Jivix1 Mi a art, Johannes a Lasoog Poolsch Reformator' Koenraad Strijdros doet een ervaring op Gemakkelijk en goedkoop MORGEN bestaat de briefkaart zeventig jaar. Dit „jubileum" is* zeker wpl waard om er een oogenb ik dankbaar bij stil te staan. We denken er altijd niet aan, maar wat een ge mak hebben we al niet van de briefkaart be'eefd. 'Altijd staat ze voor ons klaar en tot eïken dienst is zij bereid. Ge komt 's avonds thuis en opeens flitst 't door uw herinnering, dat den volgenden dag een familielid of een goede kennis verjaart. „Even een briefkaartje", is uw eerste gedachte. Een kwartier later zit uw kaart al in de postbus. En den volgenden morgen acht uur vindt uw tante of neef, uw vriend of kenmis uw goede wensahen al in zijn brievenbus! We*k een uitnemende diensten bewijst de brief kaart aan den handel en 't vereenigings'even. Denk u eens- even in wat 't' zijn zou als ge haar goede diensten moest missen. En welk een luttele vergoeding vraagit ze voor haar uitnemende service. Ge woont in Maastricht en ge schrijft naar Groningen een afstand van meer daA 300 kilometer! en de briefkaart vraagt slechts een porto van.... drie cent. Hoe de post" vroeger werkte Als onze voorouders dat eens hadden kunnen beleven! Zij kenden ook reeds hun postdienst en waren "er erg mee ingenomen maar hoe om slachtig (naar onze begrippen althans) ging toen alles in zyn wenk. Mogen wij dat u in een paar regels vertellen? Den 31sten Juflü 1659 werden de „articulen be- raemt ende gearresteert bij de Ed. Heeren Bur- gemeesteren ende Regierders der stadt Amstelre- daimme ende 'sGravenhage nopende het bestellen der Brieven tusschen de voorz. steden door een Bode te paert." Het eerste artikel luidt: „Dat die brieven die men wil bestelt hebben van Amsterdam op 's Gravenhage zullen gebracht worden in zeker huys oft comptoir bij de Heeren Burgemeesteren daertoe te ordonneren." Er werd dus feitelijk een postkantoor ingesteld, waar de brieven „sullen ingepackt worden in een valies oft lederen zaak, in dier manieren, dat deselve daerinne onbesohadight ende droogih cunnen overgebracht worden." Met dit valies verliet eiken avond om half tien, als de poort gesloten werd, een man te paard de stad, die moest fljden „tot aan Haarlem, alwaer affstaende zal te voet gaen langs de Stadtscingel, a waer een schuytge gereedt gehouden sal worden, waermede hij over 't Sparen zal varen en over zijnde een paert gereedt vinden aen de Houtpoort, om daermede te rijden tot Lis toe." Dit dorp was het ontmoetingspunt van den man uit Amsterdam en den bode ui-t Den Haag, die „met hef si aen van de cloak 10 uyren precis" zijn stad verliet. Dan werden te Lisse de paketten gewisseld:, de Hagenaar ontving de Amsterdamscbe, de Amster dammer de Haagsche brieven, „ende zal hij (de laatstgenoemde), het pacquet ontfangen hebbende, arvn we<ïerreyso zoodanig spoedi- gen, dat hij ten minsten ten 5 uyren tot Amster dam wedergeco- men zal zijn." Ook de Haagsche bode moest op dat uur zijn woon plaats weer bim- OnmiddeJlijk na terugkomst wer den de brieven malen geopend en de brieven verder met den "grootst mogendjken spoed besteld. Nog eens: onze voorouders waren met deze orga nisatie zeer ingenomen. In brieven uit dien tijd vindt men telkens warme lofuitingen op de vlugge wijze, waarop de brieven werden verzonden en bezorgd. De geweigerde brief Vóór de invoering van den postzegel was 't brievenvervoer erg duur. In 1836 kostte een brief van Londen naar e^n andere plaats in Engeland 'n shillling. Daaraan zit 'n aardige geschiedenis vast. De Engelsohman Rowland HiiLl vertoefde eens in 't logement- van een k'ein dorp. Juist kwam de post, die een brief bezorgde voor de dienstbode. Het meisje bekeek de enveloppe nauwkeurig en gaf toen den brief aan den bode terug. Ze bezat geen shillling om de vracht te betalen. Rowland Hill vond dit voor 't meisje erg naar en begon er met haar over te praten. Maar zij was in de beste stemming. Haar vrijer, die te Londen werkte, stuurde haar meermalen zu-k een brief, vertede ze- In een hoekje van de envelop zette hij dan een afgesproken lettertee- ken, waaruit 't meisje wist dat hij 't goed maakte ennog altijd op haar ver.'iiefd was! Rowland Hilfl vond dit wel aardig, maar meende toah, dat de post er niet voor was om brieven te vervoeren, die geweigerd werden en dan niet betaald. Men moest de briefpost vooruit laten voldoen. En zoo is de postzegel in de wereld gekomen. Wie de briefkaart heeft uitgevonden. Maar niet over de post, maar speciaal over de briefkaart wilden wij 't hier hebben. Want zij is jubilaresse, en daarom wUlen we uit haar leven hier wat vertel,'en. De enve oppe met afzonderlijk briefpapier had omstreeks 1860 einde ijk in belangrijke mate de plaats ingenomen van den traditioneelen, op meer of minder ingewikke'ide wijze gevouwen brief. Toch bleef het opstellen en verzenden van een brief veel te omslachtig in gevallen waarin het ging om een eenvoudig bericht. De Pruisische Oberpostrath Von Stephan uitte in 1864 het idee, kaartiormulieren voor open mededeelingen door de post te doen verstrekken. Het publiek zou deze zonder plichtp'egirngen, in een nieuwen stijl, het teegram geiijk, met mededeeling en adres kun nen „invufen". Hij bezag de kwestie dus uit een oogpunt van administratieve organisatie in het a'gemeen; van een speciaal tarief repte hij niet. Het voorste', voorgedragen op een algemeene Duitsohe persconferentie te Karlsruhe, had geen kern, die het voor posrtexperts belangrijk maakte.. Het vond geen weerklank. Toen in 1869 de Oostenrijksche docent Dr Emanuel Hermann een studie maakte van den economi- schen kant van het schriftelijk verkeer, kwam ook hij op de gedachte van een kaartformulier. Zijn gezichtshoek was echter een geheel andere. Hij berekende, dat de brief in tal van gevallen behalve een te omslachtig ook een te duur ver keersmiddel was. De post liet een behoefte aan eenvoudig en goedkoop verkeer onbevredigd en hij dacht zich een goedkoop kaartformulier als PORTO's INst tiN s.-v-p. Bijna eiken dag brengt ons de post bijdragen voor 't Zondagsblad. Slechts enkele inzenders hebben de goede gewoonte porto in te sluiten voor even- tueele terugzending. Mogen wij er op aandringen, dat men deze gewoonte algemeen zal volgen? Men kan dan spoedig antwoord van ons terug ver wachten; bovendien worden ons hierdoor veel onnoodige kosten bespaard. het middel, waardoor het gebruik van den post dienst sterk kon toenemen. Zijn betoog werd gunstig ontvangen en op 1 October 1869 kreeg Oostenrijk zijn „Correspendenz-Karte" met op gedrukte waarde-aanduiding tegen een laag tarief. De nieuwigheid sloeg in; in een. maand tijds wer den 1.4 milliioen stuks verkocht, en in 12 maanden Ö.5 mijlioen. Het goede, dat de briefkaart ons heeft gebracht, is gelukkig het sterkst gebleken, doch eenige af keer van de open mededeeling is toch a'tijd blij ven hangen. „Men moet er zich slechts van be dienen, wanneer men er zeker van is, den ont vanger niet onaangenaam te zijn", zegt Le parfait Secrétaire heden ten dage nog waarschuwend tot hen, die zich in de briefwisseling bekwamen. Toén de eerste briefkaarten in de wereld kwamen, was men hier te lande bezig aan de voorbereiding van de nieuwe postwet. Hierbij werd de loftrom pet gestoken over de moderne, lage tarieven, die het verkeer verveelvoudigden, doch van de brief kaart werd in het wetsontwerp niet gerept; eerst op aandrang van de Tweede Kamer werd tot in voering besloten. Een curieus geval: ook die andere groote nieuwigheid, de postzegel, 20 jaar daarvóór, was op aandrang van onze vo ksver- tegenwoordiging ingevoerd. Restte de kwestie van de vormgeving: De spits behoefde men niet af te bijten, want in 1870 be schikte men reeds over een Oostenrijksoh, een Zwi/tsersoh en een Engelsch voorbee'd. Een oogen- blik dreigde de Oostenrijksche naam „Correspon- denz-Karte" hier geïmporteerd te zullen worden; doch rpeds was in het kamerdebat over de post wet het woord „briefkaart" geval1 en, en ook de minister verklaarde, dat hij het nieuwe formulier zóó zou willen doopen. Iets nieuws bracht Nederland met een vierrege lige gebruiksaanwijzing, woke op de adreszijde was afgedrukt en a's volgt luidde: „Nota. Aan deze zijde het adres en aan de tegen zijde het berigt, al of niet onderteekend, te plaatsen. Voor het schrijven van adres en berigt kan van inkt, potlood of anderzins worden ge bruik gemaakt. Het drukken van een en ander op deze formuleren is mede toegelaten. Duide lijkheid en naauwkeurigheid van het adres wor den zeer bijzonder aanbevolen". De enkele briefkaart voor het binnenland werd in 1872 gevo\gd door een dubbele (met betaald antwoord). Voor het buitenland werden eerst kaarten zonder waarde aanduiding verstrekt (1871), en in 1873 enkele en dubbele 5 oents kaarten. Daarmede had de briefkaart hier te lande haar bestomminig geheel gekregen. Een bescheiden jubilaresse. Morgen jubileert de briefkaart. Dan is ze zeventig jaar! In 't jongste nummer van P.T.T.-nleuws is een artikel aan haar gewijd, waaraan 't bovenstaande is ontleend. En ook wordt in het Ned. Post- museum te Den Haag tot 15 November een ten toonstelling gehouden, waarbij de briefkaart in 't middelpunt staat» We kunnen de jubilaresse niet huldigen. Even bescheiden a's ze al die zeventig jaren haar plicht heeft gedaan, is ze ook op dezen feestdag. We moeten daarom volstaan met de betuiging: Wij danken u voor uw trouwe diensten en ook im de toekomst hopen we een veelvuldig gebruik van u te maken. Een briefkaart kan met lachen. Daarom zal P.T.T. 't wel voor haar doen. Aan Een kijkje op de briefkaart-tentoonstelling in het Nederl. Posimuseum te Den Haag. Liiiks: adreszijde van de eerste Neder- landsche briefkaart. Rechts: Een der eerste prentbriefkaarten. „De vroomen hebben geen vaderland op aarde, doch voor wie het zoeken is er een in de hemelen Johannes a Lasco NULLA pils patria in terris; superna quaeren- ti'bus". Deze spreuk, die vrij vertaald lifldt: „De vroomen hebben geen vaderland op aarde, doch voor wie het zoeken is er een in de heme len", is te vinden rondom een bekende afbeel ding van den bekenden Poolschen hervormer, Johannes aLasco, en in meer dan één opzicht kan deze spreuk juist op dezen man worden toe gepast. Eerst tegen het einde van zijn leven heeft a Lasco vasten voet gekregen in zijn aard- sche vaderland, nadat hij voordien her en der had gezworven, nu eens hier enkele jaren had vertoefd, dan weer daar voor betrekkelijk korten tyd zijn tenten had opgeslagen. Intusschen had hij geleerd, de rust hooger te zoeken. Johannes a Lasco is ook voor den breeden kring van Protestanten in ons eigen land geen onbe kende. Veel heeft tot de vernieuwde belang stelling voor zijn persoon en werk bijgedragen het feit, dat Dr. Abraham Kuyper tot onderwerp van zijn proefschrift koos een vergelijkende stu die over Calvijn en den Pool, welk proefschrift nauw aansloot bij een bekroonde beantwoording van een Groninger prijsvraag door Kuyper. Aan deze beantwoording is het merkwaardige voorval verbonden, dat zulk een diepen imdruk op den jongen Kuyper heeft gemaakt. Ondanks allerlei inspanning immers had het hem niet mogen ge lukken, de hand te leggen op een behoorlijke hoeveelheid werken van a Lasco, en dat was voor de beantwoording toch wel een eerste ver- eischte. Zelfs de gaarne verleende hulp van Groen van Prinsterër, die vanwege zijn positie relaties had bij groote buitenlandsche bibliothe ken, leverde geen resultaat op. Kuyper, die den moed reeds liet zakken, sprak over dit alles met zijn geleerden vriend Prof. de Vries, en deze ried hem aan, eens te informeeren bij zijn vader, Ds de Vries te Haarlem, die nog al wat oude boeken bezat. Kuyper deed dit, doch Ds de Vries herin nerde zich niet, iets van a Lasco te bezitten. Hij zou eens rondzien in huis, en Kuyper mocht over een week terugkomen. Na deze week werd aan Kuyper een stapel boeken van a Lgsco ter hand gesteld, die voor hem een ongedachte uitkomst beteekende. Wie was deze Johannes a Lasco, deze Poolsohe hervormer? Bij eenig nader beschouwen ontdek ken we in hem een merkwaardige persoonlijk heid. Geboren te Warschau in 1499 uit een oud adellijk Poolsch geslacht werd hij bestemd voor den geestelijken stand. Doch de onderzoekings- drang zat er al vroeg in. De Lutheraansche re formatie was reeds dadelijk ook voor Polen niet zonder belang gebleven, en a Lasco had er lange reizen voor over om in aanraking te komen met de voormannen van de nieuwe leer. Zoo ont moette hij in Ziiriah Zwingli. Maar niet minder dan van dezen onderging hij aanvankelijk den invloed van den Rotterdammer Erasmus, dien hij in 1525 te Bazel leerde kennen. Er ontstond tus-. schen die beiden een vriendschap, welke van hechten duur was. Later is a Lasco in het bezit gekomen van de bibliotheek van zyn vriend. Daarnaast ontstonden er kameraadschappelijke banden tusschen hem en Calvijn, en deze banden b'even bestaan, ook toen er later verschil Qen in de leer van <^ze twee voor den dag kwamen, verschillen, die verband hielden met de juist zoo belangrijke onderwerpen van uitverkiezing 'en Heilig Avondmaal. Dat er nimmer een scheiding gekomen is, komt misschien hierdoor, dat a Las- zich vooral op de bestudeering van een goede kerkenordening toelegde en op de vorming van gemeenten en dus de dogmatische punten niet steeds terstond in volle beteekenis naar voren kwamen. Evenwel, dit alles dateert reeds weer uit een volgend deel uit het leven van a Lasco. Toen hij Zwingli en Erasmus leerde kennen, had hij met den Roomschen godsdienst nog niet gebroken. Integendeel, in 1526 naar Polen teruggekeerd was hij daar nog jarenlang als geestelijke werk zaam en zelfs werd hij in 1536 tot bisschop be noemd. Maar juist in dezen tijd hadde'n de nieuwe opvattingen vaster vorm in hem gekregen. Hij bedankte voor de benoemirj; en openbaarde zich vanaf dat moment als een Protestant. Waar hij het besef had, voorloopig nog niet in Polen met vrucht werkzaam te kunnen zijn, ging hij weder om op reis, eerst nu naar de Nederlanden, en vandaar naar Embden, waar hij in 1542 predi kant werd. In Embden is a Lasco van veeP invloed geweest Door het werk, dat hij hier verrichtte, heeft deze stad wel den naam verkregen van te zijn een „tweede Genève", wijl het optreden van den Pool wel herinnerde aan dat van Calvijn aldaar. Be halve dat hij een Geloofsbelijdenis en een Cate chismus schreef, arbeidde hij ook op politiek terrein. Verschillende redenen dwongen hem in 1549 het werk neer te leggen. Hij trok nu naar Engeland, waar hij Verschillende jaren de vreemdelingen gemeente heeft geleid. Het kerkgebouw in Lon den, waarin hij toen optrad, behoort thans nog aan de Hollandsche gemeente in deze wereld stad. Veel werk heeft a Lasco daar nog mogen verrichten, waarbij vooral opviel de waarde, wel ke hij hechtte aan het handhaven van een stren ge tucht. Intusschen verdonkerde in Engeland de poli tieke hemel en a Lasco moest inet een groot deel van zijn gemeente, 170 zielen, de wyk nemen. Na een avontuurlijken tocht met twee schepen over zee bereikte men Denemarken, waar zij ontvan- En de Deensche Koning, die overigens zeer. wel willend en vriendelijk was, liet hun slechts toe te blijven, indien zij de leer en den eeredienst van zyn land wilden aanvaarden, 'loen deze eisch werd afgeslagen, bleef er niets anders over, dan dat men wederom traentte, in andere stre ken een toevlucht te vinden. Johannes a Lasco, oordeelde het 't beste, intusschen narr Eir.bden vooruit te reizen, opdat hij daar een gunstige ontvangst kon voorbereiden. Inderdaad vonden de moede trekkers, die met Kerstmis 1553 al bij Rostock geland waren en vandaar weer verdre ven waren, met Paschen 1554 in Embden een veilig stukske grond. Onderwijl waren tot a Lasco steeds meer ge ruchten doorgedrongen, waaruit bleek, dat het Evangelie in Polen langzaamaan een geschikten bodem begon te krijgen. Nü wist hij, dat zijn taak lag in zijn eigen vaderland. Hij vertrok daarom in 1555 uit Embden, eerst naar Frank furt a. d. Main, waar hy nog anderhalf jaar werkzaam was, en vandaar over Wittenberg hier ontmoette hij Melanchton naar Polen. De ontvangst kon beter zijn geweest. De Room- sche geestelijkheid had van zijn optreden elders gehoord en verwelkomde hem als „den slachter van de kerk en van Polen". Doch a Lasco liet zich hierdoor niet afschrikken, ging vol ijver aan den arbeid en mocht hierop spoedig goede vrucht zien. Vooral ging hem daarbij de eenheid onder de Protestanten ter harte. Van groote beteekenis was, dat hij zorg droeg voor een vertaling van den Bijbel in het Poolsch, een vertaling, die nu nog zeer wordt geroemd. Johannes a Lasco stierf in 1560, achterlatend een weduwe hij is tweemaal gehuwd geweest, zijn eerste vrouw overleed in Londen en negen kinderen. Na zijn dood zonk de Poolsche Prote- stantsche beweging, die zyn stuwende kracht noode miste, weer aanmerkelijk in, totdat juist in onzen tijd, onder meer in de Oekraïne, op nieuw groei en wasdom te bespeuren viel. Wat zal er van dit alles onder het Russische regime worden? De ervaringen van de kerk onder net communistisch bewind in het oude Tsarenrijk doen het en?<:tp vreezen. Polen be'eeft dagen van moeite en druk, en de Protestantsche Kerk, veelszins een resultaat van a Lasco's geloovig arbeiden zt>l von de zorgen zeker niet vrij bliivp" E. D. EEN goed half jaar geleden is er in ons „durp" een vreemde vogel neergestreken, een nieuwe nog jonge onderwijzer, afkomstig uit de stad. Zijn ster is met groote snelheid gerezen aan het firmament van ons dorpsche vereenigingsleven. Ik had de eer om met Zijne Majesteit kennis te maken op den avond waarop de propagandisten voor de verkiezingen bijeen kwamen om de lijsten voor het huisbezoek in ontvangst te nemen. Strijdros, zoo heet de nieuwe ster, kwam onge vraagd zijn diensten voor de goede zaak aanbieden en hij genoot zichtbaar van de onderscheiding Waarmede hy als nieuwe'ing werd behandeld. Hij bracht den voorzitter bijna tot wanhoop door hem bij iedere mededeeling in de rede te vallen met: „Kijk. dat deden wij bij ons in de stad altijd zooVerder imponeerde hy ons allen, meer dan wij wilden weten, door uitvoerige verhalen over wilde debatten, die hy in de stad op huis bezoek had gevoerd met de „rooien". En het slot van al die verhalen was onveranderlijk: „Nou en op het eind zat-tie natuur ijk zoo vast als een door H. IB. Jr. tien niet meer bij de mensch».n kan aankloppen voor huisbezoek voor de verkiezing. Eerst nadat de anderen mij bijvielen, zwichtte hij voor mijn plattelandswijsheid. Den volgenden avond verscheen Strijdros op den afgesproken tijd met een gladgeschoren en vast beraden gezicht aan de start. Hij scheen er alles opgezet te hebben om ze van katoen te geven. Daaraan twijfelden wij geen oogenblik, want het gemak waarmee hij zijn vertelsels doorspekte met politieke „cijfers en feiten" moest ons wel tegen wil en dank doen toegeven, dat hij „vies bij" was. Jonge, wat een mannetjesputter! De voornaam van een stedeling is niet zoo gauw gemeen goed, hij voert de letter ,'K". Ik bladerde eens in de •kiezerslijst: Koenraad: Dat had ik al vermoed: Koenraad Strijdros! Een kei van een vent. En nu wilde het geval dat Strijdros en ik samen een wijk moesten afwerken. Ik wist niet of ik laohen of huilen moest toen ik dit gewaar werd. De vorige keer had ik dezelfde wijk met den ouden heer Welmoed en ik had hem bewonderd om het gemak waarmee hij de diverse nuancee- ringen in het kiezerscorps (dat woord heb ik van den heer Strijdros geleerd), wist te pei'en en waarnaar hij in allen eenvoud zyn optreden wist aan te passen. De voorzitter stelde ons de lijst ter hand en alleen het zien van de lijst was al in staat om Strijdros te doen stijgeren van vechtlust, Staande de vergadering ste'.de hij mij voor om er direct alvast nog maar een stuk of wat te „gaan pikken". Ik hoorde een onderdrukt gegrinnik. Maar Jk bleef beleefd en keek ernstig, om de schijn te bewaren, dat ik zijn voorstel overwoog. Ik raad pleegde mijn hoTloge. Toen maakte ik hem dui- de'djk dat je op het platteland 's avonds om half In verband met de internationale toestanden stijgt de lederprijs en komt er meer vraag naar klompen. Een snapshot op de deze week te Epe gehouden jaarlijksche klompenbeurs, waarvoor groote belangstelling bestond. 413

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12