14 Juli 1789: De val der Bastille
GODS TIJ D
|jg S in"**"
FRANKRIJKS NATIONALE FEESTDAG
Lodewijk XVI
WIE zijn gedachten laat teruggaan naar wat
zich juist voor anderhalve eeuw in Parijs
heeft afgespeeld, zal moeten erkennen, dat er voor
ontevredenheid onder het volk inderdaad ernstige
reden was.
Groen van Prinsterer, die de kunst verstond in
enkele kernachtige woorden een situatie te teeke
nen, drukte het zoo uit:
„Er was sedert lang staatsbederf; de Vorst auto
craat, de adel drukkend, het volk aan knevelarij
ten prooi, de heerschende kerk vervolgziek, raad
pleging der stenden schier in vergetelheid geraakt,
de zedeloosheid, zoo niet in de hoogere standen,
althans ten hove, met den aankleve van dien, al-
g meen".
De Fransche revolutie is het onvermijdelijk gevolg
geweest van wantoestanden, die niet t ij d i g ge
wijzigd waren. Dat aan de burgers alle staatkun
dige rechten onthouden werden, was niet het
ergste. Het ergste was, dat de klassen, d e wèl
staatkundige rechten hadden, deze misbruikten om
de burgers en boeren te knevelen en te onderdruk
ken. Persoonlijke vrijhe:d bestond niet in Frank
rijk. Men hing af van de willekeur van ambtena
ren Vrijheid van drukpers, vrijheid van godsdienst
bestonden evenmin. Was n et nog in 1762 op last
van 't parlement van Toulouse een predikant ont
hoofd, alleen omdat hij als predikant zijn plicht
had betracht?
Terwijl adel en geestelijkheid geen belasting op
brachten. leefde het gros van het Fransche volk
onder een stelsel van afpersing en uitbuiting, dat
alle grenzen te buiten ging. Zelfs bestond :n het
Frankrijk van vóór 1789 de lijfeigenschap nog! De
tegenstelling tusschcn vorstelijke inkomens genie
tende hooge geestelijken, officieren, magistraten
en edelen en de in armoede en bekommernis le
vende lagere geestelijken en derde stand was lang
zamerhand tot een onoverbrugbare kloof gegroeid.
Onderdrukk ng is altijd de vruchtbaarste bodem
geweest voor het zaad van den opstand. Een Mon
tesquieu, een Rousseau, een Voltaire, vonden oor
en hart van de duizenden bij duizenden in Frank
rijk, die aan de vertwijfeling toe waren. Zij deden
het volk kennen de vooze grondslagen, waarop de
maatschappij rustte en wezen het den weg, om tot
verbetering te geraken.
Het kwaad loont steeds zijn meester. De onverant
woordelijke financieele polit ek der regeering
bracht het Hof en haar zelf in moeilijkheid. De
eenige man, die Frankrijk misschien nog van de
revolutie en Lou s XVI van de guillotine had kun
nen redden, de Calvinistische Zwi/tser Necker, liet
men 21 Mei 1781 los.
Necker was de
man van de
bezuiniging,
van de aanpas
sing. Het Hof
wilde er niet
aan, het dans
te vroolijk ver
der aan den
voet van de
vulkaan.
De koning
meende de fi
nancieele
moeilijkheden
te kunnen
overwinnen
door de bijeen
roeping der Staten-Generaal te gelasten. Terecht
heeft men deze daad genoemd „een sprong in het
duister*. In werkelijkheid is ze geworden het
begin der revolutie. Op 4 Mei 1789 gingen de af
gevaardigden der drie standen ter kerk, om met
een plechtige mis de eerste vergadering der Ge
nerale Staten wijding te schenken. Ofschoon het
enthousiasme en de verwachtingen van de bevol
king voor het werk der bijeengekomen volksver
tegenwoordiging niet groot waren, de afgevaardig
den zelf vooral die van den derden stand
waren met goede bedoelingen bezield. „Het was
schrijft prof. Brugmans typeérend nog de pe
riode der idealisten, waarmede iedere revolutie
inzet."
De koning en de regeering bemerkten reeds heel
spoedig, dat de bom verkeerd ging barsten, dat de
vertegenwoordigers van het volk niet naar Ver
sailles gekomen waren om te praten, maar om een
daad te stellen: Frankrijk te helpen aan een con
stitutie, in overeenstemming waarmee het land
voortaan geregeerd zou moeten worden. En zij be
grepen, dat hierdoor heel veel veranderen zou, dat
er vele privilegiën van Hof, adel en geestelijkheid
zouden komen te vervallen Vandaar hun pogingen
om dit te voorkomen; ze mislukten door de aarze
ling der regeering zelf.
Toen op 23 Juni de
Koning in hoogst
eigen persoon den
vertegenwoordigers
van den derden
stand de les gelezen
had over hun voor
barigheid, eenige be
sluiten te nemen, de
vergadering had ver
boden te beslissen
over zaken die be
trekking hadden op
kerk, leger of belas
tingstelsel en den af
gevaardigden op
droeg uiteen te gaan,
maakte Mirabeau
zich tot tolk van De Graaf van Mirabeau
aller gevoelens en
riep: „Wij hebben de bedoelingen gehoord, die
men den koning heeft ingegeven. Ga aan hen, die
u gezonden hebben, zeggen, dat wij hier bijeen
zijn door den wil van het volk en dat wij alleen
zullen wijken, gedrongen door de kracht der ba
jonetten!'
En de koning? Het was hem niet duidelijk wat hy
er mee aan moest en hy besliste: „Wanneer ze
n et willen gaan, welnu laat ze dan maar blijven!"
De volksvertegenwoordigers, waarbij zich langza
merhand steeds meer edelen en geestelijken voeg
den, hebben van deze toestemming gretig gebruik
gemaakt: zij noemden hun vergadering Assemblée
Nationale, zy stelden zich ten doel het ontwerpen
van een grondwet. Dit geschiedde niet in rust'ge
sfeer en volgens parlementaire methoden: het valt
ook nauwelijks te' verwachten van lieden, die het
parlementaire vak nimmer hadden beoefend! Bo
vendien nam steeds meer heel Parijs deel aan de
beweging van de vernieuwing. Volksmassa's be
toogden, schreeuwden oproerige leuzen en zongen
opstandige liederen. Volksmenners hitsten de Pa-
rijzenaars, van welke een groot gedeelte armlastig
was, op, gemeene zaak te maken met de Assem
blée. De Parijsche troepen werden bewerkt, om
als het noodig mocht zyn, de zyde van het volk
te kiezen.
Het Hof voelde zich thans werkelijk bedreigd. Wel
stonden er nog vijftien regimenten vreemde huur
troepen gereed om zyn macht en gezag te verde
digen, maar zouden zij tegen de woede van een
zoo impulsieve lichtbewogen volksmassa als die
van de hoofdstad kunnen standhouden?
Opnieuw gaf de Koning blijk van geringe staats
manwijsheid: hy ontsloeg den voor kort weer in
zijn dienst genomen minister Necker. Dit was een
gevaarlijke fout: het volk vatte dit ontslag op als
een reactionaire daad, en de anti-reactie was ge
weldig: het was de brandende lont in een vat bus
kruit.
Camille Desmoulins, een der jonge consekwente re-
volutiegezinden voorspelde het volk, dat het ont
slag van Necker het begin was van den aanval:
„Vanavond", riep hij, ,zult gij de Zwitsersche en
Duitsche bataljons zien uitrukken om u in de pan
te hakken. Er is maar één redding: te wapen!
Slaat ze dood!"
Parijs is genaderd tot de uiterste grenzen van
recht en vrede. Tot nogtoe ontwikkelde zich de
toestand langs de lijnen van orde en inzicht: de
volksvertegenwoordiging bereidde de vestiging
eener grondwettige monarchie voor, de Constitu
ante dacht niet aan afschaffing van het koning
schap. Maar thans neemt de volksmassa en dan
met name de heffe, het gepeupel de leiding der be
weging over, verlaat het rechte pad van orde en
evolutie, om de fakkel van de revolutie te zwaaien
en het zwaard van de menschonwaardige bloed-
Het is natuurlijk de vraag of een besliste daad
van den koning, het neerslaan van de opstand met
behulp der vreemde troepen succes gehad zou
hebben, dat het terugtrekken dezer troepen uit
de hoofdstad de uitbarsting der volksdolheid heeft
veroorzaakt, althans verhaast, staat vast. De 12de
en 13e Juli was Parijs een stad, waarvan het ge
zond verstand afscheid had genomen. Benden van
tienduizenden trokken door de straten, brullend,
zingend en.plunderend. Het troebele water gaf
bandieten en plunderaars ruimschoots gelegenheid
tot visschen. Het grondsop van Parijs kwam boven
en begon de toon aan te geven. De geest van mis
dadigheid en dierlijke instincten begon alles te
overstemmen.
Het klooster der Lazaristen werd geplunderd, de
gevangenis La Force opengebroken, in de kazerne
der Invaliden maakte het gepeupel zich meester
van duizenden geweren en eenige kanonnen.
Het was op 14 Juli, zoo verhaalt de Fransche
schrijver Madelin in zijn beroemd boek: „D e
Fransche Revolut i'e", dat de menigte zich
in dolle opwinding naar het Arsenaal begaf
om voor al die vuurwapenen kruit te halen.
Daar wilde men echter niet aan die eisch voldoen
en antwoordde, dat het kruit in de Bastil
le was geborgen. Dadelijk sohreeuwden
toen de raddraaiers: Dan naar de Bastille!".
De Bastille had van ouds een dubbele beteekenis
gehad: het was een vesting, die vanaf zijn muren
met kanonnen het volk in bedwang kon houden;
het was de staatsgevangenis, waarin menig bur
ger en edelman het ongenoegen en de toorn van
Frankrijks koningen had doorleden. De muren
waren veertig voet hoog en dertig voet dik maar
de bezetting bestond uit slechts 95 invaliden en 30
Zwitsersche soldaten. Lang zou de vesting een
echte aanval niet hebben kunnen doorstaan en
haar lot stond reeds van te voren vast. Maar ook
hier heeft halve toegevendheid het eind verhaast!
Op verzoek van het stadsbestuur of wat daarvoor
door wilde gaan, liet de gouverneur der Bastille,
markies de Launey de 19 kanonnen terugtrekken
en de schietgaten met planken dichtspijkeren, Hij
beloofde geen geweld te zullen gebruiken als er
niet werd aangevallen! Hij ging zelfs zoover, een
aantal „leiders" uit te nood gen, met hem de maal
tijd te gebruiken en liet hen de Bastille bezich
tigen.
Ook De Launey onderschatte de sterkte der volks
hartstochten. Al spoedig begon de massa, in weer
wil van de conciliante houd ng van den gouver
neur, een werkelijke aanval op het'kasteel. Twee
mannen verbrijzelden met by ien de kettingen, waar
mee de brug was opgehaald. Met groot geweld
sloeg deze neer en in minder dan geen tijd stroom
de het binnenplein vol. Men sleepte stroo en hout
aan, om de huizen rond de ingang uit de weg te
ruimen. Eindelijk gelukte het de opstandelingen
ook de tweede ophaalbrug te doen vallen. Het was
op dat oogenblik dat de wanhopige markies de
lont wilde werpen in het kruit, dat in de kelders
lag opgetast, om samen met zijn vijanden te ster
ven. Een der soldaten belette het hem, twee on
derofficieren deelden de aanvallers mee, dat men
de burcht overgaf op voorwaarde, dat men de be
zetting zou sparen.
Natuurlijk nam het bloeddorstige gepeupel van die
conditie al heel weinig nota! Ieder, die men vond,
werd afgemaakt. Vooral de bevelhebber de Lau
ney zelf onderging een gruwelijk lot. Hij trachtte
te ontvluchten, maar werd gegrepen, de haren
werden hem uitgerukt, bajonetsteken doorboorden
hem. De kok Desnot sneed hem het hoofd van de
romp. Het werd op een hooivork gestoken en in
triomf de straten van Parijs rondgedragen. De ge
vangenen, die zich in de kerker bevonden op het
oogenblik der bestorming, waren slechts zeven in
aantal, waaronder nog enkelen, die er op eigen
verzoek waren opgenomen, omdat zij meenden
daar veiliger te zijn dan in de stad. Zij werden
thans allen ontslagen.
De beteekenis van de val der Bastille was groot,
zoo groot, dat het gerechtvaardigd schijnt, dat het
nieuwe, uit de beginselen der Groote Revolutie
levende Frankrijk, de 14e Juli aannam als de na
tionale feestdag.
Het evenwicht tusschen de invloed der Consti
tuante en de koninklijke macht, was door de be
storming der staatsgevangenis definitief verbro
ken ten voordeele- der eerste De volksvertegen
woordiging voelde zich door deze daad van het
volk gesteund tot voortgaan op de weg der her
vorming van het staatsbestel. De koning daaren
tegen, die deze dag van beslissende beteekenis voor
zijn dynastie als gewoonlijk geheel aan de edele
jachtsport had gewijd, capituleerde voor de wil
der door Mirabeau geleide volksvertegenwoordi
ging en liet zich a.h.w. bij de derde stand inlijven
en zich door deze de teugels van het bewind uit
handen nemen. 14 Juli begint het lange weerzin-
De bestorming van de Bastille op 14 Juli 1789
wekkende gesol van het Parijsche volk met zijn
vorst, dat ten slotte met de doodsbeet op 20 Jan.
1792 zou eindigen.
Doch in feite verloren Constituante zoowel als
Koning op 14 Juli 1789 beide hun gezag. Deze dag
deed het volk van Parijs een greep naar de macht.
De val der Brstille was het sein en begin van een
onzinnige en door niets te stuiten uitbarsting van
dierlijke volkssentimenten, gelijk de geschiedenis
nimmer te zien had gegeven. De kreten: „Dood
aan de adellijke heeren!"; „Hangt ze op!" ver
vulden de lucht in de hoofdstad, maar weldra in
heel Frankrijk. Moord, brandstichting en plunde
ring werden dagelijksche gebeurtenissen. Kastee-
len, kloosters, kerken gingen in vlammen op of
werden met de grond gelijk gemaakt. Maar niet
alleen edelen, geestelijken en gegoede burgers wer
den afgemaakt, ook duizenden uit het lagere volk
werden door het monster der revolutie verslon
den. Eenige jaren lang zou Frankrijk dampen van
onschuldig vergoten bloed.
De revolutie, begonnen als een strijd voor de
rechten van den mensch en den burger, trad reeds
in haar eerste stadium deze rechten van mensch
en burger in het slijk. „De revolutie, die de gelijk
heid moest vestigen heeft tot heden niets anders
gedaan dan een troep oude schelmen vervangen
door een menigte -nieuwe". Dit was het oordeel
van een revolutionair in hart en nieren: Domela
Nieuwenhuis. Ook de Fransche Omwenteling, ja
zij in het bijzonder heeft het woord van Latzarus
bevestigd, dat elke revolutie begonnen wordt door
idealisten, wordt voortgezet door vernie
lers en wordt beëindigd door een tyran.
M. J. LEENDERTSE.
n fsiot)
TOCH staat er nog een weg voor je open, Kees;
de weg van het gebed. Maar als Go het
anders voor je beslist, dan moet je ook leeren
het aan Hem over te geven."
„Dat kan ik niet, alles opofferen, alles weg, ik
kan het niet."
„Als God het noodig <dndt je dit kruis op te leg
gen, dan zal Hy je ook de kracht geven om het
te dragen, maar bid Hem om bijstand en sterkte
in deze moeilijke dag."
Zoo sprak Frits tot zijn vriend en trachtte hem
■te troosten.
's Middags ging Mies mee naar het ziekenhuis.
Daar lag Lize, de teere, fijne Lize het frêle ge
zichtje wit en met gesloten oogen op het kussen.
D ep en zwart staken de donkere wimpers af.
„Mevrouw is voortdurend buiten bewustzijn," zei
de verpleegster.
Kees zou nu verder blijven, gebeurde er iets, dan
was hy dadelijk bereikbaar.
Mies en Kees wilden hem gezelschap houden,
maar Kees wees dat van de hand.
„Ga jullie nu samen naar huis, geniet nog maar
van elkanders bijzijn, het kan zoo heel gauw voor
bij zijn, dat zie je maar aan Lize en mij."
„Neen," zei Mies, „alleen hier te zitten wachten,
dat breekt iemand, Frits blyft by je. Ik ga naar
huis om voor het eten te zorgen, als je kan kom
dan nog even met Frits mee, dan kan je van
avond weer terug als er geen verandering is in
getreden."
Zoo werd afgesproken.
Mies ging naar huis. In de wachtkamer bleven de
twee mannen achter, reageerend op elk geluid
dat vanaf de gang tot hen doordrong.
Om half zeven kwam Frits alleen terug. Kees
bleef, hij kon niet weggaan, de dokter was voort
durend bij Lize, elk oogenblik kon het afloopen.
Zoo verstreek de avond en de nacht waarin ze
telkens opschrokken, meenende de telefoon te
hooren of de huisbel.
„Ik zal wat vlug voortmaken, en laten we er dan
samen maar weer heengaan," zei Mies de vol
gende morgen. „Ik vind het toch zoo zielig, dat
Kees daar maar alleen zit, en niemand bij hem
is om hem te troosten."
Doch eer Mies klaar was, werd er gebeld en kwam
Kees boven. Diep weggezonken stonden de oogen
in een strak wit gezicht, verbeten trok de mond.
Geen van beiden wilden ze hem iets vragen, ze
begrepen wel dat alles voorbij was.
Frits liep op hem toe, reikte hem de hand. Mies,
innerlijk angstig voor zijn strakke gezicht, flui
sterde: „Zoo moet je het je niet aantrekken, Kees."
DOOR A. v. d. VLUGT-Walop
„Niet aantrekken, niet aantrekken?" Half wezen
loos herhaalde hij deze woorden. „Ik begrijp het
niet, ik begrijp niets meer. Gisteren zei je dat ik
God moest bidden om hulp. En ik heb gebeden
vannacht in dat ziekenhuis. God alleen weet hoe
ak gebeden heb."
„We kunnen Gods wegen niet doorgronden, maar
wellicht was het beter voor Lize, of voor jou."
„Beter voor mijen voor Lizevoor het
kind soms ook? Een kind dat niet eens een moe
der heeft?"
„Wat zeg je, een kind!" zei Mies. „Leeft het
kind dan?"
„Ja, dat is het juist, dat kan ik niet begrijpen,"
zei Kees; „dat ik Lize af moest staan terwille van
dat kind."
„Nooit zal ik van dat kind kunnen houden, dat
mij alles ontnomen heeft by zyn komst in de
wereld."
„Je moet niet bitter worden Kees," zei Frits.
„Drink eens een kop koffie." Mies reikte hem een
kopje aan.
„Ik moet weer gauw weg, ga jy met me mee,
Frits, er moeten nog heel wat formaliteiten ver
vuld worden. Na de begrafenis ga ik dadelijk weg,
naar zee."
Over het kind praatte hij niet meer.
Doch Mies dacht er des te harder aan, vooral toen
ze beiden weg gegaan waren en zij alleen achter
bleef. Ze kon best begrijpen dat Kees meer aan
zijn vrouw dacht die hij verloren had, dan aan
zijn kind dat leefde.
Ja, het was toch zoo zielig, vooral als hy weer
binnen was met zijn schip.
Niemand die hem dan welkom heette, En het kind,
Ja het zou wel jaren duren eer hij daar wat aan
had, vooral een kind dat je zoo bij groote tus-
schenpoozen maar meemaakte.
Ze wist nu nog niet eens of het een jongen of een
meisje was. Ze had hèt niet durven vragen. Ze
moest maar eens even naar het ziekenhuis gaan,
Kees en Frits kwamen vooreerst niet thuis, die
hadden nog zooveel te doen.
Vlug kleedde ze zich aan, nam de tram, want hoe
meer ze aan het kindje dacht hoe vlugger ze ?ich
repte.
In het ziekenhuis kwam de zuster naar haar toe
die ze al meer by Lize had gezien.
„Kom u naar het kindje kijken, mevrouw, het is
zoo'n lief meiske."
„Een meisje", herhaalde Mies werktuigelijk.
Zu&ter ging haar voor naar een kleine kamer
waar alleen een wieg stond.
„Kijk u eens wat een flink gezond kindje, 't is
zoo jammer dat mevrouw...."
,,'t Is vreeselijk," zei Mies terwyl ze naar het
kindje keek. ,,'t Is vreeselijk als je voelt dat je
je kind, zoo klein nog, achter moet laten in deze
wereld. Heeft haar moeder daar niet heel veel
verdriet over gehad?"
„Mevrouw is niet meer bij kennis geweest, dus ic
dat haar gelukkig bespaard gebleven."
„O, heeft haar moeder haar niet eens gezien?"
„Neen, het liep spoedig af," zei de zuster.
„Wat moet er nu met de kleine gebeuren?" vroeg
Mies.
„Daar heeft mijnheer nog niet over gesproken,
maar ze zal wel hier moeten blijven tot er eer.
goede verzorgster voor haar gevonden is."
Tot er een goede verzorgster gevonden is.
Deze woorden bleven in Mies naklinken, terwijl
ze achter de zuster aanliep naar de kamer waar
de doode lag. Zacht werd de deur geopend en toen
liet de zuster haar met de doode alleen.
Daar lag Lize, rustig en vredig, verlost van alle
pijn en lijden. Aardsche zorgen en moeiten kon
den haar niet meer deren, dat was alles voorbij.
En daar in die andere kamer lag een kind dat
hulp, verzorging, leiding en vooral liefde noodig
had.
In die kamer had Mies gevoeld dat die kleine een
beroep op haar deed. met al haar hulpeloosheid
toevlucht zocht bij haar.
Met die gedachte ging ze naar huis. 's Avonds
toen ze met Frits weer alleen was en hij haar het
een en ander omtrent de voorbereiding van de
begrafenis verteld had, vroeg ze- „Heeft Kees
ook soms i -ts gezegd over het kind?"
„Neen, dat lijkt een punt waar hij moeilijk aan
kan raken.."
„Ik heb het gezien, 't is zoo'n lief meisje!" zei
Mies. „O Frits, zouden wij dat kindje niet kun-
„Zou je dat nu nog willen, je bent het al die
jaren door zoo gewend zonder kinderen. Je bent
er zoo ingegroeid dat alles staat en blijft zooals
jy het doet, en zoo'n kleintje brengt een heele
verandering."
„O Frits, ik heb er toch altijd naar verlangd, en
nu dit, dit kind dat niemand meer heeft als Kees
naar zee is. Laten wij dat kind nemen eb het al
onze liefde geven."
„Ik weet nog niet of Kees er afstand van wil
doen, want dan wil ik het ook als ons kind aan
nemen," zei Frits.
Een uurtje later kwam Kees weer. Hij kwam ver
tellen dat hij de volgende dag na de begrafenis
's avonds nog weg ging met een schip naar Zuid-
Amerika.
Heb je al gedacht wat er met het kind moet wor
den?" zei Frit".
„Ik zal het daa- maar laten, in het ziekenhuis
kunnen ze het wel verzorgen, als ik dan terug
kom kan ik wel weer zien."
„Zou je er geen afstand van willen doen?"
„Afstand van doen, hoe bedoel je dat?"
„Misschien zou je het aan ons willen geven, aan
Mies en mij?"
„Aan Mies en jou, zou jullie dat willen? Of doe
je het om my van de zorg te ontheffen? Dan moet
je het niet doen, daarom niet," zei Kees.
„Neen," zei Mies, „daarom zeker niet, maar al
leen omdat ik altijd naar een kind heb verlangd,
en ik geloof dat Lize het zoo zou gewild hebben."
Toen besefte Kees plots dat er toch een band was
die hem met het kind verbond. En door die band
nu te verbreken kon hij het kind een tehuis ge
ven een liefdevol tehuis met een vader en....
een moeder.1'
„Maar dan wil ik het ook geheel als myn eigen
beschouwen, dan moet je er afstand van doen
Kees," zei Frits. „En ook geen rechten meer laten
gelden als het grooter is geworden
„Neen, daar geef ik jullie de hand op," zei Kees.
„Van nu aan is ze jullie dochter."
Die middag ging Mies de wieg en de kleertjes ha
len en wat er verder nog van de kleine in Lize's
huis was. Naar het kleintje wilde ze eerst de vol
gende avond gaan als Kees met de boot vertrok
ken was.
Die dag, een zoele voorjaarsdag werd Lize's over
schot aan de aarde ioevertrouwd. Het was een
moeilijke dag, vooral voor Kees.
Hij vroeg Frits om te zorgen voor een steen op»
het graf, daar hij zelf wellicht maanden weg kon
blijven. Het was nog in de oorlogstijd en geen
enkel schip was meer zeker wanneer het terug
zou komen.
Zoo verliet Kees voor het laatst zijn vaderland.
Een week later lazen ze dat zijn schip op een
myn was geloopen en vergaan.
Mies en Frits hadden hun dochter, die lief en
flink opgroeide. God had hun gebed verhoord,
maarop Zijn tijd.
CORR SPONDENTIE RUBRIEK STARRENHEMEL
J. B. te R. Bij het aanschaffen of vervaardigen van
een kijker is het gewenscht, het objectief niet
kleiner dan 50 mm te nemen. Met vergrootingen
van 25 tot 100 maal zijn reeds interessante waar
nemingen te doen izon, maan, planeten, dubbel
sterren, sterrenhoopen enz.).
Mij is geen firma in Nederland bekend die lenzen-
combinaties met schema voor zelfbouw, in den
handel brengt. U zoudt kunnen informeeren b.v.
bij N V. Wed. Ahrend, Singel. Amsterdam.
Destijds leverde P. Meesiers te Halfweg tegen
billyke prijzen tweedehandsch Instrumenten. Ook
daar zoudt U eens kunnen informeeren.
317