14 Juli 1789: De val der Bastille GODS TIJ D |jg S in"**" FRANKRIJKS NATIONALE FEESTDAG Lodewijk XVI WIE zijn gedachten laat teruggaan naar wat zich juist voor anderhalve eeuw in Parijs heeft afgespeeld, zal moeten erkennen, dat er voor ontevredenheid onder het volk inderdaad ernstige reden was. Groen van Prinsterer, die de kunst verstond in enkele kernachtige woorden een situatie te teeke nen, drukte het zoo uit: „Er was sedert lang staatsbederf; de Vorst auto craat, de adel drukkend, het volk aan knevelarij ten prooi, de heerschende kerk vervolgziek, raad pleging der stenden schier in vergetelheid geraakt, de zedeloosheid, zoo niet in de hoogere standen, althans ten hove, met den aankleve van dien, al- g meen". De Fransche revolutie is het onvermijdelijk gevolg geweest van wantoestanden, die niet t ij d i g ge wijzigd waren. Dat aan de burgers alle staatkun dige rechten onthouden werden, was niet het ergste. Het ergste was, dat de klassen, d e wèl staatkundige rechten hadden, deze misbruikten om de burgers en boeren te knevelen en te onderdruk ken. Persoonlijke vrijhe:d bestond niet in Frank rijk. Men hing af van de willekeur van ambtena ren Vrijheid van drukpers, vrijheid van godsdienst bestonden evenmin. Was n et nog in 1762 op last van 't parlement van Toulouse een predikant ont hoofd, alleen omdat hij als predikant zijn plicht had betracht? Terwijl adel en geestelijkheid geen belasting op brachten. leefde het gros van het Fransche volk onder een stelsel van afpersing en uitbuiting, dat alle grenzen te buiten ging. Zelfs bestond :n het Frankrijk van vóór 1789 de lijfeigenschap nog! De tegenstelling tusschcn vorstelijke inkomens genie tende hooge geestelijken, officieren, magistraten en edelen en de in armoede en bekommernis le vende lagere geestelijken en derde stand was lang zamerhand tot een onoverbrugbare kloof gegroeid. Onderdrukk ng is altijd de vruchtbaarste bodem geweest voor het zaad van den opstand. Een Mon tesquieu, een Rousseau, een Voltaire, vonden oor en hart van de duizenden bij duizenden in Frank rijk, die aan de vertwijfeling toe waren. Zij deden het volk kennen de vooze grondslagen, waarop de maatschappij rustte en wezen het den weg, om tot verbetering te geraken. Het kwaad loont steeds zijn meester. De onverant woordelijke financieele polit ek der regeering bracht het Hof en haar zelf in moeilijkheid. De eenige man, die Frankrijk misschien nog van de revolutie en Lou s XVI van de guillotine had kun nen redden, de Calvinistische Zwi/tser Necker, liet men 21 Mei 1781 los. Necker was de man van de bezuiniging, van de aanpas sing. Het Hof wilde er niet aan, het dans te vroolijk ver der aan den voet van de vulkaan. De koning meende de fi nancieele moeilijkheden te kunnen overwinnen door de bijeen roeping der Staten-Generaal te gelasten. Terecht heeft men deze daad genoemd „een sprong in het duister*. In werkelijkheid is ze geworden het begin der revolutie. Op 4 Mei 1789 gingen de af gevaardigden der drie standen ter kerk, om met een plechtige mis de eerste vergadering der Ge nerale Staten wijding te schenken. Ofschoon het enthousiasme en de verwachtingen van de bevol king voor het werk der bijeengekomen volksver tegenwoordiging niet groot waren, de afgevaardig den zelf vooral die van den derden stand waren met goede bedoelingen bezield. „Het was schrijft prof. Brugmans typeérend nog de pe riode der idealisten, waarmede iedere revolutie inzet." De koning en de regeering bemerkten reeds heel spoedig, dat de bom verkeerd ging barsten, dat de vertegenwoordigers van het volk niet naar Ver sailles gekomen waren om te praten, maar om een daad te stellen: Frankrijk te helpen aan een con stitutie, in overeenstemming waarmee het land voortaan geregeerd zou moeten worden. En zij be grepen, dat hierdoor heel veel veranderen zou, dat er vele privilegiën van Hof, adel en geestelijkheid zouden komen te vervallen Vandaar hun pogingen om dit te voorkomen; ze mislukten door de aarze ling der regeering zelf. Toen op 23 Juni de Koning in hoogst eigen persoon den vertegenwoordigers van den derden stand de les gelezen had over hun voor barigheid, eenige be sluiten te nemen, de vergadering had ver boden te beslissen over zaken die be trekking hadden op kerk, leger of belas tingstelsel en den af gevaardigden op droeg uiteen te gaan, maakte Mirabeau zich tot tolk van De Graaf van Mirabeau aller gevoelens en riep: „Wij hebben de bedoelingen gehoord, die men den koning heeft ingegeven. Ga aan hen, die u gezonden hebben, zeggen, dat wij hier bijeen zijn door den wil van het volk en dat wij alleen zullen wijken, gedrongen door de kracht der ba jonetten!' En de koning? Het was hem niet duidelijk wat hy er mee aan moest en hy besliste: „Wanneer ze n et willen gaan, welnu laat ze dan maar blijven!" De volksvertegenwoordigers, waarbij zich langza merhand steeds meer edelen en geestelijken voeg den, hebben van deze toestemming gretig gebruik gemaakt: zij noemden hun vergadering Assemblée Nationale, zy stelden zich ten doel het ontwerpen van een grondwet. Dit geschiedde niet in rust'ge sfeer en volgens parlementaire methoden: het valt ook nauwelijks te' verwachten van lieden, die het parlementaire vak nimmer hadden beoefend! Bo vendien nam steeds meer heel Parijs deel aan de beweging van de vernieuwing. Volksmassa's be toogden, schreeuwden oproerige leuzen en zongen opstandige liederen. Volksmenners hitsten de Pa- rijzenaars, van welke een groot gedeelte armlastig was, op, gemeene zaak te maken met de Assem blée. De Parijsche troepen werden bewerkt, om als het noodig mocht zyn, de zyde van het volk te kiezen. Het Hof voelde zich thans werkelijk bedreigd. Wel stonden er nog vijftien regimenten vreemde huur troepen gereed om zyn macht en gezag te verde digen, maar zouden zij tegen de woede van een zoo impulsieve lichtbewogen volksmassa als die van de hoofdstad kunnen standhouden? Opnieuw gaf de Koning blijk van geringe staats manwijsheid: hy ontsloeg den voor kort weer in zijn dienst genomen minister Necker. Dit was een gevaarlijke fout: het volk vatte dit ontslag op als een reactionaire daad, en de anti-reactie was ge weldig: het was de brandende lont in een vat bus kruit. Camille Desmoulins, een der jonge consekwente re- volutiegezinden voorspelde het volk, dat het ont slag van Necker het begin was van den aanval: „Vanavond", riep hij, ,zult gij de Zwitsersche en Duitsche bataljons zien uitrukken om u in de pan te hakken. Er is maar één redding: te wapen! Slaat ze dood!" Parijs is genaderd tot de uiterste grenzen van recht en vrede. Tot nogtoe ontwikkelde zich de toestand langs de lijnen van orde en inzicht: de volksvertegenwoordiging bereidde de vestiging eener grondwettige monarchie voor, de Constitu ante dacht niet aan afschaffing van het koning schap. Maar thans neemt de volksmassa en dan met name de heffe, het gepeupel de leiding der be weging over, verlaat het rechte pad van orde en evolutie, om de fakkel van de revolutie te zwaaien en het zwaard van de menschonwaardige bloed- Het is natuurlijk de vraag of een besliste daad van den koning, het neerslaan van de opstand met behulp der vreemde troepen succes gehad zou hebben, dat het terugtrekken dezer troepen uit de hoofdstad de uitbarsting der volksdolheid heeft veroorzaakt, althans verhaast, staat vast. De 12de en 13e Juli was Parijs een stad, waarvan het ge zond verstand afscheid had genomen. Benden van tienduizenden trokken door de straten, brullend, zingend en.plunderend. Het troebele water gaf bandieten en plunderaars ruimschoots gelegenheid tot visschen. Het grondsop van Parijs kwam boven en begon de toon aan te geven. De geest van mis dadigheid en dierlijke instincten begon alles te overstemmen. Het klooster der Lazaristen werd geplunderd, de gevangenis La Force opengebroken, in de kazerne der Invaliden maakte het gepeupel zich meester van duizenden geweren en eenige kanonnen. Het was op 14 Juli, zoo verhaalt de Fransche schrijver Madelin in zijn beroemd boek: „D e Fransche Revolut i'e", dat de menigte zich in dolle opwinding naar het Arsenaal begaf om voor al die vuurwapenen kruit te halen. Daar wilde men echter niet aan die eisch voldoen en antwoordde, dat het kruit in de Bastil le was geborgen. Dadelijk sohreeuwden toen de raddraaiers: Dan naar de Bastille!". De Bastille had van ouds een dubbele beteekenis gehad: het was een vesting, die vanaf zijn muren met kanonnen het volk in bedwang kon houden; het was de staatsgevangenis, waarin menig bur ger en edelman het ongenoegen en de toorn van Frankrijks koningen had doorleden. De muren waren veertig voet hoog en dertig voet dik maar de bezetting bestond uit slechts 95 invaliden en 30 Zwitsersche soldaten. Lang zou de vesting een echte aanval niet hebben kunnen doorstaan en haar lot stond reeds van te voren vast. Maar ook hier heeft halve toegevendheid het eind verhaast! Op verzoek van het stadsbestuur of wat daarvoor door wilde gaan, liet de gouverneur der Bastille, markies de Launey de 19 kanonnen terugtrekken en de schietgaten met planken dichtspijkeren, Hij beloofde geen geweld te zullen gebruiken als er niet werd aangevallen! Hij ging zelfs zoover, een aantal „leiders" uit te nood gen, met hem de maal tijd te gebruiken en liet hen de Bastille bezich tigen. Ook De Launey onderschatte de sterkte der volks hartstochten. Al spoedig begon de massa, in weer wil van de conciliante houd ng van den gouver neur, een werkelijke aanval op het'kasteel. Twee mannen verbrijzelden met by ien de kettingen, waar mee de brug was opgehaald. Met groot geweld sloeg deze neer en in minder dan geen tijd stroom de het binnenplein vol. Men sleepte stroo en hout aan, om de huizen rond de ingang uit de weg te ruimen. Eindelijk gelukte het de opstandelingen ook de tweede ophaalbrug te doen vallen. Het was op dat oogenblik dat de wanhopige markies de lont wilde werpen in het kruit, dat in de kelders lag opgetast, om samen met zijn vijanden te ster ven. Een der soldaten belette het hem, twee on derofficieren deelden de aanvallers mee, dat men de burcht overgaf op voorwaarde, dat men de be zetting zou sparen. Natuurlijk nam het bloeddorstige gepeupel van die conditie al heel weinig nota! Ieder, die men vond, werd afgemaakt. Vooral de bevelhebber de Lau ney zelf onderging een gruwelijk lot. Hij trachtte te ontvluchten, maar werd gegrepen, de haren werden hem uitgerukt, bajonetsteken doorboorden hem. De kok Desnot sneed hem het hoofd van de romp. Het werd op een hooivork gestoken en in triomf de straten van Parijs rondgedragen. De ge vangenen, die zich in de kerker bevonden op het oogenblik der bestorming, waren slechts zeven in aantal, waaronder nog enkelen, die er op eigen verzoek waren opgenomen, omdat zij meenden daar veiliger te zijn dan in de stad. Zij werden thans allen ontslagen. De beteekenis van de val der Bastille was groot, zoo groot, dat het gerechtvaardigd schijnt, dat het nieuwe, uit de beginselen der Groote Revolutie levende Frankrijk, de 14e Juli aannam als de na tionale feestdag. Het evenwicht tusschen de invloed der Consti tuante en de koninklijke macht, was door de be storming der staatsgevangenis definitief verbro ken ten voordeele- der eerste De volksvertegen woordiging voelde zich door deze daad van het volk gesteund tot voortgaan op de weg der her vorming van het staatsbestel. De koning daaren tegen, die deze dag van beslissende beteekenis voor zijn dynastie als gewoonlijk geheel aan de edele jachtsport had gewijd, capituleerde voor de wil der door Mirabeau geleide volksvertegenwoordi ging en liet zich a.h.w. bij de derde stand inlijven en zich door deze de teugels van het bewind uit handen nemen. 14 Juli begint het lange weerzin- De bestorming van de Bastille op 14 Juli 1789 wekkende gesol van het Parijsche volk met zijn vorst, dat ten slotte met de doodsbeet op 20 Jan. 1792 zou eindigen. Doch in feite verloren Constituante zoowel als Koning op 14 Juli 1789 beide hun gezag. Deze dag deed het volk van Parijs een greep naar de macht. De val der Brstille was het sein en begin van een onzinnige en door niets te stuiten uitbarsting van dierlijke volkssentimenten, gelijk de geschiedenis nimmer te zien had gegeven. De kreten: „Dood aan de adellijke heeren!"; „Hangt ze op!" ver vulden de lucht in de hoofdstad, maar weldra in heel Frankrijk. Moord, brandstichting en plunde ring werden dagelijksche gebeurtenissen. Kastee- len, kloosters, kerken gingen in vlammen op of werden met de grond gelijk gemaakt. Maar niet alleen edelen, geestelijken en gegoede burgers wer den afgemaakt, ook duizenden uit het lagere volk werden door het monster der revolutie verslon den. Eenige jaren lang zou Frankrijk dampen van onschuldig vergoten bloed. De revolutie, begonnen als een strijd voor de rechten van den mensch en den burger, trad reeds in haar eerste stadium deze rechten van mensch en burger in het slijk. „De revolutie, die de gelijk heid moest vestigen heeft tot heden niets anders gedaan dan een troep oude schelmen vervangen door een menigte -nieuwe". Dit was het oordeel van een revolutionair in hart en nieren: Domela Nieuwenhuis. Ook de Fransche Omwenteling, ja zij in het bijzonder heeft het woord van Latzarus bevestigd, dat elke revolutie begonnen wordt door idealisten, wordt voortgezet door vernie lers en wordt beëindigd door een tyran. M. J. LEENDERTSE. n fsiot) TOCH staat er nog een weg voor je open, Kees; de weg van het gebed. Maar als Go het anders voor je beslist, dan moet je ook leeren het aan Hem over te geven." „Dat kan ik niet, alles opofferen, alles weg, ik kan het niet." „Als God het noodig <dndt je dit kruis op te leg gen, dan zal Hy je ook de kracht geven om het te dragen, maar bid Hem om bijstand en sterkte in deze moeilijke dag." Zoo sprak Frits tot zijn vriend en trachtte hem ■te troosten. 's Middags ging Mies mee naar het ziekenhuis. Daar lag Lize, de teere, fijne Lize het frêle ge zichtje wit en met gesloten oogen op het kussen. D ep en zwart staken de donkere wimpers af. „Mevrouw is voortdurend buiten bewustzijn," zei de verpleegster. Kees zou nu verder blijven, gebeurde er iets, dan was hy dadelijk bereikbaar. Mies en Kees wilden hem gezelschap houden, maar Kees wees dat van de hand. „Ga jullie nu samen naar huis, geniet nog maar van elkanders bijzijn, het kan zoo heel gauw voor bij zijn, dat zie je maar aan Lize en mij." „Neen," zei Mies, „alleen hier te zitten wachten, dat breekt iemand, Frits blyft by je. Ik ga naar huis om voor het eten te zorgen, als je kan kom dan nog even met Frits mee, dan kan je van avond weer terug als er geen verandering is in getreden." Zoo werd afgesproken. Mies ging naar huis. In de wachtkamer bleven de twee mannen achter, reageerend op elk geluid dat vanaf de gang tot hen doordrong. Om half zeven kwam Frits alleen terug. Kees bleef, hij kon niet weggaan, de dokter was voort durend bij Lize, elk oogenblik kon het afloopen. Zoo verstreek de avond en de nacht waarin ze telkens opschrokken, meenende de telefoon te hooren of de huisbel. „Ik zal wat vlug voortmaken, en laten we er dan samen maar weer heengaan," zei Mies de vol gende morgen. „Ik vind het toch zoo zielig, dat Kees daar maar alleen zit, en niemand bij hem is om hem te troosten." Doch eer Mies klaar was, werd er gebeld en kwam Kees boven. Diep weggezonken stonden de oogen in een strak wit gezicht, verbeten trok de mond. Geen van beiden wilden ze hem iets vragen, ze begrepen wel dat alles voorbij was. Frits liep op hem toe, reikte hem de hand. Mies, innerlijk angstig voor zijn strakke gezicht, flui sterde: „Zoo moet je het je niet aantrekken, Kees." DOOR A. v. d. VLUGT-Walop „Niet aantrekken, niet aantrekken?" Half wezen loos herhaalde hij deze woorden. „Ik begrijp het niet, ik begrijp niets meer. Gisteren zei je dat ik God moest bidden om hulp. En ik heb gebeden vannacht in dat ziekenhuis. God alleen weet hoe ak gebeden heb." „We kunnen Gods wegen niet doorgronden, maar wellicht was het beter voor Lize, of voor jou." „Beter voor mijen voor Lizevoor het kind soms ook? Een kind dat niet eens een moe der heeft?" „Wat zeg je, een kind!" zei Mies. „Leeft het kind dan?" „Ja, dat is het juist, dat kan ik niet begrijpen," zei Kees; „dat ik Lize af moest staan terwille van dat kind." „Nooit zal ik van dat kind kunnen houden, dat mij alles ontnomen heeft by zyn komst in de wereld." „Je moet niet bitter worden Kees," zei Frits. „Drink eens een kop koffie." Mies reikte hem een kopje aan. „Ik moet weer gauw weg, ga jy met me mee, Frits, er moeten nog heel wat formaliteiten ver vuld worden. Na de begrafenis ga ik dadelijk weg, naar zee." Over het kind praatte hij niet meer. Doch Mies dacht er des te harder aan, vooral toen ze beiden weg gegaan waren en zij alleen achter bleef. Ze kon best begrijpen dat Kees meer aan zijn vrouw dacht die hij verloren had, dan aan zijn kind dat leefde. Ja, het was toch zoo zielig, vooral als hy weer binnen was met zijn schip. Niemand die hem dan welkom heette, En het kind, Ja het zou wel jaren duren eer hij daar wat aan had, vooral een kind dat je zoo bij groote tus- schenpoozen maar meemaakte. Ze wist nu nog niet eens of het een jongen of een meisje was. Ze had hèt niet durven vragen. Ze moest maar eens even naar het ziekenhuis gaan, Kees en Frits kwamen vooreerst niet thuis, die hadden nog zooveel te doen. Vlug kleedde ze zich aan, nam de tram, want hoe meer ze aan het kindje dacht hoe vlugger ze ?ich repte. In het ziekenhuis kwam de zuster naar haar toe die ze al meer by Lize had gezien. „Kom u naar het kindje kijken, mevrouw, het is zoo'n lief meiske." „Een meisje", herhaalde Mies werktuigelijk. Zu&ter ging haar voor naar een kleine kamer waar alleen een wieg stond. „Kijk u eens wat een flink gezond kindje, 't is zoo jammer dat mevrouw...." ,,'t Is vreeselijk," zei Mies terwyl ze naar het kindje keek. ,,'t Is vreeselijk als je voelt dat je je kind, zoo klein nog, achter moet laten in deze wereld. Heeft haar moeder daar niet heel veel verdriet over gehad?" „Mevrouw is niet meer bij kennis geweest, dus ic dat haar gelukkig bespaard gebleven." „O, heeft haar moeder haar niet eens gezien?" „Neen, het liep spoedig af," zei de zuster. „Wat moet er nu met de kleine gebeuren?" vroeg Mies. „Daar heeft mijnheer nog niet over gesproken, maar ze zal wel hier moeten blijven tot er eer. goede verzorgster voor haar gevonden is." Tot er een goede verzorgster gevonden is. Deze woorden bleven in Mies naklinken, terwijl ze achter de zuster aanliep naar de kamer waar de doode lag. Zacht werd de deur geopend en toen liet de zuster haar met de doode alleen. Daar lag Lize, rustig en vredig, verlost van alle pijn en lijden. Aardsche zorgen en moeiten kon den haar niet meer deren, dat was alles voorbij. En daar in die andere kamer lag een kind dat hulp, verzorging, leiding en vooral liefde noodig had. In die kamer had Mies gevoeld dat die kleine een beroep op haar deed. met al haar hulpeloosheid toevlucht zocht bij haar. Met die gedachte ging ze naar huis. 's Avonds toen ze met Frits weer alleen was en hij haar het een en ander omtrent de voorbereiding van de begrafenis verteld had, vroeg ze- „Heeft Kees ook soms i -ts gezegd over het kind?" „Neen, dat lijkt een punt waar hij moeilijk aan kan raken.." „Ik heb het gezien, 't is zoo'n lief meisje!" zei Mies. „O Frits, zouden wij dat kindje niet kun- „Zou je dat nu nog willen, je bent het al die jaren door zoo gewend zonder kinderen. Je bent er zoo ingegroeid dat alles staat en blijft zooals jy het doet, en zoo'n kleintje brengt een heele verandering." „O Frits, ik heb er toch altijd naar verlangd, en nu dit, dit kind dat niemand meer heeft als Kees naar zee is. Laten wij dat kind nemen eb het al onze liefde geven." „Ik weet nog niet of Kees er afstand van wil doen, want dan wil ik het ook als ons kind aan nemen," zei Frits. Een uurtje later kwam Kees weer. Hij kwam ver tellen dat hij de volgende dag na de begrafenis 's avonds nog weg ging met een schip naar Zuid- Amerika. Heb je al gedacht wat er met het kind moet wor den?" zei Frit". „Ik zal het daa- maar laten, in het ziekenhuis kunnen ze het wel verzorgen, als ik dan terug kom kan ik wel weer zien." „Zou je er geen afstand van willen doen?" „Afstand van doen, hoe bedoel je dat?" „Misschien zou je het aan ons willen geven, aan Mies en mij?" „Aan Mies en jou, zou jullie dat willen? Of doe je het om my van de zorg te ontheffen? Dan moet je het niet doen, daarom niet," zei Kees. „Neen," zei Mies, „daarom zeker niet, maar al leen omdat ik altijd naar een kind heb verlangd, en ik geloof dat Lize het zoo zou gewild hebben." Toen besefte Kees plots dat er toch een band was die hem met het kind verbond. En door die band nu te verbreken kon hij het kind een tehuis ge ven een liefdevol tehuis met een vader en.... een moeder.1' „Maar dan wil ik het ook geheel als myn eigen beschouwen, dan moet je er afstand van doen Kees," zei Frits. „En ook geen rechten meer laten gelden als het grooter is geworden „Neen, daar geef ik jullie de hand op," zei Kees. „Van nu aan is ze jullie dochter." Die middag ging Mies de wieg en de kleertjes ha len en wat er verder nog van de kleine in Lize's huis was. Naar het kleintje wilde ze eerst de vol gende avond gaan als Kees met de boot vertrok ken was. Die dag, een zoele voorjaarsdag werd Lize's over schot aan de aarde ioevertrouwd. Het was een moeilijke dag, vooral voor Kees. Hij vroeg Frits om te zorgen voor een steen op» het graf, daar hij zelf wellicht maanden weg kon blijven. Het was nog in de oorlogstijd en geen enkel schip was meer zeker wanneer het terug zou komen. Zoo verliet Kees voor het laatst zijn vaderland. Een week later lazen ze dat zijn schip op een myn was geloopen en vergaan. Mies en Frits hadden hun dochter, die lief en flink opgroeide. God had hun gebed verhoord, maarop Zijn tijd. CORR SPONDENTIE RUBRIEK STARRENHEMEL J. B. te R. Bij het aanschaffen of vervaardigen van een kijker is het gewenscht, het objectief niet kleiner dan 50 mm te nemen. Met vergrootingen van 25 tot 100 maal zijn reeds interessante waar nemingen te doen izon, maan, planeten, dubbel sterren, sterrenhoopen enz.). Mij is geen firma in Nederland bekend die lenzen- combinaties met schema voor zelfbouw, in den handel brengt. U zoudt kunnen informeeren b.v. bij N V. Wed. Ahrend, Singel. Amsterdam. Destijds leverde P. Meesiers te Halfweg tegen billyke prijzen tweedehandsch Instrumenten. Ook daar zoudt U eens kunnen informeeren. 317

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 16