ShsUJli ihruvers DOLFvan dalen. o our j^.van<zl(>uMyk aaaz uaa si pp^aBsBouoo uea Buq f-uqs U3 3p3ja usd Upa laiciau 'MUiuanui 'ua we/ïce romp een groot aantal vliegtuigen, en hon derden opvarenden tevens, te loor gingen. De Engelsche marine bezit slechts een zeer beperkt aantal van deze schepen, wier waarde juist nu, nu men zich voorbereidt op het losbreken van den luchtoorlog, scherp stijgende is. De Engelsche handelsvloot heeft ook reeds beduidende verlie zen geleden, tengevolge van de duikbootaanvallen. Doch dit alles is nog slechts het beginstadium van de groote belangenbotsing. Slechts na verloop van tijd zullen de krachtsverhoudingen zich scherp tegenover elkander kunnen gaan af- teekenen. Op den achtergrond blijven momenteel Italië, Japan en de Vereenigde Staten nog onbereken bare factoren. De oorlog zal eerst geleidelijk aan tot volle ontplooiing kunnen komen. BINNENLAND TROONREDE en Millioenennota zijn hoogst belangrijke onderwerpen; doch hoe verlei delijk het ook moge zijn, aan politiek doen wij in deze rubriek zoo goed als niet en dus passeeren we dergelijke gebeurtenissen meestal „in 't voor bijgaan". De drukte moet in den Haag ditmaal niet zoo groot geweest zijn als anders en als met dit stralende herfstweer verwacht mocht worden; maar de Spoorwegen, die in jubileumstemming verkeeren, deden geen extra treinen loopen en Hokten dus ook niet tot bezoek aan de Residentie uit. Blijkbaar dacht de directie: in deze dagen gaat men alleen voor zaken op reis en niet voor plezier. Het was overigens wel de moéite om Dinsdag in den Haag te zijn. Immers, een dag als deze is bizonder geschikt om onze nationale eenheid te versterken, vooral sinds prinses Beatrix zich met Ihet publiek inlaat. En de Koningin staat deze dagen ook weer mi Iden in de „volksbeweging". Dat bleek Woensda,;, bij het bezoek aan den Helder wel zeer duidelijk. Wij ge'ooven niet, dat deze vlootschouw ten doel had om zich te over tuigen, dat onze marine in staa^ is een Engels he landing onmoge'ijk te maken; zooals de Duitsche radio geliefde te publiceeren; maar wel legde het bezoek getuigenis af van ons rotsvast voornemen om onze onzijdigheid tegenover iedereen te hand haven. Het was een verrassing, dat de Koningin, in totale afwijking van Het programma en ondanks het mijnengevaar een bezoek bracht aan het vliegkamp „De Mok" op Tessel. De Tesselaars zelf zullen van dit 'bezoek wel niet veel bemerkt hebben, want „de Mok" ligt buiten de bewoonde wereld, zelfs ver van het typisch dorpje den Hoorn; de belangstelling ging echter thans ook niet uit naar de bevolking, doch naar de weer macht, die voor en over het vo'Jk waakt. En de persoonlijke interesse van de Koningin zal de mannen op deze verre post goed doen. Intusschen zijn we hiermee zonder erg van de Residentie naar „De Mok" verhuisd, hoewel er in den Haag nog heel wat te beleven viel; b.v. het bekijken van roode ministers in nationale ambtskleeding, gereed om een Troonrede en ?en Milüoenennota te onderschrijven en straks te verdedigen, die zóó van het vorig „aartsconser vatieve" kabinet afkomstig konden zijn. Doch laat ik daarover zwijgen, want wie er mee begint kan moeilijk -:jn pen in toom houden. Het jubileum der Spoorwc u, honderd jaar langs de stalen baan, is versoberd gevierd: de dagen lang*- trek van 2000 leden van het personeel naar "Utrecht kon thans niet doorgaan. Het spreekt van zelf en het heeft peen d geoefend op de goede stemming van het personeel. Met opgewekt heid heeft het meegedaan aan de versiering van stations en werkplaatsen. Tragisch teeken des tijds was, dat men in de schaduw van vlaggen- tcoi schuilkelders zag. Ook spijt het ons, dat we te weinig reizigers getooid zagen met een natio naal 'rikje, samengebonden door de letters N.S. (wat niet nationaal socialisme beteekende), want er is dus niet al te veel binnengekomen voor de tuberculosebestrijding onder het spoorwegper soneel. De spoormannen hebben tegenwoordig een heel wat minder gevaarlijk baantje dan de zeelieden. Het is zeer begrijpelijk, dat deze allerlei eisahen stelcen inzake arbeidsvoorwaarden; het is jam mer, dat men zich daarbij bezondigde aan wilde stakingen en het is verheygend, dat er thans overeenstemming tusschen den Bond van werk gevers en de Contactcommissie is bereikt. De toeslagen, die voor de verschillende vaarten zijn vastgesteld en de vera re bijzonderheden van deze regeling zullen bin nknrt worden bekend gemaakt. De stakers bij t Hi Stoomboot Mij zullen daarvan wel geen prof ij hebben. 21e zijn ontslagen. De opvarenden op de „Mark", die met een lading hout van Finland naar Neder'and kwam en bij tDenemarken op een mijn liep, weten er anders van mee te praten hoe gevaarlijk thans de zee is. Toch moet de vaart doorgaan, want de sche pen met broodkoren kunnen we niet missen, al nam de tarweverbouw in ons land van 1914 tot heden toe van 150 duizend tot 400 duizend ton, zoodat we voor de helft in eigen onderhoud kun nen voorzien. Met de visch liep het spaak. Midden in het seizoen moesten de haringloggers binnenvallen en de trawlers voor versche visch durfden geen zee te kiezen. De prijzen liepen daardoor zóó hoog op, dat 'n Belgische waaghals, die in IJmuiden markte, in een paar dagen ruim 12.000.besomde. 't Is te hopen, zoowel voor de visschers als voor ons Volk, dat zoodanige medewerking en voorlichting gegeven kunnen worden, dait het uitvaren niet al tc veel risico meer oplevert. De sahrik van 1914 zit er echter nog in. Het is een mooi dinig, dat het bonnenstelsel voorloopig is opgeheven. Het schijnt echter niet te heteekenen, dat hierdoor allerlei verscholen goederen weer op de markt komen en dat de prijzen niet opgedreven worden. Er zijn nog steeds particulieren, die zich aan hamsteren schuldig maken en winkeliers, die woekerwinst nemen. Maar de straf b'ijft uit, wanneer men doet als de dame, die aan alle kennissen vertelt, dat haar f 2.voor een klosje naaigaren gevraagd werd, doch die de politie of den Minister er niet mee in kennis stelt. Het is niet voldoende, dat wij ons zelf niet aan crisiskwaad schuldig maken, wij be- hooren anderen, die zich bezondigen, ook trachten tegen te houden of weer op 't goede pad brengen. Losse Nummers Zondagsblad Gaarne zijn wij bereid, voor zoover de voorraad strekt, onze lezers aan losse nummers Zondagsblad te helpen. Wij brengen daarvoot 5 ct. per nummer in rekening en verzoeken vriendelijk het bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen. DE ADMINISTRATIE Een martelaarskroon voor Joris Praet, door Hendrika Kuyper- Van Oordt. Uitgave J. H. Kok N.V., Kam pen (1939). HET is zeker even merkwaardig als verheugend feit, dat het werk van Hendrika Kuyper-Van Oordt zich Mevrouw H. Kuyper-Van Oordt qualitatief nog immer in stijgende lijn beweegt. Hoewel deze schrijfster de zestig reeds is gepasseerd, treft ons haar geesteldjke vitaliteit. Mevrouw K.v. O. is als romancière, zowel als sohrijfster van kritieken het literaire geweten der protestantse christe lijke letterkunde van heden. Moge haar 402 kritisch werk niet immer het kenmerk der objectiviteit vertonen, zij laat nim mer na, het werk te toetsen op vak manschap en zij spaart niemand, wan neer h.i. wordt gezondigd tegen de normen der literatuur. Maar het is tóch de romancière, die ons het méést boeit als verschijning in onze letteren. Deze verschijning is van een geeste lijke aristocratie, waartoe de Franse klassieken hun deel hebben bijge dragen. Haar werk is niet gebonden aan het rumoerige heden, doch beweegt zich op de grens van de oude en de nieuwe tijd. Zo zie ik de persoon en het werk van Mevr. KuyperVan Oordt niet al/een belangrijk voor het literair geweten der lezers ,doch evenzo voor de vor ming van jongere auteurs. Want er wordt wel veel en handig geschreven tegenwoordig, voor al nu door de geest des tijds het onmiddel lijk aansprekende boeiende verhaal in trek is, doch laten we eerlijk zijn: in hoeveel gevallen hebben wij dan met een boek te doen, dat wij, na, zeg maar tien jaar, nog eens uit onze boekenkast zullen nemen en er op nieuw door zullen worden verrijkt? En dit nu is het gevaJ met het werk van Mevrouw K.v. O.: het is niet, door het najagen van actualiteiten gebonden aan de dag van heden: ja, het beweegt zich za'fs gaarne in het verleden, doch over dit proza ligt een glans welke het langer zal uithouden dan vele oogverblindende kleuren van heden. Wanneer ik zeg, dat het werk van deze sohrijfster zich nog immer qualitatief in de stijgende lijn beweegt, denk ik allereerst aan het feit dat haar stijl zidh heeft vereenvoudigd en haar psychologie zich heeft verdiept. Te- redht heeft een recensent dezer dagen gewezen op een treffende overeen komst met Arthur van Schendel. Er is over het werk van Mevr. K. v. O. veel waarderende geschreven. Ik durf haast zeggen tot vervelend wor- dens toe over de voortreffelijkheid van haar sfeer en milieutekening. Daarom lijkt het mij bij de verschij ning van Joris Praet niet overbodig, nu eens wat meer aandacht te vragen voor haar gave om mensen te teke nen, levende mensen, in hun streven, hun geluk maar niet minder in de rampen die hen treffen. Voor,wie mocht menen, dat Joris Praet alleen maar op voortreffelijke wijze de sfeer van een oud dood stadje tekent, kan ik zeggen, dat er in deze roman, meer dan in het vroegere werk van deze schrijfster, heel wat gebeurt en de gebeurtenissen een sterk bewo gen karakter hebben. Nu is het natuurlijk onmogelijk hier een compleet overzicht van de inhoud te geven: het is ook overbodig, want in dat geval zouden wij in de lijn van de Amerikaansche methode ko men, waardoor het publiek door korte volledige overzichten, in de ge'egen- heid wordt gesteld, zonder het boek te hebben gelezen, er over te kunnen meepraten. Beter !ijkt het mij, dat een boekbespreking den a.s. lezer nieuws gierig maakt, dus een prikkel geeft tot het zelf lezen van het boek. Gaf „Brandende Harten" van Gera Kraan-Van den Burg een beeld van de bloei van de reveiltijd, Joris Praet leeft in de tijd. van het verval. Maar de schrijfster heeft duidelijk laten uitkomen, dat, al heeft alles zijn bloei en verval, het evangelie van Gods Koninkrijk blijft. Het komt mij dan ook voor, dat Joris Praet niet alleen literair maar ook geestelijk meer waarde heeft dan het vroegere werk van deze schrijfster. In het eerste hoofdstuk vindt men de kern van het gehele boek. Het is ge titeld: „Het reveil en den minderen man", en is te beschouwen als proloog. Het valt in tydsorde ver voor het moment waarop het eigen/djke verhaal aanvangt. Joris Praet is dan nog een klein jongetje, dat scherp toeluistert els in het deftige huis op de Putter- 6traat door zijn grootvader, die bur gemeester is, contact wordt onderhou den met eenvoudige mensen, die vrij uit over het geestelijk leven spreken. Het was helaas niet altijd het beste deel van de mindere man. dat zich de gastvrijheid onwaardig toonde. Q. A. de Ridder heeft terecht in De Nederlander herinnerd aan Aïlard Pierson, die, zelf een afvallig kind van het Reveil, in z'n „Oudere Tijdgenoo- ten" beschreven heeft hoe hij als kind leefde onder de loodzware druk van helse verschrikkingen, gevolg van het aanhoren van onbegrepen geestelijke gesprekken der ouderen. Wanneer gij dit boek nog niet hebt gelezen moet ik u aanraden dit eerste hoofdstuk, dit voorspel, extra goed te lezen, want hier wordt u de sleutel in handen gegeven om het gehele boek, en zeker de figuur van Joris Praet te verstaan. Laat het beeld van de sleutel u niet verwonderen: ook een boek, een ro man kan een sleutel hebben, door welks gebruik deuren voor u open gaan. Ik denk aan een woord Goethe over de kunst van het lezen: „Ik ben er nu tachtig jaar mee bezig en zou nog niet graag van mijzelf zeggen, dat ik het onder de knie heb." En zie nu later dezelfde Joris Praet, wanneer hij deelgenoot is in de oude familiezaak en dan, als voliwassen man, in het geheim nog onder de geestelijke invloed staan van Zwarte Wijntje, annex het volk uit de Schrik- kelpoort, het volk van Fop den Otter. Het is evenmin de familie onbekend dat Joris Praet een geestelijke afwij king heeft inzake zijn visie op het martelarenboek. Maar het wordt in stilte gedragen, want zij hadden elkaar te zeer nodig om het fami'ie- goed bijeen te houden. Het stadje is in verval. De oude patriciërshuizen hebben hun tijd gehad. De stad prees de weduwe Visser en mijnheer Joris Praet die, werd ge zegd, niet huwen zou om voor zyn zuster en haar dochter te kunnen zorgen. Het gaf de stad een gevoel van rust en veiligheid, dat het huis van burgemeester Meylof in stand bleef, bewoond door zijn kleinkin deren." Men zou „Een martelaarskroon voor Joris Praet" een verhalend schildery kunnen noemen, waarvan de schrijf ster met grote zorg alle ramen of ivakken gevuld heeft. ooz uoq MI" jaitop °p 'L-.z? 3Q"] VVH èd3-LVIOQ N3Q "130N J O r~J Jongens en Meisjes, DE stem van onze Koningin kennen we alle- maal. Dat hebben we aan de radio te danken, 't Is nog niet zo heel Uvng geleden, dat er betrek kelijk weinig mensen waren, die onze Koningin wel eens hadden horen spreken. En daar waren ze niet weinig trots op. k Heb een oud moedertje gekenddat de water vloed van 1916 had meegemaakt. De felle Noord wester had toen heel wat dijken stuk geslagen. Verschillende gedeelten van ons land werden Overstroomd en heel wat mensen verdronken. De Koningin ging de meest geteisterde plaatsen per soonlijk bezoeken. In zulke tijden vam. beproeving is ze onze trouwe Landsmoeder, die meehelpt de geslagen wonden te helen. Toen had ze ook de bevolking van zeker dorp (Tc weet heus niet meer welk) toegesproken en bij die gelegenheid had 't oude moedertje haar gehoord. We vonden haar een bevoorrecht mens: ze had niet alleen de Ko ningin van heel dicht bij gezien, maar haar ook horen spreken! Dat is tegenwoordig heel anders. Als de Koningin leen belangrijke boodschap aan haar volk heeft, 'dan maakt ze daarvoor gebruik van de radio. En 'dan kunnen we haar allen horen. Zo klonk haar stem ook weer in de huiskamers van alle Nederlanders, toen zij Dinsdagmiddag de Staten-Generaal plechtig, opende. Natuurlijk ga 'k hier niet over de troonrede schrijven. Dat is een onderwerp, dat we maar liefst aan grote mensen overlaten. Maar toen de Koningin haar rede begon met deze woorden: „Onder sombere omstandigheden kom ik heden in uw midden. Andermaal wordt ons werelddeel geteisterd door de verschrikkingen van een oorlog" ja, toen hebben ook de kinderen die luisterden, wel iets begrepen van de ernstige tijden die we beleven. En ook 't slot van de ko ninklijke toespraak was voor ons allen duidelijk: „Moge God mijn volk zegene in de beproeving en aan ieder van ons de kracht geven tot datgene waartoe hij thans geroepen is." 'k Heb 't altijd jammer gevonden, dat niet veel meer kinderen de opening van de Staten-Generaal kunnen bijwonen. In dat opzicht hebben de Haagse jongens en meisjes heel wat op anderen voor. Meestal is onze Koningin erg eenvoudig en mensen, die vaak in haar nabijheid zijn, hebben meer malen verteld, dat 't ook in 't paleis heel gewoon toegaat. Maar op i de derde Dinsdag van September ver schijnt ze in haar volle koninklijke waardigheid te midden van de vertegenwoordigers van haar volk. Dan is ze omgeven van vorstelijke pracht 'en praal, die behoort bij de hoge plaats, die God haar in ons volksleven gegeven heeft. Op meer dan één Prinsjesdag ben 'k in Den Haag 'geweest en 'k heb er nooit spijt van gehad. Het vertrek van de koninklijke stoet van 't paleis, 'de tocht door de overvolle straten en de aankomst op 't Binnenhof je vergeet 't nooit als je 'dat eens gezien hebt. Gelukkig dat onze krant er een flink verslag van gaf. Dan kan men er zich tenminste een voorstelling van maken. En later komt misschien nog wel eens de gelegenheid om 'dit prachtige schouwspel met eigen ogen te zien. Natuurlijk heb je ook gelezen, dat prinsesje 'Beatrix erg nieuwsgierig was naar al 't moois, 'dat voor 't paleis te zien was. En ze was wat blij toen een der hofdames haar opnam en in 'de vensterbank neerzette. Fijn, ktoen kon ze alles heel goed zien. De prachtige gouden koets, waar- tnee haar Ouders met Grootmoeder straks zouden 'wegrijden.... die glanzende paarden.... die 'deftige heren met al dat goud en zilver op hun uniform.en dan al die duizenden mensen, die 'maar juichten en zwaaiden. O, Beatrix vond 't prachtig. Als w ij ook eens met Prinsjesdag naar Den Haag gaan, en wij dan ook onze kleine prinses te zien krijgen wat zouden we haar blij en geestdriftig begroeten. Zou je ook niet mee doen? OOM JAN. BOEKENKASTJE VOOR DE POPPENKAMER Zullen we eens een leuk boekenkastje voor de poppenkamer gaan maken? Goed, je hebt niets anders nodig dan vier bakjes van lucifersdoosjes. Die plak je tegen elkaar aan. Dan aan de zijkan» INKWARTIERING 8 „Goede vrouw, wat stook je toch! X 't Haardvuur vlamt zo vrolijk nog'. v Kijk nu zo'n verkwistend vrouwtje X Spaar je hout toch, vriendlijk oudje X Luister toch naar goede raad!" 8 Rimplig vrouwtje wil niet luistren, X En ze zegt met vriendlijk fluistren: v „Warm je, warm je toch, soldaat!" X „Beste vrouw; bewaar je ham! X 'Meen niet, dat ik dadrvoor kwam. 8 'k Heb zo-even, moet je weten, X 'In de herberg al gegeten; v Op mijn woord: ik ben verzaad." X Rimplig vrouwtje wil niet luistren, X X En ze zegt met vriendlijk fluistren: 8 8 „Eet nu, eet nu toch, soldaat l" X poedertje, wat zotternij! X 't Beste bed.en dat voor mij? X X Neen maar, dat is overdreven 8 v Wijs me maar de hooischuur even, X X In het hooi slaap je ook niet kwaad." X X Rimplig vrouwtje wil niet luistren, 8 8 En ze zegt met vriendlijk fluistren: X X „Neen, niet in het hooi, soldaat!" X Nu is 't ochtend, hij moet heen. X „*k Groet u moedertje maar neen, 8 Voel die zak hoe zwaar vanmorgen, X 'k Ben verlegen met de zorgen, X Waar ge mij mee overlaadt." 8 Rimplig vrouwtje schreiend luistert, X Rimplig vrouwtje zadhtkens fluistert: X „Achmijn zoon is óók soldaat!" S. ABRAHAMSZ. ten twee strookjes van bordpapier, en de zaak is klaar! Kijk maar naar het voorbeeldje, dan is alles dui delijk. De mooie clubfauteuil maak je van vier lucifersdoosjes. Gesnopen? WERKVERDELING De bange agent: „Ga jij 'm na om te zien waar-ie gebleven is, dan zal ik gaan kijken waar-ie vandaan gekomen is." BAGAGE 'n Jonge dame komt zenuwachtig het perron op» lopen en roept: „Witkiel, witkiel, ik ben al m'n bagage kwijt?" „Welnu dam," antwoordt de man bedaard, „dan hebt ge geen witkiel nodig." door X. (Slot) DOLF ging na de vacantie weer naar het bureau. De secretaris was wed is waar herstel lende van een ernstige ziekte, doch zijn lichamelijke gesteldheid zou van die aard blijven, dat de dokter hem had geadviseerd, zijn pensioen aan te vragen. Bij het afscheid bleek eerst recht, hoe geliefd hij was bij zijn meerderen, minderen in raing en dorpsgenoten. De bewijzen van harte lijkheid, die zijn vrouw en hij in ont vangst hadden te nemen, waren over stelpend. Het echtpaar was er diep door ontroerd. Dolf had wel kunnen huilen, nu zijn weldoener wegging. Het was hem een troost, dat ze even buiten het dorp in de polder gingen Of zijn weldoener, vóór hij zijn ambt neerlegde, ook nog het vo'gende be werkt had, kwam hy nooit te weten, doch vermoedde het sterk. Enige weken later werd hem nl. mede gedeeld, dat hij bij besluit van B. en W. bevorderd werd tot 2en ambtenaar, tecwijl zijn broer Jantje, die intussen ook de school had doorlopen, in zijn plaats kon worden werkzaam gesteld, Dit gaf een grote vreugde thuis, toen Dolf met deze dubbele verrassing thuiskwam. Moeder raadde Jantje, die zelf nog geen voorkeur had, dit zeld zame aanbod dankbaar te aanvaarden. Zo geschiedde dan ook, zodat er op kantoor een hele verandering plaats had. Mijnheer Staat werd bevorderd tot secretaris, mijnheer Van der Lugt tot eersten ambtenaar, zodat die DoOifs onmiddellijke chef wend. Alle bevor derden beloofden te tracteren, dus was het enige dagen een gezellige boel als juffrouw Kaat de tractatie rond diende. Jantje vond dit begin reuze en hoopte heimelijk, dat het altijd maar zo bleef doorgaan. Juffrouw Kaat knikte hem iedere keer vrien delijk toe en fluisterde hem in het oor, toen de extraatjes waren afgelopen: „Lust je ook zo graag pannekoeken, als je broer?" Jan knikte hef tog. „Nou als ik zie bak, zal ik je roepen, hoor!" Mijnheer Van der Lugt had blijkbaar iets van het gesprek opgevangen en riep luid: .,Als er pannenkoeken te delen vallen, juffrouw, ben ik ook nog jongste broekje, hoor!" „En ik!" zei Dolf. De vrouw van den concierge glunder de van pret. „Ik beloof het jullie, hoor!" De „isegrim" viel Dolf steeds meer mede, Toen er enige weken verstreken waren, sinds zyn bevordering, liet hij zich van zijn beste rijde zien. Hij liet Dolf bij zich komen en vroeg hem of hij er lust in had, opgeleid te worden voor het examen van secreta ris. Op de gretige bevestiging van Dolf zei hij, dat hij hem dan wilde op leiden. Dolf kon zijn oren haast niet geloven en stemde gaarne toe. „Zie je wel, DcAfje, zei mijnheer Van der Lugt later, dat onze nieuwe secretaris ook zo kwaad niet is. Leer dit van mij, het innerlijke van vele mensen is beter alls dat ze uiterilyk schijnen. De „isegrim" is nog niet zo isegr immerig 1 Dolf moest toestemmen. Hij was een geduchte levenservaring rijker ge worden en had geleerd om niet te veel iemand naar het uiterlijk te beoor delen. Trouw gaf mijnheer Staat hem les. Dolf maakte goede vorderingen. A's hij bij zijn lesgever op de kamer was, viel het koele ambtelijke van mijn heer Staat af en was er zelfs wel eens gelegenheid voor een grapje. In mijnheer Van der Lugt hadden Dolf en Jantje een prettige chef. Jantje had natuurlijk veel hulp van zijn broer. Do<'f had 't als oudste van het gezin onbetwistbaar moeilijker gehad, doordat hij zijn eigen weg had moeten banen. De benauwde ogen- blikken achter de schrijfmachine op de eerste dag van zijn loopbaan vergat hij zijn verdere leven dan ook niet, doch kon er, als hij het Jan vertelde, nu smakelijk om lachen.... 407

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12