HET TWEEDE KIND!
Prinses Beatrix heeft een zusje
Een
Oranjekind brengt
altijd vreugde
Zóó was 't vroeger - zoo is 't nóg
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939
EERSTE BLAD PAG. 2
VERHOOGDE VREUGDE
De geschiedenis van Nederland begint
niet in 1572. Ook voor dat jaar was er.
evenals daarna, ,,het oude, zelfde Neder-
landsche volk, dat nimmer werd uitge-
worteld"; gesproten uit Batavieren, Tu-
banten, Franken, Saksers, Friezen en de
vele andere ruige volksstammen, die van
ongeveer het begin onzer jaartelling af,
zich aan de monden van Rijn en Maas
gevestigd hadden.
En toch zegt „Ons Program" niet
zonder reden: „de antirevolutionaire of
Christelijk-historische richting vertegen
woordigt den grondtoon van ons volks
karakter, gelijk dit, door Oranje geleid,
onder invloed der Hervorming, omstreeks
1572 zijn stempel ontving".
„Door Oranje geleid''; daarop komt
het in deze dagen, daarop komt het in
deze blijde ure aan. Het spreekt vanzelf,
dat er vreugde bij elk volk zal heerschen,
wanneer een Koningskind geboren
wordt. Het feit op zich zelf verwekt
jaloerschheid bij andere naties, welke in
groote vreeze leven voor welke cata
strophe men waarschijnlijk komt te staan,
wanneer de dictator geliefd dan wel
gevreesd, dat doet er in dit verband niet
toe den weg van alle vleesch gaat. Het
Koningschap, als top van een constitu-
tioneel-democratischen regeeringsvorm,
biedt zekerheden voor de toekomst door
de continuatie in de bewindvoering, welke
een dictator niet garandeeren kan, omdat
hij de man van het oogenblik, van de
wisselende macht derhalve, is.
Onze nationale vreugde zou echter
weinig diepgang hebben, wanneer zij
zich niet op iets anders, iets hoo_
richten kon. De geheel eenige beteekenis
schuilt hierin, dat weer een Oranje telg
geboren is.
Een belangrijk deel van ons volk kan
artikel één van het Antirevolutionaire of
Christelijk-historische program moeilijk
onderschrijven. Dat ons volkskarakter
juist in de dagen der Hervorming zijn
'eigenaardig, typisch Nederlandsch stem
pel ontving, wordt niet algemeen toege
geven. Het ware ontaktisch en onprak
tisch thans over deze divergeerende
geschiedbeschouwingen te discussieeren.
Echter, wij mogen er ons over verheu
gen, dat hierin bijna alle Nederlanders
één van overtuiging zijn: Oranje heeft
een missie in ons land en voor ons volk
vervuld en is nog met nauwe banden aan
onze natie gehecht; met Oranje aan de
spits heeft Nederland nog een toekomst.
Dit geldt niet alleen voor die volks
groepen, die door hun godsdienstige over
tuiging de Hervorming niet kunnen zien
als een beslissende factor in ons nationaal
bestaan en de ontwikkeling van ons volks
karakter. Zóó was het nog eenige jaren
geleden, toen zich als in 1918
Protestantsch-Christelijken, Roomsch-
Katholieken en Liberalen om den troon
van Oranje schaarden, doch anderen zich
hoogstens afzijdig hielden.
Sedert dien heeft zich echter een om
mekeer in ons volksbewustzijn voltrokken,
welke waarlijk eenig in de geschiedenis
genoemd kan worden. De nauwe verbon
denheid van ons volk aan Oranje is
evident geworden en bestrijkt een veel
breeder kring dan wij eenige jaren ge
leden durfden hopen of verwachten. In
de blijde gebeurtenis van heden leeft
thans op enkele „volksvreemde" ele
menten na heel Nederland mee.
Men veroorlove ons sommigen ïn onze
kringen daarbij tot bescheidenheid te ver
manen. Het onloochenbare feit, dat
„Nederland en Oranje" sedert Kuypers
bezielend woord en voorbeeld een gelief
koosde aanduiding voor een politieke
organisatie werd, mag ons de oogen niet
doen sluiten voor eigen lauwheid en
tekortkomingen. Er is voor ons geen
enkele reden om tegenover onze mede
burgers een houding aan te nemen, zoo
als de mannen van Juda deden tegenover
de Israëlieten, die minder na aan David
verwant waren dan zij. Ook wij hebben
ons fe schamen over een nationale inzin
king, welke in strijd was met de beste
tradities van ons volk. Laten wij ons liever
daarover verblijden, dat in deze heuglijke
ure de vlaggen niet te tellen zijn, ook niet
in straten en aan huizen, waar wij ze een
kwart eeuw geleden geenszins zouden ver
wachten.
Ons volk is nationaal herboren en
iiiemand make in dat opzicht scheiding
tusschen de volksdeelen.
Het spreekt vanzelf, wij grijpen bij al
deze dingen nog iets verder terug, wij
halen het iets dieper op dan de massa.
De algemeene vreugde is deze, dat
wederom een jonge, frissche loot aan den
ouden Oranjestam nieuwe glorie en luister
gaf. Wij zijn dankbaar, o zoo dankbaar,
dat niet, zooals in de laatste jaren de
voortleving van dit Huis hangt aan één
mensch. God is lankmoedig geweest over
ons. en al zegt het aantal niets voor Hem, I
toch lag er iets angstigs in trilogie: Emma,
Wilhelmina, Juliana; of ook in de andere,
toen de eerste naam was weggevallen era
Beatrix de rij voortzette. De verrijkte
kinderzegen brengt niet alleen vreugde
Had God thans bij de dochter een
zoon gevoegd, was ons een prins ge
boren, het zou ons volk tot bijzondere
verheuging geweest zijn. O, wij
leven niet meer onder de oude bedeeling
en het wijs beleid, waarmee onze Koningin
het bewind gevoerd heeft, doet niemand
naar een man op den troon verlangen;
maar toch ging de hoop van ons volk uit
naar een mannelijken nazaat uit het Oran
jehuis. En wij zouden waarlijk prinses
Beatrix niet beklagen, als zij thans volgens
Grondwettelijke regelen terzijde gedron
gen was: de liefde van ons volk zou er niet
door bekoelen en haar taak behoefde niet
minder-heerlijk te zijn. De nagedachenis
van haar overgrootmoeder leeft niet alleen
in dankbare herinnering onder ons volk
voort, omdat zij een voortreffelijke Konin
gin-Regentes was, doch evenzeer, indien
niet meer, omdat zij de stille kracht was
bij allerlei arbeid van Christelijke barm
hartigheid. Het hart is ten slotte meer
waard dan de Kroon. Mocht deze laatste
echter gedragen worden door een koning
uit het Huis van Oranje, wij zouden God
dubbel dankbaar zijn geweest. Doch ook
nu is er blijdschap en vroolijkheid.
Wij keeren terug tot het begin van dit
artikel.
God zij gedankt, geloofd en geprezen,
dat Hij de jonge moeder bijstond in de ure
van smart en gevaar; het verheugt ons.
dat regeering noch volk ditmaal vervallen
zijn in de riskante voorbereiding, welke
de vorige maal wel wat te weinig rekening
hield met het risico aan de geboorte van
een mensch verbonden.
God zij gedankt, dat aan de jonge
ouders te Soestdijk vermeerdering van
kinderzegen geschonken werd, want geze
gend zijn de zonen der jeugd.
God zij gedankt, dat deze gebeurtenis
tot spontane, nationale feestvreugde
stemt, waarin heel ons volk mee wil leven.
Want waarlijk. God heeft Nederland niet
verlaten.
Echter, het volk dat bidden geleerd
heeft, voege bij die danktonen het innige
gebed, dat de jonggeborene de heerlijke
traditie van haar stamvader, den eersten
Willem, moge voortzetten en trouw blij
ven. Want voor haar en voor ons blijft
gelden, dat de hoogste zegen gelegen is
in Gods vrees, Zijn dienst, Zijn gunst.
Zijn Woord. Zonder God zijn Oranje en
Nederland niets; met God kan Oranje,
nu. als in 1572, meewerken aan de bewa
ring van de gaafheid van ons volkskarak
ter, en het overeenkomstig den gewijzig-
den volkstoestand, in een vorm, die aan
de behoeften van onzen tijd voldoet,
ontwikkelen.
Een vrij volk in een vrij land; Oranje
in 't hart en niemands knecht, dan van
den grooten Koning.
Oranje Meyliet
O hoe zaligh is 't te duiken
Onder den Oranjeboom
By een kristallynen stroom
Gouden appelen te pluïken
En te ruiken geur en lucht
Van die schoone Oranjevrucht;
Wil de blixem, hagel, donder
Bloem en kruit en lover slaan,
Duiken speelt, laet overgaen
Mannen duikten houdt u onder;
Onder dezen boom is 't stil;
't Weer magh ruischen, hoe het wil.
Zyt ge schuw voor eenigh ondier.
Voor een adder of een slang,
Weest voor geen fenynen bang:
Duikt in luwte voor de zon; hier.
Hier zyn alle. beesten tam,
En de wolf gelyck een lam.
Maar indien Hollanders vragen
Waer van daelt dit vreedzaam lot?
Antwoort: waerlyck van een Godt,
Die in vrede schept behagen:
Die op eenen oogenblik
Twist en tweedraght dient tot schrik.
VONDEL.
IN het vorstelijk palei6 Soestdijlk is ander
maal een Prinsesje geboren, een
Prinses van Oranje-Nassau!
Wij allen kennen die vreugde om den aan
ons Oranjehuis geschonken kinderzegen.
Wie thans staat op de middaghoogte des
levens, herinnert zich nog levendig 30 April
1909, toen in 't paleis Noordeinde te 's-Gra-
venhage prinses Juliana 't levenslicht aan
schouwde. Heel Nederland was een feest
zaal. Een nieuwe lente op Hollands erf werd
gevierd met een geestdrift, die slechts werd
geëvenaard' bij de geboorte van Prinses Bea
trix op Maandag 31 Januari 1938.
Ja, wij alleïi zijn getuigen van en deelge-
nooten in de vreugde geweest, wanneer
Nederland mag staan om de wieg van een
Oranjekind. Wij bewaren die herinneringen
aan deze hoogtijdagen in ons volksleven
als de heugenis aan het passeeren van mijl
palen in ons eigen persoonlijk- en gezins-
Reëel hebben we toen doorleefd wat oude
vergeelde boeken een mysterie noemen:
d«e eenheid van Nederland en Oranje.
Een mysterie is niet te definieeren, zelfs
moeilijk tot uitdrukking te brengen. In 't
gewone alledaagsche leven lijkt het ons
meermalen een legende, een mythe, die in
sentimenteele oogenblikken even boeien en
bekoren kan, maar voorbijgaand is als een
stroovuur,
Maar in dagen van nationale beroering,
in maanden en weken van hoopvol verbei
den, en vooral als de blijde verwachting
in heerlijke vervulling mag gaan dan
staat dit reëele mysterie plots scherp en
helder voor ons geestesoog. En we aanvaar
den het dankbaar als" een kostelijk symbool
van onze nationale eenheid".
„Nationale eenheid"? En vanzelf denken
we aan wat de laatste weken op 't politieke
erf van ons goede vaderland was te aan
schouwen. Kon 't wel meer schier hopeloos
verdeeld zijn? Men behoeft waarlijk geen
cynicus te zijn om bij de gedachte aan
„nationale eenheid" zich een spotlachje om
de lippen te weten.
Maar dan komt het bericht öe tijding,
die we al maanden van te voren konden
tegemoet zien, maar die ons toch als een
wónder overvalt en 't mysterie is er
weer. 't Is als te zien en te hooren.
Daar in 't schoone lustoord Soestdijk staat
een wieg. En in die wieg ligt een kind.
Nauwelijks heeft het door den aether als een
vreugdekreet weerklonken: „Er is 'n Prinses
geboren 1" of de feestzang schalt, de vlag
gen gaan uit. Voor een oogenblik vergeten
we alle groote en kleine zorgen, alle poli
tieke geschillen incluis. En we staan als eer
volk, als één volk om öe wieg van ons
Oranjekind.
Holland op z'n smalst i9 een beeld, dat
ons volk helaas veel te vaak vertoont.
Holland op z'n best en z'n breedst is een
juweel, dat maar zeer zelden ons volksleven
siert.
En 't is alleen Oranje, dat vermag dit
kostelijk kleinood te voorschijn te roepen.
De blijde-grootmoeder van twee Koningsk inderer.
De geboorte van een Oranjekind
voor ons volk een gebeurtenis van histori
sche beteekenis. Bij de wieg van elk kind,
maar toch vooral bij öe weg van een Prin
senkind, rijst de vraag: wat zal dit kindeke
zijn?
De tijd ligt nog niet zoo heel ver achter
ons, dat velen goedwillend of meelijdend
glimlachten over het koningschap Dat was
toch zooveel als het kostbaar ornament van
den Staat, een sinecure in 't kwadraat.
Maar wie durft zoo lichtvaardig oordeel
nü nog uitspreken? Breede volksgroepen,
die twintig jaar geleden onwelwillend, zelfs
vijandig tegenover 't Oranjehuis stonden,
zoeken nu sohutse in de schaduw van den
ouden Oranjeboom. Oranje is in dezen fel-
bewogen tijd niet alleen symbool van onze
eenheid, maar ook waarborg van onze his
torische volksvrijheden.
Dat kan alleen, omdat Oranje terugwijzen
kan op een geschiedenis van eeuwen, waar
deze roemvolle traditie verankerd ligt en
i in beslissende momenten gedurig weer
bevestigd werd.
Willem van Oranje, de Vader des Vader
lands, is de grondlegger onzer dynastie. Zijn
regeering beslaat maar een periode
twaalf jaar (15721584), maar dit betrekke
lijk korte tijdsbestek is beslissend geweest
voor de vestiging en ontwikkeling van den
Nederlandschen Staat, En hebben Maurits
en Frederilc Hendrik, de Stadhouders èn
Koningen, niet vaak met den inzet van hun
leven, op het door Vader Willem gelegde
fundament voortgearbeid?
Na ruim drie eeuwen Oranje-dynastie be
klom de jonge Koningin Wilhelmina den
troon harer vaderen, en meer dan veertig
jaar vervult ze haar hooge taak op
danige wijze, dat zij zich den naam
Landsmoeder verwierf. In Haar zien we de
eenheid van Nederland en Oranje op zeld
zame wijze gecontinueerd; 't bekende woord
van Haar Vader werd Haar levensdevies,
dat aan al Haar daden richting en bezie
ling geeft: Oranje kan nooit, neen, nooit
genoeg voor Nederland doen. Haar toewij
ding en vóórgaan kwam ons volksleven zóó
ten goede, dat de vraag inderdaad' beang
stigend werd, hoe 't zou moeten gaan als Zij
zonder nakomelingen bleef.
O, zeker: Gods werk hangt niet aan men-
schen, en ook zónder Oranje zou Hij voor
Nederland wel een weg kunnen banen in
den loop der eeuwen. Maar in onze wonder
volle historie was zoo overduidelijk geble
ken Zijn zegenende hand over ons volks
leven juist in het Huis van Oranje. Van
daar die innige bede in de jaren 1901—1909:
Geef, Heer, in Uwe raadsbesluiten
De Oranjeboom weer nieuwe spruiten.
Dat verklaart de schier buitensporige
volksvreugdo bij de geboorte van Juliana.
En datzelfde ontroerende verschijnsel zagen
we weer, toen deze Prinses zelf de rijke
moederweelde 6maken mocht op den laatste
•wan Louwmaand in het vorige jaar.
Bij de getooorte van een Oranjekind gaat
altijd weer deze sprake der Oranjemoeder
uit tot ons volk:
Aanhoort de stem, die gpreekt na 't
woordloos vragen:
„Ik zal met God in later dagen dragen
Dit volk aan 't hart, gelijk ik doe mijn
kind
Mijn onderzaten, weest het welgezind.
Zoovelen van mijn stam moesten ver
bloeden
Om u, wilt Gij voortaan dit Kind be
hoeden".
De geboorte van een Oranjekind is in
Nederland altijd, vooral door de „kleyne
luyden", met hoogoplnaienu'e vreugde be
groet. De machtige regenten, alleen bedacht
op eigen aanzien en voordeel, zorgden wel
eens voor een leelijken dissonant, maar het
volk in zijn breede lagen stemde daarom
te forscher met den feestzang in.
Hoe 't volk reageerde op öe geboorte van
de kinderen van Vader Willem, is moeilijk
na te gaan. De tijden waren rumoerig en
eerst veel later hoorde men pas bijzonder
heden uit het huiselijk leven van Jen Prins.
Zijn oudste zoon, Philips Willem, werd
in 1554 geboren en later door Alva te Leu
ven gevangen genomen en naar Spanje ge
voerd. Maurits, Oranjes tweede zoon, zag in
1567 op den Dillenburg 't eerste levenslicht
En zijn derde zoon, Frederilc Hendrik, in
1584 geboren, was slechts enkele maanden
oud toen zijn vader door moordenaarshand
viel.
Uit de jeugö van deze drie mannen is
veel minder bekend dan van de eerste
levensjaren der latere Prinsen en Prinses
sen van Oranje. Maar ook van hen weten
we toch, dat ze reeds in hun prille jaren
waren omringd door de trouwe liefde van
het volk.
Als het huwelijk van Frederik Hendrik
met Amalia van Solms oip 21 Mei 1C26 ge
zegend wordt met d'e geboorte van een zoon
de latere Willem II is de vreugde in
het geheele land groot en dicht Joost van
den Vondel zijn vermaarde lied:
O, hoe zalig is 't te duiken,
Onder den Oranjeboom,
In zijn beroemden zang „Geboorteklock"
heeft de prins onzer dichters dit blijde feit
nog veel uitvoeriger bezongen.
Willem II is slechts 24 jaar oud gewor
den. Op 6 November 1650 stierf hij aan de
pokken. Acht dagen later werd zijn zoontje
geboren.
Wat heereohte toen in de residentie een
geweldige spanning. Urenlang stond een
groote schare in den kouden November
avond te wachten, 't Ging om de groote
vraag of 't geliefde Oranjehuis zou blijven
voortbestaan. „Geen blij der maar in 80 jaar"
hadden de regenten durven rijmen bij den
dood van Willem II, maar deze wrange
haat vermocht slechts 't sluimerende Oran-
jevuur in de harten der kleine Juyöen
(,,'t grauw", zooals ze door de regenten wer
den gescholden) nog meer aan te wakke-
Postmus verhaalt èr van in zijn schitte
rende studie „Een eenzaam strijder". Men
wachtte urenlang in den killen regen voor
het prinselijk slot, waar Prinses Mary
„hare ure" doorleefde. En toen eindelijk de
tijding van mond tot mond ging: ,,'t Is
prinsje een Prins van Oranje!" toen
leende de vreugde geen grenzen meer.
De dokters meenden, dat dit kind geen
blijvertje zou zijn: 't was zwak en tenger
en heeft inderdaad heel zijn leven met een
zwakke gezondheid geworsteld.
Toch bleef 't jongske leven en het werd
door Jolian de Witt tot „Kind van Staat"
verklaard.
De jaren 16501672 zijn een lijdensperiode
geweest voor Oranje èn Nederland.
Het tengere knaapje werd toch groot,
't groeide op tot de machtige figuur
den grootste aller Oranjes, Stadhouder Wil
lem III.
Wie iets van 't mysterie wil verstaan, die
sla d'e boeken der historie maar op
De regentenlcliek zocht heil in de acte
'an Seclusie, maar de stem des volks da
verde er tegen in:
AI is ons Prinsje nog zoo klein,
Alèvel zal hij Stadhouder zijn.
Dan komt 1672. We kennen allen dat
jaartal uit onze schooljaren: reddeloos,
redeloos, radeloos.
Maar 't volk roept om zijn Prins en
Oranje als altijd! is bereid de
schier hopclooze ta'ak te aanvaarden. Het
•reeselijke jaar 1672 (met den moord1 op
de gebroeders De Witt; bewijst, dat het
heusch geen louter heilig vuur was, dat
toen op 't altaar der vaderlandsliefde
brandde. Maar van de kleine luyden uit dat
stormjaar geldt wat een onzer historievor-
schens zoo kenmerkend zegt: „En zoo heb
ben ze toen de regeeringspartij van 't kus
sen gebed'enl"
Er is een Prinses geboren, een Prinses van
Oranje-Nassau!
We steken de vlag uit, we tooien ons met
de geliefde Oranjekleur. We danken ,en
denken op dezen historischen dag. Fn voor
den Christen loopt dit denken altoos uit in
dankbaar gedenken.
We denken aan 1711 en 1748, de geboorte
jaren van Prins Willem IV en Prins Wil
lem V. Met welk een vreugde werden ook
öeze Oranjetelgen in het leven verwelkomd.
O zeker, de gewestelijke machthebbers wil
den cr vaak niet van weten deze prinsen
de oude waardigheden te verleenen, maar
als met eigen hand gaf God hun een eere
plaats in ons volksleven.
Willem TV en Willem V zijn zeker niet
de sterkste representanten van ons Oranje
huis geweest, maar historische studiën uit
den jongsten tijö toonen aan, dat zij toch
ook niet de zwakkelingen waren, waar vo-
rige geslachten ze voor hebben gehouden.
Zij hebben voor hun land' in bange tijden
veel goeds tot stand gebracht, zij stonden
op de commandobrug toen een noodweer
over ons vaderland trok.
Ook aan deze donkere tijden denken we'
cyp dezen blijden historischen dag, nu de
klokken over Nederland luiden omdat te
Soestdijk weer een Prinses geboren is.
Oranje ging 't was slavernij;
Oranje kwam en 't land was vrij!
In die les der historie erkennen wij dd
leiding Gods met Nederland en Oranje.
En starende in de veelszins zoo donkere
toekomst herinneren wij ons het woord' van
wijlen Dr. J. Th. de Visser: „De beste speer,
waarop de vrijheidshoed omhoog wordt ge
dragen, is en blijft de onverkorte konings
scepter in de vaste hand van Juliana van'
Stolbergs nageslacht".
Er is een Prinses geboren en heel Ne
derland is een feestzaal, waarin het volk'
zijn vreugde viert.
In dagen van blijde verwachting ging Heï
Verlangen van ons volk altijd weer uit naar
een Prins.
We kennen een oude prentbriefkaart
verschenen lang vóór de geboorte van Prin
ses Juliana voorstellende een Holland-
schen boer op klompen met pofbroek, dia
een gekroonden ooievaar in een kruiwagen
voortduwt en waaronder staat te lezen:
Een ooievaar was aan 't dralen,
Zijn komst zullen wij met fee6t betaleöi
Breng ons, O beste ooievaar,
Een prinsje nog dit jaar!
Dok lag in Ï90D nog een andere prent*
briefkaart gereed met deze dichterlijke ont
boezeming:
Een Prins is ons geboren!
Het land is gered!
Komt, vriend of vijand
Zorg op zijde gezet;
Want een Prins Is geboren!
Uit Mecklenburg-Oranjes bloed,
't Blijft nu als te voren
Oranje op je hoed!
'Gelukkig toen de blijde verwachting in;
vervulling ging en niet een Prins maar,
Prinses Juliana 't eerste levenslicht aan
schouwde, was de vreugde er niet minder
Met de geboorte van Prinses Beatrix
waren we niet minder blij.
En nu we andermaal om de wieg van een
Prinses mogen staan, schalt allerwegen
de vreugde op in vernieuwde geestdrift.
„Aan, het geboren worden van een kinde
ken schreef Dr A. Kuyper in 1909 kan
de toekomst van heel een volk hangen, en
te heiliger is hier d'e symphonie, waar het
Huis van Oranje ten onzent van meet af
zijn naam met de zaak van het Heilig Kin
deken van Bethlehem verbonden heeft. Ook
dit vorstelijk kindeken is een gave Gods aan
Nederland, een onderpand, dat Zijn trouw
is volle nog niet verliet".
Een Prinses is ons geboren, een Prinses
uit het doorluchte Huis van Oranje Nassau J
Zegene de Heere ons Prinselijk Paar.
Hij blijve in Zijn gunst onze geliefde Ko
ningin nabij. Wie zal 't wagen de vreugde
te schetsen, öie thans Héér hart doortrilt?,
En wat onze jonggeboren Prinses betreft
bij haar wieg herhalen we de woorden
eens bij de geboorte van haar vorstelijke
moeder geuit:
Lief Koningskind, hoe zijt ge ons wellekomj
Hoe spreekt Uw komste ons van louter
zegen;
Wat vreugde brengt Uw blij geboort'
alom,
Wat dankhre jubel klinkt er allerwegen!
Groei op, o Telg van zoo roemrucht ge
slacht,
Moog' eens 't historieblad U zeegnend
melden,
Bij vreugdezon, of ook in lijdensnacht,
Als 't waardig zaad van zoo veel vrome
helden?
Zoo zien wij U, ons aller hoop en trots,
Wat ook de tijö ons roof, of wit verkeere,
Als ons Koningskind bij de gratie Gods,
Gekroond met wijsheid, vreugde, vrede,
Geboortelied
iedereen heeft het vernomen,
leder weet het blijde feit,
Dat een lief Oranje-Kindje,
Ons een groote vreugd bereidtl
En.... dat van dat Kindekijn,
't Prinselijk Paar de Ouders zijnl.