ShsUJli
ihruvers
DOLFvan dalen. o our
j^.van<zl(>uMyk
aaaz uaa si pp^aBsBouoo uea Buq
f-uqs U3 3p3ja usd Upa laiciau 'MUiuanui 'ua
we/ïce romp een groot aantal vliegtuigen, en hon
derden opvarenden tevens, te loor gingen. De
Engelsche marine bezit slechts een zeer beperkt
aantal van deze schepen, wier waarde juist nu,
nu men zich voorbereidt op het losbreken van
den luchtoorlog, scherp stijgende is. De Engelsche
handelsvloot heeft ook reeds beduidende verlie
zen geleden, tengevolge van de duikbootaanvallen.
Doch dit alles is nog slechts het beginstadium
van de groote belangenbotsing. Slechts na verloop
van tijd zullen de krachtsverhoudingen zich
scherp tegenover elkander kunnen gaan af-
teekenen.
Op den achtergrond blijven momenteel Italië,
Japan en de Vereenigde Staten nog onbereken
bare factoren. De oorlog zal eerst geleidelijk aan
tot volle ontplooiing kunnen komen.
BINNENLAND
TROONREDE en Millioenennota zijn hoogst
belangrijke onderwerpen; doch hoe verlei
delijk het ook moge zijn, aan politiek doen wij
in deze rubriek zoo goed als niet en dus passeeren
we dergelijke gebeurtenissen meestal „in 't voor
bijgaan". De drukte moet in den Haag ditmaal
niet zoo groot geweest zijn als anders en als met
dit stralende herfstweer verwacht mocht worden;
maar de Spoorwegen, die in jubileumstemming
verkeeren, deden geen extra treinen loopen en
Hokten dus ook niet tot bezoek aan de Residentie
uit. Blijkbaar dacht de directie: in deze dagen gaat
men alleen voor zaken op reis en niet voor plezier.
Het was overigens wel de moéite om Dinsdag in
den Haag te zijn. Immers, een dag als deze is
bizonder geschikt om onze nationale eenheid te
versterken, vooral sinds prinses Beatrix zich met
Ihet publiek inlaat. En de Koningin staat deze
dagen ook weer mi Iden in de „volksbeweging".
Dat bleek Woensda,;, bij het bezoek aan den
Helder wel zeer duidelijk. Wij ge'ooven niet, dat
deze vlootschouw ten doel had om zich te over
tuigen, dat onze marine in staa^ is een Engels he
landing onmoge'ijk te maken; zooals de Duitsche
radio geliefde te publiceeren; maar wel legde het
bezoek getuigenis af van ons rotsvast voornemen
om onze onzijdigheid tegenover iedereen te hand
haven.
Het was een verrassing, dat de Koningin, in
totale afwijking van Het programma en ondanks
het mijnengevaar een bezoek bracht aan het
vliegkamp „De Mok" op Tessel. De Tesselaars
zelf zullen van dit 'bezoek wel niet veel bemerkt
hebben, want „de Mok" ligt buiten de bewoonde
wereld, zelfs ver van het typisch dorpje den
Hoorn; de belangstelling ging echter thans ook
niet uit naar de bevolking, doch naar de weer
macht, die voor en over het vo'Jk waakt. En de
persoonlijke interesse van de Koningin zal de
mannen op deze verre post goed doen.
Intusschen zijn we hiermee zonder erg van de
Residentie naar „De Mok" verhuisd, hoewel er
in den Haag nog heel wat te beleven viel; b.v.
het bekijken van roode ministers in nationale
ambtskleeding, gereed om een Troonrede en ?en
Milüoenennota te onderschrijven en straks te
verdedigen, die zóó van het vorig „aartsconser
vatieve" kabinet afkomstig konden zijn. Doch
laat ik daarover zwijgen, want wie er mee begint
kan moeilijk -:jn pen in toom houden.
Het jubileum der Spoorwc u, honderd jaar langs
de stalen baan, is versoberd gevierd: de dagen
lang*- trek van 2000 leden van het personeel naar
"Utrecht kon thans niet doorgaan. Het spreekt van
zelf en het heeft peen d geoefend op de
goede stemming van het personeel. Met opgewekt
heid heeft het meegedaan aan de versiering van
stations en werkplaatsen. Tragisch teeken des
tijds was, dat men in de schaduw van vlaggen-
tcoi schuilkelders zag. Ook spijt het ons, dat we
te weinig reizigers getooid zagen met een natio
naal 'rikje, samengebonden door de letters N.S.
(wat niet nationaal socialisme beteekende), want
er is dus niet al te veel binnengekomen voor de
tuberculosebestrijding onder het spoorwegper
soneel.
De spoormannen hebben tegenwoordig een heel
wat minder gevaarlijk baantje dan de zeelieden.
Het is zeer begrijpelijk, dat deze allerlei eisahen
stelcen inzake arbeidsvoorwaarden; het is jam
mer, dat men zich daarbij bezondigde aan wilde
stakingen en het is verheygend, dat er thans
overeenstemming tusschen den Bond van werk
gevers en de Contactcommissie is bereikt. De
toeslagen, die voor de verschillende vaarten zijn
vastgesteld en de vera re bijzonderheden van
deze regeling zullen bin nknrt worden bekend
gemaakt. De stakers bij t Hi Stoomboot Mij
zullen daarvan wel geen prof ij hebben. 21e zijn
ontslagen.
De opvarenden op de „Mark", die met een lading
hout van Finland naar Neder'and kwam en bij
tDenemarken op een mijn liep, weten er anders
van mee te praten hoe gevaarlijk thans de zee
is. Toch moet de vaart doorgaan, want de sche
pen met broodkoren kunnen we niet missen, al
nam de tarweverbouw in ons land van 1914 tot
heden toe van 150 duizend tot 400 duizend ton,
zoodat we voor de helft in eigen onderhoud kun
nen voorzien.
Met de visch liep het spaak. Midden in het seizoen
moesten de haringloggers binnenvallen en de
trawlers voor versche visch durfden geen zee te
kiezen. De prijzen liepen daardoor zóó hoog op,
dat 'n Belgische waaghals, die in IJmuiden markte,
in een paar dagen ruim 12.000.besomde. 't Is
te hopen, zoowel voor de visschers als voor ons
Volk, dat zoodanige medewerking en voorlichting
gegeven kunnen worden, dait het uitvaren niet
al tc veel risico meer oplevert. De sahrik van
1914 zit er echter nog in.
Het is een mooi dinig, dat het bonnenstelsel
voorloopig is opgeheven. Het schijnt echter niet te
heteekenen, dat hierdoor allerlei verscholen
goederen weer op de markt komen en dat de
prijzen niet opgedreven worden. Er zijn nog steeds
particulieren, die zich aan hamsteren schuldig
maken en winkeliers, die woekerwinst nemen.
Maar de straf b'ijft uit, wanneer men doet als
de dame, die aan alle kennissen vertelt, dat haar
f 2.voor een klosje naaigaren gevraagd werd,
doch die de politie of den Minister er niet mee
in kennis stelt. Het is niet voldoende, dat wij ons
zelf niet aan crisiskwaad schuldig maken, wij be-
hooren anderen, die zich bezondigen, ook trachten
tegen te houden of weer op 't goede pad brengen.
Losse Nummers Zondagsblad
Gaarne zijn wij bereid, voor zoover de
voorraad strekt, onze lezers aan losse
nummers Zondagsblad te helpen.
Wij brengen daarvoot 5 ct. per nummer
in rekening en verzoeken vriendelijk het
bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen.
DE ADMINISTRATIE
Een martelaarskroon voor Joris
Praet, door Hendrika Kuyper-
Van Oordt.
Uitgave J. H. Kok N.V., Kam
pen (1939).
HET is zeker even merkwaardig als
verheugend feit, dat het werk van
Hendrika Kuyper-Van Oordt zich
Mevrouw H. Kuyper-Van Oordt
qualitatief nog immer in stijgende
lijn beweegt. Hoewel deze schrijfster
de zestig reeds is gepasseerd, treft ons
haar geesteldjke vitaliteit. Mevrouw
K.v. O. is als romancière, zowel als
sohrijfster van kritieken het literaire
geweten der protestantse christe
lijke letterkunde van heden. Moge haar
402
kritisch werk niet immer het kenmerk
der objectiviteit vertonen, zij laat nim
mer na, het werk te toetsen op vak
manschap en zij spaart niemand, wan
neer h.i. wordt gezondigd tegen de
normen der literatuur.
Maar het is tóch de romancière, die
ons het méést boeit als verschijning in
onze letteren.
Deze verschijning is van een geeste
lijke aristocratie, waartoe de Franse
klassieken hun deel hebben bijge
dragen.
Haar werk is niet gebonden aan het
rumoerige heden, doch beweegt zich
op de grens van de oude en de nieuwe
tijd.
Zo zie ik de persoon en het werk van
Mevr. KuyperVan Oordt niet al/een
belangrijk voor het literair geweten
der lezers ,doch evenzo voor de vor
ming van jongere auteurs.
Want er wordt wel veel en handig
geschreven tegenwoordig, voor al nu
door de geest des tijds het onmiddel
lijk aansprekende boeiende verhaal in
trek is, doch laten we eerlijk zijn: in
hoeveel gevallen hebben wij dan met
een boek te doen, dat wij, na, zeg
maar tien jaar, nog eens uit onze
boekenkast zullen nemen en er op
nieuw door zullen worden verrijkt?
En dit nu is het gevaJ met het werk
van Mevrouw K.v. O.: het is niet,
door het najagen van actualiteiten
gebonden aan de dag van heden: ja,
het beweegt zich za'fs gaarne in het
verleden, doch over dit proza ligt een
glans welke het langer zal uithouden
dan vele oogverblindende kleuren van
heden.
Wanneer ik zeg, dat het werk van deze
sohrijfster zich nog immer qualitatief
in de stijgende lijn beweegt, denk ik
allereerst aan het feit dat haar stijl
zidh heeft vereenvoudigd en haar
psychologie zich heeft verdiept. Te-
redht heeft een recensent dezer dagen
gewezen op een treffende overeen
komst met Arthur van Schendel.
Er is over het werk van Mevr. K.
v. O. veel waarderende geschreven. Ik
durf haast zeggen tot vervelend wor-
dens toe over de voortreffelijkheid van
haar sfeer en milieutekening.
Daarom lijkt het mij bij de verschij
ning van Joris Praet niet overbodig,
nu eens wat meer aandacht te vragen
voor haar gave om mensen te teke
nen, levende mensen, in hun streven,
hun geluk maar niet minder in de
rampen die hen treffen.
Voor,wie mocht menen, dat Joris
Praet alleen maar op voortreffelijke
wijze de sfeer van een oud dood stadje
tekent, kan ik zeggen, dat er in deze
roman, meer dan in het vroegere werk
van deze schrijfster, heel wat gebeurt
en de gebeurtenissen een sterk bewo
gen karakter hebben.
Nu is het natuurlijk onmogelijk hier
een compleet overzicht van de inhoud
te geven: het is ook overbodig, want
in dat geval zouden wij in de lijn
van de Amerikaansche methode ko
men, waardoor het publiek door korte
volledige overzichten, in de ge'egen-
heid wordt gesteld, zonder het boek
te hebben gelezen, er over te kunnen
meepraten. Beter !ijkt het mij, dat een
boekbespreking den a.s. lezer nieuws
gierig maakt, dus een prikkel geeft
tot het zelf lezen van het boek.
Gaf „Brandende Harten" van Gera
Kraan-Van den Burg een beeld van
de bloei van de reveiltijd, Joris Praet
leeft in de tijd. van het verval. Maar
de schrijfster heeft duidelijk laten
uitkomen, dat, al heeft alles zijn bloei
en verval, het evangelie van Gods
Koninkrijk blijft.
Het komt mij dan ook voor, dat Joris
Praet niet alleen literair maar ook
geestelijk meer waarde heeft dan het
vroegere werk van deze schrijfster.
In het eerste hoofdstuk vindt men de
kern van het gehele boek. Het is ge
titeld: „Het reveil en den minderen
man", en is te beschouwen als proloog.
Het valt in tydsorde ver voor het
moment waarop het eigen/djke verhaal
aanvangt. Joris Praet is dan nog een
klein jongetje, dat scherp toeluistert
els in het deftige huis op de Putter-
6traat door zijn grootvader, die bur
gemeester is, contact wordt onderhou
den met eenvoudige mensen, die vrij
uit over het geestelijk leven spreken.
Het was helaas niet altijd het beste
deel van de mindere man. dat zich
de gastvrijheid onwaardig toonde.
Q. A. de Ridder heeft terecht in De
Nederlander herinnerd aan Aïlard
Pierson, die, zelf een afvallig kind van
het Reveil, in z'n „Oudere Tijdgenoo-
ten" beschreven heeft hoe hij als kind
leefde onder de loodzware druk van
helse verschrikkingen, gevolg van het
aanhoren van onbegrepen geestelijke
gesprekken der ouderen.
Wanneer gij dit boek nog niet hebt
gelezen moet ik u aanraden dit eerste
hoofdstuk, dit voorspel, extra goed te
lezen, want hier wordt u de sleutel
in handen gegeven om het gehele boek,
en zeker de figuur van Joris Praet te
verstaan.
Laat het beeld van de sleutel u niet
verwonderen: ook een boek, een ro
man kan een sleutel hebben, door
welks gebruik deuren voor u open
gaan.
Ik denk aan een woord Goethe over
de kunst van het lezen: „Ik ben er nu
tachtig jaar mee bezig en zou nog niet
graag van mijzelf zeggen, dat ik het
onder de knie heb."
En zie nu later dezelfde Joris Praet,
wanneer hij deelgenoot is in de oude
familiezaak en dan, als voliwassen
man, in het geheim nog onder de
geestelijke invloed staan van Zwarte
Wijntje, annex het volk uit de Schrik-
kelpoort, het volk van Fop den Otter.
Het is evenmin de familie onbekend
dat Joris Praet een geestelijke afwij
king heeft inzake zijn visie op het
martelarenboek. Maar het wordt in
stilte gedragen, want zij hadden
elkaar te zeer nodig om het fami'ie-
goed bijeen te houden. Het stadje is
in verval. De oude patriciërshuizen
hebben hun tijd gehad.
De stad prees de weduwe Visser en
mijnheer Joris Praet die, werd ge
zegd, niet huwen zou om voor zyn
zuster en haar dochter te kunnen
zorgen. Het gaf de stad een gevoel
van rust en veiligheid, dat het huis
van burgemeester Meylof in stand
bleef, bewoond door zijn kleinkin
deren."
Men zou „Een martelaarskroon voor
Joris Praet" een verhalend schildery
kunnen noemen, waarvan de schrijf
ster met grote zorg alle ramen of
ivakken gevuld heeft.
ooz uoq MI" jaitop °p 'L-.z? 3Q"] VVH èd3-LVIOQ N3Q "130N J O r~J
Jongens en Meisjes,
DE stem van onze Koningin kennen we alle-
maal. Dat hebben we aan de radio te danken,
't Is nog niet zo heel Uvng geleden, dat er betrek
kelijk weinig mensen waren, die onze Koningin
wel eens hadden horen spreken. En daar waren
ze niet weinig trots op.
k Heb een oud moedertje gekenddat de water
vloed van 1916 had meegemaakt. De felle Noord
wester had toen heel wat dijken stuk geslagen.
Verschillende gedeelten van ons land werden
Overstroomd en heel wat mensen verdronken. De
Koningin ging de meest geteisterde plaatsen per
soonlijk bezoeken. In zulke tijden vam. beproeving
is ze onze trouwe Landsmoeder, die meehelpt de
geslagen wonden te helen. Toen had ze ook de
bevolking van zeker dorp (Tc weet heus niet meer
welk) toegesproken en bij die gelegenheid had
't oude moedertje haar gehoord. We vonden haar
een bevoorrecht mens: ze had niet alleen de Ko
ningin van heel dicht bij gezien, maar haar ook
horen spreken!
Dat is tegenwoordig heel anders. Als de Koningin
leen belangrijke boodschap aan haar volk heeft,
'dan maakt ze daarvoor gebruik van de radio. En
'dan kunnen we haar allen horen.
Zo klonk haar stem ook weer in de huiskamers
van alle Nederlanders, toen zij Dinsdagmiddag de
Staten-Generaal plechtig, opende. Natuurlijk ga 'k
hier niet over de troonrede schrijven. Dat is een
onderwerp, dat we maar liefst aan grote mensen
overlaten.
Maar toen de Koningin haar rede begon met deze
woorden: „Onder sombere omstandigheden kom ik
heden in uw midden. Andermaal wordt ons
werelddeel geteisterd door de verschrikkingen van
een oorlog" ja, toen hebben ook de kinderen
die luisterden, wel iets begrepen van de ernstige
tijden die we beleven. En ook 't slot van de ko
ninklijke toespraak was voor ons allen duidelijk:
„Moge God mijn volk zegene in de beproeving
en aan ieder van ons de kracht geven tot datgene
waartoe hij thans geroepen is."
'k Heb 't altijd jammer gevonden, dat niet veel
meer kinderen de opening van de Staten-Generaal
kunnen bijwonen. In dat opzicht hebben de
Haagse jongens en meisjes heel wat op anderen
voor.
Meestal is onze Koningin erg eenvoudig en mensen,
die vaak in haar nabijheid zijn, hebben meer
malen verteld, dat 't ook in 't paleis heel gewoon
toegaat.
Maar op i de derde Dinsdag van September ver
schijnt ze in haar volle koninklijke waardigheid
te midden van de vertegenwoordigers van haar
volk. Dan is ze omgeven van vorstelijke pracht
'en praal, die behoort bij de hoge plaats, die God
haar in ons volksleven gegeven heeft.
Op meer dan één Prinsjesdag ben 'k in Den Haag
'geweest en 'k heb er nooit spijt van gehad. Het
vertrek van de koninklijke stoet van 't paleis,
'de tocht door de overvolle straten en de aankomst
op 't Binnenhof je vergeet 't nooit als je
'dat eens gezien hebt. Gelukkig dat onze krant er
een flink verslag van gaf. Dan kan men er zich
tenminste een voorstelling van maken. En later
komt misschien nog wel eens de gelegenheid om
'dit prachtige schouwspel met eigen ogen te zien.
Natuurlijk heb je ook gelezen, dat prinsesje
'Beatrix erg nieuwsgierig was naar al 't moois,
'dat voor 't paleis te zien was. En ze was wat
blij toen een der hofdames haar opnam en in
'de vensterbank neerzette. Fijn, ktoen kon ze alles
heel goed zien. De prachtige gouden koets, waar-
tnee haar Ouders met Grootmoeder straks zouden
'wegrijden.... die glanzende paarden.... die
'deftige heren met al dat goud en zilver op hun
uniform.en dan al die duizenden mensen, die
'maar juichten en zwaaiden. O, Beatrix vond 't
prachtig.
Als w ij ook eens met Prinsjesdag naar Den Haag
gaan, en wij dan ook onze kleine prinses te zien
krijgen wat zouden we haar blij en geestdriftig
begroeten. Zou je ook niet mee doen?
OOM JAN.
BOEKENKASTJE VOOR DE POPPENKAMER
Zullen we eens een leuk boekenkastje voor de
poppenkamer gaan maken? Goed, je hebt niets
anders nodig dan vier bakjes van lucifersdoosjes.
Die plak je tegen elkaar aan. Dan aan de zijkan»
INKWARTIERING
8 „Goede vrouw, wat stook je toch!
X 't Haardvuur vlamt zo vrolijk nog'.
v Kijk nu zo'n verkwistend vrouwtje
X Spaar je hout toch, vriendlijk oudje
X Luister toch naar goede raad!"
8 Rimplig vrouwtje wil niet luistren,
X En ze zegt met vriendlijk fluistren:
v „Warm je, warm je toch, soldaat!"
X „Beste vrouw; bewaar je ham!
X 'Meen niet, dat ik dadrvoor kwam.
8 'k Heb zo-even, moet je weten,
X 'In de herberg al gegeten;
v Op mijn woord: ik ben verzaad."
X Rimplig vrouwtje wil niet luistren, X
X En ze zegt met vriendlijk fluistren: 8
8 „Eet nu, eet nu toch, soldaat l"
X poedertje, wat zotternij!
X 't Beste bed.en dat voor mij? X
X Neen maar, dat is overdreven 8
v Wijs me maar de hooischuur even, X
X In het hooi slaap je ook niet kwaad." X
X Rimplig vrouwtje wil niet luistren, 8
8 En ze zegt met vriendlijk fluistren: X
X „Neen, niet in het hooi, soldaat!"
X Nu is 't ochtend, hij moet heen.
X „*k Groet u moedertje maar neen,
8 Voel die zak hoe zwaar vanmorgen,
X 'k Ben verlegen met de zorgen,
X Waar ge mij mee overlaadt."
8 Rimplig vrouwtje schreiend luistert,
X Rimplig vrouwtje zadhtkens fluistert:
X „Achmijn zoon is óók soldaat!"
S. ABRAHAMSZ.
ten twee strookjes van bordpapier, en de zaak is
klaar!
Kijk maar naar het voorbeeldje, dan is alles dui
delijk. De mooie clubfauteuil maak je van vier
lucifersdoosjes. Gesnopen?
WERKVERDELING
De bange agent: „Ga jij 'm na om te zien waar-ie
gebleven is, dan zal ik gaan kijken waar-ie vandaan
gekomen is."
BAGAGE
'n Jonge dame komt zenuwachtig het perron op»
lopen en roept: „Witkiel, witkiel, ik ben al m'n
bagage kwijt?"
„Welnu dam," antwoordt de man bedaard, „dan
hebt ge geen witkiel nodig."
door
X.
(Slot)
DOLF ging na de vacantie weer
naar het bureau.
De secretaris was wed is waar herstel
lende van een ernstige ziekte, doch
zijn lichamelijke gesteldheid zou van
die aard blijven, dat de dokter hem
had geadviseerd, zijn pensioen aan te
vragen. Bij het afscheid bleek eerst
recht, hoe geliefd hij was bij zijn
meerderen, minderen in raing en
dorpsgenoten. De bewijzen van harte
lijkheid, die zijn vrouw en hij in ont
vangst hadden te nemen, waren over
stelpend. Het echtpaar was er diep
door ontroerd. Dolf had wel kunnen
huilen, nu zijn weldoener wegging.
Het was hem een troost, dat ze even
buiten het dorp in de polder gingen
Of zijn weldoener, vóór hij zijn ambt
neerlegde, ook nog het vo'gende be
werkt had, kwam hy nooit te weten,
doch vermoedde het sterk.
Enige weken later werd hem nl. mede
gedeeld, dat hij bij besluit van B. en
W. bevorderd werd tot 2en ambtenaar,
tecwijl zijn broer Jantje, die intussen
ook de school had doorlopen, in zijn
plaats kon worden werkzaam gesteld,
Dit gaf een grote vreugde thuis, toen
Dolf met deze dubbele verrassing
thuiskwam. Moeder raadde Jantje, die
zelf nog geen voorkeur had, dit zeld
zame aanbod dankbaar te aanvaarden.
Zo geschiedde dan ook, zodat er op
kantoor een hele verandering plaats
had. Mijnheer Staat werd bevorderd
tot secretaris, mijnheer Van der Lugt
tot eersten ambtenaar, zodat die DoOifs
onmiddellijke chef wend. Alle bevor
derden beloofden te tracteren, dus
was het enige dagen een gezellige boel
als juffrouw Kaat de tractatie rond
diende. Jantje vond dit begin reuze
en hoopte heimelijk, dat het altijd
maar zo bleef doorgaan. Juffrouw
Kaat knikte hem iedere keer vrien
delijk toe en fluisterde hem in het oor,
toen de extraatjes waren afgelopen:
„Lust je ook zo graag pannekoeken,
als je broer?"
Jan knikte hef tog.
„Nou als ik zie bak, zal ik je roepen,
hoor!"
Mijnheer Van der Lugt had blijkbaar
iets van het gesprek opgevangen en
riep luid: .,Als er pannenkoeken te delen
vallen, juffrouw, ben ik ook nog
jongste broekje, hoor!"
„En ik!" zei Dolf.
De vrouw van den concierge glunder
de van pret.
„Ik beloof het jullie, hoor!"
De „isegrim" viel Dolf steeds meer
mede, Toen er enige weken verstreken
waren, sinds zyn bevordering, liet hij
zich van zijn beste rijde zien.
Hij liet Dolf bij zich komen en vroeg
hem of hij er lust in had, opgeleid te
worden voor het examen van secreta
ris. Op de gretige bevestiging van
Dolf zei hij, dat hij hem dan wilde op
leiden. Dolf kon zijn oren haast niet
geloven en stemde gaarne toe.
„Zie je wel, DcAfje, zei mijnheer Van
der Lugt later, dat onze nieuwe
secretaris ook zo kwaad niet is. Leer
dit van mij, het innerlijke van vele
mensen is beter alls dat ze uiterilyk
schijnen. De „isegrim" is nog niet zo
isegr immerig 1
Dolf moest toestemmen. Hij was een
geduchte levenservaring rijker ge
worden en had geleerd om niet te veel
iemand naar het uiterlijk te beoor
delen.
Trouw gaf mijnheer Staat hem les.
Dolf maakte goede vorderingen. A's
hij bij zijn lesgever op de kamer was,
viel het koele ambtelijke van mijn
heer Staat af en was er zelfs wel eens
gelegenheid voor een grapje.
In mijnheer Van der Lugt hadden Dolf
en Jantje een prettige chef.
Jantje had natuurlijk veel hulp van
zijn broer. Do<'f had 't als oudste van
het gezin onbetwistbaar moeilijker
gehad, doordat hij zijn eigen weg had
moeten banen. De benauwde ogen-
blikken achter de schrijfmachine op
de eerste dag van zijn loopbaan vergat
hij zijn verdere leven dan ook niet,
doch kon er, als hij het Jan vertelde,
nu smakelijk om lachen....
407