven vervullen. Juist nu zal het Hoog Militair Gerechts hof blijken te zijn een krachtig instrument ter handhaving van onze nationale zelf standigheid. Kapitein Drs A. SPRUIJT. MET EEN BROODMES GESTOKEN NUNSPEET, 16 Oct. Gisterochtend heeft zich in het arbeidersgezin van C. Bonestroo alhier, een ernstige huiselijke twist afge speeld, waarbij B. door zijn vrouw met een broodmes eenige diepe steken in den rug werden toegebracht. Ernstig gewond is hij naar het ziekenhuis „Salem" te Ermelo ver voerd. De twist ontstond over een kleinig heid, maar nam ten slotte een ernstig ka rakter aan. De man sloeg de vrouw met een stok op het hoofd en deze verweerde zich met een broodmes, waarmee ze de deur uit was gevlucht. Ook de vrouw, die aan het hoofd gewond werd, is naar het ziekenhuis vervoerd, haar toestand is echter niet ern stig. Tusschen Amstel en IJ Het Weesperpoortstation gesloten Het Centraal Station bestaat 50 jaar (Van onzen Amsteraamschen redacteur) Met een verrulma gemoïd heeft de bevol king in het Oostelijk deel der stad bezit ge nomen van de faciliteiten der voltooide spoorvvegwerken. In de eerste plaats betref fen aeze de talrijke viaducten, waardoor men -nu frank en vrij, zonder gehinderd te worden door spoorboomen, van het eene stadsdeel naar hat andere zich kan bewe gen. De overweg-misère is voorgoed voorbij, herder hebben we aan den Oostkant dei- stad een paar gloednieuwe stations \?r bij gekregen, hetgeen tevens uitbreiding van het tramnet beteekent. Vooral voor het Am- ste(station was de belangstelling groot. Een interessante rit hebben we Vrijdag medegemaakt. In de groote derde klasse wachtkamer van het Centraal Station was de bloem d?r Amsteruamsche burgerij tegen woordig ten einde een uiteenzetting aan te hooren van hetgeen op spoorweggebied in de hoofdstad is bereikt, waarna de eerste rit naar de nieuwe stations met Ben Dieseltrein werd ondernomen. Tot aan het Muiderpoortstation was dit eigenlijk geen nieuws, want op dit traject was de verhoogde spoorbaan reeds eenigen tijd in gebruik. Van dit station naar Amstatetation genoten we echter van gloednieuwen tocht, die uitteraard slechts kort duurde. Lang genoeg toch -nog om inaruk te ontvn u van de vreugde der buurtbewoners, de reizigers in den eer sten trein hartenjk toewuifden. Het werden zoo dankbare momenten, waarin men bepaald werd bij het kostelijk goed van den vrede. Ln de redevoeringen dei- sprekers tot de ruim driehonderd genoodig- den in da hal van het Amstelstation straalde aeze gedachte ook door. Tegenover de voor treffelijk gesla gde muurschildering var Peter Alma gezeten, ondergingen we den in druk van het historisch oogenblik, dat extra werd opgeluisterd, toen de zon doorbrak de imposante hal mild aoor dB dagvorstin werd verlicht. Het stokoude Weesperpoortstation heeft nu afgedaan. De laatste Zaterdagavond-trein naar het Centraal Station was versierd, het pBrsoneel heeft de verleden tijden overdacht en is uit elkaar gegaan, ornaat het niet in zijn geheel aan het Amstelstation een plaats ontving en sommigen naar een der andere stations in de hoofdstad zijn gedirigeerd. Dit oude station van de Staatsspoorwegen herinnert aan den concurrent!B-strijd met de Hollanasche IJzeren Spoorwegmaatschappij (H.IJ.S.M.), die haar Amsterdamschen zetel aan den Westkant der stad had tot aan de fusie der spoorwegmaatschappijen in Centraal Station. Steeds is het W.P. een gebouw van het twBede plan gebleven. Een paar maal is het uitgekozen als plaats van aankomst van de Koninklijke Familie bij groote nationale fees ten. In 1898 heelt de jonge Koningin Wilhel- mina van het W.P. uit Haar feestelijken in tocht gehouden; het was op 5 Sept., één dag voor de inhulaiging in de Nieuwe Kerk. Twee jaren later, toen H. M. op 7 Februari gehuwd was met Prins Hendrik, heeft het jonge Echtpaar begin Maart van het W.P. af een tocht ondernomen door de stad. Het vreeselijk weer die dag. R?gen en wind ren ae kampioenen, die alle feestelijkheid en versiering trachtten te ontredderen. Nog zie ik de flinke jonge Koningin in een open rij tuig m-Bt Haar Gemaal in mijn gedachten door de stad rijden. H. M. was drijfnat, toen de tocht geëindigd was, in tegenstelling met het prachtige zomerweer van 5 Sept. 1898. Na aeze kleine uitweiding keer ik tot het W.P. terug, hoewel daarvan ni'Bt zoo veel te vertellen valt. Het is altijd een antiek bouw geweest, waar het op de perrons weldig tochten kon, en toch had het door af wezigheid van trappen en zijn meer beperk ten omvang wbI iets aantrekkelijks. Men went aan oude gebouwen. Het W.P. heeft, vertelde de stationschef mij, ongeveer 97 jaar dienst gedaan. Een oude getrouwe is dus heengegaan. De belangrijke datum van midden Oct. 1939 evenwBl nog niet uitgeput, want op den zelfden dag dat de beide nieuwe stations in gebruik zijn genomen en het W.P. buiten dienst is gesteld, „viert" het Centraal Station zijn „gouden jubileum". Op 15 October 1889 kon het kunstwerk van den Roomschen Tengevolge van de rijst-schaarschte heerschen in Noord China op vele plaatsen onlusten tegen de Japansche overheid, die er het bewind in handen heeft Een demonstreerende malss tiidens een der heftiae betaoainaen bouwmeester Dr P. J. H. Cuype doel beantwoorden. Het is nog altijd -Ben fraai en bouw, dat uit- en inwendig aan museum doet denken, eveneens tect Cuypers ontworpen. Aan he ve interieur wijdt de haastige rc mer genoeg bijna geen tijd. D? sti vestibule zeggen wij hier altijd, i het C.S. is echter eigenlijk U oordeelen bevoegden hebben mij o teld, dat de geniale bouwmBestei kaarten-loketten indertijd had maar dat doet niets af aan he schoon, hetwelk in het geheele gi waardeeren. Vooral de Koninklijk mer is ?en juweel, doch ook hier bij het bewonderen van de kunst) dering, muren en vensters de dachte op. Over de plaats waar het Centn is gebouwd, heeft men oestijds op landsche manier jaren lang gron kaveld. Het grootste bezwaar, dat moest worden aangeplempt en mi uitzicht op de stad verloor, deed gela. Eindelijk luwde de storm en is Amsterdam vertrouwd geraakt twiste plek, waarop Cuvpers' bc verrezen. En hoewel de twee nicu 1 het in zakelijkheid winnen, het Q tion blijft de hartader voor het A 1 sche spoorwegbedrijf. Uitbundig afscheid AMSTERDAM, 16 October. -i pisch Amsterdamsche uitbundig: laatste Zaterdag-trein, kom. Utrecht, op het oude Weesporc' uitgeleide gedaan. Tegen het j1 was het station geheel gevuld m1 zemoezige menigte. Overal stond* menschen tot op den spoorbaa^ geen niet zonder gevaar was (s zijn evenwel niet voorgekomen-, langzaam binnenkomende dieselt)] de teenen" der nieuwsgierigenn kens weer klonken de fanfares, door buurtvereenigingen gehuuL corp>6. Treurmuziek ontbrak niet, was immers gekomen om de 1<* van het buitien dienst gestelde s£ te doorleven.! e De laatste rit, van W. P. naar J meegemaakt door vertegenwoor. de Spoorwegen, het Gemeentel], van de pens. Onder oorverdoove* van de duizenden vertrok de L, nauwernood was zij in bewegiit bommen, die men op de rails j ontploften tot groot vermaak va® opgepakte massa. Langs den si» de lage baan, ditmaal voor de li* bereden stonden weer andereJi lawaaierige buurtgenooten, ops da's cn balkons werd geestdrift» zelfs brandde men hier en daar 1^ afscheid. Bij twee der drukste overweger, Linaeusstraat en aan de lc Va? 6traat stopte de trein. Depin buurtvereenigingen bodien kranst uiting van blijdschap over het ve overwegen, waarvoor men zoo isi lang had moeten wachten. TcH^j trein zioh daarna in beweging w den de daverende vreugd ege l uii de wielen. Aangekomen aan het Centra^1 werden de kransen aan don v<r gen gehecht. In de wachtkamer11 werd ten 6lotte nog druk gespeel ving de bestuurder van den lase van de drie buurtvereenigingen,Bi op touw hadden gezet, een kistjjj Toen de rust op het Weesperp inmiddels was teruggekeerd, we., genoemd station werkzame peT een der wachtkamers op ven-8 onthaald. :e Het station W. P., dat dan 'P dienst is. werd in gebruik genori December 1843. Het heeft dus Hl ren dienst gedaan. Patroon met bijlslagen AMSTERDAM, 16 October. J< gen zeer vroeg is in oen kleen^i den Admiraal de Ruyterweg 2*^ slag gepleegd op den 38-jarige8j van de zaak, den heer H. Mol. D. 25-jarige kleermaker S., die bij zf inwoonde, is gevlucht. Hij heeft offer met een bijl vier slagen ofT toegebracht. Deze werd in het \B gasthuis ter verpleging opgeno» toestand is niet levensgevaarlijk! De heer Mol heeft zelf nog deh kennis kunnen stellen met het^ beurd was. Hij vertelde, dat hjL avond, zooals gewoonlijk, met S. en een vriend had zitten kaartr Mol en zijn knecht S. waren of tijd naar bed gegaan. Hun beddF' in hetzelfde slaapvertrek. Zonh voelde de heer Mol plotseling <si klap op het hoofd. Nog voordat ki wat er gebeurde, had hij nog klappen te pakken, waarna hL. knedht bij de keel werd gegr&p Eir ontstond een worsteling, v dien heer Mol gelukte zich te1 waarna de dader op de vlucht Het slachtoffer was e oh ter nis staat, den dader na te loopen o te waarschuwen. Hij verloor z> zijn en kon eerst later, toen h kennis kwam, de politie alarme. Men vermoedt, d'at de knecr' vlaag van verstandsverbijstering handeld, daar hij wel eens niet g hoofd was. ie De politie heeft aen uitvoerig ingesteld en o.a. de bijl in beslat in INBRAAK r< Te Zaandam is een brutale pleegd in het magazijn van oamh en stoffen Keizershof aan de Gij Alle vakken werden aan een i onderzoek onderworpenwaarna t dingstukken, die van de gading, bteken te zijn, weraen buit gemat gestolene gemakkelijker te kunn men, werd uit h#t naast gelegen D( zijn van den heer T. S. Prinsls ontvreemd, terwijl tegelijk uit. dftd daar aanwezige geld w?rd meege3 •nachtelijke bezoekers hebben #t achterzijde over een gedempte uitsnijding van een ruit toeganP^ tot de magazijnen*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 8