ihruvers DOLFvan dalen, uuur j^.mncJ.(HuJekyJ( juaAjopaq uapjcm uad r-ooquind rapuo jo uajoqasaBipus uapro/A. uaunz gewapend ingrijpen in de gebeurtenissen zou den oorlog vermoedelijk eveneens tot den Balkan uit breiden, daar dan Turkije genoodzaakt zou zijn, krachtens zijn woord aan Engeland steun te gaan verleenen. Voorshands kan men hierover bespie gelingen houden, doch deze hebben weinig nut. De veronderstelling is geopperd, dat deze onzeker heid over de houding van Italië Frankrijk zou hebben doen aarzelen, Duitschland krachtig aan te grijpen. Men vergete echter niet, dat een Fransch-Duitsche strijd niet spoedig tot ont plooiing kan komen, omdat tusschen beide landen de dubbele scheidslijn zich uitstrekt van Maginot- en Siegfriedlinie. Franschen en Duitschers heb ben zich, elk op eigen terrein, juist in het voor uitzicht van een oorlog als dezen, zoo enorm met fortificaties versterkt, dat zij elkander nauwlijks te lijf kunnen gaan zonder bijna onmiddellijk een algemeen, breed opgezet offensief te ontketenen. Wie echter eenig besef ervan heeft, wat er reeds aan een gewone mobilisatie vast zit, die kan zich indenken dat de voorbereidingen voor zulk een algemeenen frontaanval zeel veel tijd, voorzich tigheid en overleg vorderen. Intusschen schijnt het, dat de Franschen meer en meer in beweging beginnen te geraken. Men meldt, dat zij pogingen doen, om in de richting van Saarbrücken op te rukken; eveneens bericht men over het geluid van zeer zwaar geschutvuur, tusschen de beide linies. De ontketening der krachten op het westelijk front zal wellicht niet meer lang op zich laten wachten Algemeene ontzetting is gaande gemaakt door de torpedeering van het Britsche s.s. Athenia, dat met een aanzienlijk aantal menschen op weg naar de Ver. Staten, door een duikboot in den grond werd geboord. Van Duitsche zijde wordt ontkend, dat men met deze schanddaad, die in Amerika verbittering heeft gewekt, iets van doen zou heb ben. De ware toedracht van daden als deze wordt soms eerst jaren na dato bekend. De eerste uit werking ervan is een algemeene anti-Duitsche stemming in het land van Uncle Sam, welke voor het Derde Rijk nog wel eens een nasleep kan hebben. BINNENLAND WANNEER we ons zetten voor het schrijven van dit overzicht, kijken we meestal de laatste kranten nog eens door. Ook thans deden we dat, maar betrapten daarbij ons zelf op een lacune in onze belangstelling. Oorlogs- en mobi lisatie-berichten trokken onze aandacht; „gewoon nieuws" van allerlei soort liet ons vrij koud. Of, kwam het misschien zoo goed als niet in de bla den voor? Gebeurden er geen ongelukken; wer den er geen misdaden gepleegd; staat het'dage- lijksche leven stil? Het is moeilijk aan te nemen. Mogelijk is de verklaring deze, dat de redactie schier automatisch reageert op het onuitgesproken verlangen der lezers en dus bijna alle aandacht concentreert op nieuws, dat met de nieuwe we reldramp in verband staat, terwijl de rest voor een groot deel weggedrongen wordt. Natuurlijk geldt dat niet voor alles. Deze week werden de wethoudersverkiezingen in de nieuwe gemeenteraden gehouden en de regeering achtte ze van zooveel belang, dat gemobiliseerde raads leden in de gelegenheid moesten worden ge steld om de vergadering bij te wonen. Een algemeen oordeel is over deze verkiezing niet te geven. De landspolitiek had er weinig invloed op; slechts in enkele gevallen kon men toenadering tusschen roomsch-katholieken en sociaal-democraten constateeren, in andere eenige verwijdering tusschen anti-revolutionairen en christelijk-historischen. Een en ander is vooral te betreuren, als men bedenkt, dat zoo goed als alle burgemeesters deze eerste vergadering in Septem ber geopend hebben met een toespraak, waarin op welwillende samenwerking tusschen de ver schillende politieke partijen werd aangedrongen, vooral met het oog op de huidige tijdsomstandig heden. Vele raadsleden waren die vermaning wel heel gauw vergeten. Buiten de politiek wordt die solidariteit gelukkig op menig gebied gevonden. De confessioneele organisaties van boeren en tuinders legden in dit opzicht een sympathieke verklaring af; de werk geversbonden gaven de verzekering, dat zij de belangen van gemobiliseerde arbeiders en hun gezinnen zoo goed mogelijk zullen behartigen. En iedereen zal het toejuichen, wanneer de regee ring in de kostwinnersvergoeding verbetering brengt, want waarlijk, dit laat nog wel iets te wenschen over. Het staat vast, dat in bijna alle gevallen de gemobiliseerden een grooter finafricieel offer bren gen voor de nationale zaak dan niet-gemobiliseer- den. Ook is het duidelijk, dat de regeering niet elke schade kan voorkomen. We denken b.v. aan zaken en zaakjes, die verloopen. Maar het is niet toelaatbaar, dat het gezin van den man op zijn post moet leven van een „steunuitkeering", terwijl de vrijgestelde een normaal loon blijft verdienen. Echter, niet ieder verkeert in die gunstige positie. Vele werkloozen dachten, dat ze nu een kans kregen, maar niet-weinigen werden teleurgesteld. Heel wat open plaatsen blijven onvervuld, omdat de werkzaamheden stil komen te liggen. Het bedrijfsleven lijdt al zwaar onder de nog groeien de wereldramp. Misschien komt er straks eenige verandering, omdat het maatschappelijk leven ook in oorlogstijd zijn rechten doet gelden, maar voorloopig ziet het er somber uit. Belangrijke aanbestedingen, b.v. tunnelbouw te Rotterdam, zijn reeds uitgesteld, omdat de materialen, in casu beton en zand, voor oorlogsdoeleinden noodig zijn. Neen, de oorlog al blijft hij buiten onze gren zen laat ons niet ongemoeid. Dat ondervinden ae visschers ook reeds, die veel vroeger dan andere jaren tot werkloosheid genoopt worden; wie zich 1914 en volgende jaren herinnert, beeft bij de gedachte hoe de visschersplaatsen toen getreurd hebben over het verlies van honderden dcoden, omdat mijnen de vangplaatsen onveilig maakten. De monumenten op sommige plaatsen getuigen er nog van. De inventarisatie van voedselvoorraden is ge schied; men mag overtuigd zijn, dat de voorraad in ons land toereikend is voor langen tijd en dat de distributie-organisatie op wieletjes loopt. Anders dan in 1914 was men nu voorbereid; in de regeeringsberichten leest men namen van perso nen, die hun 25-jarig jubileum als crisis-ambte naar kunnen vieren en thans weer actief in dienst zijn. Narigheden behoeft men in dit opzicht dan ook niet te vreezen. Of de nood-kaarten spoedig ingewisseld zullen worden voor brood-kaarten is ons niet bekend; wel drongen kruideniersbonden reeds op geleidelijke distributie aan; en als het noodig is ligt de organisatie ongetwijfeld klaar. De spoor en post hebben eenige moeilijke dagen gehad; het publiek heeft over 't algemeen de belemmeringen kalm opgenomen; het personeel heeft topprestaties geleverd en wanneer er geen erger dingen gebeuren dan is het leed wel te dragen. Het verdient aanbeveling telkens eigen positie te vergelijken met die van hen, die de rechtstreeksche gevolgen van het oorlogsgeweld over zich zien komen. Natuurlijk, als de krant te laat of heelemaal niet komt en de eerste veld- postbrief nog niet bezorgd is, dan is dat onaange naam; maar het zijn slechts kleine onaangenaam heden, welke bovendien zeer tijdelijk zullen zijn. Laat ons dankbaar zijn. Het aanbod van onze Koningin, gezamenlijk met Koning Leopold van België gedaan, heeft praktisch geen resultaat opgeleverd: de strijd is begonnen. Maar de krachtige pogingen onzer regeering om ons land buiten de verwoesting te houden, zijn bij de oorlogvoerenden gunstig ontvangen. Scharen wij ons dan eendrachtig om de Koningin en haar regeering en bidden wij God om bewaring van ons zelf en om leniging van nood en verkorting van strijd voor hen, die in de oorlogsbeproeving gestort zijn of meegesleurd worden. EDDA ONGETWIJFELD bestaat er een groot aantal Nederlanders, voor wie de naam Edda een bekende klank heeft; klein stellig is het getal van hen voor wie dit woord ook inderdaad enige inhoud heeft. Heel vaag weet men er doorgaans iets van, dat de Edda hier of daar in de Noorse litteratuur moet worden ondergebracht, maar daarmee houdt het dan ook meestal op. Dit merkwaardig verschijnsel heeft verschillende oorzaken. In de eerste plaats is de Edda geschreven in een voor zeer velen ontoegankelijke taal, het Oudnoors. In de tweede plaats bestond tot op dit oogenblik geen goede vertaling in het Nederlands en was dus een ieder, die er meer van weten wilde, zonder met de oorspron kelijke taal zelf op de hoogte te zijn, aangewezen op de m.i. wel mooie, maar hier te lande tamelijk onbekende Duitse vertaling van Felix Genzmer in de reeks Thule. In de derde plaats staat de bekendheid met de Edda zo zeer achter by die met de Griekse godenverhalen, omdat deze laatste vooreerst verbonden zijn met een veel hoger ontwikkelde cultuur en ook, omdat deze door hun traditie van eeuwen ook hier te lande veel meer hon invloed deden gelden bij de keuze van letterkundige motieven in de renaissancistische en kl'essicistische tijd, terwij.1 de aandacht der dichters voor de Edda een honderdtal jaren geleden nog maar heel schaars begon te ontluiken. Dit laatste mag te meer bevreemdend heten, omdat de Edda de oudste didht- sohat is, dtie we over hebben in het Germaans en ook, omdat juist van Nederlandse zijde aan de bestudering van de origine'e teksten zo voortref felijk werk is verricht o.a. door den niet zoo heel lang ge'eden overleden Groninger hoogleraar Sijmons, die een voortreffelijke uitgave mede bezorgde, terwijl ook wijlen Prof. Boer in Neder land ze'rf een uitgave gaf in de oor spronkelijke taal. Het is daarom zeer verblijdend dat thans door het prachtige werk van Prof. Dr Jan de Vries uit Leiden een uitmuntende vertaling met ruime toelichting en verklaring de Edda toegankeyk is geworden voor ieder die belang stelt in dit merkwaardige IJslandse kunstproduct. Niet alleen de inhoud is thans opengesteld voor velen ook voorheen was deze voor een groot deel wed bereikbaar door samenvattende overzichten maar de strenge handhaving van de oorspron kelijke vorm biedt ook een goed in zicht in het hebe wezen van het Oud- noorse lied. Wat is nu eigenlijk de Edda? In 1643 vond een IJslandse bisschop, Bryn- jolifr Sveinsson, een handschrift, waar in een groot aantal oude goden- en heldenliederen waren samengebracht. De liederen behandelden in kunstige dichtvormen, zonder rijm, maar ge heel gebouwd op het beginsed der alteratie, de oudheidense Germaanse opvattingen over het ontstaan, het wezen en de toekomst van het heelal. De levensverhoudingen der goden, naar heidense opvatting, vinden we er in gesdhetst, maar ook dringen er op vattingen in door, die duidelijk aan tonen, dat het Christendom, dat reeds N.V. Uitgeversmij Elsevier, Am sterdam 1938. in 1000 op IJsland over het heidendom zegevierde, invloed geoefend heeft op de voorstellingen, die we hier aan treffen. Zeker zijn dus de liederen niet van één hand, zelfs staat het vrij wel vast, dat er tussen het ontstaan der verschillende liederen een tijdvak van 400 tot 500 jaar moet liggen. Dit laatste echter kwam pas „vast te staan", nadat gedurende verschillende eeuwen tal van geleerden hun licht hadden laten schijnen over deze vaak zo duistere verzameling. Brynjoiltfr Sveinsson wist van dit al/les nog niet veel. Zodoende kwam hij er toe alle - liederen een gemeenschappelijke naam en wel die van Edda te geven. Hoe kwam hij er toe, dezie naam te kiezen? In 1223 had de vermaarde skaild Snorri Sturluson een boek geschreven in proza, dat hij Edda noemde. Het was een verhandeling over poëtiek en daarom neemt men wel aan, dat het woord Edda poëtiek betekent, ofschoon anderen volhouden dat het grootmoe der of het boek van Odd een plaats op IJsland zou zyn, Nu maakt Snorri bij zyn beschouwingen gebruik van dezelfde verhalen, die ook in de door Brynjolfr gevonden bundel voor kwamen en daarom meende deze, dat Snorri op zijn beurt zijn titel aan de hervonden liederenverzameling had ontleend. Daar de inhoud der liederen gemeen cultuurgoed was op IJsland, is Brynjolfr's opvatting dus vrij on waarschijnlijk. Door een vergissing dus kwam de Edda aan zijn naam, maar sedert het midden van de 17e eeuw is dit de gangbare aanduiding geble ven voor de beroemde verzameling, al maakt de vakwetenschap nu ter onder scheiding van de beide Edda's gebruik van de namen dicht- en proza-Edda. Om den lezer van deze aankondiging, die gaarne een aansporing wil zijn tot nadere kennisneming van dit beroem de boek, enig idee te geven van de aard dezer liederen, geef ik hier een gedeelte van een lied weer uit de ver taling van Prof. de Vries. Balders dood is het centrale punt in 't treurspel van de wereldondergang. Hij wordt gedood door een schot van zijn blinden broer Hodr; deze is echter 'het instrument van den bozen en sliuwen Loki. Door droomgezichten zijn reeds te voren aan Balder zijn ondergang geopen baard. Zijn vader Odin wil weten, wat deze gezichten betekenen en daarom begeeft hij zich naar de wolwa, d.i. een vrouw met een voor spellende geest, die echter reeds ge storven is en door Odin uit het rijk der doden wordt opgeroepen. Odin vermomt zich ails gewoonlijk en dient zich van onder de naam Wegtam, d.w.z. hij die veel gereisd heeft, de zoon van Waltam, de geharde in de strijd. Aldus spreekt hem de wolwa toe: Wat is dat voor man, my onbekend, die mij bezwoer tot dien zwaren tocht? met sneeuw besneeuwd, door regen gestriemd, doornat van dauw, dood was ik lang. En daarop antwoordt Wegtam: Wegtam heet ilc, de zoon van Waltam; zeg mij uit de hel ik hoor het op de aarde wien is de bank met blanke ringen, dorpel en vloer met goud bedekt? En dan de wolwa weer: Hier staat voor Baldr de mede gebrouwen, de stra'ende drank met een schuld gedekt, de zonen der Azen vrezen onheil. Ik sprak uit nood, nu zwijg ik stil! Wij zijn Prof. de Vries dankbaar, dat hij dit belangrijke kunstwerk, dat zo uiterst moeilijk en tegelijk zo wonder lijk bekoorlijk is, toegankelijk heeft gemaakt voor het Nederlandse volk. Wij wensen het boek een ruim debiet. Dr J. KARSEMEIJER. 386 1H1SC1VVUUÜUUiXLölil tlJf Öoro^an. a Jongens en Meisjes, DE vacanties zijn voorbij en de scholen weer begonnen. Voor de meeste kinderen is dit ook 't beste. Misschien lach je om dit laatste zinnetje en zeg je: voor mijn part had de vaaan- tie nog een poosje geduurd. Toch houd ik vol, dat 't beter zo is. 'k Hoop dat je allemaal prettige weken zult hebben gehad, 't Weer was in Augus tus prachtig, dat kon zelfs niet beter. Heel wat jongens en meisjes zijn met hun ouders uit ge weest, een paar dagen, een hele week of zelfs wel een paar weken, 'k Weet wel, dat dit voor alle ouders niet mogelijk was, hoe graag ze 't hun kinderen ook gunnen. Vaders en moeders, die een zaak of een winkel hebben, kunnen moeilijk de boel sluiten, en ook wanneer vader werkloos is kan er van uitgaan meestal niet veel komen. Ik weet, dat er kinderen zijn, die dit heel erg vinden en in hun hart hierover wel eens een beetje ontevreden zijn. 'k Kan dit heel goed be grijpen en daarom schrijf 'k er hier ook open hartig over. 'k Zou je dit willen zeggen: veel erger dan voor jullie is dit meestal voor je ouders. Hun leven is de laatste jaren toch al zo moeilijk en de toekomst ziet er weinig rooskleurig uit, Als jongens en meisjes begrijpen we dat allemaal nog zo niet gelukkig ook maar! maar zóveel weten we er toch wel van, dat we ons moesten inspannen mee te helpen 't thuis zo gezellig mo gelijk te maken. Geluk en vrede hangen nooit af van de vraag of we 't rijk of arm hebben. Ik ken gezinnen van werklozen, waar ouders en kinderen in liefde samenwonen en waar God elke dag gedankt wordt voor Zijn rijke zegeningen. Zulk een macht is het geloof, en gelukkig de kinderen, die heel vroeg daar iets van mogen zien en beseffen, 'k Zei daar even, dat de toekomst er weinig roos kleurig uitziet. M'n vorig krabbeltje aan jullie schreef ik 's Woensdagsmiddags, precies een week geleden. Wat is er in die wéék veel gebeurd. De oorlog, die al zo lang dreigde en waarvoor we gevreesd hebben, is uitgebroken. Duitsland begon met Polen binnen te vallen en toen hebben Engeland en Frankrijk aan Hitier de oorlog ver klaard. We grijpen 's avonds naar de krant en we luiste ren aan de radio en zo lezen en horen we van NOG NOOIT GEZETEN Cipier: „Trek je kleren uit Je moet in 't bad!" Gevangene; „In 't bad?" Cipier: „Ja. Wanneer ben je 't laatst in 't bad geweest?" Gevangene (verontwaardigd): „Ik heb immers nog nooit gezeten, man!" WAT ZIJ NIET BEGREEP Man, van zijn krant opziend: „Alweer een kolos-* sale aardbeving in de Bilt geregistreerd." Vrouw, die nooit een krant leest: „Ik begrijp niet dat er daar in de Bilt nog mensen blijven wonen." vreselijke dingen. Hoeveel Polen en Duitsers zullen al gesneuveld zijn? Hoeveel vrouwen en kinderen werden al gedood bij de bombardementen uit de lucht? Hoeveel vliegeniers zijn er al om gekomen bij hun vooral in oorlogstijd zo gevaar lijk' beroep? We kunnen er naar gissen, maar nie mand die 't weet, We hebben allemaal medelijden met 't Poolse volk, dat zich wel dapper verdedigt, maar waar schijnlijk toch niet opgewassen zal zijn tegen de geweldige overmacht. Engeland en Frankrijk heb ben beloofd te zullen helpen en deze landen zijn hun belofte ook nagekomen maar toch vragen we ons wel eens angstig af wat er van Polen en zijn bevolking zal zijn overgebleven eer de grote mogendheden het weerbarstige Duitsland zullen aanvatten. 'k Heb óók te doen met 't arme Duitse volk, dat door zijn leiders in deze vreselijke oorlog is ge jaagd. De mensen van 40 jaar en ouder hebben de Wereldoorlog meegemaakt, die wéten wat oor log betekent, en hoeveel maal is al niet gezegd, dat deze oorlog nog veel vreselijker zal zijn? In alle kerken is Zondag bidstond gehouden- voor de grote nood waarin de wereld thans verkeert, 'k Hoorde de dominee zeggen: „Geen macht ter wereld kan ons helpen. Dat kan alleen God. Daarom is onze arme wereld 't meest gebaat door 't ootmoedig gebed tot Hem. En 't gebed van Zijn volk hoort God altijd." Zijn volk. Dat zijn rijken en armen, mannen en vrouwen, ouden en jongen. Ook 't gebed van kinderen vindt by God gehoor. En waar dit zo is, jongens en meisjes, vriendjes en vriendinnetjes van onze Kinderkrant, daar is aangewezen wat wij kunnen en móeten dop" vreselijke tijd die wij nu beleven. OOM JAN. OPLOSSING van de raadsels in de Kinderkrant van 17 Augustus L Ahio, Ohio. II. Regen, neger. III. Last, list, lust. IV. Balken, balkon, Balkan. OPLOSSING van de raadsels in de Kinderkrant van 2 Sept. I. Het bekende spreekwoord is: Wie veel wil garen, moet lang sparen. H. De Franse badplaats is: Saint Malo. De on- onderdelen van dit radsel zijn: span, akte, iris, naaf, tier, mier, agio. laan, orde. in. De lijn, waar hemel en aarde elkaar schijnen te raken, heet horizont. De onderdelen van zyn: 1. H (de helft van H.G.); 2. bom; 3. erf; 4. kliek; 5. rozen; 6. kop; 7. ons; 8. t (afkor ting voor te weten is: t.w.). Wie ben ik De beide eerste vliegen, De laatste nooit bedriegen, Als schalk van 't eerste soort, Moet eens het hele woord Geleefd hebben op deez' aard. Zijn naam leeft voort, maar is 't niet waard. Wat zou dat zijn Het eerste dient zowel tot zegen als tot vloek, Het tweede vindt ge vast in ieder boek, Ook is zyn waarde menigmaal myn eerste gelijk, 't Geheel schittert wel, maar maakt u toch niet rijk. III. Hoe oud ben ik Ik ben driemaal zo oud als myn zoon Jan. Voor 4 jaren was ik echter 4 maal zo oud als deze. Hoe oud ben ik nu en over hoeveel jaar zal Jan half zo oud zijn als ik? IV. Voor rekenmeesters. Een 66 personen tellend gezelschap bestaat uit mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn 6 mannen meer dan vrouwen en 10 kinderen meer dan het aantal volwassenen. Hoeveel mannen, vrouwen en kinderen zijn er? door 21) Een oorverdovend gerinkel en lawaai overheerste plots alle gejoel. De spullebazen bruiden en schalden om het hardst om de aandacht te trekken. het schetterde, toeterde, kreunde, jankte, gilde door elkaar „Jongens, er is ook een beer, waar je mee mag vechten!" riep een jongen, terwijl hij naar een groepje mensen wees. Jan en zijn vriendjes 6tormden er heen. „Wie wil er worstelen met den beer? Voor een halve gulden heren, en een tientje terug als je hem op de grond krijgt!" riep de spu'lebaas. Een forse jonge boer maakte aan stalten om met den beer, die gemuil korfd was en de klauwen beschermd, de strijd aan te binden. Het grote beest viel fel aan. Er ontstond een verwoede worsteling, die telkens een daverend gelach ontlokte aan het publiek. De jonge boer spande zich tot het uiterste in. maar gaf het na vruchte loze moeite op met de woorden: „Nou jongens, die jongeheer valt niet mee." ..Toe heren, laat je toch niet kennen door zo'n beesie!" moedigde de spul- lebaas aan. De jonge boeren grinnikten: „Als Jaap hem niet kan leggen, kunnen wij wel thuis blijven!" De „Zwaluwstaart" was ook op het gelach toegekomen. „Toe zwaluw, probeer jij het eens!" werd er geroepen. Mijnheer Kwik nam een dreigende» houding aan en wees op zijn armen. De omstanders grinnikten. De Zwa luwstaart was veel te tenger om zich te meten met het vecht'ustige dier. „Vooruit, Zwaluwstaart, ik betaal voor je!" riep een jonge boer. „Nou kan je er toch niks op tegen hebben," moedigde men hem aan. Mijnheer Kwik deed zijn slipjas uit en' stroopte zijn mouwen op. Hij wees op zyn spieren, die hij liet zwellen op zyn witte, dunne armen. De omstanders drongen op en verge leken lachend de dunne armen met de gespierde, behaarde poten van den beer. Het dier naderde op zijn achterpoten en maakte zich voor de aanval ge reed. De Zwaluwstaart bleek een zak vol lekkers te hebben en was dade lijk goeie maatjes met den beer. Hij aaide hem over de kop, sprak hem teder toe. Debeer dacht niet meer aan vechten, ging zitten. Nog meer liefkoosde de Kwikstaart het dier. Hij ging liggen. Een gebrul steeg op. Fier blikte de overwinnaar in het rond en zette zijn voet op het beest. „De Zwaluwstaart heeft het gewon nen!" werd er geroepen. „Wie niet sterk is, moet slim zijn," rieft mynheer Kwik. De spullebaas keek bedremmeld. Met een ridderlijk gebaar schonk de winnaar hem zijn tientje. „Ik heb wel voor twee kwartjes ge lachen." zei de boer, die het inleggeld betalen moest, „mijn buikspek doet er zeer van!" Mijnheer Kwik deed zijn slipjas weer aan en vervolgde onder applaus van het pub'iek zijn weg. Hij boog deftig. Lachend werd hij nagezien. Het liep tegen de avond. Velen ver lieten het feestterrein. Ook Dolf had Jantje een wenk gegeven, dat het tijd werd en begaf zich naar huis. IX Jantje en zijn medepadvinders hadden een aardig sommetje in kas en waren bes'oten met de vacantie een kampeer- tocht te ondernemen. Onder leiding van Dolf zou de groep jongens in Noord-Brabant in de omgeving van Breda het kamp opslaan. Het was een hele voorbereiding ge weest voor alles gereed was, maar tooh waren ze op tijd gestart, 's Mor gens om vyf uur zaten ze op de fiets. De tocht ging over de oude stad Dor drecht en na een hakf uurtje trappen kwam de nieuwe voetbrug by Moer dijk in zicht. De meesten hadden die nog niet gezien, en daarom maakte het ijzeren gevaarte een geweldige indruk op de jongens. Toen ze er over reden, wat wel acht minuten duurde, was de gheele club stiL Ze beseften toch we1, wat een enorm werk hier tot stand was gebracht. Een prachtig gezicht had men vanaf deze brug op de slanke spoorbrug met haar veertien bogen. „Brabant!" riepen de voorsten, zodra ze de vaste wal weer onder zich had den. Al gauw hadden ze de brug nu achter zioh en reden op Brabantse bodem. Ze volgden de mooie weg naar Breda en zouden van daaruit hun kampeer terrein opzoeken. fWi.'rtt vew

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12