Hoe Ds Martin Niemöller predikte „Het woord van den Heere Christus heeft de halfheid niet geduld ER schijnt in het algemeen eenige moed toe noodig te zijn, een aantal preeken in het licht te geven. Immers, reeds in ons kleine land je worden er wekelijks in honderden pastoriën honderden gemaakt, en is het dan in zulk een situatie voor een uitgever niet ietwat riskant, een boek de wereld in te zenden, waarin weinig meer staat dan tegen de 30 preeken? "Wij weten niet of dergelijke gedadhten bij den uitgever zijn opgekomen, maar zoo zulks inder daad het geval is geweest, zijn wij hem zeer dankbaar, dat hij er niet naar heeft gehandeld. Ds Martin Niemöller Het betreft hier namelijk de laatste 28 preeken van Ds. Martin Niemöller, stenografisch opgenomen en afgedrukt, juist zooals zij werden uitgesproken En hierin en hierdoor is, wij aarzelen niet het zoo uit te drukken, een werk gepubliceerd, dat gelden mag voor een van de meest merkwaardige documentaties uit onzen veelbewogen tijd. Deze preeken zijn het, die Ds. Niemöller in de gevangenis hebben gebracht, of liever, in deze preeken hebben degenen, die het in het nieuwe Duitschland voor het zeggen heb ben, aanleiding gevonden, hem in arrest te stel len. En al heeft de rechtbank hem ook in Febr. 1938 niet schuldig verklaard aan eenige ongepaste handeling, zulks heeft niet kunnen verhinderen, dat Ds. Niemöller thans reeds gedurende meer dan twee jaren van zijn vrijhe'd is beroofd. Juist met het oog op dit steeds weer gerekte tijdsbestek lijkt ons de verschijning van deze preeken zoo belangrijk. Want het is, zooals Ds. A. G. B a r k e y Wolf in zijn voorwoord op merkt: Dit boek „heeft niet te doen met droomen, maar met vreeseüjke werkelijkheden". En daarom achten we het van zulk een eminente beteekenis, dat ons helder voor oogen blijft, waarom het in heel deze smartelijke geschiedenis gaat. We be schikken nu over het „bewijsmater.aal", en kun nen opmerken, hoe het een prediker verging, die zich niet anders ten doel stelde, dan het Woord te brengen van zijn God. En zooals dat Woord le vend is, zoo ook kon Ds. Niemöller het niet los maken van de wereld, waarin hij leefde. Trachtte hij dit te doen, het zou zin-ledig worden. Hij wist al kostte het eenige minuten om allen te noemen, die op dat moment door spreekverbo den. uitzettingen en arrestaties getroffen waren op hetzelfde oogenblik. dat het licht niet onder de korenmaat geplaatst mocht worden. Treffend is daarbij, hoe uit deze preeken een groei van overtuiging blijkt, een zich bewust worden van de roep ng, al nam tevens het gevaar toe. Z-?ker, we vergeten niet, hoe de verhouding van Kerk en Staat in Duitschland heel anders is dan by ons. Allerlei historische oorzaken zyn daar voor aan te voeren. Maar waar het op aan komt, dat is de prediking van het Evangelie, en de nood van het oogenblik bestaat juist hier n, dat de branding van den nieuwen tijd tot een oplossing wil geraken los van het Woord Gods. dat tot zwij gen moet gebracht worden, zoo de prediker een waarschuwende stem doet hooren. Uiterlijk komt deze strijd tot uiting in een miskenning van fun- damenteele grenzen', doch feitelijk is hij een ge volg van een opkomende levensbeschouwing, die juist als levensbeschouwing weinig anders kan en wil zijn dan totalitair. Van deze worsteling is hetgeen zich om Ds. Niemöller afspeelde feitelijk een exponent. Hij moest tegen het heidensche in „Martin Niemöller. De laatste 28 preeken". Uitg. D. A. Daamen's Uitgevers-maatschappij N.V. 's-Gravenhage. deze levensbeschouwing te velde trekken, zoo wanneer zij leert, dat de Duitscher bij zijn ster ven in het leven van het Duitsche volk eeuwig voortleeft, zoo wanneer zij Luther slechts aan vaarden wil als „Duitschen man", zoo wanneer het Kerstfeest veruitwendigd wordt hetgeen overigens ook elders gevonden wordt zoo wan neer Jezus door een Rosenberg of Ludendorf be spot wordt. In het worstelen tegen zulke opvattingen, kost het iets, Christus te willen dienen. „Wij hebben ons volk lief", zoo lezen we, „en dat moeten wij ook, wij kunnen en mogen en zullen niet anders doen. Maar wanneer de toestand verandert, zoo dat er een zwaard door onze ziel heengaat, wan neer de Heere Christus roept, dan komt het er op aan, ons los te scheuren van onze omgeving, wanneer die Christus verworpen heeft. Menige jonge Christen, die op school gehoord heeft hoe de Heere Jezus gesmaad wordt, heeft dit niet langer willen aanhooren en heeft gezegd: „Ik wil naar buJten gaan en het Kruis en de schande meedragen". En zij zijn naar buiten ge gaan, en hebben daarmee praktisch vaarwel ge zegd aan hun vaderland en hun toekomst, want zulke menschen hebben niets meer te verwach ten". En het is zeker niet toevallig, dat juist in een preek, in het bijzonder tot de catechisanten gericht, uitvoerig wordt stilgestaan bij den nood van den tijd. Inderdaad, met alles wat gebeurt, met het feit, dat met zoovele tradities gebroken wordt, is de jeugd wel zeer nauw betrokken, evenals het benauwend is, dat „deze zelfde men schen, die thans niet ver genoeg kunnen gaan met het lasteren van den Heere Christus, die zelfde menschen werden allen eens gedoopt; deze zelfde mensohen hebben aL'en, of althans voor het overgroote deel, bij de belijdenis een gelofte van trouw afgelegd Het gaat niet aan, alle punten, waardoor wjj bij het doorlezen van deze preeken in het bijzonder getroffen werden, naar voren te halen. Men leze zelf en late den inhoud op zich inwerken. Mis schien zal men het een enkele maal met de Schriftbeschouwing niet eens zijn, misschien zal men een enkele maal concludeeren, dat de pre diker zich wat van zijn tekst heeft afbewogen, maar wat men niet kan zeggen, is dat deze ver kondiging van het Woord afzijdig zou staan van het leven. Mogen we enkele aanhalingen doen, die tevens de situatie teekenen, waarin de Kerk werd ge plaatst? Uit een preek van 8 November 1936: een predikant in een gemeente van de onder Staats toezicht geplaatste kerken in het Rijnland werd onder politiebegeleiding het kerkgebouw binnen gebracht, terwijl de rechtmatige predikant van de gemeente, die over dit onrecht niet zwijgen wil de, tijdelijk in de gevangenis opgesloten werd. Men heeft by deze gelegenheid den naam van Christus aangeroepen; maar Hij was reeds heen gegaan naar een ander vlek". Uit een preek van 20 December 1936: „Zoo schrijft een jong academicus, die sinds weken in de gevangenis zit: „Weest blijde en vol goeden Martin Niemöller, met zijn belijdeniscatechisanten op de trappen van de Jezus Christus-Kerk te Ber'ijn-Dahlem. Deze foto, opgenomen bij zijn 28 preeken, werd gemaakt eenige maanden voor zijn arrestatie. moed en bekommert u niet om mij. Het is toch immers advent; en iederen avond, wanneer bui ten het rumoer van den dag wegsterft, hoor ik het klokkenspel van de parochiekerk: „Verhoogt o poorten nu den boog". Er is niets veranderd waarachtig niet! sinds Paulus uit de gevange nis aan de Filippenzen schreef: „Verblijdt u in den Heere ten allen tyd; wederom zeg ik: ver blijdt u!". Uit een preek van 30 Januari 1937: wat ons het meest terneer drukt, is veeleer het onloochen bare feit, dat de Kerk zelf de vrijheid verloren heeft om haar zendmg te volbrengen, gelijk zij dit vroeger deed. Wij zouden liegen, wij zouden de, waarheid loochenen, wanneer wij wilden be weren, dat de Kerk van het Evangelie thans on gehinderd de haar opgedragen boodschap zou mogen verkondigen". En uit denzelfden preek: „En wij vragen ons af: waar gaat dat alles heen? Waar moet dat alles op uitloopen? Moeten wy nu dan instemmen in het algemeene gejubel, zoo als men dat van ons verlangt, omdat de Kerk dan toch maar bewaard is gebleven voor algeheele vernietiging door het bolsjewisme, dank zij dc hulp van het wereld'ijke geweld? Geliefde ge meente, in i dagen komen mij telkens weer de Psalmwoorden in gedachten, en zij willen mij niet meer uit den zin: „Als zij. die ons aldaar ge- Vangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden; en zich vermaken met onze klaaglie deren, zeggende: „Zingt ons een van de liederen Zions, zoo zeiden wij: Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in een vreemd land"?" En tenslotte uit een preek van 30 Januari 1937 de veelzeggende woorden: „Geliefde gemeente, wie van ons zou eigenlijk, terugblikkend op die vier jaren, wie van ons zou dan eigenlijk als Christen weer in de periode vóór 1933 willen leven? Wie van ons zou niets weten van den zegen dezer jaren van kerkelijke gevangenschap, die tot bevordering van het Evangelie moesten dienen? De vraag rijst slechts, of de prijs niet te hoog geweest is, en of de prijs niet op den duur te hoog wordt". Wij wenschen dit aangrijpende boek in zeer vele handen. IN AUGUSTUS De kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf voor, boven den noordelijken en den zuidelijken horizon, in den stand van 15 Augustus 's avonds te negen uur. Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wyst het noordpunt van den horizon aan. De cireumpolaire sterrenbeelden, op het noordkaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze breedte altijd boven den horizon. De pijlen op de kaartjes geven de richting van de hemeldraaiing aan. De sterrenbeelden Leeuw en Maagd gaan in het westen onder. In het oosten komen Ram, Visschen en Waterman op. De zomersche sterrenbeelden van den dieren riem, Steenbok, Schutter, Schorpioen en Weeg schaal staan laag boven den zuidelijken horizon. Zwaan, Liy en% Hercules staan hoog in het zuiden. De Melkweg vertoont zich in deze maanden, bij afwezigheid van maanlicht, in volle pracht. De Groote Beer daalt in het N.W., terwijl in het N.O. Cassiopeia en Perseus, in welk laa'ste ster renbeeld de veranderlijke Algol, weer hooger komen te staan. De Melkweg verheft zich bijna loodrecht boven den horizon. De Augustusmaand is bekend om de veelvuldig voorkomende vallende sterren. Vooral in het be gin en het midden der maand zijn de Perseïden, aldus genoemd naar het straalpunt in Perseus, te verwachten. Algolminima zyn o.m. waar te nemen: 2 Aug. te half elf en 25 Aug. te negen uur. De onregelmatig veranderlijke Mira in den Wal- visoh bereikt mogelijk in Augustus haar maxi mum, is ech'er eerst na middernacht zichtbaar. De zon, de maan en de planeten De zon treedt 24 Augustus in het teeken Maagd, staat dan in het sterrenbeeld van den Leeuw. Het eerste kwartier der maan van 21 Augustus staat in den Schorpioen, de volle maan van 29 Augustus in den Waterman. Mercurius, in den Kreeft, kom' 28 Augustus in grootste westelijke elongatie en is in het laatst der maand mogelijk kort voor zonsopgang, aan den morgenhemel te zien. Venus, rechtloopend in Kreeft en Leeuw, blijft van groote helderheid en komt aan het begin der maand nog ruim een uur voor de zon op, maar b°?int einde Augustus in de s'ralen der morgen zon te verdwijnen. 356 Mars, in den Schutter, verandert weinig van plaats en blijft ook in deze maand nog van bui tengewone helderheid: 2m. De planeet gaat aan het begin der maand 's morgens te 3 uur, aan het eind te 1 uur onder. Jupiter, in de Vissohen, is ook van groote helderheid, aan het eind der maand van grootte 2.4m. De planeet komt begin Augustus te 10 uur, aan het eind te 8 uur op. Saturnus in de Visschen komt in het begin der maand te half elf, aan het eind te half negen op. De apex der zonsbeweging De dagelijksche en jaarlijksche beweging der zon is schijnbaar en alleen een afspiegeling van de dagelijksche en jaarlijksche beweging der aarde. Nadat dit door den wetenschappeldjken arbeid van Copernicus en Kepler was komen vast te staan, heeft men eenige eeuwen gemeend, dat dé zon nu overigens werkelijk stilstond. De zon is een ster en wel een gele ster, die zich door geen enkele bijzonderheid van haar soort- genooten onderscheidt. Nadat in de achttiende eeuw gebleken was dat de „vaste sterren" van plaats veranderden, kwam de geniale Herschel op het einde dier eeuw met het denkbeeld, dat ook de zon zich door de wereldruimte beweegt. Hersohel had nl. ontdekt dat op een bepaald punt aan de sfeer de sterren uit elkaar schenen te gaan. De groote astronoom verklaarde dit ver schijnsel als perspectiefwerking, die men ook waarneemt, b.v. in een met boomen beplante laan, waarin de wandelaar de boomen vóór zich, uit elkaar ziet gaan, terwijl die achter hem, tot elkaar naderen. Latere onderzoekingen hebben Herschels denkbeeld volkomen bevestigd. Wy weten thans dat de zon zich beweegt (met de haar omcirkelende planeten en kometen) ten opzichte van de sterren, met een snelheid van ongeveer 20 km per seconde. Het punt aan de sfeer waarheen die zonsbeweging gericht is, wordt de apex genoemd. Dit punt is niet zeer nauwkeurig aan te geven daar de sterren die als baken dienen, zelf ook bewegen. Bij benadering is als de plaats van den apex ge vonden: 270° (of 18 uren) rechte klimming en 30" declinatie noord. De pijlpunt op het zuidkaartje, nabij het sterren beeld Lier, geeft de plaats aan waarheen de be weging der zon gericht is Voor zomert ij d moeten alle tijdsopgaven met één uur worden vermeerderd. KONING EENOOG door BART VAN DE VELUWE TWEE patiënten, die na een zware operatie aan de beterende hand waren, lagen in hun ledi kant naast elkander samen gezellig te keuvelen. Wel hadden ze bij hun bevende intree van 't huis der smarten volslagen vreemd tegenover elkander gestaan. Maar 't gemeenschappelijk lijden had reeds spoedig toenadering teweeg gebracht, die van lieverlee zelfs tot verbroedering leidde. Daar om redeneerden ze met elkaar als oude kamera den, zonder een slag om den arm, over alles en nog wat. Bij dat „alles" sloten ze evenwel den godsdienst uit, als liggende geheel buiten hun ge dachten- en levenssfeer. De machinist Krans, half tusschen de kussens op- z ttend, keek naar z'n buurman, die meer in hori zontale houding lag uitgestrekt. Met een lachje van voldaanheid op z'n glad geschoren, bleek gelaat zei hij: „De tijd rchiet voor ons al aardig op, Buiskool! De zuster vertelde me daar passies nog, dat ik, als alles goed gaat, over 'n dag of veertien weer naar hyis mag gaan.... Ten minste, wan neer er geen compelekasies bij komen!" „Compelekasies, wat versta je daaron der?" vroeg Buiskool in reine verwondering: ,,'k ken wel Edammer kasies". „Compelekasies!" verklaarde de machinist, „da** wil zooveel zeggen als.... als bezwaarvolle om standighedes, die soms ineens te voorschijn kun nen komen. Wat je in weken gewonnen hebt, dat verspeul je dan soms weer in 'n uurCompele kasies Jat kan zijn: koud vuur, de bibberkoorts, verstopping -n ie ifvoorV«»rnplen. of iets van dien Buiskool knikte begrijpend en viel z'n lotgenoot opgetogen bij: „En ik denk tegen dien tijd Eudokip ook Goddank! te nogen verlaten.... Daar gaat toch maar niks boven eigen huis, hè? 'k Zal blij zijn, als 'k weer op m'n ouwen stal bij vrouw en kinderen ben, en zachtjesaan geregeld m'n werk kan beginnen.... Wanneer je alles aan vreemde handen moet overlaten, dan gaat de boel achteruit zoo hard als 'n paard loopen kan. En daarbij is 't met de operatie- en ziekenhuiskosten een dubbel- dure geschiedenis". „Ja, Buiskool! da's beslist waar!" stemde Krans volmondig toe. Eigen haard is goud waard. Als we dat te voren soms nog niet geloofden, dan hebben we dat allebei hier nou wel kunnen onderviu»- denWat myn persoon aanbetreft, ik sta odk tienmaal liever op m'n locomotief voor 't vuur, dan hier als 'n hulpeloos babiekindje den heeler, dag stilletjes te moeten leggenAlhoewel we niks te klagen hebben; da's beslist waar! Behalve dan de smarten en benauwdheden, die we allebei te verduren hadden, genieten we hier eigenlijk 'n prinsenleventje: da's beslist waar! Met de ippassing en de bikkerij is 't hier allemaal tip-top '"i orde: da's beslist waar! Behalve dan den eersten tijd, toen we niettegenstaande ons Protes- tansch geloof streng moesten vastenMaar alla! dat was ook weer voor ons eigen bestwil, en die pirejode zyn we gelukkig nou te boven: da's beslist De zusters zijn effetief liefdezusters voor ons. En de dokters zijn bovenste beste menschen; da's beslist waar! Ze laten ons niet meer lyden dan hoog noodig is; op 't lest zouden we ons nog gaan verbeelden, dat we hier met Jan en alleman in de perremonti. .ie staanAlles is hier tip-top in orde; da'-. Geslist waar! Kijk alleenig maar 's naar die gazen ramen! We krijgen hier frissche lucht plintie, en uit de eerste hand. En de moskieten kunnen ons toch met transeneerenda's beslist waar! Maar, hoe zeit dat den Engelschman ook weer? „O mie zweet omi e!" Dat wil zooveel zeggen als: „Daar gaat niks boven 't eigen nest, dat je zelf gebouwd hebt in 't zweet van je aan- Buiskool knikte met een tevreden lachje van warme instemming. Daarop tuurde hij door 't ser- reraam peinzend omhoog, waar rose wolkjes speels iangs 't diepblauw zwerk stoeiden. Toen wendde hij z'n hoofd naar z'n buurman en zei: ,,Eudokia"l wat 'n partekeliere naam toch!.... 't Lyken* haast wel de naam van 't een of ander vrommes!.... Hoe zouden ze daar toch aan gekomen zijn? Weet jij dat altemet?" In klare verwondering vroeg de machinist: „Hè! weet je cLt niet? Je tikt inders den spijker al aardig op z'n kop, want 't is net, zooals je denkt, de naam van een vrouw, die hier in 't spel is.... Daar zit 'n hee'e historie ^an verbonden. Een van m'n collega's nier uit Rotterdam heeft me dat vroeger al 's uit de doeken gedaan, 't Is een interessante geschiedenis, da's beslist waar! Luister maar 's: In vroeger tijd was er bij 't Ha ringvliet een groote sluis. En daar stond een erg deftig heerenhuis, zooa s je daar nog aantreft, alhoewel nou tegeswoord ,g de meeste zyn ver bouwd tot ketoren en scholen. Als 'k voor m'n diens' naar 't Maasstation ga. dan loop 'k daar altijd langs; dus ik kan die gebouwen wel droo men.... Nou! en daar in die. coptereien woonde circa honderd jaar verlejen maar 't kan ook we. twee- of driehonderd jaar zijn; dat wil 'k kwijt wezen!) toentertijd woonde daar 'n voornaam koopman. Z'n naam daar kan 'k op dit moniment niet op komen.... Wacht 's effetjes! Nou schiet ie me krek weer te binnen: Scharemburg heetten ie! Ja, ja, Scharenburg!Nou! die koopman had heel wat in de pap te brokkelen. Hij was wel niet rechtstreeks de burgemeester, maar daar scheelde toch niet veel aan; da's beslist waar!.... Alles wat Scharenburg wou dat gebeurde, al ging ook heel Rotterdam op z'n achterste pooten staan Daar heb je 't nou weeT, Bu;skool! 't Ge lef regeert de wereld! Dat is vroeger al zoo geweest, en zoo is 't nog in onze maatschappij. Dat zal wel altijd zoo blijven; da's beslist waar!" De tuinder, die op zware lasten zat, gaf een melancholisch knikje van toestemming. Krans schepte even adem' en ging daarna weer yverig aan den draad van 't verleden voortspin nen: „Nou was die stinkend rijke koopman Scha renburg op 'n goeie keer op de kaai aan de Maas onder een okshoofd wijn terecht gekomen, dat van een sleeperswagen was afgerold. En zoo doende moest ie later altijd met 'n houten poot rond loopenKijk, daar heb je 't weer, Buis kool! Omdat ie zooveel kappetaal had, kon ie dat allemaal bekostigen. Als' ie 'n arme drommel was geweest, dan had ie 't loodje moeten leggen; da's beslist waar! Nou was Scharenburg voor z'n persjeneel altijd 'n groote bullebak geweest. Maar door dat malleur werd 't er vooral niet beter op. Want als z'n schepen aan den wal kwamen, dan kon ie zich niet meer zoo vlug roeren en* bewegen als vroeger. Nou werd ie nog 'n graadje sache- Tijniger als gewoonlijk. Iedereen moest voor dien bloedhond in z'n schulp kruipen. Z'n eigen vrouw ook, en dat was van ingemoed toch zoo'n best en lief menseh voor der booien en ook voor de armen; da's beslist waarf.... Je begrijpt wel, dat zoo'n onmensch als Scharenburg geen enkelen vrind op de heele wereld had. Maar daar trok ie zich geen steek van aan, want hij wist maar al te goed, dat ie met z'n geld alios en iedereen naar z'n hand kon zetten; da's beslist waar!.... Die vent had maar eventjes 45 groote stoombooten in „Hoe kan dat nou?" interrumpeerde z'n aandach tige toehoorder; ,,'k dacht, dat er in den ouwen tijd nog geen stoombooten bestonden!" „Nou, schepen dan; zeilschepen!" verbeterde de verteller ,die volstrekt ndet uit de lijken geslagen Kalm ging hij voort: „Die groote meneer Scharenburg was daarby nog 'n echt vloekbeest en drankorgel. En hij geloofde aan geen God of gebod. Compleet 'n heiden uit de wildernis! Daarom kwam ie ook nooit in kerk of kluis; da's beslist waar! Woensdag hield de VV.V. van Bergen (N.H.) een groot bloemencorso ter gelegenheil van de geboorte van Prinses Irene. Bij de muzikanten liep ook een rasechte Noord-Hollandsche boerin mee en blies er dapper op los. 357,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 20