HET TWEEDE KIND! Prinses Beatrix heeft een zusje Een Oranjekind brengt altijd vreugde Zóó was 't vroeger - zoo is 't nóg ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939 EERSTE BLAD PAG. 2 VERHOOGDE VREUGDE De geschiedenis van Nederland begint niet in 1572. Ook voor dat jaar was er. evenals daarna, ,,het oude, zelfde Neder- landsche volk, dat nimmer werd uitge- worteld"; gesproten uit Batavieren, Tu- banten, Franken, Saksers, Friezen en de vele andere ruige volksstammen, die van ongeveer het begin onzer jaartelling af, zich aan de monden van Rijn en Maas gevestigd hadden. En toch zegt „Ons Program" niet zonder reden: „de antirevolutionaire of Christelijk-historische richting vertegen woordigt den grondtoon van ons volks karakter, gelijk dit, door Oranje geleid, onder invloed der Hervorming, omstreeks 1572 zijn stempel ontving". „Door Oranje geleid''; daarop komt het in deze dagen, daarop komt het in deze blijde ure aan. Het spreekt vanzelf, dat er vreugde bij elk volk zal heerschen, wanneer een Koningskind geboren wordt. Het feit op zich zelf verwekt jaloerschheid bij andere naties, welke in groote vreeze leven voor welke cata strophe men waarschijnlijk komt te staan, wanneer de dictator geliefd dan wel gevreesd, dat doet er in dit verband niet toe den weg van alle vleesch gaat. Het Koningschap, als top van een constitu- tioneel-democratischen regeeringsvorm, biedt zekerheden voor de toekomst door de continuatie in de bewindvoering, welke een dictator niet garandeeren kan, omdat hij de man van het oogenblik, van de wisselende macht derhalve, is. Onze nationale vreugde zou echter weinig diepgang hebben, wanneer zij zich niet op iets anders, iets hoo_ richten kon. De geheel eenige beteekenis schuilt hierin, dat weer een Oranje telg geboren is. Een belangrijk deel van ons volk kan artikel één van het Antirevolutionaire of Christelijk-historische program moeilijk onderschrijven. Dat ons volkskarakter juist in de dagen der Hervorming zijn 'eigenaardig, typisch Nederlandsch stem pel ontving, wordt niet algemeen toege geven. Het ware ontaktisch en onprak tisch thans over deze divergeerende geschiedbeschouwingen te discussieeren. Echter, wij mogen er ons over verheu gen, dat hierin bijna alle Nederlanders één van overtuiging zijn: Oranje heeft een missie in ons land en voor ons volk vervuld en is nog met nauwe banden aan onze natie gehecht; met Oranje aan de spits heeft Nederland nog een toekomst. Dit geldt niet alleen voor die volks groepen, die door hun godsdienstige over tuiging de Hervorming niet kunnen zien als een beslissende factor in ons nationaal bestaan en de ontwikkeling van ons volks karakter. Zóó was het nog eenige jaren geleden, toen zich als in 1918 Protestantsch-Christelijken, Roomsch- Katholieken en Liberalen om den troon van Oranje schaarden, doch anderen zich hoogstens afzijdig hielden. Sedert dien heeft zich echter een om mekeer in ons volksbewustzijn voltrokken, welke waarlijk eenig in de geschiedenis genoemd kan worden. De nauwe verbon denheid van ons volk aan Oranje is evident geworden en bestrijkt een veel breeder kring dan wij eenige jaren ge leden durfden hopen of verwachten. In de blijde gebeurtenis van heden leeft thans op enkele „volksvreemde" ele menten na heel Nederland mee. Men veroorlove ons sommigen ïn onze kringen daarbij tot bescheidenheid te ver manen. Het onloochenbare feit, dat „Nederland en Oranje" sedert Kuypers bezielend woord en voorbeeld een gelief koosde aanduiding voor een politieke organisatie werd, mag ons de oogen niet doen sluiten voor eigen lauwheid en tekortkomingen. Er is voor ons geen enkele reden om tegenover onze mede burgers een houding aan te nemen, zoo als de mannen van Juda deden tegenover de Israëlieten, die minder na aan David verwant waren dan zij. Ook wij hebben ons fe schamen over een nationale inzin king, welke in strijd was met de beste tradities van ons volk. Laten wij ons liever daarover verblijden, dat in deze heuglijke ure de vlaggen niet te tellen zijn, ook niet in straten en aan huizen, waar wij ze een kwart eeuw geleden geenszins zouden ver wachten. Ons volk is nationaal herboren en iiiemand make in dat opzicht scheiding tusschen de volksdeelen. Het spreekt vanzelf, wij grijpen bij al deze dingen nog iets verder terug, wij halen het iets dieper op dan de massa. De algemeene vreugde is deze, dat wederom een jonge, frissche loot aan den ouden Oranjestam nieuwe glorie en luister gaf. Wij zijn dankbaar, o zoo dankbaar, dat niet, zooals in de laatste jaren de voortleving van dit Huis hangt aan één mensch. God is lankmoedig geweest over ons. en al zegt het aantal niets voor Hem, I toch lag er iets angstigs in trilogie: Emma, Wilhelmina, Juliana; of ook in de andere, toen de eerste naam was weggevallen era Beatrix de rij voortzette. De verrijkte kinderzegen brengt niet alleen vreugde Had God thans bij de dochter een zoon gevoegd, was ons een prins ge boren, het zou ons volk tot bijzondere verheuging geweest zijn. O, wij leven niet meer onder de oude bedeeling en het wijs beleid, waarmee onze Koningin het bewind gevoerd heeft, doet niemand naar een man op den troon verlangen; maar toch ging de hoop van ons volk uit naar een mannelijken nazaat uit het Oran jehuis. En wij zouden waarlijk prinses Beatrix niet beklagen, als zij thans volgens Grondwettelijke regelen terzijde gedron gen was: de liefde van ons volk zou er niet door bekoelen en haar taak behoefde niet minder-heerlijk te zijn. De nagedachenis van haar overgrootmoeder leeft niet alleen in dankbare herinnering onder ons volk voort, omdat zij een voortreffelijke Konin gin-Regentes was, doch evenzeer, indien niet meer, omdat zij de stille kracht was bij allerlei arbeid van Christelijke barm hartigheid. Het hart is ten slotte meer waard dan de Kroon. Mocht deze laatste echter gedragen worden door een koning uit het Huis van Oranje, wij zouden God dubbel dankbaar zijn geweest. Doch ook nu is er blijdschap en vroolijkheid. Wij keeren terug tot het begin van dit artikel. God zij gedankt, geloofd en geprezen, dat Hij de jonge moeder bijstond in de ure van smart en gevaar; het verheugt ons. dat regeering noch volk ditmaal vervallen zijn in de riskante voorbereiding, welke de vorige maal wel wat te weinig rekening hield met het risico aan de geboorte van een mensch verbonden. God zij gedankt, dat aan de jonge ouders te Soestdijk vermeerdering van kinderzegen geschonken werd, want geze gend zijn de zonen der jeugd. God zij gedankt, dat deze gebeurtenis tot spontane, nationale feestvreugde stemt, waarin heel ons volk mee wil leven. Want waarlijk. God heeft Nederland niet verlaten. Echter, het volk dat bidden geleerd heeft, voege bij die danktonen het innige gebed, dat de jonggeborene de heerlijke traditie van haar stamvader, den eersten Willem, moge voortzetten en trouw blij ven. Want voor haar en voor ons blijft gelden, dat de hoogste zegen gelegen is in Gods vrees, Zijn dienst, Zijn gunst. Zijn Woord. Zonder God zijn Oranje en Nederland niets; met God kan Oranje, nu. als in 1572, meewerken aan de bewa ring van de gaafheid van ons volkskarak ter, en het overeenkomstig den gewijzig- den volkstoestand, in een vorm, die aan de behoeften van onzen tijd voldoet, ontwikkelen. Een vrij volk in een vrij land; Oranje in 't hart en niemands knecht, dan van den grooten Koning. Oranje Meyliet O hoe zaligh is 't te duiken Onder den Oranjeboom By een kristallynen stroom Gouden appelen te pluïken En te ruiken geur en lucht Van die schoone Oranjevrucht; Wil de blixem, hagel, donder Bloem en kruit en lover slaan, Duiken speelt, laet overgaen Mannen duikten houdt u onder; Onder dezen boom is 't stil; 't Weer magh ruischen, hoe het wil. Zyt ge schuw voor eenigh ondier. Voor een adder of een slang, Weest voor geen fenynen bang: Duikt in luwte voor de zon; hier. Hier zyn alle. beesten tam, En de wolf gelyck een lam. Maar indien Hollanders vragen Waer van daelt dit vreedzaam lot? Antwoort: waerlyck van een Godt, Die in vrede schept behagen: Die op eenen oogenblik Twist en tweedraght dient tot schrik. VONDEL. IN het vorstelijk palei6 Soestdijlk is ander maal een Prinsesje geboren, een Prinses van Oranje-Nassau! Wij allen kennen die vreugde om den aan ons Oranjehuis geschonken kinderzegen. Wie thans staat op de middaghoogte des levens, herinnert zich nog levendig 30 April 1909, toen in 't paleis Noordeinde te 's-Gra- venhage prinses Juliana 't levenslicht aan schouwde. Heel Nederland was een feest zaal. Een nieuwe lente op Hollands erf werd gevierd met een geestdrift, die slechts werd geëvenaard' bij de geboorte van Prinses Bea trix op Maandag 31 Januari 1938. Ja, wij alleïi zijn getuigen van en deelge- nooten in de vreugde geweest, wanneer Nederland mag staan om de wieg van een Oranjekind. Wij bewaren die herinneringen aan deze hoogtijdagen in ons volksleven als de heugenis aan het passeeren van mijl palen in ons eigen persoonlijk- en gezins- Reëel hebben we toen doorleefd wat oude vergeelde boeken een mysterie noemen: d«e eenheid van Nederland en Oranje. Een mysterie is niet te definieeren, zelfs moeilijk tot uitdrukking te brengen. In 't gewone alledaagsche leven lijkt het ons meermalen een legende, een mythe, die in sentimenteele oogenblikken even boeien en bekoren kan, maar voorbijgaand is als een stroovuur, Maar in dagen van nationale beroering, in maanden en weken van hoopvol verbei den, en vooral als de blijde verwachting in heerlijke vervulling mag gaan dan staat dit reëele mysterie plots scherp en helder voor ons geestesoog. En we aanvaar den het dankbaar als" een kostelijk symbool van onze nationale eenheid". „Nationale eenheid"? En vanzelf denken we aan wat de laatste weken op 't politieke erf van ons goede vaderland was te aan schouwen. Kon 't wel meer schier hopeloos verdeeld zijn? Men behoeft waarlijk geen cynicus te zijn om bij de gedachte aan „nationale eenheid" zich een spotlachje om de lippen te weten. Maar dan komt het bericht öe tijding, die we al maanden van te voren konden tegemoet zien, maar die ons toch als een wónder overvalt en 't mysterie is er weer. 't Is als te zien en te hooren. Daar in 't schoone lustoord Soestdijk staat een wieg. En in die wieg ligt een kind. Nauwelijks heeft het door den aether als een vreugdekreet weerklonken: „Er is 'n Prinses geboren 1" of de feestzang schalt, de vlag gen gaan uit. Voor een oogenblik vergeten we alle groote en kleine zorgen, alle poli tieke geschillen incluis. En we staan als eer volk, als één volk om öe wieg van ons Oranjekind. Holland op z'n smalst i9 een beeld, dat ons volk helaas veel te vaak vertoont. Holland op z'n best en z'n breedst is een juweel, dat maar zeer zelden ons volksleven siert. En 't is alleen Oranje, dat vermag dit kostelijk kleinood te voorschijn te roepen. De blijde-grootmoeder van twee Koningsk inderer. De geboorte van een Oranjekind voor ons volk een gebeurtenis van histori sche beteekenis. Bij de wieg van elk kind, maar toch vooral bij öe weg van een Prin senkind, rijst de vraag: wat zal dit kindeke zijn? De tijd ligt nog niet zoo heel ver achter ons, dat velen goedwillend of meelijdend glimlachten over het koningschap Dat was toch zooveel als het kostbaar ornament van den Staat, een sinecure in 't kwadraat. Maar wie durft zoo lichtvaardig oordeel nü nog uitspreken? Breede volksgroepen, die twintig jaar geleden onwelwillend, zelfs vijandig tegenover 't Oranjehuis stonden, zoeken nu sohutse in de schaduw van den ouden Oranjeboom. Oranje is in dezen fel- bewogen tijd niet alleen symbool van onze eenheid, maar ook waarborg van onze his torische volksvrijheden. Dat kan alleen, omdat Oranje terugwijzen kan op een geschiedenis van eeuwen, waar deze roemvolle traditie verankerd ligt en i in beslissende momenten gedurig weer bevestigd werd. Willem van Oranje, de Vader des Vader lands, is de grondlegger onzer dynastie. Zijn regeering beslaat maar een periode twaalf jaar (15721584), maar dit betrekke lijk korte tijdsbestek is beslissend geweest voor de vestiging en ontwikkeling van den Nederlandschen Staat, En hebben Maurits en Frederilc Hendrik, de Stadhouders èn Koningen, niet vaak met den inzet van hun leven, op het door Vader Willem gelegde fundament voortgearbeid? Na ruim drie eeuwen Oranje-dynastie be klom de jonge Koningin Wilhelmina den troon harer vaderen, en meer dan veertig jaar vervult ze haar hooge taak op danige wijze, dat zij zich den naam Landsmoeder verwierf. In Haar zien we de eenheid van Nederland en Oranje op zeld zame wijze gecontinueerd; 't bekende woord van Haar Vader werd Haar levensdevies, dat aan al Haar daden richting en bezie ling geeft: Oranje kan nooit, neen, nooit genoeg voor Nederland doen. Haar toewij ding en vóórgaan kwam ons volksleven zóó ten goede, dat de vraag inderdaad' beang stigend werd, hoe 't zou moeten gaan als Zij zonder nakomelingen bleef. O, zeker: Gods werk hangt niet aan men- schen, en ook zónder Oranje zou Hij voor Nederland wel een weg kunnen banen in den loop der eeuwen. Maar in onze wonder volle historie was zoo overduidelijk geble ken Zijn zegenende hand over ons volks leven juist in het Huis van Oranje. Van daar die innige bede in de jaren 1901—1909: Geef, Heer, in Uwe raadsbesluiten De Oranjeboom weer nieuwe spruiten. Dat verklaart de schier buitensporige volksvreugdo bij de geboorte van Juliana. En datzelfde ontroerende verschijnsel zagen we weer, toen deze Prinses zelf de rijke moederweelde 6maken mocht op den laatste •wan Louwmaand in het vorige jaar. Bij de getooorte van een Oranjekind gaat altijd weer deze sprake der Oranjemoeder uit tot ons volk: Aanhoort de stem, die gpreekt na 't woordloos vragen: „Ik zal met God in later dagen dragen Dit volk aan 't hart, gelijk ik doe mijn kind Mijn onderzaten, weest het welgezind. Zoovelen van mijn stam moesten ver bloeden Om u, wilt Gij voortaan dit Kind be hoeden". De geboorte van een Oranjekind is in Nederland altijd, vooral door de „kleyne luyden", met hoogoplnaienu'e vreugde be groet. De machtige regenten, alleen bedacht op eigen aanzien en voordeel, zorgden wel eens voor een leelijken dissonant, maar het volk in zijn breede lagen stemde daarom te forscher met den feestzang in. Hoe 't volk reageerde op öe geboorte van de kinderen van Vader Willem, is moeilijk na te gaan. De tijden waren rumoerig en eerst veel later hoorde men pas bijzonder heden uit het huiselijk leven van Jen Prins. Zijn oudste zoon, Philips Willem, werd in 1554 geboren en later door Alva te Leu ven gevangen genomen en naar Spanje ge voerd. Maurits, Oranjes tweede zoon, zag in 1567 op den Dillenburg 't eerste levenslicht En zijn derde zoon, Frederilc Hendrik, in 1584 geboren, was slechts enkele maanden oud toen zijn vader door moordenaarshand viel. Uit de jeugö van deze drie mannen is veel minder bekend dan van de eerste levensjaren der latere Prinsen en Prinses sen van Oranje. Maar ook van hen weten we toch, dat ze reeds in hun prille jaren waren omringd door de trouwe liefde van het volk. Als het huwelijk van Frederik Hendrik met Amalia van Solms oip 21 Mei 1C26 ge zegend wordt met d'e geboorte van een zoon de latere Willem II is de vreugde in het geheele land groot en dicht Joost van den Vondel zijn vermaarde lied: O, hoe zalig is 't te duiken, Onder den Oranjeboom, In zijn beroemden zang „Geboorteklock" heeft de prins onzer dichters dit blijde feit nog veel uitvoeriger bezongen. Willem II is slechts 24 jaar oud gewor den. Op 6 November 1650 stierf hij aan de pokken. Acht dagen later werd zijn zoontje geboren. Wat heereohte toen in de residentie een geweldige spanning. Urenlang stond een groote schare in den kouden November avond te wachten, 't Ging om de groote vraag of 't geliefde Oranjehuis zou blijven voortbestaan. „Geen blij der maar in 80 jaar" hadden de regenten durven rijmen bij den dood van Willem II, maar deze wrange haat vermocht slechts 't sluimerende Oran- jevuur in de harten der kleine Juyöen (,,'t grauw", zooals ze door de regenten wer den gescholden) nog meer aan te wakke- Postmus verhaalt èr van in zijn schitte rende studie „Een eenzaam strijder". Men wachtte urenlang in den killen regen voor het prinselijk slot, waar Prinses Mary „hare ure" doorleefde. En toen eindelijk de tijding van mond tot mond ging: ,,'t Is prinsje een Prins van Oranje!" toen leende de vreugde geen grenzen meer. De dokters meenden, dat dit kind geen blijvertje zou zijn: 't was zwak en tenger en heeft inderdaad heel zijn leven met een zwakke gezondheid geworsteld. Toch bleef 't jongske leven en het werd door Jolian de Witt tot „Kind van Staat" verklaard. De jaren 16501672 zijn een lijdensperiode geweest voor Oranje èn Nederland. Het tengere knaapje werd toch groot, 't groeide op tot de machtige figuur den grootste aller Oranjes, Stadhouder Wil lem III. Wie iets van 't mysterie wil verstaan, die sla d'e boeken der historie maar op De regentenlcliek zocht heil in de acte 'an Seclusie, maar de stem des volks da verde er tegen in: AI is ons Prinsje nog zoo klein, Alèvel zal hij Stadhouder zijn. Dan komt 1672. We kennen allen dat jaartal uit onze schooljaren: reddeloos, redeloos, radeloos. Maar 't volk roept om zijn Prins en Oranje als altijd! is bereid de schier hopclooze ta'ak te aanvaarden. Het •reeselijke jaar 1672 (met den moord1 op de gebroeders De Witt; bewijst, dat het heusch geen louter heilig vuur was, dat toen op 't altaar der vaderlandsliefde brandde. Maar van de kleine luyden uit dat stormjaar geldt wat een onzer historievor- schens zoo kenmerkend zegt: „En zoo heb ben ze toen de regeeringspartij van 't kus sen gebed'enl" Er is een Prinses geboren, een Prinses van Oranje-Nassau! We steken de vlag uit, we tooien ons met de geliefde Oranjekleur. We danken ,en denken op dezen historischen dag. Fn voor den Christen loopt dit denken altoos uit in dankbaar gedenken. We denken aan 1711 en 1748, de geboorte jaren van Prins Willem IV en Prins Wil lem V. Met welk een vreugde werden ook öeze Oranjetelgen in het leven verwelkomd. O zeker, de gewestelijke machthebbers wil den cr vaak niet van weten deze prinsen de oude waardigheden te verleenen, maar als met eigen hand gaf God hun een eere plaats in ons volksleven. Willem TV en Willem V zijn zeker niet de sterkste representanten van ons Oranje huis geweest, maar historische studiën uit den jongsten tijö toonen aan, dat zij toch ook niet de zwakkelingen waren, waar vo- rige geslachten ze voor hebben gehouden. Zij hebben voor hun land' in bange tijden veel goeds tot stand gebracht, zij stonden op de commandobrug toen een noodweer over ons vaderland trok. Ook aan deze donkere tijden denken we' cyp dezen blijden historischen dag, nu de klokken over Nederland luiden omdat te Soestdijk weer een Prinses geboren is. Oranje ging 't was slavernij; Oranje kwam en 't land was vrij! In die les der historie erkennen wij dd leiding Gods met Nederland en Oranje. En starende in de veelszins zoo donkere toekomst herinneren wij ons het woord' van wijlen Dr. J. Th. de Visser: „De beste speer, waarop de vrijheidshoed omhoog wordt ge dragen, is en blijft de onverkorte konings scepter in de vaste hand van Juliana van' Stolbergs nageslacht". Er is een Prinses geboren en heel Ne derland is een feestzaal, waarin het volk' zijn vreugde viert. In dagen van blijde verwachting ging Heï Verlangen van ons volk altijd weer uit naar een Prins. We kennen een oude prentbriefkaart verschenen lang vóór de geboorte van Prin ses Juliana voorstellende een Holland- schen boer op klompen met pofbroek, dia een gekroonden ooievaar in een kruiwagen voortduwt en waaronder staat te lezen: Een ooievaar was aan 't dralen, Zijn komst zullen wij met fee6t betaleöi Breng ons, O beste ooievaar, Een prinsje nog dit jaar! Dok lag in Ï90D nog een andere prent* briefkaart gereed met deze dichterlijke ont boezeming: Een Prins is ons geboren! Het land is gered! Komt, vriend of vijand Zorg op zijde gezet; Want een Prins Is geboren! Uit Mecklenburg-Oranjes bloed, 't Blijft nu als te voren Oranje op je hoed! 'Gelukkig toen de blijde verwachting in; vervulling ging en niet een Prins maar, Prinses Juliana 't eerste levenslicht aan schouwde, was de vreugde er niet minder Met de geboorte van Prinses Beatrix waren we niet minder blij. En nu we andermaal om de wieg van een Prinses mogen staan, schalt allerwegen de vreugde op in vernieuwde geestdrift. „Aan, het geboren worden van een kinde ken schreef Dr A. Kuyper in 1909 kan de toekomst van heel een volk hangen, en te heiliger is hier d'e symphonie, waar het Huis van Oranje ten onzent van meet af zijn naam met de zaak van het Heilig Kin deken van Bethlehem verbonden heeft. Ook dit vorstelijk kindeken is een gave Gods aan Nederland, een onderpand, dat Zijn trouw is volle nog niet verliet". Een Prinses is ons geboren, een Prinses uit het doorluchte Huis van Oranje Nassau J Zegene de Heere ons Prinselijk Paar. Hij blijve in Zijn gunst onze geliefde Ko ningin nabij. Wie zal 't wagen de vreugde te schetsen, öie thans Héér hart doortrilt?, En wat onze jonggeboren Prinses betreft bij haar wieg herhalen we de woorden eens bij de geboorte van haar vorstelijke moeder geuit: Lief Koningskind, hoe zijt ge ons wellekomj Hoe spreekt Uw komste ons van louter zegen; Wat vreugde brengt Uw blij geboort' alom, Wat dankhre jubel klinkt er allerwegen! Groei op, o Telg van zoo roemrucht ge slacht, Moog' eens 't historieblad U zeegnend melden, Bij vreugdezon, of ook in lijdensnacht, Als 't waardig zaad van zoo veel vrome helden? Zoo zien wij U, ons aller hoop en trots, Wat ook de tijö ons roof, of wit verkeere, Als ons Koningskind bij de gratie Gods, Gekroond met wijsheid, vreugde, vrede, Geboortelied iedereen heeft het vernomen, leder weet het blijde feit, Dat een lief Oranje-Kindje, Ons een groote vreugd bereidtl En.... dat van dat Kindekijn, 't Prinselijk Paar de Ouders zijnl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 2