^^ÉI6riek r DE DOMINEE ALS DIERENVRIEND ^^'HOEKJE JT 1° □■r ■□L 3 >1t 25 4 4 L DE voornaamste bezienswaardigheid van het stadje was de prachtige Gothische kerk. Die was het heele land door bekend. Maar omdat die oude kerk eigenlijk ook de eenige bezienswaar digheid van het afgelegen stadje was, trok ze toch weinig bezoek van buiten. Want menschen, die alleen om hun belangstelling voor den Gothisohen bouwstijl de lastige reis naar een stil plaatsje in een uithoek van het land willen maken, zijn er betrekkelijk weinig. De gemeente, die 's Zondags in het oude kerk gebouw samenkwam, wist niet veel meer af van de bizondere eigenschappen van een Gothische kerk dan dat het daarin bijna altijd koud is. Zoo was dan de oude dominee zoowat de eenige in 't stadje, die de schoonheid van de oude kerk waar deerde, en er trouw over waakte. Zijn pastorie stond vlak bij de kerk. alleen het kerkhof lag er tussahen in. Dat kerkhof het werd al sinds lang niet meer gebruikt was omgeven door dicht, hoog struikgewas, en door een hek met zware, dicht op elkaar staande tra lies. In dat hek waren maar twee ingangen, de groote poort vlak bij den ingang van de kerk en het kleine deurtje naar den pastorietuin. Tot dit kleine stukje grond, dat daar volkomen van de wereld afgesloten midden op het Kerkplein lag, hadden alleen de dominee en de koster toe gang. Het behoorde tot de plichten van den koster om het kerkhof te verzorgen, zooals het ook zijn taak was om de weinige vreemdelingen, die de kerk kwamen bezichtigen, rond te leiden. Maar in dit deel van zijn werk werd hij getrouw bij gestaan door den dominee. Omdat de sleutel van de kerk aan de pastorie afgehaald moest worden, had de dominee ruimschoots gelegenheid om alle bezoekers door het raam van zijn studeerkamer, op hun oudheidkundige belangstelling en kennis te taxeeren. Wanneer ze in dat opzicht geen goeden indruk maakten, kreeg de dienstbode van den dominee, mèt den sleutel van de kerk, de bood schap mee, dat de bezoekers maar naar den koster moesten gaan. Maar dat gebeurde niet dikwijls. De dominee was gewend on. altijd het goede van de menschen te verwachten, ook van hun kennis op dit speciale gebied dus. En bovendien zou hij met graag zich ook maar de kans op een interessant gesprek over de wonderen van zijn geliefde kerk met een be langstellend en begrijpend mensch laten ontgaan. Het is dan ook wel te begrijpen, dat de dominee toen hij na een middag ziekenbezoek vermoeid op huis en de krant af ging, zich lichtelijk gepas seerd voelde, toen hij den koster nv' een bezoe ker in de kerk zag verdwijnen. Want dat had de dominee nog net gezien deze bezoeker had een zilverwitten baard een professor in de archaeologie waardig. Maar het was nog niet te laat! Voor zooiets kon zelfs de krant wachten! En zoo stak dan de do minee, vlugger dan goed was voor een vermoeiden ouden man, het Kerkplein over, den veelbeloven- den baard achterna. Op dezen tooht raakte hij in botsing met iemand, die evenveel haast scheen te hebben als de domi nee, maar net den anderen kant uit moest. Het was iemand, die niet zoo vast op z'n beenen stond als de dominee zelf. door A. VAN N O O R T De dominee raapte vol medelijden en zelfverwijt zijn slachtoffer op. Het bleek een kleine huilende jongen te zijn met een vuil gezicht, waarop een paar schoone strepen den weg naar beneden, dien vele tranen gegaan waren, aanwezen. „Heb je je zoo'n pijn gedaan?" vroeg de dominee schuldbewust. „Nee!!" was het eenige, wat de jongen ant woordde. „Maar waarom huil je dan, kind?" vroeg de dominee. En tegelijk maakte zijn hand al automa- tisah de beweging naar zijn vestzak, in welken zak de dominee altijd eenige geldstukken klaar had, om daarmee het kinderverdriet, waarmee hij in aanraking kwam, uit den weg te ruimen. De jongen wacihtte echter den troost uit domi- nee's vestzak niet af. Zoodra hij voelde, dat hij losgelaten werd, ging hij er vandoor, wéér met een onverantwoordelijke vaart. De dominee keek hem verbaasd en bezorgd na. Pas toen hij zag, dat het kind veilig op het trottoir gekomen was, stak hij het dubbeltje weer in z'n zak. Een lange ervaring had den dominee geleerd dat voor 't meeste kinderverdriet een stuivertje al voldoende is, en daarom dééd hij 't meestal met een stuivertje, want hij was op zijn manier een zuinig man. Maar voor dit bizondere geval, waar in hij zich de mede-schuldige voelde, had hij wel een dubbeltje willen geven. ,,'t Is jammer," mompelde de dominee. Maar toen herinnerde hij zich den zilverwitten baard in de kerk, zijn kerk, en omdat de jongen met zijn onbekende verdriet toch uit het gezicht verdwijnen was, ging de dominee weer zoo vlug mogelijk op de kerk af. Daarbinnen in de kerk beleefde hij zulk een ge lukkig uur, dat hij alles vergat, de krant, zijn vermoeidheid, zijn vrouw, het avondeten, dus vanzelf ook het kinderverdriet, dat zoo plotseling zijn weg gekruist had. Als een hooge gunst stelde hij eindelijk den be zoeker in de gelegenheid ook het kerkhof te be zichtigen. Niet dat daar nu zooveel bizonders was uit oudheidkundig oogpunt. Het kerkhof was im mers lang zoo oud niet als de kerk zelf. Het was de sfeer, die daar heerschte, het vredige, de stilte, wardoor dit zoo goed bewaarde kerkhof wel in druk maken moest op iemand, die voor zoo iets gevoelig was. De bezoeker met den zilverwitten baard was zoo iemand. De dominee had er geen oogenblik spijt van dat hij hem op het kerkhof gelaten had, op zijn kerkhof. iWant de dominee beschouwde het kerkhof als zijn particuliere gebied, evenals de kerk trouwens.) Tenslotte werd de welkome bezoeker voor het avondeten in de pastorie genoodigd. En het was vlak bij het tuinpoortje, dat de dominee op iets stootte, dat de sfeer van vredige stilte wreed verstoorde. Bovenop een graf zat daar een hond, een groot geel monster, met één oor, dat naar boven en één oor, dat naar beneden wees. Tussohen z'n pooten had hij een verschrikkelijk groot afgekloven been. Hij gromde zacht. Zoowel de dominee als de bezoeker waren pijnlijk getroffen. De bezoeker omdat hij kennelijk niet van groote grommende honden hield. De domi nee, die van al z'n medeschepselen hield, omdat z'n gast nu wel den indruk moest krijgen, dat hy, de dominee, zoo weinig zorg had voor dit uitgezochte plekje grond, waarvan hij de verant woordelijke bewaker was, dat daarop gele straat honden hun avondmaaltijd kwamen nuttigen. Verontschuldigend zei de dominee, dat hij zich niet in kon denken, hoe die hond daar gekomen was. Daar moest hij eens met den koster over praten. Daarop loodste hij den geïnviteerden bezoeker van het kerkhof langs den ongenooden gast heen. De studeerkamer van den dominee bevatte nu wel niet zooveel merkwaardige dingen,, :naar todh genoeg om een bezoeker, die alles wat hem getoond werd op de juiste waarde wist te schat ten, geruimen tijd aangenaam bezig te houden. Zoodoende was de tijd, die er verliep voor de laatste trein uit het stadje vertrok, voor den dominee weer een tijd van ongestoord geluk. En zoo kwam het ook, dat de dominee pas den volgenden morgen aan den tijdelijken bewoner van het kerkhof dacht. Er kwam toen een schuldige uitdrukking op zijn vriendelijke gezicht. Hoe trotsch de dominee ook op zijn kerkhof was, hij kon zich toch indenken, dat een straathond het niet de meest gewenschte plaats zou vinden om er den nacht door te brengen, met niets anders om te eten dan een afgekloven been. Gelukkig was het net de tijd, dat zijn vrouw en de dienstbode samen op de studeerkamer bezig waren, de tijd dat de dominee werd veronder steld de ochtendpost te lezen. Op een manier, het voorwerp van zijn zorgen waardig, sloop de dominee de keuken in, en na eenigen tijd met een volgeladen bord er weer uit. Op het kerkhof wachtte de dominee geduldig tot de hond het bord leeg had. Ilij moest het aan zien, dat de hond morste op de mooiste en oudste zerk, en hij vroeg zich af, of hy dat zelf op zou ruimen, of het den koster laten doen, die immers wel wat straf verdiend had voor de achteloosheid waarmee hij honden op het kerkhof liet. Dit pro bleem loste de hond echter zelf op, door de zerk na afloop van z'n maal grondig schoon te likken. „Beste hond ben jij," zei de dominee dankbaar. De hond kwispelde daarop zelfvoldaan met z'n staart. „Maar nu moet je hier vandaan," vervolgde de dominee. „Je kan hier niet blijven, begrijp je?" De hond begreep het niet, want hij bleef waar hij was, namelijk op de grafzerk van Heer Ludo- vicus Weilaerts, de trots van den dominee. Dat deed hij ook toen de dominee, hem als „beste jongen" aansprekend, hem uitnoodigde met hem mee te gaan. Dat deed hij eveneens, toen de dominee hem op strengen toon toe ging spreken: „Vort Fik, maak je weg!" Dat deed hij nóg, toen de dominee dreigend op hem toe kwam, net of hij hem schoppen wou. De hond was geen menschenkenner, anders zou hy geweten hebben, dat de dominee nooit zoover gekomen zou zijn, dat hij een dier écht zou schoppen. Of misschien was hij het ook wél, en drong hij zich daarom jankend dicht tegen de zerk van Heer Ludovicus aan. In ieder geval, toen de dominee hem zoo gezien had, deed hij niets anders dan hem voorzichtig over z'n kop aaien. Daarop bracht hij het bord weer naar de keuken terug, en ging regelrecht naar den koster toe. Want de dominee was er de man niet naar om zélf geweld te gebruiken om een medeschepsel te verwijderen, dat blij scheen te zijn met een goéd plaatsje onder de zon. Nadat hij herhaaldelijk de verzekering had ge geven, dat hij nóóit het hek open liet staan, ging rle koster dadelijk op weg. De dominee gaf hem de vermaning mee, 't dier eens goed aan te kijken, dan kon hij zelf zien, dat zoo'n groot beest niet tusschen de tralies door kon. Na ongeveer twintig minuten kwam de koster bij den dominee. „Alstublieft dominee, de sleutel, en ik kan dat endier niet weg krijgen." „Je zal het niet op de goede manier geprobeerd hebben," zei de dominee. „Ik heb 't op élke manier geprobeerd," zei de koster. „Ik heb gefloten, ik hem 'm geroepen, ik héb 'm met steenen gegooid" „Je hebt toch niets beschadigd?" interrumpeerde de domi nee „en toen ben ik naar hem toe gegaan en kijk nou eens!" En de koster stak z'n been om hoog, om een in flarden gescheurde broekspijp te tnonen. „Ik krijg hem er niet uit en ik probeer 't niet meer ook," besloot hij. De dominee schudde zijn wyze kale hoofd en zei: „Je hebt 't dier ook bang gemaakt." „Ik geloof eerder dat dat mormel mij bang zou maken," zei de koster. „Maar mij dan toch niet," zei de dominee dapper en daarop ging hij er zelf op uit om den straat hond te verdrijven. Het bleek dat de hond intusschen verhuisd was. met de zon mee, naar de grafzerk van Vrouwe Maria Agathe van Aldevaert. Gelukkig was d e zerk vry dicht by het groote ingangshek gelegen. De dominee begon dus met dat hek open te zetten. „Kom Fikkie" beval hy. Slot volgt Het beste paard van de Wieringermeer," zooals dit te zien was op den deze week te Slootdorp gehouden Fokdag voor het .,Nederlandsche Trekpaard", Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpenboomstraat 6, Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. Correcte oplossingen ontvangen van: A. v. d. Kreeke, Bergen op Zoom J. van Baardewijk, B. C. Klijn, A. van Dommelen, Rotterdam; J. C. van Rijn, Loenen a. d. Vecht; P. Weerheim, Vlaardingen; L. Torn, IJsselmuiden; E. Langen- doen, Rockanje; H. de Groot, Groot-Ammers; F. Janson, F. Wijmenga, Den Haag. OPLOSSINGEN: No. 1158 (VAN DOMMELEN) wit speelt: 47—41 38—32 32x34 35—30 34—30 44—40 43—39 39x20 No. 1159 (HOFWEGEN) wit speelt: 29—23 23x3 35x44 45—40 48—43 40—35 35x44 wint No. 1160 moet zijn: en wit won. No. 1161 (DOUWES) wit speelt: 2721 4440 3934 3530 33x42 50x48 enz. wint CORRESPONDENTIE L. W. te R. Zal een en ander doorgeven. Dank voor toezending. B. R. te H. Zal u per brief antwoorden. H. de G. te G. A. Ongeschikt. Te eenvoudig. UIT ONZEN LEZERSKRING Vraagstuk no. 1162 Auteur: A v. d. Kreeke, Bergen op Zoom 1 2 3 4 6 46 47 48 49 50 Eerste publicatie Vraagstuk no. 1163 Auteur J. Hofwegen, Rotterdam 1 2 3 4 5 Eerste publicatie Vraagstuk no. 1164 Auteur: A. van Dommelen, Rotterdam 1 2 3 4 5 46 47 48 40 50 Vraagstuk no. 1165 Auteur: D. DOUWES, Utrecht. 1 2 3 4 5 Eerste publicatie Een paar moeilijke vraagstukken met „voet angels en klemmen". NIEUWE UITGIFTEN Koememè De herdenking van den lOOsten geboortedag van Koning Karei I was aanleiding tot de uit gifte van een serie van niet mnder dan 44 stuks frankeerzegels in de waarden: 5 c. rose 15 c. groen 20 c. blauw 25 c. blauw-groen 50 3 c. grijs 4 c. groen 10 c. bruinrood sepia 1 p. bruinlila 2 p. lilarood 5 p. violet Tengevolge van wijzigingen in de posttar.even verschenen, in de teekening van de uitgifte 1935 1936, onderstaande waarden in veranderde kleuren: 12 c. rood 14 c. ultramaryn 20 c. blauw In nevenstaande teeke- ning verschenen de luchtpostzegels 15 pf. geel-oranje 20 pf. ultramarijn gedrukt op papier met watermerk hakenkruis LIECHTENSTEIN Hier verschenen een serie luchtpostzegels, alle met afbeeldingen uit de vogelwereld en gedrukt op papier met zijdevezels in de waarden: 10 r. violet zwaluwen 15 r. oranje meeuwen 20 r. karmijn meeuwen 30 r. blauw buizerd 50 r. geelgroen havik 1 fr. karmijnrood arend 2 fr. violet gier CORRESPONDENTIE Tot en met 5 Juni ontvingen wij boekjes van: No. 190 3 stuks 1231.00; 56G25; 829.25 27 2 1148.50 b donkerbruin 0 b roodbruin 1 1 violet 1.50 1 lichtgroen 2 1 donkergroen 3 1 rood 4 1 lilabruin Argentinië 5 lei grijs 7 donkerbruin 8 grijsblauw 0 karmijn 2 blauw 5 ultramarijn 6 groen No. 155 1 No. 28 1 No. 159 3 No. 26 1 No. 63 2 No. 191 5 No. 112 3 854.60; 988.60; 1317.20 459.95; 325.05 166.90; 193.25; 130.60 184.35; 216.55 388.60; 505.90; 423.40 Ter herinnering aan het oude zeilschip, dat dienst deed als opleidingsschool voor de zee vaart, dat na 39-jarigen dienst plaats moest ma ken voor een modern schip, verscheen een spe ciaal frankeerzegel in de waarde 5 c. blauw groen met afbeelding van het afgedankte schip. Ter herinnering aan het elfde internationale postcongres te Buenos-Aires verscheen een serie in de waarden: Waarde opgaven van vroeger ontvangen boekjesj No. 76 87.70; 282.10; 234.90 419.00; 239.10; 32.75 No. 158 36.20 No. 67 90.65 No. 146 60.00; 93.45; 111.60; 69.55 No. 66 36.75; 36.25; 76.05 No. 48 80.95 No. 87 224.10 No. 47 57.95; 38.05 No. 29 141.45 No. 149 717.45 No. 174 167.05; 104.65 No. 57 72.70 KRUISWOORDRAADSEL 1 2 3 ©7 8 11^ 15 12 13 1 w 17 18 20 ncH MïiMW w 23 W27 29 >28 28 HORIZONTAAL: 1. vrucht 6. eiland v. d. Ind. Archipel 7. deel v. d. mond *9. retour 10. zwart floers 13. uitgave 14. onderricht 16. boterton 17. opdracht 20. dof 21. testamentaire beschikking 24. meisjesnaam 26. voorzetsel 27. rood (Eng.) 28. nieuweling, groentje 29. kantoorbediende VERTICAAL: i. natuur, wezen 2. dubbelzout 3. vervoeging van: liggen 4. iedere 5. Eng. titel 6. polder in N.-Holl. 8. soort pilaar 11. door middel van 12. grasstengel 15. vlug 18. vischsoort 19. letterkeer van: slaan 21. dame (Eng.) 22. woestijn in Mongolië 23. gewoonterecht (O.-Indië) 25. precies OPLOSSING van het Lettergreepraadsel in No. 21. Horizontaal: 1. lantaren; 4. Rita; 6. lente— bode; 8. tornado; 10. geregel—de; 14. voetbalterrein; 19. vaarwater; 21. let terteeken; 23. Reval; 24. rennende. Verticaal: 2. ta—len; 3. rentezegel; 4. ri tornel; 5. Tana; 7. devies; 9. doge; 11. reporter; 12. Deli; 13. platvoet; 15. bal loteeren; 16. reinvaar; 17. interval; 18. belet; 20. ware; 22. kennen. 273

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14