YkAf SALZBURG i W iL- I I'M Ii, De Stad van Wolfgang A. Mozart VERHAAL meerdere jaren achtereen met de vermaarde pia niste Ellen Ney mocht deelen. Van den „Landes- statthalter" Dr Albert Reitter, zelf een groot mu ziekliefhebber, heeft hij de eervolle opdracht ont vangen, het muzikale leven te Salzburg weer op hooger niveau te brengen en hiertoe een pro gramma te ontwerpen, hetwelk deze verbetering practisch mogelijk maakt. De heer Van Hoog straten die een deel van het jaar als vast diri gent in Amerika werkzaam is is er op uit, te deze schilderachtige stad heeft gegeven! Men leeft hier namelijk van het eerste oogenblik af in een atmosfeer van kunst en schoonheid en men be grijpt, dat kunstenaars en bezoekers uit alle dee len der wereld steeds graag hierheen gekomen zijn, om in de zomermaanden de Festspiele bij te wonen. En als de avond invalt, dan voel/t men, dat het stellig geen toeval was, wanneer Wolf gang Amadeus Mozart juist hier zijn Kleine Nachtmusik heeft geschreven. Men voelt zidh als SALZBURG is de kleinste gouw in het huidige Groot-Duitschland. Hier wonen en werken slechts 246.000 Duitsch sprekende menschen, waarvan er alleen 60.000 in de hoofdstad der gouw gevestigd zijn. En toch heeft deze schilderadhtige stad. met haar smalle stegen en natuurrijke om geving, een belangrijke rol gespeeld in het tot stand komen van het Derde Rijk. Toen de natio naal-socialistische revolutie van 9 November 1923, waarbij ook generaal Ludendorff aanwezig was, jammerlijk mislukte en Adolf Hitler tot eenige jaren vestingstraf veroordeeld werd, was Salzburg als het ware een toevluchtsoord voor mannen ais Herman Goering en Herman Esser. die in de Getreidegasse 13 met hun weinige ge trouwen overleg pleegden, of er van de uiteen- gesprongen partij nog iets te redden zou zijn of niet. Zoo werd Salzburg dan als het ware een trait d'union tusschen het huidige „Altreich" en de „Ostmark" en het oontact tusschen München er Weenen werd mogelijk gemaakt door de be middelende rol, welke Salzburg in die jaren vervulde. Dat klinkt thans heel begrijpelijk, maar men bedenke, dat in dien tijd de thans nog altoos achter slot en grendel zittende kanselier Schusch- nigg regeerde. Te Salzburg lag de regie der were'dvermaarde „Festspiele" in handen van Max Rëinhard, van wien men thans hoort beweren, dat hij eigenlijk Goldmann heette. Hetgeen weinig of niets heeft afgedaan aan het onloochenbare feit, dat de „Festspiele" te Salzburg in d i e jaren op heel wat meer bezoek uit het buitenland kon den rekenen dan thans, nu de Oostmark zich by het „Alireicih" heeft aangesloten. Zooals bekend, zullen dezen zomer de Festspiele in Salzburg van 1 Augustus tot 8 September plaats vinden en we vonden onder de huidige omstandigheden dit feit belangrijk genoeg, om eens ter plaatse te 'gaan vaststellen, in hoeverre deze zullen verschillen van wat hier vóór den „Anschluss" geboden werd. Bovendien was ons ter oore gekomen, dat eenige concerten gediri geerd zullen worden door professor Willem Men gelberg. Wij hadden ons bijtijds aangemeld in hotel Oesterreichisoher Hof Salzburg, waar ook de Führer logeerde, toen hij na den Anschluss Sa'zburg bezocht. Wij treffen het uitstekend, want bij hooge uit zondering regent 't te Salzburg niet en bovendien ontmoeten wij aan tafel onzen landgenoot Van Hoogstraten, den dirigent, die 's levens zorgen Salzburg volksconcerten met groot orkest in te voeren, daarnaast een klein orkest te dirigeeren, speciaal voor de Mozart-muziek. Onder zijn lei ding wordt een nieuwe orkestschool opgeridht voor de opleiding van jonge musici en zeifs een dirigentenklasse staat op zyn uitvoerig pro gramma. De roem van Salzburg als muziekstad dateert van voor den oorlog en wanneer Hitier persoonlijk den wensch heeft uitgesproken, dat de oude roem opnieuw bevestigd moge worden door een radi cale vernieuwing van het muziekleven, dan is dat in indirecten vorm eigenlijk niet veel anders dan een bewijs van dankbaarheid voor het geschenk, dat Mozart met zijn muziek voor alle tijden aan het ware een wijle bevrijd van den politieken druk onzer tijden, men schudt alle aardsche zor gen van zich af, men luistert in de Ridderzaal van het statige vorst-bisschoppelijke paleis bij kaarsenlioht naar een .delicate uitvoering van Mozart-muziek en men ervaart een gevoel van saamhoorigheid tusschen componist en stad. Laat in den avond begeven we ons naar de Drei- faltigkeitsgasse, waar ergens op een stille binnen plaats een der merkwaardigste kunstgebouwen staat, die men zich kan voorstellen: het Salzburger Marionetten-Theater, een schouwburg dus, waar poppen aan het woord komen en waar zoowel kinderen als volwassenen van een soort kunst kunnen genieten, die terzelfder tijd doet lachen en huilen van de pret! De in 1930 overleden beeldhouwer, professor Aioher, heeft in 1913 dit poppentooneel in het leven geroepen en diens zoon Herman zet de traditie zijns vaders met onverminderde toewijding voort. Direct achter den kleinen schouwburg ligt zijn werkplaats, waar zijn artistiek en technisch talent zich over rond 600 poppen uitbreidt. Dapper geholpen wordt hy door zyn vrouw, die een rasechte poppen- moeder blijkt te zyn. „Thuis zijn we onder vaders leiding met het poppentheater begonnen en we gaven kleine voorstellingen voor vrienden en kennissen. Tot 25 jaar geleden deze kleine schouwburg geopend werd, kort voor den rampzaligen oorlog." En om ons een persoonlijken indruk te bieden van wat dit primitieve marionetten-theater ver mag, gaan de lichten in het zaaltje uit, waarop men een vroolijk spel uit Mozarts jeugd, „Wolf gang und der Selchermeister" ten tooneele brengt. Het speelt zich af in December 1761 in het Hagenauer Huis te Salzburg en behandelt een historische periode uit de kinderjaren van den genialen componist. Hij wordt voor een concert op het paleis van den vorst-bisschop uitgenoodigd en moet eerst thuis een proefje van zijn talent geven, dat met allerlei wederspannigheid van den vroolijken rakker gepaard gaat. De costumes zijn geheel in den stijl van Mozarts kinderjaren, de teere muziek trilt door het kleine zaaltje en de natuurlijke beweeglijkheid der poppen zoowel. aLs de duidelijkheid der verschillende stemmen doen ons schateren van de pret. Ook zoo kan men Mozart te Salzburg beleven! HEINRICH PETERMEIJER. 340 U EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN door ESHA WIE zidh 't onderwijs gaat wijden, Die heeft heel wat te doorstaan." Met een groote galmende stem schalt het lied op over de trap en dioor de nog leege gangen van de „Kweek". Een deur vliegt open. „Hé, Wim, brul niet zoo, 'k geloof dat „Ou-baas" al in de leeraarskamer zit." „Kan me niks schelen, 'k heb zin om ze aMemaal op stang te jagen. Is me dat een ochtend. Drie uren achter elkaar de „Sik", 't is om er by neer te rollen. Twaalf keer 't zelfde zinnetje overlezen, want je heele ziel!!! moet je er in leggen, van Brakel." Kees schatert het uit. „Wat ben jij in een kostelijke stemming. Je doet hem meesterlijk na. 't Is saai, da's waar, maar dan brengen wij vanmorgen de lol er bij." Wim gooit zijn i,asch neer. Hij is een en al aan dacht. „Heb je een idee? Kom er mee voor den dag." De twee vrienden gaan op de voorste bank in het lokaal zitten en Kees vertelt z'n plan. Wim klapt in z'n handen. „Geweldig kerel, reuze! 't Kan niet beter. En weet je wat; onder 't derde uur, dat is het saaiste, komt de ontknooping of liever de ontploffing. En nu aan 't werk." Ze loopen achter in 't lokaal naar een der kasten. Ze zetten de deuren open, trekken hun' jasjes uit. Zoo sjouwen ze een poosje door. 't Is nog een heele onderneming. De kast is stampvol met boeken en platen. Een heel enkele maal wordt er iets uit gebruikt. Verder is het één groote stof- boel. Dat komt den jongens goed te pas. Hoe grooter rommel, hoe mooier effect. Wim zet z'n schouder onder een der planken en laat hem suhuin zakken op de onderste. Zoo doen ze met alle planken. Alles zwiert schuin door de kast. Nu binden ze om het steunlatje van de onderste plank een stevig touw. Daar zal Wim onder het laatste uur van „de Sik" flink aan trekken, zoodat de heele rataplan naar beneden keldert. Ziezoo, de deur dicht. <,Nu wachten we op het publiek en den juisten tijd"; kondigt Wim met plechtige stem aan. „Waarvoor?", klinkt een vroolijke meisjesstem. Hot is Mies Konings, een los type. Nonchalant mikt ze haar tasoh op de bank, gooit met een hoofdbeweging haar zwarte krullen naar achter en klimt genoeglijk boven op een bank om de jongens aan te hooren. „Wat hebben jullie, ik brand van nieuwsgierig heid". In geuren en kleuren wordt het verhaal gedaan. Mies' oogen schitteren. Ze vindt het knal! „Die saaie 'uren van „de Sik" mogen haar ge stolen worden." Langzamerhand komen er meer. Die en gene vragen: „Wat hebben jullie toch?" Maar 't antwoord luidt steeds: „Dat zullen jullie wel hooren of zien." 't Eerste uur van dén morgen gaat kalm voorbij; met „Oome Jan" valt niet te gekscheren. Trou wens zijn lessen zyn fijn. Voor hem werk je van zelf. Niemand zal zoo bemerken, dat drie van de beste leerlingen zitten te popelen van ongeduid. Wat duurt het lang eer die bel gaat. „Oome Jan" verlaat het lokaal om plaats te maken voor „de Sik". Hij is nog een jonge kerel, met een ernstig gezicht, een beetje langzaam in zijn bewegingen. Alles aan hem toont een zacht, goed karakter. Hij heeft een bijzonder lange kin, vandaar zijn bijnaam „de Sik". Met "een beetje wantrouwenden blik overziet hy de klas. 't Is vreemd, nooit heeft hij met een klas moeite gehad, ook op deae Kweekschool niet. Maar in de vijf maanden, dat hij er nu werkt is er tot nog toe steeds wrijving geweest met Ha. Zy willen hem niet begrijpen, toonen zich zelfs af en toe vijandig. Vooral die Wim en Kees, en vergeet Miesje .iet. 't Stemde hem niet boos, alleen gaf het hem nog meer verdriet bij al zijn zorgen. Als ze eens van z'n huiselijke omstandigheden afwisten, zouden ze dan milder zijn? Hem beter begrijpen, misschien ook meer waar- dineren? Sprak hij wel genoeg met zijn leerlingen? Hij weet het niet. Met een zucht richt hy zich tot de klas. „We zullen beginnen, meisjes, jongens. Voor dezen morgen zullen we bespreken een gedeelte van „de Lucifer" van Vondel." Alle hoofden buigen zich over de boeken, 't Gaat werkelijk goed. Een half uur weet hy ze te boeien, 't Valt hem m.-e. Natuurlijk heeft hy het zich weer te zwart voorgesteld. Het tweede uur verloopt ook kalm, er wordt zelfs geanimeerd gewerkt. Opgewekt gaat hij naar de leeraarskamer, tien Zomervacantie op het water. Vooral de Friesche meren leenen zivh zich daar buitengewoon goed voor minuten uitblazen. Het laatste uur zal nu zoo voorbij zyn. 't Kan ook niet ongelukkiger, drie uur aaneen in dezelfde klas. Ondertusschen staat heel Ha vol spanning te lui6teren naar het verhaal van Kees en Wim. 't Grootste gedeelte is enthousiast, sommigen op peren nog bezwaren, maar die worden wegge- praat en gelachen. Of zoo één wordt uitgemaakt voor bangert of lafaard. Mies doet compleet een rondedans van pleizier. 't Kan haar nooit mal genoeg gaan. Als makke schapen zitten allen weer op him plaatsen, als „de Sik" binnenkomt. 't Verbaast hem wel even, dat ze zoo gedwee zitten. Meestal moet hij een paar keer aanmanen tot zitten gaan. Met ,vuur begint hij te spreken over de betee- kenis van Stadhouder Willem III voor den Pro- testantsdhen godsdienst. ,'t Is muisstil, iedereen zit aanteekeningen te maken over wat de leeraar zegt. Maar.... terwijl alles volgens hem naar wensch gaat, komt het oogenblik van de ontploffing. Kees geeft een ruk aan het touw en met oor- verdoovend lawaai schieten alle planken in een kast omlaag. Boekes, platen, planken, alles ploft naar beneden. De stofwolken stuiven door de kie ren naar buiten. Vol angst en schrik, zoogenaamd, vliegen de meisjes en jongens uit hun banken. Sommigen staan er boven op, alles roept en gilt en schreeuwt door elkaar. Bitter j£ de ontgoocheling voor den leeraar. Dat is de oorzaak van de stilte, alles afgesproken werk. Nog nooit hebben ze het zóó erg gemaakt. Weerloos staat hij daar. Zoo'n wilde bende is niet te temmen, zelfs niet te overschreeuwen. Door al het tumult heen klinkt de bel. Dan be daren ze. Langzaam aan gaan ze op hun plaatsen zitten. Ze kijken hem gespannen aan. Wat zal hy doen? Op ze razen, straf uitdeelen? Kalm vouwt hij zijn handen. Allen fluiten hun oogen. Dan klinkt het door het lokaal: „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. Amen." De leeraar is verdwenen. In schaamte zit Ha perplex neer. Zooiets hebben ze niet verwacht. Dan keert Mies zich om naar Kees en zegt met tranen in haar stem: „Zoo ga ik niet weg." „Ik ga m'n excuus aanbieden," zegt hy. „Dan ga ik mee," valt Wim bij, „ik heb net zoo veel schuld." Daar komt de rest van de klas tegen op. „Wij vonden het allemaal leuk, dus nu ook met z'n allen de narigheid dragen." „Weet je wat," zegt Mies, „ik ga vragen of hij hier wil komen." Kordaat staat ze op en loopt de gang in. Ze hebben allemaal respect voor haar, zoo'n baantje is het niet. Mies hakt altijd de knoop door, al is het voor haarzelf vaak heel naar. De stilte valt weer in de klas, als de deur achter Mies dicht gaat. Zou hij willen komen? Even later gaat de deur open en komen de leeraar en Mies binnen. Tegelijk staat Kees op. Zenuwachtig loopt hy naar voren. Maar eerlijk kijkt hij den leeraar in 't gelaat en zegt: „Wil u het ons vergeven, mijn heer. 't Is veel te erg geweest, we waren van morgen in zoo'n dolle bui en toen wi'den we wat geks doen en verzonnen dit. Maar we hebben er nooit bij nagedacht, dat we u zoo'n verdriet deden, en.... en.... dat het eigenlijk slecht is." De leeraar voelt: dit komt uit Kees' hart, 't is eerlijk gemeend van de heele klas. Zijn wantrouwen is weg, spontaan steekt hij Kees de hand toe. „Dank je, jongen, ik dank jullie allemaal, 't Was verschrikkelijk vanmorgen, maar nu is het ver geven en vergetenMisschien heb ik er zelf ook sohuld aan. In alle klassen werk ik prettig, maar met jullie gaat het niet. We begrijpen elkaar heelemaal niet. En dikwijls heb ik mezelf afgevraagd: Praat ik wel genoeg met mijn meis jes en jongens, vooral met Ila? Nu is geloof ik het oogenblik gekomen, dat we eens vertrouwelijk met elkaar moeten praten. We zullen eerlijk zijn tegenover elkaar. Jullie vinden mijn uren saai, vooral de Zaterdagen. lederen keer weer probeer ik opgewekt mijn lessen te geven, jullie te boeien. Maar ik weet haast vooruit, in Ila gelukt het me toch niet. Als ik jullie gezidh- ten zie, de een verveelt zich, de ander is onver schillig, een derde probeert wat uit te halen, dan ontbreken mij haast de krachten om verder te gaan, want bij dit alles heb ik ook groote zorgen llhuis. De directeur en de leeraars weten dat wel, ik wil het jullie ook zeggen. Dan hoop ik, dat jullie mij voortaan zullen begrijpen en vergeven als de les niet vol opgewektheid gegeven wordt. Ik ben nu anderhalf jaar getrouwd. Voor twee maanden hebben wé een kleinen jongen gekregen, maar mijn vrouw heeft hem nog nooit gezien. Ze is blind Zacht heeft de leeraar de laatste woorden uitge sproken. Hij staart het raam uit, de klas zit ont roerd neer. Hij probeert vastheid aan zijn stem te geven en gaat verder: „Voor Jantje geboren werd had zy al een oog ziekte, die steeds verergerde. Drie weken geleden is zij naar het ziekenhuis vervoerd. Ze heeft een zware operatie ondergaan aan beide oogen. Het resultaat zal ik vanmiddag nooren, dan wordt het verband er af genomen en zullen wy weten hoe het is. Begrijpen jullie nu, dat ik niet zoo vroo lijk les kon geven, als het wel moest?" Een snik klinkt op van de voorste bank. 't Is Mies. „Kunt u-ons dan alles vergeven, u en uw vrouw ook, als- ze alles wist?" „Ja, Mies, want ik heb dageiijiks vergeving noo- dig van mijn Hemelsohen Vader, zou ik julOic dan niet vergeven?" „Zullen we nu met elkaar danken?" Nogmaa's worden de handen gevouwen. Rustig en vol vertrouwen klinkt de stem van den leeraar. Hij dankt voor de einduitkomst van dezen mor gen en smeekt om een zegen over de behandeling van zyn vrouw. Na het „Amen" gaat hij stil heen. Eerst zegt niemand iets, ze zijn verlegen met hun ontroering voor elkaar. Dan komt Wim met een plan. Mies moet het uit voeren. Het wordt van alle kanten besproken en wel tien keer haar op 't hart gedrukt, het goed te doen. „Dus, Mies, loopt het goed af, dan bloemen, een berg hoor. Anders fruit." Toen de leeraar dien dag voor de tweede maal zijn vrouw bezooht, droeg hij vol b'ijd6chap een bouquet rozen met zich mee. „God had boven verwachting uitkomst giegeven." Maar toen hij de kamer binnenkwam legde hy zijn rozen neer en liep naar een tafel toe. „Maar vrouwtje, wie heeft jou zoo overdadig be dacht, wat een weelde!" Toen las hij op het kaartje: „Van harte geluk gewenst door Uw Ila. Wat zijn we bly!" Lachend kijkt zijn vrouw naar zijn verbaasd ge zicht. Zwakjes zegt ze: „Dat is zeker je beste klas?" Met een stralend gezicht zegt hij: „Ja, vrouw, m'n allerbeste." 341

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14