esblad ^Lmm ijtxft i £3iil jjl OM PLANTEN TE BEWAREN Als je uit de stad gaat of met de hele familie uit logeren, is het dikwijls erg moeilijk om je planten allemaal onder dak te brengen. Hebben jullie zelf planten op je kamer staan? Anders heeft moeder er vast wel een paar. Misschien kan je tante of iemand anders elke dag even komen om de planten water te geven, maar als dat niet mogelijk is, moet je er wel iets anders op vinden. Letten jullie maar eens goed op, hoe je dat kunt Je vraagt een inmaakglas aan moeder en vult dat helemaal met water. Daarna zet je het op een omgekeerde bloempot. Nu heb je een flinke reep stof noodig. Het mag niet al te dik zijn, maar het water moet er goed in op kunnen trekken. Deze doek hang je nu zó op, dat ïfcj tot op de bodem van het inmaakglas komt. Het andere uiteinde wikkel je om de onderkant van de plant, zo didht mogelijk bij de wortels. De reep stof doet nu dienst als waterleiding en brengt het water van het inmaakglas naar de plant. Dit helpt werkelijk heel goed. De plant wordt op deze manier de hele tijd vochtig gehouden en je hoeft niet bang te zijn, als je op reis gaat, dat je planten allemaal zullen verdrogen en dood gaan. EEN SCHOOLTJE UIT DOMINOSTENEN bracht met het bouwen van huisjes en torentjes van dominostenen. Maar wist je wel dat je van de 28 rechthoekige blokjes ook een heel aardig schooltje kunt bou- Bekijk de tekening hierboven maar eens. Twee stenen vormen het schoolbord, en twee de lesse naar van den meester. Ook de tafeltjes worden van twee blokjes ge maakt, en de bankjes van 4. Je moet het maar eens namaken, dan zul je zien hoe aardig of het is! KORENBLOEMEN Blauwe bloemetjes in 't koren Aardig staat gij tussen 't graan. Maar een plekje gaat verloren. Waar een rijke halm kan staan. Lieflijk sieraad moogt ge wezen; Maar, zo ge al te welig groeit. Zou ik, en met reden, vrezen. Dat ge gauw wordt uitgeroeid. Als de landman in de voren Kostbre korrels heeft gezaaid, En in plaats van voedzaam koren. Niet dan blauwe bloempjes maait, Zal hij 't land onvruchtbaar noemen. Dat zo schrale oogst hem gaf. En hij snijdt met recht uw bloemen Als verdervend onkruid af. Daarom, bloemetjes in 't koren Weest een siersel, niet een last! 't Best van d' akker gaat verloren, Waar gij al te welig wast. Wil ook ons de lering geven: Nut moet voor genoegen gaan. En 't vermaak in ieders leven, Zij één enkle bloem in 't graan. J. P. HEIJE. WIE DOET HEM DAT NA? Nieuwsgierige: „Hé Pieterse, waar leef jij tegen woordig toch van? Niet werken, fijn in de kle- Pieterse: „Jaah, dat zal ik je vertellep. Als ik aan de goeie ouwe tijd denk, schiet er altijd een brok in m'n keel, die slik ik in, en dan is' mijn honger Nieuwsgierige: „En je kleding dan?" Pieterse: „Nou als m'n honger op die manier ge stild is, valt me een pak van het hart en dat trek ik aan." „Zo, zo, zegt een grote mijnheer die bij de in gang staat, dat zal wel Mientje de Ruig zijn hé?" „Ja mijnheer" zegt een bedeesd stemmetje. „Kom dan maar eens mee kind!" Klep, klep, gaat Mientje achter hem aan. O, wat maken die klompen nou een leven op die mooie gladde tegels van de gang. Zo'n grote gang heeft ze nog nooit gezien. Zou ze haar klompjes maar uittrekken? De gang is zo mooi! „Ik kan wel horen, dat jij op een dorpsschool geweest bent, Mientje", zegt de bovenmeester, „daar hadden ze zeker allmaal klompen aan hè? Nou, hier heeft niemand ze aan. Jij moet ook maar aan Moeder vragen of je je schoenen aan mag, dat staat wat mooier hé!" „Ja mijnheer" zegt Mientje: maar met schrik denkt ze dat moeder dat vast niet goed zal vin den. Iedere dag haar mooie Zondagse schoenen aan, nee, dat mocht vast niet! „Hier moeten we zijn meid!'' Vlug zet Mientje haar klompjes onder de kap-, stok en glipt dan achter mijnheer de klas in. De meeste kinderen zijn er al. „O zeg, kijk's stoot Dieneke Ank aan, wat een raar kind. Kijk's wat een sprietvlechtjes ze heeft". „O ja, zegt Ank, en ze heeft niet eens strikken in de vlecht! Oh kijks, er zitten gewone touwtjes om zeg!" „O meid. meid!" Dieneke danst van pret op en neer in de bank. Dat is nog eens iets bijzonders in de lange schooldagen, die iedere dag bijna gelijk zijn! „Juf. juf." roept Hans plotseling, „ze loopt op d'r kousen, ze heeft nieteens schoenen aan". Nu lacht de hele klas luid op. Zelfs de meester en de juffrouw moeten even meelachen. Die Hans ook! Mientjes hoofd wordt vuurrood. Ze staat te trillen op haar benen, en 't is net of de hele klas ronddraait en op z'n kop gaat staan. Ze grijpt zich aan de bank vast. Bijna is ze omge- 328 vallen. Dan wordt 't weer langzaam gewoon en ze hoort hoe de meester zegt: „ja jongens, dat is voor jullie nu wel een beetje raar, maar op de vorige school van Mientje, hadden alle kinderen klompen aan, omdat 't daar zo modde rig op de weg is: en die klompen moesten ze in de gang neerzetten. Begrijpen jullie 't? En nu dacht Mientje, dat 't hier ook zo was, zie je!'' „O gunst, ze draagt dus klompen" fluistert Dieneke. „Ja zeg, net als een woonwagenkind!" zegt Ank terug. Ze bezien Mientje van onderen tot boven, en telkens ontdekken ze weer iets nieuws. Geluk kig dat Mientje maar niet alles hoort, wat die twee zeggen. Dan zou ze nog banger, nóg ver- legener geworden zijn. Ank trekt haar neus op. Ze zou dit kind niet graag bij zich in de bank willen hebben. Daar zegt Dieneke niets op. Zij zou 't niet erg vin den. Dan kon je fijn van alles eens vragen! Mientje komt echter te zitten op een lege bank voor Hans en Theo. En daar zit ze dan, de armen stijf over elkaar: 't ongelukkige Mientje wil heel goed haar best doen, want ze vindt, dat ze vanmorgen al zo veel verkeerd gedaan heeft. De hele klas had haar immers uitgelachen! Op haar bleke wangen, liggen twee vuurrode vlekken. Als moeder dat zag!Wat heb je je weer druk gemaakt", zou ze wel zeggen. Heel voorzichtig durft Mientje nu eens even om zich heen te zien. Eerst naar de meisjes. Wat waren die allemaal mooi. En wat een grote strik ken hadden ze in haar haar. Sommige waren nog veel mooier dan haar Zondagse. En zie's, wat een mooie bruine en zwarte tassen ze had den. Zij had niets. Heel trots had ze een lang potlood meegenomen vanmorgen, maar dat was hier niets bizonders. Au, daar trok iemand aan haar vlechten. „Hans!'' zegt de juffrouw heel streng. Ze heeft 't .gezien. TWEE KUIKENS i. Er waren eens twee kuikens. Nog klein en bijna naakt; Zij waren pas geboren En uit de dop ontwaakt. Het zonnetje, dat lokte Hen straks naar buiten heen; En hump'lend volgt het tweetal De moeder op haar schreen. Zij waren nog wat zwakjes. Hun pootjes fijn en teer, En moesten zich dus oef'nen In 't lopen heen en weer. En zachtjes aan ging 't beter, Hoewel niet al te vlug. Soms viel er één plomp neder En tuimelde op zijn rug. „Klok-klokl" riep dan de moeder, „Klok-klokl Blijf hier en pik De zaadjes en de korrels, En doe maar net als ik. Verlaat mij geen minuutje, Want er is veel gevaar Voor onbedreven kuikens; Geloof mij, het is waar." (Volgende week slot.) „O diezelfde jongen van straks", denkt Mientje angstig. Als die haar buiten maar niets deed, als de school uit was! Als ze allemaal zo keurig netjes bleven zitten als Mientje wat zou ik 't dan makkelijk hebben, denkt de juffrouw. Maar ze weet niet, hoe dat stille Mientje eigenlijk van haar vertelling niets hoort, omdat ze aan allerlei andere, angstige dingen zit te denken. Nu zitten ze weer allen om Mientje te lachen, Mientje heeft weer een kleur tot achter haar oren. Ze heeft een leesbeurt, uit 't lesje van Jaap en Gijs. „Joap en Gais" leest Mientje. Als er daar en klaar staat, leest ze kloar en doar. Mientje begrijpt niet waarom ze zo lachen. Op de andere school kon ze 't mooiste lezen van de hele klas. Volgende week verder DE OPTOCHT VAN MIENTJE K^jOEDER zucht. Kleine Piet dacht, dat 't 1 v nog zo was als vroeger. Dan bracht ze vaak wat lekkers mee, als ze uitgeweest was. Maar nu, nu kon dat niet meer. i i - Zaterdag 15 Juli - No. 28 - Jaargang 1939 vandeVIJF samenwerkende '«christelijke dagbladen. DE ROTTERDAMMER NIFIIWF HAAGSCHE COURANT nifiiwfutPECHTSCHECOURANT [NIEUWELEIDSCHE COURANT DORDTSCH DAGBLAD DONDERDAGAVOND BUITENLAND FRANKRIJK herdenkt in deze dagen van spanning, die volgens sommigen de voor avond kunnen vormen van een nieuwen wereld oorlog, en zelfs door hen, die meer optimistisch van geest zijn, als een fase van groote machts verschuivingen worden beschouwd, zijn „glo- rieuse revolutie", met andere woorden, het tijd perk van 1739. In Parijs wordt, ook in dit op- zioht, natuurlijk weder den toon aangegeven, en het is onder andere door een grootsche vlaggen- hulde, dat men zijn eenheid met den geest van het verleden heeft willen belijden. De Fransche tricolore bestaat nl. officieel precies anderhalve eeuw. Zij dankte haar ontstaan aan een volks oploop voor het Parijsche stadhuis, alwaar de revolutionnaire demonstranten te kennen gaven, dat de kleuren van de Parijsche cocarde voortaan ook die van de nationale vlag dienden te wezen. Hoe die oocarde in omloop kwam, is weder een historie op zichzelf. Men zal zich nog wel her inneren, dat Lodewijk XVI, die tevergeefs ge tracht had, zijn roerig vaderland te ontvluchten, in zijn karos naar zijn lastige hoofdstad werd teruggebracht. Op dezen terugtocht had een groot deel van de nationale vergadering hem vergezeld, in twee rijen langs zijn rijtuig optrekkend, waar bij de leden van adel, geestelijkheid en derden stand ondereen gemengd waren, om aldus de nieuwe eenheid van het vaderland te demon- streeren. De burgemeester van Parijs bood daarop aan den koning een cocarde aan in de stadskleu ren, rood en blauw, waartusschen men, ter eere van het geslacht Bourbon, het wit van den ko ninklijken standaard had gevoegd. Zoo verschenen deze kleuren den Fransohen citoyens voor de eerste maal onder het oog, als een eenheids- en verzoeningssymbool. Sedertdien heeft de Fransche driekleur op heel wat slagvelden ge wapperd en is zij het tragische, doch roemrijke teeken van veel nationale worsteling en berei king geworden. Een der hoofdmomenten van de Fransche revo lutiefeesten zal worden gevormd door de viering van den vermaarden Quatorze Juillet, den her denkingsdag van de bestorming der Bastille. Een eigenlijk heldenfeit is deze actie van gepeupel tegen de nauwlijks tachtig man tellende, aftand- sche bezetting van een oude staatsgevangenis niet geweest. Wel werd zij, daar zij gericht was tegen het koningsschap, van zijn slechtsten, dus tyrannieken en willekeurigen kant bezien, tot een symbool van ijveren voor gelijkheid en vrij heid voor alle staatsburgers, en zoo is deze „veertiende Juli" dan in eere geraakt en gebleven, een dag, waarop het republikeinsche Frankrijk zijn macht en zijn eendracht pleegt te demon- streeTen. Dit jaar zal de gebruikelijke militaire parade bij de Triomfboog, welke aan de groote maar bloedige dagen van het Keizerrijk herin nert, van schier ongekende afmetingen zijn. Der tigduizend man troepen van alle wapenen nemen daaraan deel, ook contingenten van de koloniale wapens, en van het zoo befaamde, met een romantisch waas omweven Vreemdelingen legioen. Belangrijker echter is .ook in algemeen politiek opzicht, de participatie der Britten, die een eskader van ruim vijftig militaire vliegtuigen hebben gestuurd, benevens een zevenhonderd man van 's konings gardetroepen. Voor de breede lagen van het volk moet zulks duidelyk aan den dag leggen, dat Fransohen en Britten bloedsbroe- ders geworden zijn, bereid om schouder aan schouder te staan, zoo de noodzaak daartoe hen mocht worded opgedrongen. Men kan ervan op aan, dat zulks door Franschman en Enge'.schman terdege wordt begrepen, en dat het niet louter een echt Gallische beleefdheid is, zoo men in deze dagen naast de Fransche driekleur ook overal het Britsche dundoek aan gevel en pui ziet aangebracht. Ook op andere manier heeft de Engelsch-Fransche lotsverbondenheid zich deze week gedemon streerd. Engelsche militaire luchteskaders hebben luchtoefeningen gehouden boven Fransch grond gebied, waartoe zij eerst den oversteek over het Kanaal hadden te maken, volledig bevracht met équipage en oorlogstuig, gelijk zij ook zouden overkomen, zoo het een bittere ernst zou moeten zijn. Deze oefeningen in groot verband en over den langen afstand, zijn voor de Royal Air Force een volledig succes geworden. Men heeft althans niets gelezen van neergestorte toestellen, zooals anders nogal eens bij groote militaire bra- vourestukjes pleegt te geschieden. Begrijpelijker wijs zijn Franschen en Engelschen over deze ge slaagde militaire samenwerking, waarvan een aanzienlijke propaganda-waarde uitgaat, vooral voor den man in de straat, uitstekend te spreken, en even begrijpelijk is, dat de Duitsche pers er een lang gezicht bij trekt. Het is niet prettig voor het „omsingelde" Derde Rijk om van dag tot dag de paraatheid van zijn vijanden in spe te zien toe nemen, terwijl men zelf sedert lang het hoogte punt van zijn inspanningen bereikt heeft, en nu verder maar moet afwachten, hoe de machtsver houding, dank zij allerlei politieke factoren, zich verder zal ontwikkelen. Wel zit graaf Ciano, namens de spilgenooten, in Spanje, om eens te zien, of hij de koorden met Franco wat nauwer kan aanhalen, doch de kans op succes in deze richting is niet groot, en ook Japan wenscht zich niet voor den Duitsoh-Italiaanschen zegekar te laten spannen. Zoo het. nog steeds, Engeland in het Verre Oosten dwars zit, doet het dit uit sluitend op eigen initiatief, en ter bereiking van eigen, imperialistische doeleinden. Ja, wat meer is, een in bewuste kradht van dag tot dag toe nemend Japan moet ook voor Duitschland een latente dreiging vormen, voor zoover dit belangen bij den wereldhandel bezit. Opzien heeft gebaard het Italiaansche bevel, dat alle vreemdelingen de provincie Bolzano moeten Verlaten, dat is dat deel van Noord-Italië, 'het welk aan het voormalige Oostenrijk grenst, en dat ten deele door Tirolers, dat wil zeggen door een Duitsch sprekende bevolking, word! bewoond. Deze Duitschers zullen daar, naar venuidt, niet lang meer zitten. Tusschen Hitler en Mussouni is namelijk overeengekomen, dat zij in massa naar het grondgebied van het Derde Rijk zulien ver huizen, opdat de befaamde Brenner in de toe komst niet alleen de staatkundige grens tusschen Duitschland én Italië, doch eveneens de grens van het taalgebied zal vormen. Er wordt in deze schilderachtige streek, bij vele touristen terecht geliefd en geroemd, derhalve een groo'-e, moderne volksverhuizing voorbereid, waarbij heel wat tra nen zullen worden geschreid, en wellicht ook verwenschingen geslaakt. Want de Tirolers han gen met heel hun bestaan aan hun taal, hun kleeding en hun schoone land, en zij zullen niet gemakkelijk begrijpen, hoe de man, die de leer vpn „Blut und Bodem" als een nieuw Evangel.e heeft gepredikt, nu hun van eigen bodem wil berooven. Bij deze epische gebeurtenissen wenscht men geen vreemdelingen als toekijkers te heb ben; de bevolkingsruil dient zooveel mogelijk als in een hoek te geschieden! Wonderlijke tijd toch, waarin wij leven. Is het niet of de mensch niet langer een zelfstandig denkend en hande lend wezen mag zijn, die zelf de plaats bepaalt, waar hij wil leven en arbeiden, maar die nu tot zooiets als stukgoed is geworden, hetwelk men inpakt, op een trein zet en naar nieuwe verten doet stoomen? BINNENLAND HET gesprek van den dag, waaraan tegen woordig zelfs eerzame huisvrouwen deel nemen is: hoe staat het met de Kabinetsformatie? En de menschen zijn net als heel wat kranten- schrijvers: wanneer een opdracht wordt terug gegeven, dan komt hun voorspelling, welke ze wijselijk niet gepubliceerd hebben, voor de zoo- v eels te maal uit. Gelukkig behoeven we in deze rubriek er niet over te schrijven. Hoewel het ge val belarigrijk genoeg is. Gaarne had ik een persoonlijk woord gewijd aan de nagedachtenis van Enka, maar Johanna Bree- voort is mij voor geweest. In haar „Sturm-und- Drang"-periode heeft Enka een bewogen leven geleid; sedert jaren was zij eigenlijk propagan diste in ruste. Reeds in 1918 woonde zij in Bergen bij Alkmaar; toen stond zy op vergaderingen nog tegenover de regeering en verdedigde zy de sociaal-democratie; later vond zy ook daar geen bevrediging en was ze meer evangeliste. Enka is naar mijn meening een exempel van hen, Donderdagavond heef, in he, gcbonu, voor K. en W te Den Hang EÏSS 02 ÏÏnTEvÏZ^%X'?hr°~ P.*» fhr MrD.J. de .eer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11