De Posterijen in vroeger eeuwen DINSDAG 26 SEPTEMBER 1939 TWEEDE BLAD li Jorjtt Van staatsbedrijf tot particulier initiatief Merkwaardige ontwikkelingsgang In het „Historisch Tijdschrift" schrijft B. Vcrmaseren een interessante bijdrage over dc ontwikkeling van het postwezen. Juist nu in deze spannende dagen de beteekenis van het postwezen zoo duidelijk blijkt, wint het artikel aan actualiteit, omdat men er uii leert, hoe het vroeger met de post was gesteld. We ontleenen aan de bijdrage het .volgende: Omstreeks 1500 waren er twee voorname oorzaken, die tot de regeling van het post verkeer hebben gedwongen. De politieke horizon breidde zich uit. Als %>biedende eiscli bracht dit mede, dat de vo.sten tijdig r.r- ae hoogte waren van de gebeurtenissen cluers. Zorg voor tijdige inlichtingen dreef de Venetianen er toe als eersten vaste ge zantschappen in te stellen aan die Euro- peesche hoven, waarmee zij het nauwst in contact stonden en waarvan zij het meeste gevaar te duchten hadden. Al spoedig volg den anderen hun voorbeeld. Een maat regel, die alleen het beoogde effect bereiken kon. indien er goede verbindingen met het vaderland bestonden. Vandaar een wissel werking tusschen de ontwikkeling van den Inlichtingendienst en die verbindingen. Ook de handel ging intensiever worden. Naast den warenhandel zien wij een groeienden geldhandel met Augsburg, Ant werpen en Lyon als kernpunten. Tusschen deze centra bloeide een steeds levendiger contact. Een snelle berichtendienst werd daarom noodig. In do. behoefte daaraan voorzagen de handelslieden eenigszins zelf door middel van eigen koeriers of door zich zoo mogelijk te bedienen van de stede lijke boden. Van eenige onderlinge organi satie is in den aanvang hierbij nog geen sprake. Het is het particuliere initiatief dat zich zelf helpt Do eerste postinrichtlngen De eerste postinrichtingen uuarentegen hebben een dynastisch karakter. De hoven hadden een aantal koeriers in dienst, die afgezonden werden, wanneer zulks noodig was, na<ar ieders willekeurige bestemming. Toen de regeeringsbehoeften toenamen, begon men het gemis van een georganiseer- den, regelmatigen dienst te voelen en ont stond het verlangen naar een beter systeem Als gevolg daarvan stelde Lodewijk XI van Frankrijk (1461'83) in 1446 voor zijn staatsbeambten en koeriers een net in van stations, waar paarden verwisseld konden worden en men gelegenheid had tot over nachten. Snellere verplaatsing werd daar door mogelijk. Doordat het geheel een regeeringsinstelling was, diende men, om van deze gelegenheid gebruik te mogen maken, voorzien te zijn van een koninklijke pas. Slechts bij wijze van uitzondering, en dan nog tegen betaling van een hooge taxe werd zoo 'n bewijs aan particulieren ver strekt. Want de kosten van onderhoud kwamen ten laste van de regeering, die met absolutitische tendenzen het apparaat tot haar beschikking wilde houden. Iets geheel nieuws vond Lodewijk hier mee echter niet uit. Italië was hem tot voorbeeld geweest. Daar heerschte een voortdurende strijd tusschen de diverse kleinere en grootere staatjes. Degenen, die het ruimste geweten hadden, veroverden de regeeringsmacht en wisten zich te con- solideeren door een hard regiem. Onder linge huwelijken en bondgenootschappen moesten deze macht bevestigen. Voor hun dynastieke belangen nu hadden deze heeren rr.cds omtrent 1400 een soort estafettenket- tingen aangelegd om met elkaar zoo nauw mogelijk in contact te blijven. Snelle be richtendienst was wel noodig in den tijd van staatsgrepen, moorden, overvallen en oorlogjes. Paard verwisselen Voorbeelden van zoo 'n systeem van stations vinden wij in Milaan en Napels. In dezen tijd kan men alleen nog maar van paard verwisselen: de bode blijft dezelfde Pas in de 15e eeuw wisselt ook deze op diverse stations. Daar wordt hij dan ge controleerd door personen (o.a. de podestó's der stadjes), die weer rechtstreeks verant woording aan die regeering schuldig zijn. F.en dictatoriaal-streng toezicht was aldus mogelijk. Het risico was echter nog te groot om zeer belangrijke papieren aan deze boden mee te geven. Vooral buiten de landsgrenzen was het gevaar van oplichten en verraad allesbehalve denkbeeldig. Spe ciale, betrouwbare koeriers, die het heele trnject aflegden, werden voor gewichtige zendingen nog steeds het beste geacht. Venetië en de Kerkelijke staat b.v. hand haafden voorloopig dit laatste systeem. In het corps der koeriers van deze beide sinten bevonden zich vele lieden uit het industrie-arme Bergamo; daaronder ook de Tassis, die zich weldra naam verworven handen door hun uitstekende diensten. Daarom is het niet onmogelijk, dat op aan sporen of door tusschenkomst van den Vcnetiaanschen gezant keizer Maximiliaan I (1493—1519) een Jannetto de Tassis uit Vcnetiaanschen dienst naar zijn hof riep. Het eigenbelang van de dogestad, die hoop te hiervan op de een of andere manier voordeel te trekken, verlieze men hierbij niet uit het oog. Janetto gaf inderdaad meermalen snel berichten door aan den gezant. Een postdienst voor eigen gebruik Het was voor Maximiliaan. die zooveel verschillende landen in zijn land vcreenig- fie, geen gemakkelijke taak orde in de zaken te houden. Ter vereenvoudiging van hel bestuur stelde hij zooveel mogelijk uniforme regeeringsorganen in eneen postdienst voor eigen gebruik. Wij vinden aanduidingen daarvan in 1489 en volgende jaren. Weldra stond Jannetto de Tassis aan het I-om van het heele koerierswezen van den I r Daardoor kreeg hij een zeer perst 'ike vertrouwensplaats. Meer malen zat .ij dan ook zelf in het zadel voor belangrijke opdrachten, terwijl andere Tassis voorkomen als gewone koeriers. En zóó verdienstelijk maakten de leden der familie zich. dat zij in 1512 in den lageren adelstand verheven werden. Het is begrij pelijk, dat, waar een Italiaan den Duit- schen postdienst oprichtte, dit naar Ita- lieansch voorbeeld gebeurde. Het type van Maximiliaans post was een estafetteketting tusschen de belangrijke centra van zijn ge bied. De boden mochten geen brieven aan nemen van privaatpersonen om vertraging te voorkomen. Zij kregen hun tasschen van de kanselarij, die ook de opdrachten gaf. Het postapparaat was dus onderdeel van de kanselarij en de postmeester, i.e. de Tassis speelde dan ook geen andere rol dan die van inrichter en toezichthouder op stations en dienst. Het keizerlijk gezag was niet zoo absolutistisch en krachtig als dat van de vorstjes in Italië, dus kon de con trole ook niet zoo sterk zijn. Zij werd uitge oefend door het geven van z.g. passen aan den bode: een brief, waarin opgeteekend werd lijd van aankomst en vertrek en in houd der tasschen. welk papier tegelijk met het pakket brieven aan den nieuwen bode bij wisseling werd overgedragen. Eveneens konden personen, voorzien van oen daartoe benoodigd, door de kanselarij verstrekt bewijs, van de paarden gebruik maken. Deze postinstelling met wisselende boden en paarden was minder betrouwbaar au snel dan het stelsel der gewone koeriers. Dat zou men op het eerste gezicht niet verwachten. Maar de boden werden veel lager betaald, waren minder goede ruiters en stonden niet onder zeer scherpe con trole. Eu wie gaf garantie voor, of had vat op ruitenlandsche knechten? Dikwijls legde een koerier den weg heel wat sneller af dan de boden, omdat laatstgenoemden op aansluitingcr wachtten, ofwel hun plicht verzuimden. Want de stationhouder kon ook economisch rekenen. Was er een be ambte op reis, die bij hem van paard ver wisselde, dan moest hij zelf als gids mee gaan. of hem een gids meegeven tot het volgende station. Waarom dan niet een briefpakket laten liggen, totdat er meerdere pakken tegelijk waren? Of totdat er een reiziger ging? Al vroeg immers drong het (privaatverkeer in; h#t eerste bewijs daar van hebben wij reeds van 1489, uit Weenen. De staat bemoeide zich daarmee, ondanks het verbod, alleen als er vertraging voor baar ontstond of er misbruiken plaats grepen. De stationshouder, wiens doen en laten toch al niet streng werd nagegaan, was in feite een vrij man. Hij ging zijn paard ook aan particulieren verhuren en zelfs hield hij meer dan twee paarden, die liij vergoed kreeg. Daardoor had hij een heel aardige bijverdienste, maar het werk iat dit meebracht deed hem zijn plichten tenigszins velgeten. Zoodoende bleef om twee redenen, grooteré betrouwbaarheid en snellere vei zorging, het koerierswezen naast het postwezen bestaan. Een zuiver bestuursapparaat Zoo bleef tot 1505 de post een zuiver be stuursapparaat, een staatsbedrijf. Na dit jaar kwam er verandering. Zeer voornaam was de verbinding van Mechelen, centrum van het Bourgondisch bestuur, met Maximi liaan; daarom was Frans van Tassis, een broer van Jannetto, al spoedig postmeester in de Neöerlanden. In zooeven genoemd jaar sloot Filips de Schoone met Frans een belangrijk contract af. Filips kwam hiertoe, omdat jij in 1504 door den dood van Isabella van Castilië haar land geërfd had en nu twee uit elkan der liggende gebiedsdeelen kreeg. De overeenkomst voorzag dan ook in drie lijnen: Mechelen—Innsbruck, waar een aan sluiting naar Weenen is. Vervolgens is Frans gehouden boden naar Parijs te zen den, wanneer daar een gezant is. En de derde lijn loopt naar Granada of Toledo, al naargelang de residentie van den vorst. Frans zal jaarlijks 12000 Livres ontvan gen, waaruit hij de onkosten moet bestrij den; het contract is met een maand op te zeggen. De post heeft dus nog een dynastiek doel, ten dienste van het Huis Habsburg, doch staat voortaan onder particuliere regie, is een gedelegeerd staatsbedrijf. Over pri vaatzendingen wordt niet gesproken. Dus, concludeerde de postmeester ex •'•i- lentio zijn zij niet verboden, daarin zit een mogelijkheid om de inkomsten te doen stij gen, die ernstig overweging verdient. Want de vorst betaalt zijn maandeJijksche 1000 Livres zeer slecnt. Of een bode twee of twintig brieven meeneemt, maakt geen ver schil in onkosten De ondernemende Tass'3 weet dan ook te handelen. Wij zien weldra de gewoonte ontstaan, dat particulieren kunnen reizen met paarden van de post en brieven met den bode verzenden. De winst is voor den ondernemer. Dat wordt in 1543 uitdrukkelijk door Karei V goedgevonden. In Oostenrijk vindt deze eigenmachtige handelwijze nog geen on- oorwaardelijke instemming, terwijl Gabriël de Tassis in Duitschland maar zoo brutaal is zich aan protesten niet te storen; anders zou hij spoedig failliet zijn, daar Maxi miliaan aan hetzelfde euvel als zijn zoon Filips lijdt; zijp „nervus rerum" is overma tig zwak en kan niets verdragen. Van de aldus gemaakte winsten worden door de Tassis nieuwe lijnen op eigen risico inge steld, lijnen, welke dus niet in het verdrag erplichtend zijn gesteld, en worden de be- taande diensten verbeterd. Fen voorname grond voor het succes der 'assis vormden ook hun familierelaties. In teel de Habsburgsche monarchie stonden zij aan het hoofd der post. Ook in Italië twz. Venetië en de Kerkelijke Staat, zijn eden der familie de ondernemers. Inter- lat'onale overeenkomsten zijn dus louter zaak van het geslacht, niet van den staat. Bedenkt men daarbij dat het familiever band in dezen tijd zeer sterk is, dan begrijpt men, dat de Tassis zich vrij gemakkelijk on afhankelijk kunnen maken. Niet meer de kanselarij, de Rijkskamer te Innsbrüek gaat passen geven en boden afzenden, doch Tas sis stuurt aan Tassis het te vervoeren pak ket, waarin natuurlijk ook brieven van par ticulieren HET AUTO-ONGELUK TE LONNEKER ENSCHEDE, 26 Sept. De 17-jarige J. de Jong, die Zaterdagavond bij de autobotsing te Lonneker zeer ernstig gewond werd, is in het ziekenhuis „Ziekenzorg" te Enschedé overleden. Het is gebleken, dat zich in de auto vijf jongens van 15 tot 17 jaar, hebben bevonden. De wagen behoorde aan den vader van een der jongens. De 19-jarige monteur W. bestuurde de auto. Hij reed, naar uit het onderzoek der politie is komen vastte staan, met zeer groote snelheid en verloor in een bocht de m&cht over het stuur. De steen der wijzen Hoe de vorsten vroeger hun oorlogen wilden financieren Voor alle oorlogen, die in de geschiedenis gevoerd zijn, is altijd veel geld noodig ge weest. Dat had tot gevolg, dat de koningen, die vroeger hun oorlogen grootendeels uit eigen middelen moesten bekostigen, door loopend geldgebrek hadden. Als ze daaiin om de een of andere reden niet op de vanouds gebruikelijke manier konden voorzien, n.l. door helastiugverhoo- ging en bezuiniging, keken ze naar andere middelen uit. En een bijzonder goed middel moet hun wel geleken hebben do zooge naamde „steen, der wijzen". Deze steen der wijzen heette de wonder bare kracht te bezitten om goud te voor schijn te tooveren uit diverse minder kost bare materialen, bijv. straatvuil en water. Reeds de oude Egyptenaren hadden al hun best gedaan om op deze goedkoope'mftnier aan goud te komen. De Romeinen waren nuchterder en ze ge loofden niet aan de „gouden bergen", die de goudmakers beloofden. Keizer Diocletianus gaf zelfs in het jaar 296 het bevel, alle Egyptische werken over de goudmaakkunst te verbranden. Klaarblijkelijk hielp dat niet veel, want al spoedig daarna schijnen de Arabieren zich met ijver op deze techniek geworpen te hebben. „Al-kimia" noöïndcn zij de kunst, die de Romeinen terecht als niets anders dan val- schemunterij hadden beschouwd en van dit „Al-kimia" is het, dat ons alchemie regel recht is afgeleid. Want via de Straat van Gibraltar hield mèt de Moorcn ook de al chemie haar intocht in Europa en zij werd er met open armen ontvangen. Zoo zien wij dan van den aanvang der Middeleeuwen ai tot diep in de 18de eeuw toe een eindclooze schare naar goud dorstende menschen zich werpen op de geheimzinnige wetenschap. Er waren geleerden bij. die in allen ernst zelf meenden, rlat het mogelijk moest zijn, op chemische of andere wijze goud te la- b rice eren. Maar er waren ook anderen, die begrepen hadden, dat er met die goudmakerij op zijn minst geld te maken was. Dat geld moest dan komen niet uit hun geheimzinnige smeltkroezen, maar uit de zakken van hun medemcnschen, die hun praatjes en belof ten wilden gelooven. En wat ze vertelden wérd geloofd! De goudmakende biechtvader Op een verhaal bijv. als dat over uen Biechtvader van Koning Eduard III van En geland, werd in dien tijd door niemand aan merking gemaakt. Deze biechtvader, Raymundus heette hij, zou in 1332 voor zijn vorst heele zakken vol, in totaal wel 60.000 kilogram, gouden roze- nobels hebben vervaardigd, opdat de vorst er den Kruistocht naar het Heilige Land mee zou kunnen ondernemen. En wat had 's konings biechtvader voor deze prestatie noodig gehad? Niets dan een beetje kwik en een splintertje van den steen der wijzen en de zaak was in orde geweest! Met eerbied werd een verhaal als dit ver der verteld en aan de waarheid er van zou niemand twijfelen. Pas eeuwen later heeft men vastgesteld, dat «leze Raymundus stierf in het jaar1315. Dat wil zeggen, zeventien jaar vóór hij zijn rozenobels uit kwik leverde en boven dien slechts drie jaar nadat de toekom stige koning Edward III was geboren. En wat men ook van dezen naar macht haken den vorst mag zeggen, dat hij op den aan- "alügcn leeftijd van drie jaar en vroeger 60.000 kilc rozenobels van noode heeft ge had, is iets. wat niemand zal willen ge looven. Met dat al. in dien tijd geloofde men alles nog voetstoots en dus ontwikkelde het be drijf der alchemie zich tot den fleurigsten tak aan den grootcn boom der wetenschap. Elke koning had geld noodig voor zijn oor logen en zoo kan het niemand verbazen, dat onder het bewind van Hendrik VI heel Engeland op een gegeven oogenblik over stroomd bleek te zijn met mooie gouden munten die van koper waren ver vaardigd. Zoo heeft men ook een eeuw lang een ijzeren spijker met een gouden punt als een waar wonder en overtuigend bewijs van de kunde der alchimisten beschouwd. Een zekere Thurneysser zou die punt in 1586 voor de cogen van kardinaal de Medici in goud veranderd hebben. Pas omstreeks 1680 ontdekte men de oplichting: de handige Thurneysser had op de een of andere wijze kans gezien, de spijkerpunt met een laagje goud te overtrekken. Het wantrouwen kcjmt op Zoo tegen het eind v.an de zeventiende eeuw scheen men, zooal niet de alchemie, dan toch de alchimisten minder te gaan vertrouwen. Want Johann Joachim Becker, die in 1678 in Holland zijn kunde zou demonstreeren, had niet zoo erg veel geluk. Becker had met raadpensionaris Fagel afgesproken, dat hij voor rekening der Staten van Holland een ongelimiteerd bedrag aan goud zou fabriceeren. Wat zijn materiaal betreft was hij wat kieskeuriger dan andere alchimisten, die soms zelfs met straatvuil genoegen namen: hij wilde zilver hebben. Fen ongelimiteerde hoeveelheid was niet eens noodig, met een millioen zil veren daalders zou hij a! aardig wat kunnen bereiken. De voorzichtige heeren groot- mogenheden dachten er eens rijpelijk over na, en besloten toen, dat als men voor een millioen zilveren daalders een onge limiteerde hoeveelheid goud kon krijgen, ze wel eens wildon zien, hoever men voor 1200 daalders zou kunnen komen. En ze zagen het! johann Joachim Becker kwam er mee in Engeland, in Holland was voor hem toch geen droog brood te verdienen! Met dat al heeft de alchemie toch ook veel nuttigs opgeleverd, al is het haar dan nimmer gelukt echt goud te leveren. Zoo slaagde Brandt er wel is waar niet in, uit urine liet gele metaal te voorschijn te tooveren. doch hij ontdekte in 1674 het nuttige fosforus en Johann Friedrich Böttger was het, die in Saksen in plaats van goud de kunst ontdekte, om wit por selein te maken. Ook het buskruit moet ontdekt zijn bij een poging om goud te maken. Toch heeft de alchemie nooit opgeleverd, wat men van haar verwachtte: den steen der wijzen, het middel om op een makke lijke manier aan geld te komen. De twaalfhonderd daalders, waarmee Johann Joachim Becker naar Engeland verdween, zijn dan ook waarschijnlijk wel de laatste geweest, die de overheid van ons land met dergelijke proefnemingen verloren heeft. Daarna heeft men zich meestal maar gehouden aan de aloude middelen om be- grootingstekorten te dekken: belasting- verhooging en bezuiniging! De Duitsch-Russische ontmoeting te Brest'Litowsk beteekende het eerste contact tusschen de twee legers op Poolsch gebied. Het historisch oogen blik. Kunst Tobé vraagt ontslag Als dirigent van „Halleluja" P. van den Kerkhof zijn opvolger ROTTERDAM, 26 September. Men meldt ons, dat de heer H. H. T o b de bekende directeur van de Chr. Oratoriumvereeniging „Halleluja" en de Mannenzangvereeniging Concordia", zich om gezondheidsredenen genoodzaakt heeft gezien optslag te vragen als directeur \an „Halleluja". Dit ontslag is hein op de meest eervolle wijze verleend en de heer Tobé is met algemeene stemmen benoemd tot eere-dirigent van het koor, uat hij zoo vele jaren, met volkomen overgave en inspanning van alle krachten heeft ge diend met zijn leiderschap. De heer Tobé is al sinds 1892 als lid aan „Halleluja" verbonden geweest. Voor hij tot directeur was benoemd, heeft hij de aan dacht op zich gevestigd doordat hij, be schikkende over een mooie baritunstcm, herhaaldelijk als solist op de uitvoeringen van zijn vereeniging optrad. Zijn zangersga ven kwamen in dien tijd ook het Christe lijk vereenigingsleven ten goede. Doch ok als dirigent kwam hij al spoedig op den voorgrond, nl. toen hij in 1901 „Concordia" oprichtte en weldra met die mannenzang vereeniging successen boekte en toen in 1907 door het vertrek van den heer J. H. Bikber- gen de dirigentstoel van „Halleluja" vacant kwam, werd de heer Tobé tot directeur be noemd. Van die benoeming heeft „Halle luja" nimmer spijt gehad. De heer Tobé werd om zijn persoonlijke eigenschappen en om zijn bekwaamheid als koorleider hoog gewaardeerd om niet te zeggen op de han den gedragen. Dat is bij verschillende ju bilea van zijn koren en van hem zelf her haaldelijk tot uiting gekomen. Hij heeft .Halleluja", dat zich nog niet aan zeer groote werken waagde toen hij de leiding kreeg, tot een van de groote koren in deze stad uitgebouwd, een koor, dat ook tal -an keeren de belangrijkste oratoria op het po dium heeft gebracht en met groot succes, zoodat het koor zich eenige jaren geleden met alle recht den titel „Christelijke Orato riumvereeniging" heeft gegeven. Nu de heer Tobé zich genoodzaakt ziet zijn taak neer te leggen, behoeft men niet te twijfelen of dit zal hem persoonlijk zeer aan het hart gaan. Maar het staat evenzeer vast, dat het scheiden ook voor de ieden van de vereeniging en voor den uigebreiden kring van vrienden van „Halleluja" iets van pijnlijken aard is. Velen, ook buiten het koor. zullen zeker van harte wenschen, dat het den heer Tobé mag gegeven zijn nog vele jaren getuige te zijn van den bloei van de beide krachtige en statige boomen die hij geplant en als een bekwaam hovenier in 'den groei verzorgd heeft. Zijn arbeid zal onge twijfeld in eere gehouden worden. Tot opvolger van deji heer Tobé als direc teur van „Halleluja" is benoemd de heer P. van den Kerkhoff, alhier, die reeds tijdens de ziekte van den heer Tobé derepetities leidt en de eerst volgende groote uitvoering voor bereidt. De heer Van den Kerkhoff is iii de Rottcr- damsche muziek wereld en ook daarbuiten geen onbekende. Hij maakte niet al leen als organist maar ook a" zangdirecteur reeds naam. Op 31 Oct. 1905 Is hij te Vlaardin- gen geboren. Hij behaalde als leerling van J. H. Besselaar Jr., in 1925 het diploma van de Ned. Organistenvereeniging. Het diploma pianospel van de Kon. Ned. Toonkunste- naarsvereeniging verkreeg hij in 1927. Hij was aanvankelijk organist in de kapel Span gen van de Ned. Herv. Gemeente te Delfsha- ven en is sedert 1929 organist van de Nieu we Zuiderkerk aan den Westzeedijk, in welke periode hij op overtuigende wijze heeft aangetoond» dat hij een musicus van beteekenis mag genoemd worden. Iii hetzelf de jaar 1929 is hij directeur van de Chr. Oratoriumvereeniging „Rotterdam-Zuid" ge worden, een koor, dat de onmiskenbare koorleiderseigensehappen van zijn leider ver raadt en waaraan ook een jeugdkoor is ver bonden, dat eveneens onder zijn leiding op belangrijke resultaten kan wijzen. De heer Van den Kerkhoff is voorts leeranr an: muziekschool van Toonkunst, van de Konin gin Wilhelmina Kweekschool en tijdc-lijk di rigent van de Mannenzangvereeniging „Con cordia". De benoeming van den heer Van den Kerkhoff verzekert, menselielékerwijs gesproken, een voortgaan van „Halleluja" jiaar het ideaal dat met deze vereeniging wordt beoogd. Zoowel de aftredende dirigent als de vereeniging zelf is met deze benoe ming zeer zeker to complimenteeren. P. van den Kerkhoff n t BINNENLAND De Rotterdamsche ha\J en de Engelsche conti% hei 'I ROTTERDAM, 20 Sept. Door hJ!°' en van scheepstijdingen en deF3*» controle der Engelsche autoriteitd ontstaan voor de betrokken rs« nnirr groote moeilijkheden. Men weetl niet waar de schepen zich bevinden i hoe lang ze worden vastgehoud? Hierdoor worden bijv. de afvaan m de Holland-Amerikalijn gehet^^— war gestuurd. De vertrekdatum dam van do „Statendam" en de „Si op Zaterdag a.s. vastgesteld, schepen waren tot vanmorgen nog New-York in Rotterdam tcruggeke- De „Statendam" is op 17 Seple®» New-York vertrokken en had in omstandigheden reeds gisteren in moeten zijn. Men neemt aan dat] in de Downs wordt vastgehouden! Met het s.s. „Bilderdijk" is het I der gesteld. Dit schin was reeds] eken van den oorlog, op 251 nori New-York vertrokken, en ha tcmber in Rotterdam kunnen zij*®0 het reeds bijna drie weken over tii' nu 1 laatste bericht dat men van de „Bi k°r^ heeft ontvangen, was de mededecWdtadf men op 8 September aan den injbn de het Engelsche Kanaal 35 opvarendkl uiti getorpeteerde Eng. s.s. „Pukkosibgvo opgepikt. Men vermoedt nu. dat da van dijk" lading aan boord heeft, he; rale Engelschen als contrabande bes| will Het lossen van deze lading vergt ilwijde vee' tijd. d. Ook van het s.s. „Breedijk", dat IfL tember eveneens schipbreukeling boord nam, heeft men nadien niP11 !v. vernomen. volke Het passagiersvervoer naar Iddeel blijft nog steeds druk. In den ajd, op nacht moest de „Pennland" van «etgev vertrekken, waarvoor ongeveer f^de m giers zich hebben aangemeld. Giigbrei is van de emplacementen der 9lerj Amerikalijn aan de Wilhelmina!L ti;( extra-trein met pl.m. 150 passagienJ. „Pennland" naar Antwerpen viin c Hieronder bevindt zich een gezels00^' ijftig Mormonen. «Suf Nu scheepsberichten uitblijven yd mo ook dikwijls voor verrassingen. Msroeie op 't onverwachts schepen in de vele t weg binnenkomen. Gistermorgeldaar tegelijkertijd een drietal Rotteh op houtbooten uit de Oostzee in dn oor! Blijkbaar hebben deze schepen mu aan een convooi gevormd en zijn zjto di moeilijkheden binnengekomen. j „Boschdijk" van de Holland-Air' r kwam geheel onverwachts binnl Volgens de afvaartlijst moet dit P. Woensdag weer naar Ncw-York ver6 maar dit vertrek zal nu vermoe®1.de wat later worden. v0°.' Overigens komen evenals te nog regelmatig schepen binnen. Gl« de afgeloopen week bedroeg dit astr het ruim 60. derge Adolf Hitler aan het Oostelijk front. De Führer bezichtigt een Poolschen pantsertrein. die bij een uitval uit Warschau door een Duitsch vliegtuig gebombardeerd werd. De wolkenkrabberop het VanN dorpplein te Rotterdam heeft fAF*®® hoogste punt bereikt. Deze A'airl welke 12 verdiepingen telt. hoogte van 40 meter. Overzicht [s. i imposante gebouw. kter i iin S IS ALS ER OORLOGSBROOiD Kdn on De „Bakkerswereld" schrijft, Zgn „schijnt", dat „als cr oorlogsbiooijy^ het vrijwel vaststaat, öat men '-In stelling daan an bepalen wil op tarwebloem, 25 pCt. roggebloem eir1 aardappelmeel. F11!1* Volgens genoemd blad zou dit bi'3 n€ smakelijk en zeer vast zijn en dWijze een ramp te worden voor de bakkSgebi Waarom moet. zoo wordt gevrai eens zoo zwaar in het bedrijfslef1. J grepen worden. Een dergelijke me! in 19141918, behoudens een enkel#vJ" dpring, nimmer noodig geweest n 1 verzet het blad zich togen de 15 pfcoek öppelmeel, en dringt het aan on> bis d 5 ons inplaats van 4 ons te latera me Het komt ons voor, dat gen wel wat vroeg begint te roepen ach! Dat er oorlogsbrood zal kornet1.? lang niet zeker en over de s:.nic valt nog niets te zeggen. Ztl' sc#n blad dat de invoering die men eime: maand verwachtte, nog even if s' schijnt te zijn. d te in, j JUBILEUM HOOG MILITAljfJf® GERECHTSHOF L|oo{ Het plan was om op 17 October 4itra' speciaal daartoe te houden zittin«nH. Hoog Militair Gerechtshof de heide** vieren van het feit, dat dit collw, October 1814. dus 125 jaar geloden.HGr don souvereinen vorst werd goïni11 e e Wij vernemen echtr, dat in verlem^bi huidige omstandigheden van oen poorl herdenking moet worden al gezien, tan I te meer te betreuren is. omdat ootteuti onder gelijke omstandigheden als Vtesr herdenking van het honderdjari? Ij^ van het Hoog Militair Gerechtshof wege moest blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 8