De Posterijen in vroeger
eeuwen
DINSDAG 26 SEPTEMBER 1939
TWEEDE BLAD li
Jorjtt
Van staatsbedrijf tot
particulier initiatief
Merkwaardige
ontwikkelingsgang
In het „Historisch Tijdschrift" schrijft B.
Vcrmaseren een interessante bijdrage over
dc ontwikkeling van het postwezen. Juist
nu in deze spannende dagen de beteekenis
van het postwezen zoo duidelijk blijkt, wint
het artikel aan actualiteit, omdat men er
uii leert, hoe het vroeger met de post was
gesteld. We ontleenen aan de bijdrage het
.volgende:
Omstreeks 1500 waren er twee voorname
oorzaken, die tot de regeling van het post
verkeer hebben gedwongen. De politieke
horizon breidde zich uit. Als %>biedende
eiscli bracht dit mede, dat de vo.sten tijdig
r.r- ae hoogte waren van de gebeurtenissen
cluers. Zorg voor tijdige inlichtingen dreef
de Venetianen er toe als eersten vaste ge
zantschappen in te stellen aan die Euro-
peesche hoven, waarmee zij het nauwst in
contact stonden en waarvan zij het meeste
gevaar te duchten hadden. Al spoedig volg
den anderen hun voorbeeld. Een maat
regel, die alleen het beoogde effect bereiken
kon. indien er goede verbindingen met het
vaderland bestonden. Vandaar een wissel
werking tusschen de ontwikkeling van den
Inlichtingendienst en die verbindingen.
Ook de handel ging intensiever worden.
Naast den warenhandel zien wij een
groeienden geldhandel met Augsburg, Ant
werpen en Lyon als kernpunten. Tusschen
deze centra bloeide een steeds levendiger
contact. Een snelle berichtendienst werd
daarom noodig. In do. behoefte daaraan
voorzagen de handelslieden eenigszins zelf
door middel van eigen koeriers of door
zich zoo mogelijk te bedienen van de stede
lijke boden. Van eenige onderlinge organi
satie is in den aanvang hierbij nog geen
sprake. Het is het particuliere initiatief dat
zich zelf helpt
Do eerste postinrichtlngen
De eerste postinrichtingen uuarentegen
hebben een dynastisch karakter. De hoven
hadden een aantal koeriers in dienst, die
afgezonden werden, wanneer zulks noodig
was, na<ar ieders willekeurige bestemming.
Toen de regeeringsbehoeften toenamen,
begon men het gemis van een georganiseer-
den, regelmatigen dienst te voelen en ont
stond het verlangen naar een beter systeem
Als gevolg daarvan stelde Lodewijk XI van
Frankrijk (1461'83) in 1446 voor zijn
staatsbeambten en koeriers een net in van
stations, waar paarden verwisseld konden
worden en men gelegenheid had tot over
nachten. Snellere verplaatsing werd daar
door mogelijk. Doordat het geheel een
regeeringsinstelling was, diende men, om
van deze gelegenheid gebruik te mogen
maken, voorzien te zijn van een koninklijke
pas. Slechts bij wijze van uitzondering, en
dan nog tegen betaling van een hooge taxe
werd zoo 'n bewijs aan particulieren ver
strekt. Want de kosten van onderhoud
kwamen ten laste van de regeering, die
met absolutitische tendenzen het apparaat
tot haar beschikking wilde houden.
Iets geheel nieuws vond Lodewijk hier
mee echter niet uit. Italië was hem tot
voorbeeld geweest. Daar heerschte een
voortdurende strijd tusschen de diverse
kleinere en grootere staatjes. Degenen, die
het ruimste geweten hadden, veroverden
de regeeringsmacht en wisten zich te con-
solideeren door een hard regiem. Onder
linge huwelijken en bondgenootschappen
moesten deze macht bevestigen. Voor hun
dynastieke belangen nu hadden deze heeren
rr.cds omtrent 1400 een soort estafettenket-
tingen aangelegd om met elkaar zoo nauw
mogelijk in contact te blijven. Snelle be
richtendienst was wel noodig in den tijd
van staatsgrepen, moorden, overvallen en
oorlogjes.
Paard verwisselen
Voorbeelden van zoo 'n systeem van
stations vinden wij in Milaan en Napels.
In dezen tijd kan men alleen nog maar van
paard verwisselen: de bode blijft dezelfde
Pas in de 15e eeuw wisselt ook deze op
diverse stations. Daar wordt hij dan ge
controleerd door personen (o.a. de podestó's
der stadjes), die weer rechtstreeks verant
woording aan die regeering schuldig zijn.
F.en dictatoriaal-streng toezicht was aldus
mogelijk. Het risico was echter nog te
groot om zeer belangrijke papieren aan
deze boden mee te geven. Vooral buiten de
landsgrenzen was het gevaar van oplichten
en verraad allesbehalve denkbeeldig. Spe
ciale, betrouwbare koeriers, die het heele
trnject aflegden, werden voor gewichtige
zendingen nog steeds het beste geacht.
Venetië en de Kerkelijke staat b.v. hand
haafden voorloopig dit laatste systeem.
In het corps der koeriers van deze beide
sinten bevonden zich vele lieden uit het
industrie-arme Bergamo; daaronder ook de
Tassis, die zich weldra naam verworven
handen door hun uitstekende diensten.
Daarom is het niet onmogelijk, dat op aan
sporen of door tusschenkomst van den
Vcnetiaanschen gezant keizer Maximiliaan
I (1493—1519) een Jannetto de Tassis uit
Vcnetiaanschen dienst naar zijn hof riep.
Het eigenbelang van de dogestad, die hoop
te hiervan op de een of andere manier
voordeel te trekken, verlieze men hierbij
niet uit het oog. Janetto gaf inderdaad
meermalen snel berichten door aan den
gezant.
Een postdienst voor eigen gebruik
Het was voor Maximiliaan. die zooveel
verschillende landen in zijn land vcreenig-
fie, geen gemakkelijke taak orde in de
zaken te houden. Ter vereenvoudiging van
hel bestuur stelde hij zooveel mogelijk
uniforme regeeringsorganen in eneen
postdienst voor eigen gebruik. Wij vinden
aanduidingen daarvan in 1489 en volgende
jaren. Weldra stond Jannetto de Tassis
aan het I-om van het heele koerierswezen
van den I r Daardoor kreeg hij een
zeer perst 'ike vertrouwensplaats. Meer
malen zat .ij dan ook zelf in het zadel voor
belangrijke opdrachten, terwijl andere
Tassis voorkomen als gewone koeriers. En
zóó verdienstelijk maakten de leden der
familie zich. dat zij in 1512 in den lageren
adelstand verheven werden. Het is begrij
pelijk, dat, waar een Italiaan den Duit-
schen postdienst oprichtte, dit naar Ita-
lieansch voorbeeld gebeurde. Het type van
Maximiliaans post was een estafetteketting
tusschen de belangrijke centra van zijn ge
bied. De boden mochten geen brieven aan
nemen van privaatpersonen om vertraging
te voorkomen. Zij kregen hun tasschen van
de kanselarij, die ook de opdrachten gaf.
Het postapparaat was dus onderdeel van
de kanselarij en de postmeester, i.e. de
Tassis speelde dan ook geen andere rol
dan die van inrichter en toezichthouder op
stations en dienst. Het keizerlijk gezag was
niet zoo absolutistisch en krachtig als dat
van de vorstjes in Italië, dus kon de con
trole ook niet zoo sterk zijn. Zij werd uitge
oefend door het geven van z.g. passen aan
den bode: een brief, waarin opgeteekend
werd lijd van aankomst en vertrek en in
houd der tasschen. welk papier tegelijk
met het pakket brieven aan den nieuwen
bode bij wisseling werd overgedragen.
Eveneens konden personen, voorzien van
oen daartoe benoodigd, door de kanselarij
verstrekt bewijs, van de paarden gebruik
maken. Deze postinstelling met wisselende
boden en paarden was minder betrouwbaar
au snel dan het stelsel der gewone koeriers.
Dat zou men op het eerste gezicht niet
verwachten. Maar de boden werden veel
lager betaald, waren minder goede ruiters
en stonden niet onder zeer scherpe con
trole.
Eu wie gaf garantie voor, of had vat op
ruitenlandsche knechten? Dikwijls legde
een koerier den weg heel wat sneller af
dan de boden, omdat laatstgenoemden op
aansluitingcr wachtten, ofwel hun plicht
verzuimden. Want de stationhouder kon
ook economisch rekenen. Was er een be
ambte op reis, die bij hem van paard ver
wisselde, dan moest hij zelf als gids mee
gaan. of hem een gids meegeven tot het
volgende station. Waarom dan niet een
briefpakket laten liggen, totdat er meerdere
pakken tegelijk waren? Of totdat er een
reiziger ging? Al vroeg immers drong het
(privaatverkeer in; h#t eerste bewijs daar
van hebben wij reeds van 1489, uit Weenen.
De staat bemoeide zich daarmee, ondanks
het verbod, alleen als er vertraging voor
baar ontstond of er misbruiken plaats
grepen. De stationshouder, wiens doen en
laten toch al niet streng werd nagegaan,
was in feite een vrij man. Hij ging zijn
paard ook aan particulieren verhuren en
zelfs hield hij meer dan twee paarden, die
liij vergoed kreeg. Daardoor had hij een
heel aardige bijverdienste, maar het werk
iat dit meebracht deed hem zijn plichten
tenigszins velgeten. Zoodoende bleef om
twee redenen, grooteré betrouwbaarheid en
snellere vei zorging, het koerierswezen
naast het postwezen bestaan.
Een zuiver bestuursapparaat
Zoo bleef tot 1505 de post een zuiver be
stuursapparaat, een staatsbedrijf. Na dit
jaar kwam er verandering. Zeer voornaam
was de verbinding van Mechelen, centrum
van het Bourgondisch bestuur, met Maximi
liaan; daarom was Frans van Tassis, een
broer van Jannetto, al spoedig postmeester
in de Neöerlanden.
In zooeven genoemd jaar sloot Filips de
Schoone met Frans een belangrijk contract
af. Filips kwam hiertoe, omdat jij in 1504
door den dood van Isabella van Castilië
haar land geërfd had en nu twee uit elkan
der liggende gebiedsdeelen kreeg.
De overeenkomst voorzag dan ook in drie
lijnen: Mechelen—Innsbruck, waar een aan
sluiting naar Weenen is. Vervolgens is
Frans gehouden boden naar Parijs te zen
den, wanneer daar een gezant is. En de
derde lijn loopt naar Granada of Toledo, al
naargelang de residentie van den vorst.
Frans zal jaarlijks 12000 Livres ontvan
gen, waaruit hij de onkosten moet bestrij
den; het contract is met een maand op te
zeggen. De post heeft dus nog een dynastiek
doel, ten dienste van het Huis Habsburg,
doch staat voortaan onder particuliere regie,
is een gedelegeerd staatsbedrijf. Over pri
vaatzendingen wordt niet gesproken.
Dus, concludeerde de postmeester ex •'•i-
lentio zijn zij niet verboden, daarin zit een
mogelijkheid om de inkomsten te doen stij
gen, die ernstig overweging verdient. Want
de vorst betaalt zijn maandeJijksche 1000
Livres zeer slecnt. Of een bode twee of
twintig brieven meeneemt, maakt geen ver
schil in onkosten De ondernemende Tass'3
weet dan ook te handelen. Wij zien weldra
de gewoonte ontstaan, dat particulieren
kunnen reizen met paarden van de post en
brieven met den bode verzenden.
De winst is voor den ondernemer. Dat
wordt in 1543 uitdrukkelijk door Karei V
goedgevonden. In Oostenrijk vindt deze
eigenmachtige handelwijze nog geen on-
oorwaardelijke instemming, terwijl Gabriël
de Tassis in Duitschland maar zoo brutaal
is zich aan protesten niet te storen; anders
zou hij spoedig failliet zijn, daar Maxi
miliaan aan hetzelfde euvel als zijn zoon
Filips lijdt; zijp „nervus rerum" is overma
tig zwak en kan niets verdragen. Van de
aldus gemaakte winsten worden door de
Tassis nieuwe lijnen op eigen risico inge
steld, lijnen, welke dus niet in het verdrag
erplichtend zijn gesteld, en worden de be-
taande diensten verbeterd.
Fen voorname grond voor het succes der
'assis vormden ook hun familierelaties. In
teel de Habsburgsche monarchie stonden
zij aan het hoofd der post. Ook in Italië
twz. Venetië en de Kerkelijke Staat, zijn
eden der familie de ondernemers. Inter-
lat'onale overeenkomsten zijn dus louter
zaak van het geslacht, niet van den staat.
Bedenkt men daarbij dat het familiever
band in dezen tijd zeer sterk is, dan begrijpt
men, dat de Tassis zich vrij gemakkelijk on
afhankelijk kunnen maken. Niet meer de
kanselarij, de Rijkskamer te Innsbrüek gaat
passen geven en boden afzenden, doch Tas
sis stuurt aan Tassis het te vervoeren pak
ket, waarin natuurlijk ook brieven van par
ticulieren
HET AUTO-ONGELUK TE LONNEKER
ENSCHEDE, 26 Sept. De 17-jarige J. de
Jong, die Zaterdagavond bij de autobotsing
te Lonneker zeer ernstig gewond werd, is in
het ziekenhuis „Ziekenzorg" te Enschedé
overleden.
Het is gebleken, dat zich in de auto vijf
jongens van 15 tot 17 jaar, hebben bevonden.
De wagen behoorde aan den vader van
een der jongens. De 19-jarige monteur W.
bestuurde de auto. Hij reed, naar uit het
onderzoek der politie is komen vastte staan,
met zeer groote snelheid en verloor in een
bocht de m&cht over het stuur.
De steen der wijzen
Hoe de vorsten vroeger hun
oorlogen wilden financieren
Voor alle oorlogen, die in de geschiedenis
gevoerd zijn, is altijd veel geld noodig ge
weest. Dat had tot gevolg, dat de koningen,
die vroeger hun oorlogen grootendeels uit
eigen middelen moesten bekostigen, door
loopend geldgebrek hadden.
Als ze daaiin om de een of andere reden
niet op de vanouds gebruikelijke manier
konden voorzien, n.l. door helastiugverhoo-
ging en bezuiniging, keken ze naar andere
middelen uit. En een bijzonder goed middel
moet hun wel geleken hebben do zooge
naamde „steen, der wijzen".
Deze steen der wijzen heette de wonder
bare kracht te bezitten om goud te voor
schijn te tooveren uit diverse minder kost
bare materialen, bijv. straatvuil en water.
Reeds de oude Egyptenaren hadden al hun
best gedaan om op deze goedkoope'mftnier
aan goud te komen.
De Romeinen waren nuchterder en ze ge
loofden niet aan de „gouden bergen", die de
goudmakers beloofden. Keizer Diocletianus
gaf zelfs in het jaar 296 het bevel, alle
Egyptische werken over de goudmaakkunst
te verbranden.
Klaarblijkelijk hielp dat niet veel, want
al spoedig daarna schijnen de Arabieren
zich met ijver op deze techniek geworpen te
hebben.
„Al-kimia" noöïndcn zij de kunst, die de
Romeinen terecht als niets anders dan val-
schemunterij hadden beschouwd en van dit
„Al-kimia" is het, dat ons alchemie regel
recht is afgeleid. Want via de Straat van
Gibraltar hield mèt de Moorcn ook de al
chemie haar intocht in Europa en zij werd
er met open armen ontvangen. Zoo zien wij
dan van den aanvang der Middeleeuwen ai
tot diep in de 18de eeuw toe een eindclooze
schare naar goud dorstende menschen zich
werpen op de geheimzinnige wetenschap.
Er waren geleerden bij. die in allen ernst
zelf meenden, rlat het mogelijk moest zijn,
op chemische of andere wijze goud te la-
b rice eren.
Maar er waren ook anderen, die begrepen
hadden, dat er met die goudmakerij op zijn
minst geld te maken was. Dat geld moest
dan komen niet uit hun geheimzinnige
smeltkroezen, maar uit de zakken van hun
medemcnschen, die hun praatjes en belof
ten wilden gelooven.
En wat ze vertelden wérd geloofd!
De goudmakende biechtvader
Op een verhaal bijv. als dat over uen
Biechtvader van Koning Eduard III van En
geland, werd in dien tijd door niemand aan
merking gemaakt.
Deze biechtvader, Raymundus heette hij,
zou in 1332 voor zijn vorst heele zakken vol,
in totaal wel 60.000 kilogram, gouden roze-
nobels hebben vervaardigd, opdat de vorst
er den Kruistocht naar het Heilige Land
mee zou kunnen ondernemen. En wat had
's konings biechtvader voor deze prestatie
noodig gehad? Niets dan een beetje kwik
en een splintertje van den steen der wijzen
en de zaak was in orde geweest!
Met eerbied werd een verhaal als dit ver
der verteld en aan de waarheid er van zou
niemand twijfelen.
Pas eeuwen later heeft men vastgesteld,
dat «leze Raymundus stierf in het
jaar1315.
Dat wil zeggen, zeventien jaar vóór hij
zijn rozenobels uit kwik leverde en boven
dien slechts drie jaar nadat de toekom
stige koning Edward III was geboren. En
wat men ook van dezen naar macht haken
den vorst mag zeggen, dat hij op den aan-
"alügcn leeftijd van drie jaar en vroeger
60.000 kilc rozenobels van noode heeft ge
had, is iets. wat niemand zal willen ge
looven.
Met dat al. in dien tijd geloofde men alles
nog voetstoots en dus ontwikkelde het be
drijf der alchemie zich tot den fleurigsten
tak aan den grootcn boom der wetenschap.
Elke koning had geld noodig voor zijn oor
logen en zoo kan het niemand verbazen,
dat onder het bewind van Hendrik VI heel
Engeland op een gegeven oogenblik over
stroomd bleek te zijn met mooie gouden
munten die van koper waren ver
vaardigd.
Zoo heeft men ook een eeuw lang een
ijzeren spijker met een gouden punt als een
waar wonder en overtuigend bewijs van de
kunde der alchimisten beschouwd. Een
zekere Thurneysser zou die punt in 1586
voor de cogen van kardinaal de Medici in
goud veranderd hebben. Pas omstreeks 1680
ontdekte men de oplichting: de handige
Thurneysser had op de een of andere wijze
kans gezien, de spijkerpunt met een laagje
goud te overtrekken.
Het wantrouwen kcjmt op
Zoo tegen het eind v.an de zeventiende
eeuw scheen men, zooal niet de alchemie,
dan toch de alchimisten minder te gaan
vertrouwen. Want Johann Joachim Becker,
die in 1678 in Holland zijn kunde zou
demonstreeren, had niet zoo erg veel
geluk.
Becker had met raadpensionaris Fagel
afgesproken, dat hij voor rekening der
Staten van Holland een ongelimiteerd
bedrag aan goud zou fabriceeren. Wat zijn
materiaal betreft was hij wat kieskeuriger
dan andere alchimisten, die soms zelfs met
straatvuil genoegen namen: hij wilde zilver
hebben. Fen ongelimiteerde hoeveelheid
was niet eens noodig, met een millioen zil
veren daalders zou hij a! aardig wat kunnen
bereiken. De voorzichtige heeren groot-
mogenheden dachten er eens rijpelijk over
na, en besloten toen, dat als men voor
een millioen zilveren daalders een onge
limiteerde hoeveelheid goud kon krijgen,
ze wel eens wildon zien, hoever men voor
1200 daalders zou kunnen komen. En ze
zagen het!
johann Joachim Becker kwam er mee
in Engeland, in Holland was voor hem
toch geen droog brood te verdienen!
Met dat al heeft de alchemie toch ook
veel nuttigs opgeleverd, al is het haar dan
nimmer gelukt echt goud te leveren. Zoo
slaagde Brandt er wel is waar niet in, uit
urine liet gele metaal te voorschijn te
tooveren. doch hij ontdekte in 1674 het
nuttige fosforus en Johann Friedrich
Böttger was het, die in Saksen in plaats
van goud de kunst ontdekte, om wit por
selein te maken.
Ook het buskruit moet ontdekt zijn bij
een poging om goud te maken.
Toch heeft de alchemie nooit opgeleverd,
wat men van haar verwachtte: den steen
der wijzen, het middel om op een makke
lijke manier aan geld te komen.
De twaalfhonderd daalders, waarmee
Johann Joachim Becker naar Engeland
verdween, zijn dan ook waarschijnlijk wel
de laatste geweest, die de overheid van ons
land met dergelijke proefnemingen verloren
heeft. Daarna heeft men zich meestal maar
gehouden aan de aloude middelen om be-
grootingstekorten te dekken: belasting-
verhooging en bezuiniging!
De Duitsch-Russische ontmoeting te
Brest'Litowsk beteekende het eerste
contact tusschen de twee legers op
Poolsch gebied. Het historisch oogen
blik.
Kunst
Tobé vraagt ontslag
Als dirigent van „Halleluja"
P. van den Kerkhof zijn opvolger
ROTTERDAM, 26 September. Men meldt
ons, dat de heer H. H. T o b de bekende
directeur van de Chr. Oratoriumvereeniging
„Halleluja" en de Mannenzangvereeniging
Concordia", zich om gezondheidsredenen
genoodzaakt heeft gezien optslag te vragen
als directeur \an „Halleluja". Dit ontslag is
hein op de meest eervolle wijze verleend en
de heer Tobé is met algemeene stemmen
benoemd tot eere-dirigent van het koor, uat
hij zoo vele jaren, met volkomen overgave
en inspanning van alle krachten heeft ge
diend met zijn leiderschap.
De heer Tobé is al sinds 1892 als lid aan
„Halleluja" verbonden geweest. Voor hij tot
directeur was benoemd, heeft hij de aan
dacht op zich gevestigd doordat hij, be
schikkende over een mooie baritunstcm,
herhaaldelijk als solist op de uitvoeringen
van zijn vereeniging optrad. Zijn zangersga
ven kwamen in dien tijd ook het Christe
lijk vereenigingsleven ten goede. Doch ok
als dirigent kwam hij al spoedig op den
voorgrond, nl. toen hij in 1901 „Concordia"
oprichtte en weldra met die mannenzang
vereeniging successen boekte en toen in 1907
door het vertrek van den heer J. H. Bikber-
gen de dirigentstoel van „Halleluja" vacant
kwam, werd de heer Tobé tot directeur be
noemd. Van die benoeming heeft „Halle
luja" nimmer spijt gehad. De heer Tobé
werd om zijn persoonlijke eigenschappen en
om zijn bekwaamheid als koorleider hoog
gewaardeerd om niet te zeggen op de han
den gedragen. Dat is bij verschillende ju
bilea van zijn koren en van hem zelf her
haaldelijk tot uiting gekomen. Hij heeft
.Halleluja", dat zich nog niet aan zeer
groote werken waagde toen hij de leiding
kreeg, tot een van de groote koren in deze
stad uitgebouwd, een koor, dat ook tal -an
keeren de belangrijkste oratoria op het po
dium heeft gebracht en met groot succes,
zoodat het koor zich eenige jaren geleden
met alle recht den titel „Christelijke Orato
riumvereeniging" heeft gegeven.
Nu de heer Tobé zich genoodzaakt ziet
zijn taak neer te leggen, behoeft men niet
te twijfelen of dit zal hem persoonlijk zeer
aan het hart gaan. Maar het staat evenzeer
vast, dat het scheiden ook voor de ieden
van de vereeniging en voor den uigebreiden
kring van vrienden van „Halleluja" iets van
pijnlijken aard is. Velen, ook buiten het
koor. zullen zeker van harte wenschen, dat
het den heer Tobé mag gegeven zijn nog
vele jaren getuige te zijn van den bloei van
de beide krachtige en statige boomen die hij
geplant en als een bekwaam hovenier in 'den
groei verzorgd heeft. Zijn arbeid zal onge
twijfeld in eere gehouden worden.
Tot opvolger van deji heer Tobé als direc
teur van „Halleluja" is benoemd de heer
P. van den Kerkhoff, alhier, die reeds
tijdens de ziekte
van den heer
Tobé derepetities
leidt en de eerst
volgende groote
uitvoering voor
bereidt. De heer
Van den Kerkhoff
is iii de Rottcr-
damsche muziek
wereld en ook
daarbuiten geen
onbekende. Hij
maakte niet al
leen als organist
maar ook a"
zangdirecteur
reeds naam.
Op 31 Oct. 1905
Is hij te Vlaardin-
gen geboren. Hij behaalde als leerling van
J. H. Besselaar Jr., in 1925 het diploma van
de Ned. Organistenvereeniging. Het diploma
pianospel van de Kon. Ned. Toonkunste-
naarsvereeniging verkreeg hij in 1927. Hij
was aanvankelijk organist in de kapel Span
gen van de Ned. Herv. Gemeente te Delfsha-
ven en is sedert 1929 organist van de Nieu
we Zuiderkerk aan den Westzeedijk, in
welke periode hij op overtuigende wijze
heeft aangetoond» dat hij een musicus van
beteekenis mag genoemd worden. Iii hetzelf
de jaar 1929 is hij directeur van de Chr.
Oratoriumvereeniging „Rotterdam-Zuid" ge
worden, een koor, dat de onmiskenbare
koorleiderseigensehappen van zijn leider ver
raadt en waaraan ook een jeugdkoor is ver
bonden, dat eveneens onder zijn leiding op
belangrijke resultaten kan wijzen. De heer
Van den Kerkhoff is voorts leeranr an:
muziekschool van Toonkunst, van de Konin
gin Wilhelmina Kweekschool en tijdc-lijk di
rigent van de Mannenzangvereeniging „Con
cordia". De benoeming van den heer Van
den Kerkhoff verzekert, menselielékerwijs
gesproken, een voortgaan van „Halleluja"
jiaar het ideaal dat met deze vereeniging
wordt beoogd. Zoowel de aftredende dirigent
als de vereeniging zelf is met deze benoe
ming zeer zeker to complimenteeren.
P. van den Kerkhoff
n t
BINNENLAND
De Rotterdamsche ha\J
en de Engelsche conti% hei 'I
ROTTERDAM, 20 Sept. Door hJ!°'
en van scheepstijdingen en deF3*»
controle der Engelsche autoriteitd
ontstaan voor de betrokken rs« nnirr
groote moeilijkheden. Men weetl
niet waar de schepen zich bevinden
i hoe lang ze worden vastgehoud?
Hierdoor worden bijv. de afvaan
m de Holland-Amerikalijn gehet^^—
war gestuurd. De vertrekdatum
dam van do „Statendam" en de „Si
op Zaterdag a.s. vastgesteld,
schepen waren tot vanmorgen nog
New-York in Rotterdam tcruggeke-
De „Statendam" is op 17 Seple®»
New-York vertrokken en had in
omstandigheden reeds gisteren in
moeten zijn. Men neemt aan dat]
in de Downs wordt vastgehouden!
Met het s.s. „Bilderdijk" is het I
der gesteld. Dit schin was reeds]
eken van den oorlog, op 251 nori
New-York vertrokken, en ha
tcmber in Rotterdam kunnen zij*®0
het reeds bijna drie weken over tii' nu 1
laatste bericht dat men van de „Bi k°r^
heeft ontvangen, was de mededecWdtadf
men op 8 September aan den injbn de
het Engelsche Kanaal 35 opvarendkl uiti
getorpeteerde Eng. s.s. „Pukkosibgvo
opgepikt. Men vermoedt nu. dat da van
dijk" lading aan boord heeft, he; rale
Engelschen als contrabande bes| will
Het lossen van deze lading vergt ilwijde
vee' tijd. d.
Ook van het s.s. „Breedijk", dat IfL
tember eveneens schipbreukeling
boord nam, heeft men nadien niP11
!v.
vernomen. volke
Het passagiersvervoer naar Iddeel
blijft nog steeds druk. In den ajd, op
nacht moest de „Pennland" van «etgev
vertrekken, waarvoor ongeveer f^de m
giers zich hebben aangemeld. Giigbrei
is van de emplacementen der 9lerj
Amerikalijn aan de Wilhelmina!L ti;(
extra-trein met pl.m. 150 passagienJ.
„Pennland" naar Antwerpen viin c
Hieronder bevindt zich een gezels00^'
ijftig Mormonen. «Suf
Nu scheepsberichten uitblijven yd mo
ook dikwijls voor verrassingen. Msroeie
op 't onverwachts schepen in de vele t
weg binnenkomen. Gistermorgeldaar
tegelijkertijd een drietal Rotteh op
houtbooten uit de Oostzee in dn oor!
Blijkbaar hebben deze schepen mu aan
een convooi gevormd en zijn zjto di
moeilijkheden binnengekomen. j
„Boschdijk" van de Holland-Air' r
kwam geheel onverwachts binnl
Volgens de afvaartlijst moet dit P.
Woensdag weer naar Ncw-York ver6
maar dit vertrek zal nu vermoe®1.de
wat later worden. v0°.'
Overigens komen evenals te
nog regelmatig schepen binnen. Gl«
de afgeloopen week bedroeg dit astr het
ruim 60. derge
Adolf Hitler aan het Oostelijk front.
De Führer bezichtigt een Poolschen
pantsertrein. die bij een uitval uit
Warschau door een Duitsch vliegtuig
gebombardeerd werd.
De wolkenkrabberop het VanN
dorpplein te Rotterdam heeft fAF*®®
hoogste punt bereikt. Deze A'airl
welke 12 verdiepingen telt.
hoogte van 40 meter. Overzicht [s. i
imposante gebouw. kter i
iin
S IS
ALS ER OORLOGSBROOiD Kdn on
De „Bakkerswereld" schrijft, Zgn
„schijnt", dat „als cr oorlogsbiooijy^
het vrijwel vaststaat, öat men '-In
stelling daan an bepalen wil op
tarwebloem, 25 pCt. roggebloem eir1
aardappelmeel. F11!1*
Volgens genoemd blad zou dit bi'3 n€
smakelijk en zeer vast zijn en dWijze
een ramp te worden voor de bakkSgebi
Waarom moet. zoo wordt gevrai
eens zoo zwaar in het bedrijfslef1. J
grepen worden. Een dergelijke me!
in 19141918, behoudens een enkel#vJ"
dpring, nimmer noodig geweest n 1
verzet het blad zich togen de 15 pfcoek
öppelmeel, en dringt het aan on> bis d
5 ons inplaats van 4 ons te latera me
Het komt ons voor, dat gen
wel wat vroeg begint te roepen
ach! Dat er oorlogsbrood zal kornet1.?
lang niet zeker en over de s:.nic
valt nog niets te zeggen. Ztl' sc#n
blad dat de invoering die men eime:
maand verwachtte, nog even if s'
schijnt te zijn. d te
in, j
JUBILEUM HOOG MILITAljfJf®
GERECHTSHOF L|oo{
Het plan was om op 17 October 4itra'
speciaal daartoe te houden zittin«nH.
Hoog Militair Gerechtshof de heide**
vieren van het feit, dat dit collw,
October 1814. dus 125 jaar geloden.HGr
don souvereinen vorst werd goïni11 e e
Wij vernemen echtr, dat in verlem^bi
huidige omstandigheden van oen poorl
herdenking moet worden al gezien, tan I
te meer te betreuren is. omdat ootteuti
onder gelijke omstandigheden als Vtesr
herdenking van het honderdjari? Ij^
van het Hoog Militair Gerechtshof
wege moest blijven.