ihruvers
DOLFvan dalen, uuur
j^.mncJ.(HuJekyJ(
juaAjopaq uapjcm uad
r-ooquind rapuo jo uajoqasaBipus uapro/A. uaunz
gewapend ingrijpen in de gebeurtenissen zou den
oorlog vermoedelijk eveneens tot den Balkan uit
breiden, daar dan Turkije genoodzaakt zou zijn,
krachtens zijn woord aan Engeland steun te gaan
verleenen. Voorshands kan men hierover bespie
gelingen houden, doch deze hebben weinig nut.
De veronderstelling is geopperd, dat deze onzeker
heid over de houding van Italië Frankrijk zou
hebben doen aarzelen, Duitschland krachtig aan
te grijpen. Men vergete echter niet, dat een
Fransch-Duitsche strijd niet spoedig tot ont
plooiing kan komen, omdat tusschen beide landen
de dubbele scheidslijn zich uitstrekt van Maginot-
en Siegfriedlinie. Franschen en Duitschers heb
ben zich, elk op eigen terrein, juist in het voor
uitzicht van een oorlog als dezen, zoo enorm met
fortificaties versterkt, dat zij elkander nauwlijks
te lijf kunnen gaan zonder bijna onmiddellijk een
algemeen, breed opgezet offensief te ontketenen.
Wie echter eenig besef ervan heeft, wat er reeds
aan een gewone mobilisatie vast zit, die kan zich
indenken dat de voorbereidingen voor zulk een
algemeenen frontaanval zeel veel tijd, voorzich
tigheid en overleg vorderen.
Intusschen schijnt het, dat de Franschen meer en
meer in beweging beginnen te geraken. Men
meldt, dat zij pogingen doen, om in de richting
van Saarbrücken op te rukken; eveneens bericht
men over het geluid van zeer zwaar geschutvuur,
tusschen de beide linies. De ontketening der
krachten op het westelijk front zal wellicht niet
meer lang op zich laten wachten
Algemeene ontzetting is gaande gemaakt door de
torpedeering van het Britsche s.s. Athenia, dat
met een aanzienlijk aantal menschen op weg naar
de Ver. Staten, door een duikboot in den grond
werd geboord. Van Duitsche zijde wordt ontkend,
dat men met deze schanddaad, die in Amerika
verbittering heeft gewekt, iets van doen zou heb
ben. De ware toedracht van daden als deze wordt
soms eerst jaren na dato bekend. De eerste uit
werking ervan is een algemeene anti-Duitsche
stemming in het land van Uncle Sam, welke voor
het Derde Rijk nog wel eens een nasleep kan
hebben.
BINNENLAND
WANNEER we ons zetten voor het schrijven
van dit overzicht, kijken we meestal de
laatste kranten nog eens door. Ook thans deden
we dat, maar betrapten daarbij ons zelf op een
lacune in onze belangstelling. Oorlogs- en mobi
lisatie-berichten trokken onze aandacht; „gewoon
nieuws" van allerlei soort liet ons vrij koud. Of,
kwam het misschien zoo goed als niet in de bla
den voor? Gebeurden er geen ongelukken; wer
den er geen misdaden gepleegd; staat het'dage-
lijksche leven stil? Het is moeilijk aan te nemen.
Mogelijk is de verklaring deze, dat de redactie
schier automatisch reageert op het onuitgesproken
verlangen der lezers en dus bijna alle aandacht
concentreert op nieuws, dat met de nieuwe we
reldramp in verband staat, terwijl de rest voor
een groot deel weggedrongen wordt.
Natuurlijk geldt dat niet voor alles. Deze week
werden de wethoudersverkiezingen in de nieuwe
gemeenteraden gehouden en de regeering achtte
ze van zooveel belang, dat gemobiliseerde raads
leden in de gelegenheid moesten worden ge
steld om de vergadering bij te wonen.
Een algemeen oordeel is over deze verkiezing
niet te geven. De landspolitiek had er weinig
invloed op; slechts in enkele gevallen kon men
toenadering tusschen roomsch-katholieken en
sociaal-democraten constateeren, in andere eenige
verwijdering tusschen anti-revolutionairen en
christelijk-historischen. Een en ander is vooral te
betreuren, als men bedenkt, dat zoo goed als alle
burgemeesters deze eerste vergadering in Septem
ber geopend hebben met een toespraak, waarin
op welwillende samenwerking tusschen de ver
schillende politieke partijen werd aangedrongen,
vooral met het oog op de huidige tijdsomstandig
heden. Vele raadsleden waren die vermaning wel
heel gauw vergeten.
Buiten de politiek wordt die solidariteit gelukkig
op menig gebied gevonden. De confessioneele
organisaties van boeren en tuinders legden in dit
opzicht een sympathieke verklaring af; de werk
geversbonden gaven de verzekering, dat zij de
belangen van gemobiliseerde arbeiders en hun
gezinnen zoo goed mogelijk zullen behartigen.
En iedereen zal het toejuichen, wanneer de regee
ring in de kostwinnersvergoeding verbetering
brengt, want waarlijk, dit laat nog wel iets te
wenschen over.
Het staat vast, dat in bijna alle gevallen de
gemobiliseerden een grooter finafricieel offer bren
gen voor de nationale zaak dan niet-gemobiliseer-
den. Ook is het duidelijk, dat de regeering niet
elke schade kan voorkomen. We denken b.v. aan
zaken en zaakjes, die verloopen. Maar het is niet
toelaatbaar, dat het gezin van den man op zijn
post moet leven van een „steunuitkeering", terwijl
de vrijgestelde een normaal loon blijft verdienen.
Echter, niet ieder verkeert in die gunstige positie.
Vele werkloozen dachten, dat ze nu een kans
kregen, maar niet-weinigen werden teleurgesteld.
Heel wat open plaatsen blijven onvervuld, omdat
de werkzaamheden stil komen te liggen. Het
bedrijfsleven lijdt al zwaar onder de nog groeien
de wereldramp. Misschien komt er straks eenige
verandering, omdat het maatschappelijk leven
ook in oorlogstijd zijn rechten doet gelden, maar
voorloopig ziet het er somber uit. Belangrijke
aanbestedingen, b.v. tunnelbouw te Rotterdam,
zijn reeds uitgesteld, omdat de materialen, in casu
beton en zand, voor oorlogsdoeleinden noodig zijn.
Neen, de oorlog al blijft hij buiten onze gren
zen laat ons niet ongemoeid. Dat ondervinden
ae visschers ook reeds, die veel vroeger dan
andere jaren tot werkloosheid genoopt worden;
wie zich 1914 en volgende jaren herinnert, beeft
bij de gedachte hoe de visschersplaatsen toen
getreurd hebben over het verlies van honderden
dcoden, omdat mijnen de vangplaatsen onveilig
maakten. De monumenten op sommige plaatsen
getuigen er nog van.
De inventarisatie van voedselvoorraden is ge
schied; men mag overtuigd zijn, dat de voorraad
in ons land toereikend is voor langen tijd en dat
de distributie-organisatie op wieletjes loopt.
Anders dan in 1914 was men nu voorbereid; in de
regeeringsberichten leest men namen van perso
nen, die hun 25-jarig jubileum als crisis-ambte
naar kunnen vieren en thans weer actief in dienst
zijn. Narigheden behoeft men in dit opzicht dan
ook niet te vreezen. Of de nood-kaarten spoedig
ingewisseld zullen worden voor brood-kaarten is
ons niet bekend; wel drongen kruideniersbonden
reeds op geleidelijke distributie aan; en als het
noodig is ligt de organisatie ongetwijfeld klaar.
De spoor en post hebben eenige moeilijke dagen
gehad; het publiek heeft over 't algemeen de
belemmeringen kalm opgenomen; het personeel
heeft topprestaties geleverd en wanneer er geen
erger dingen gebeuren dan is het leed wel te
dragen. Het verdient aanbeveling telkens eigen
positie te vergelijken met die van hen, die de
rechtstreeksche gevolgen van het oorlogsgeweld
over zich zien komen. Natuurlijk, als de krant te
laat of heelemaal niet komt en de eerste veld-
postbrief nog niet bezorgd is, dan is dat onaange
naam; maar het zijn slechts kleine onaangenaam
heden, welke bovendien zeer tijdelijk zullen zijn.
Laat ons dankbaar zijn. Het aanbod van onze
Koningin, gezamenlijk met Koning Leopold van
België gedaan, heeft praktisch geen resultaat
opgeleverd: de strijd is begonnen. Maar de
krachtige pogingen onzer regeering om ons land
buiten de verwoesting te houden, zijn bij de
oorlogvoerenden gunstig ontvangen. Scharen wij
ons dan eendrachtig om de Koningin en haar
regeering en bidden wij God om bewaring van
ons zelf en om leniging van nood en verkorting
van strijd voor hen, die in de oorlogsbeproeving
gestort zijn of meegesleurd worden.
EDDA
ONGETWIJFELD bestaat er een
groot aantal Nederlanders, voor
wie de naam Edda een bekende klank
heeft; klein stellig is het getal
van hen voor wie dit woord ook
inderdaad enige inhoud heeft. Heel
vaag weet men er doorgaans iets van,
dat de Edda hier of daar in de Noorse
litteratuur moet worden ondergebracht,
maar daarmee houdt het dan ook
meestal op.
Dit merkwaardig verschijnsel heeft
verschillende oorzaken. In de eerste
plaats is de Edda geschreven in een
voor zeer velen ontoegankelijke taal,
het Oudnoors. In de tweede plaats
bestond tot op dit oogenblik geen
goede vertaling in het Nederlands en
was dus een ieder, die er meer van
weten wilde, zonder met de oorspron
kelijke taal zelf op de hoogte te zijn,
aangewezen op de m.i. wel mooie,
maar hier te lande tamelijk onbekende
Duitse vertaling van Felix Genzmer
in de reeks Thule. In de derde plaats
staat de bekendheid met de Edda zo
zeer achter by die met de Griekse
godenverhalen, omdat deze laatste
vooreerst verbonden zijn met een veel
hoger ontwikkelde cultuur en ook,
omdat deze door hun traditie van
eeuwen ook hier te lande veel meer
hon invloed deden gelden bij de keuze
van letterkundige motieven in de
renaissancistische en kl'essicistische
tijd, terwij.1 de aandacht der dichters
voor de Edda een honderdtal jaren
geleden nog maar heel schaars begon
te ontluiken.
Dit laatste mag te meer bevreemdend
heten, omdat de Edda de oudste didht-
sohat is, dtie we over hebben in het
Germaans en ook, omdat juist van
Nederlandse zijde aan de bestudering
van de origine'e teksten zo voortref
felijk werk is verricht o.a. door den
niet zoo heel lang ge'eden overleden
Groninger hoogleraar Sijmons, die een
voortreffelijke uitgave mede bezorgde,
terwijl ook wijlen Prof. Boer in Neder
land ze'rf een uitgave gaf in de oor
spronkelijke taal.
Het is daarom zeer verblijdend dat
thans door het prachtige werk van
Prof. Dr Jan de Vries uit Leiden een
uitmuntende vertaling met ruime
toelichting en verklaring de Edda
toegankeyk is geworden voor ieder
die belang stelt in dit merkwaardige
IJslandse kunstproduct. Niet alleen
de inhoud is thans opengesteld voor
velen ook voorheen was deze voor
een groot deel wed bereikbaar door
samenvattende overzichten maar de
strenge handhaving van de oorspron
kelijke vorm biedt ook een goed in
zicht in het hebe wezen van het Oud-
noorse lied.
Wat is nu eigenlijk de Edda? In 1643
vond een IJslandse bisschop, Bryn-
jolifr Sveinsson, een handschrift, waar
in een groot aantal oude goden- en
heldenliederen waren samengebracht.
De liederen behandelden in kunstige
dichtvormen, zonder rijm, maar ge
heel gebouwd op het beginsed der
alteratie, de oudheidense Germaanse
opvattingen over het ontstaan, het
wezen en de toekomst van het heelal.
De levensverhoudingen der goden,
naar heidense opvatting, vinden we er
in gesdhetst, maar ook dringen er op
vattingen in door, die duidelijk aan
tonen, dat het Christendom, dat reeds
N.V. Uitgeversmij Elsevier, Am
sterdam 1938.
in 1000 op IJsland over het heidendom
zegevierde, invloed geoefend heeft op
de voorstellingen, die we hier aan
treffen. Zeker zijn dus de liederen
niet van één hand, zelfs staat het vrij
wel vast, dat er tussen het ontstaan
der verschillende liederen een tijdvak
van 400 tot 500 jaar moet liggen. Dit
laatste echter kwam pas „vast te
staan", nadat gedurende verschillende
eeuwen tal van geleerden hun licht
hadden laten schijnen over deze vaak
zo duistere verzameling. Brynjoiltfr
Sveinsson wist van dit al/les nog niet
veel. Zodoende kwam hij er toe alle
- liederen een gemeenschappelijke naam
en wel die van Edda te geven. Hoe
kwam hij er toe, dezie naam te kiezen?
In 1223 had de vermaarde skaild Snorri
Sturluson een boek geschreven in
proza, dat hij Edda noemde. Het was
een verhandeling over poëtiek en
daarom neemt men wel aan, dat het
woord Edda poëtiek betekent, ofschoon
anderen volhouden dat het grootmoe
der of het boek van Odd een plaats
op IJsland zou zyn, Nu maakt
Snorri bij zyn beschouwingen gebruik
van dezelfde verhalen, die ook in de
door Brynjolfr gevonden bundel voor
kwamen en daarom meende deze, dat
Snorri op zijn beurt zijn titel aan de
hervonden liederenverzameling had
ontleend. Daar de inhoud der liederen
gemeen cultuurgoed was op IJsland,
is Brynjolfr's opvatting dus vrij on
waarschijnlijk. Door een vergissing dus
kwam de Edda aan zijn naam, maar
sedert het midden van de 17e eeuw
is dit de gangbare aanduiding geble
ven voor de beroemde verzameling, al
maakt de vakwetenschap nu ter onder
scheiding van de beide Edda's gebruik
van de namen dicht- en proza-Edda.
Om den lezer van deze aankondiging,
die gaarne een aansporing wil zijn tot
nadere kennisneming van dit beroem
de boek, enig idee te geven van de
aard dezer liederen, geef ik hier een
gedeelte van een lied weer uit de ver
taling van Prof. de Vries. Balders dood
is het centrale punt in 't treurspel van
de wereldondergang. Hij wordt gedood
door een schot van zijn blinden broer
Hodr; deze is echter 'het instrument
van den bozen en sliuwen Loki. Door
droomgezichten zijn reeds te voren
aan Balder zijn ondergang geopen
baard. Zijn vader Odin wil weten,
wat deze gezichten betekenen en
daarom begeeft hij zich naar de
wolwa, d.i. een vrouw met een voor
spellende geest, die echter reeds ge
storven is en door Odin uit het rijk
der doden wordt opgeroepen.
Odin vermomt zich ails gewoonlijk en
dient zich van onder de naam Wegtam,
d.w.z. hij die veel gereisd heeft, de
zoon van Waltam, de geharde in de
strijd.
Aldus spreekt hem de wolwa toe:
Wat is dat voor man,
my onbekend,
die mij bezwoer
tot dien zwaren tocht?
met sneeuw besneeuwd,
door regen gestriemd,
doornat van dauw,
dood was ik lang.
En daarop antwoordt Wegtam:
Wegtam heet ilc,
de zoon van Waltam;
zeg mij uit de hel
ik hoor het op de aarde
wien is de bank
met blanke ringen,
dorpel en vloer
met goud bedekt?
En dan de wolwa weer:
Hier staat voor Baldr
de mede gebrouwen,
de stra'ende drank
met een schuld gedekt,
de zonen der Azen
vrezen onheil.
Ik sprak uit nood,
nu zwijg ik stil!
Wij zijn Prof. de Vries dankbaar, dat
hij dit belangrijke kunstwerk, dat zo
uiterst moeilijk en tegelijk zo wonder
lijk bekoorlijk is, toegankelijk heeft
gemaakt voor het Nederlandse volk.
Wij wensen het boek een ruim debiet.
Dr J. KARSEMEIJER.
386
1H1SC1VVUUÜUUiXLölil tlJf
Öoro^an. a
Jongens en Meisjes,
DE vacanties zijn voorbij en de scholen weer
begonnen. Voor de meeste kinderen is dit
ook 't beste. Misschien lach je om dit laatste
zinnetje en zeg je: voor mijn part had de vaaan-
tie nog een poosje geduurd. Toch houd ik vol,
dat 't beter zo is. 'k Hoop dat je allemaal prettige
weken zult hebben gehad, 't Weer was in Augus
tus prachtig, dat kon zelfs niet beter. Heel wat
jongens en meisjes zijn met hun ouders uit ge
weest, een paar dagen, een hele week of zelfs
wel een paar weken, 'k Weet wel, dat dit voor
alle ouders niet mogelijk was, hoe graag ze 't
hun kinderen ook gunnen. Vaders en moeders, die
een zaak of een winkel hebben, kunnen moeilijk
de boel sluiten, en ook wanneer vader werkloos
is kan er van uitgaan meestal niet veel komen.
Ik weet, dat er kinderen zijn, die dit heel erg
vinden en in hun hart hierover wel eens een
beetje ontevreden zijn. 'k Kan dit heel goed be
grijpen en daarom schrijf 'k er hier ook open
hartig over. 'k Zou je dit willen zeggen: veel
erger dan voor jullie is dit meestal voor je ouders.
Hun leven is de laatste jaren toch al zo moeilijk
en de toekomst ziet er weinig rooskleurig uit, Als
jongens en meisjes begrijpen we dat allemaal
nog zo niet gelukkig ook maar! maar zóveel
weten we er toch wel van, dat we ons moesten
inspannen mee te helpen 't thuis zo gezellig mo
gelijk te maken.
Geluk en vrede hangen nooit af van de vraag
of we 't rijk of arm hebben. Ik ken gezinnen van
werklozen, waar ouders en kinderen in liefde
samenwonen en waar God elke dag gedankt wordt
voor Zijn rijke zegeningen. Zulk een macht is
het geloof, en gelukkig de kinderen, die heel
vroeg daar iets van mogen zien en beseffen,
'k Zei daar even, dat de toekomst er weinig roos
kleurig uitziet. M'n vorig krabbeltje aan jullie
schreef ik 's Woensdagsmiddags, precies een week
geleden. Wat is er in die wéék veel gebeurd.
De oorlog, die al zo lang dreigde en waarvoor
we gevreesd hebben, is uitgebroken. Duitsland
begon met Polen binnen te vallen en toen hebben
Engeland en Frankrijk aan Hitier de oorlog ver
klaard.
We grijpen 's avonds naar de krant en we luiste
ren aan de radio en zo lezen en horen we van
NOG NOOIT GEZETEN
Cipier: „Trek je kleren uit Je moet in 't bad!"
Gevangene; „In 't bad?"
Cipier: „Ja. Wanneer ben je 't laatst in 't bad
geweest?"
Gevangene (verontwaardigd): „Ik heb immers
nog nooit gezeten, man!"
WAT ZIJ NIET BEGREEP
Man, van zijn krant opziend: „Alweer een kolos-*
sale aardbeving in de Bilt geregistreerd."
Vrouw, die nooit een krant leest: „Ik begrijp niet
dat er daar in de Bilt nog mensen blijven wonen."
vreselijke dingen. Hoeveel Polen en Duitsers
zullen al gesneuveld zijn? Hoeveel vrouwen en
kinderen werden al gedood bij de bombardementen
uit de lucht? Hoeveel vliegeniers zijn er al om
gekomen bij hun vooral in oorlogstijd zo gevaar
lijk' beroep? We kunnen er naar gissen, maar nie
mand die 't weet,
We hebben allemaal medelijden met 't Poolse
volk, dat zich wel dapper verdedigt, maar waar
schijnlijk toch niet opgewassen zal zijn tegen de
geweldige overmacht. Engeland en Frankrijk heb
ben beloofd te zullen helpen en deze landen zijn
hun belofte ook nagekomen maar toch vragen
we ons wel eens angstig af wat er van Polen en
zijn bevolking zal zijn overgebleven eer de grote
mogendheden het weerbarstige Duitsland zullen
aanvatten.
'k Heb óók te doen met 't arme Duitse volk, dat
door zijn leiders in deze vreselijke oorlog is ge
jaagd. De mensen van 40 jaar en ouder hebben
de Wereldoorlog meegemaakt, die wéten wat oor
log betekent, en hoeveel maal is al niet gezegd,
dat deze oorlog nog veel vreselijker zal zijn?
In alle kerken is Zondag bidstond gehouden- voor
de grote nood waarin de wereld thans verkeert,
'k Hoorde de dominee zeggen: „Geen macht ter
wereld kan ons helpen. Dat kan alleen God.
Daarom is onze arme wereld 't meest gebaat door
't ootmoedig gebed tot Hem. En 't gebed van Zijn
volk hoort God altijd."
Zijn volk. Dat zijn rijken en armen, mannen en
vrouwen, ouden en jongen. Ook 't gebed van
kinderen vindt by God gehoor. En waar dit zo
is, jongens en meisjes, vriendjes en vriendinnetjes
van onze Kinderkrant, daar is aangewezen wat
wij kunnen en móeten dop" vreselijke tijd
die wij nu beleven.
OOM JAN.
OPLOSSING
van de raadsels in de Kinderkrant van 17 Augustus
L Ahio, Ohio.
II. Regen, neger.
III. Last, list, lust.
IV. Balken, balkon, Balkan.
OPLOSSING
van de raadsels in de Kinderkrant van 2 Sept.
I. Het bekende spreekwoord is: Wie veel wil
garen, moet lang sparen.
H. De Franse badplaats is: Saint Malo. De on-
onderdelen van dit radsel zijn: span, akte,
iris, naaf, tier, mier, agio. laan, orde.
in. De lijn, waar hemel en aarde elkaar schijnen
te raken, heet horizont. De onderdelen van
zyn: 1. H (de helft van H.G.); 2. bom; 3. erf;
4. kliek; 5. rozen; 6. kop; 7. ons; 8. t (afkor
ting voor te weten is: t.w.).
Wie ben ik
De beide eerste vliegen,
De laatste nooit bedriegen,
Als schalk van 't eerste soort,
Moet eens het hele woord
Geleefd hebben op deez' aard.
Zijn naam leeft voort, maar is 't niet waard.
Wat zou dat zijn
Het eerste dient zowel tot zegen als tot vloek,
Het tweede vindt ge vast in ieder boek,
Ook is zyn waarde menigmaal myn eerste
gelijk,
't Geheel schittert wel, maar maakt u toch
niet rijk.
III. Hoe oud ben ik
Ik ben driemaal zo oud als myn zoon Jan.
Voor 4 jaren was ik echter 4 maal zo oud als
deze. Hoe oud ben ik nu en over hoeveel
jaar zal Jan half zo oud zijn als ik?
IV. Voor rekenmeesters.
Een 66 personen tellend gezelschap bestaat
uit mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn
6 mannen meer dan vrouwen en 10 kinderen
meer dan het aantal volwassenen. Hoeveel
mannen, vrouwen en kinderen zijn er?
door
21)
Een oorverdovend gerinkel en lawaai
overheerste plots alle gejoel. De
spullebazen bruiden en schalden om het
hardst om de aandacht te trekken.
het schetterde, toeterde, kreunde,
jankte, gilde door elkaar
„Jongens, er is ook een beer, waar je
mee mag vechten!" riep een jongen,
terwijl hij naar een groepje mensen
wees.
Jan en zijn vriendjes 6tormden er
heen.
„Wie wil er worstelen met den beer?
Voor een halve gulden heren, en een
tientje terug als je hem op de grond
krijgt!" riep de spu'lebaas.
Een forse jonge boer maakte aan
stalten om met den beer, die gemuil
korfd was en de klauwen beschermd,
de strijd aan te binden. Het grote beest
viel fel aan. Er ontstond een verwoede
worsteling, die telkens een daverend
gelach ontlokte aan het publiek.
De jonge boer spande zich tot het
uiterste in. maar gaf het na vruchte
loze moeite op met de woorden: „Nou
jongens, die jongeheer valt niet mee."
..Toe heren, laat je toch niet kennen
door zo'n beesie!" moedigde de spul-
lebaas aan.
De jonge boeren grinnikten: „Als
Jaap hem niet kan leggen, kunnen wij
wel thuis blijven!"
De „Zwaluwstaart" was ook op het
gelach toegekomen.
„Toe zwaluw, probeer jij het eens!"
werd er geroepen.
Mijnheer Kwik nam een dreigende»
houding aan en wees op zijn armen.
De omstanders grinnikten. De Zwa
luwstaart was veel te tenger om zich
te meten met het vecht'ustige dier.
„Vooruit, Zwaluwstaart, ik betaal voor
je!" riep een jonge boer.
„Nou kan je er toch niks op tegen
hebben," moedigde men hem aan.
Mijnheer Kwik deed zijn slipjas uit en'
stroopte zijn mouwen op. Hij wees op
zyn spieren, die hij liet zwellen op zyn
witte, dunne armen.
De omstanders drongen op en verge
leken lachend de dunne armen met
de gespierde, behaarde poten van den
beer.
Het dier naderde op zijn achterpoten
en maakte zich voor de aanval ge
reed. De Zwaluwstaart bleek een zak
vol lekkers te hebben en was dade
lijk goeie maatjes met den beer. Hij
aaide hem over de kop, sprak hem
teder toe. Debeer dacht niet meer
aan vechten, ging zitten. Nog meer
liefkoosde de Kwikstaart het dier.
Hij ging liggen. Een gebrul steeg op.
Fier blikte de overwinnaar in het
rond en zette zijn voet op het beest.
„De Zwaluwstaart heeft het gewon
nen!" werd er geroepen.
„Wie niet sterk is, moet slim zijn,"
rieft mynheer Kwik.
De spullebaas keek bedremmeld.
Met een ridderlijk gebaar schonk de
winnaar hem zijn tientje.
„Ik heb wel voor twee kwartjes ge
lachen." zei de boer, die het inleggeld
betalen moest, „mijn buikspek doet
er zeer van!"
Mijnheer Kwik deed zijn slipjas weer
aan en vervolgde onder applaus van
het pub'iek zijn weg. Hij boog deftig.
Lachend werd hij nagezien.
Het liep tegen de avond. Velen ver
lieten het feestterrein. Ook Dolf had
Jantje een wenk gegeven, dat het
tijd werd en begaf zich naar huis.
IX
Jantje en zijn medepadvinders hadden
een aardig sommetje in kas en waren
bes'oten met de vacantie een kampeer-
tocht te ondernemen. Onder leiding
van Dolf zou de groep jongens in
Noord-Brabant in de omgeving van
Breda het kamp opslaan.
Het was een hele voorbereiding ge
weest voor alles gereed was, maar
tooh waren ze op tijd gestart, 's Mor
gens om vyf uur zaten ze op de fiets.
De tocht ging over de oude stad Dor
drecht en na een hakf uurtje trappen
kwam de nieuwe voetbrug by Moer
dijk in zicht. De meesten hadden die
nog niet gezien, en daarom maakte
het ijzeren gevaarte een geweldige
indruk op de jongens. Toen ze er over
reden, wat wel acht minuten duurde,
was de gheele club stiL Ze beseften
toch we1, wat een enorm werk hier
tot stand was gebracht. Een prachtig
gezicht had men vanaf deze brug op
de slanke spoorbrug met haar veertien
bogen.
„Brabant!" riepen de voorsten, zodra
ze de vaste wal weer onder zich had
den. Al gauw hadden ze de brug nu
achter zioh en reden op Brabantse
bodem.
Ze volgden de mooie weg naar Breda
en zouden van daaruit hun kampeer
terrein opzoeken.
fWi.'rtt vew