E5BLAD
van DE VIJF SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
Pv I U nog langer wachten kan hij niet, en mag
hij niet. Tranen van blijdschap en dank
baarheid branden achter zijn ogen. Het grote
ogenblik is gekomen!
Maar bij dit grote, dit plechtige, dit heilige
ogenblik mogen geen Egyptenaars zijn. Ze
zouden 't toch niet kunnen begrijpen, want ze
weten immers niet van een almachtig God, die
voor Zijn kinderen een trouw Vader is en hen
door de zwarte duisternis van de nacht leidt
naar 't stralend licht van de heerlijke dag.
.Laten alle Egyptenaars deze kamer verlaten!"
beveelt de onderkoning en een ogenblik later
is hij alleen met de elf mannen uit Kanaan.
Verbaasd en verschrikt zien de zonen van Jakob
den strengen heer aan. O, wat gaat er nü weer
gebeuren?
Maar wat is dat? Wat dóét de onderkoning nü?
Jozef slaat de armen om Benjamins hals
Zien zij goed? Weent hij? Ja, hij weent. Hij
snikt en schreit zó luid. dat zij allen 't horen.
En zijn droefheid wordt al groter, al sterker,
zodat 't ook in de andere kamers wordt ge
hoord. Maar o. wat is dat dan toch? Een mach
tige heerser, die weent. De strenge heer. voor
wiens toorn zij zo even nog hebben gebeefd
weent hij nu?
Maar opeens spreekt de onderkoning en de
mannen uit Kanaan kunnen woord voor woord
verstaan:
..Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?"
't Zijn slechts enige korte woorden, maar ze
klinken de zonen van vader Jakob als dreigende
onweerslagen in de oren. Met wijd-open ogen
ticden ze verschrikt terug. O, ze zouden wel
willen wég-vluchten uit dit grote deftige huis
en toch kunnen ze hun ogen niet afhouden van
dien man daar vóór hen.
Wat heeft hij gezegd: „IkbenJozef"?
Ja. ze hebben 't éllen gehoord, want deze woor
den werden gezegd in hun eigen taal. in de taal
van 't land Kanaan.
Ze hebben 't allen gehoord, maar tóch kunnen
ze 't niet geloven, 't Is zo vreemd, zo wonderlijk
zo vreselijk.
Jozef! Maar dat kón toch niet waar zijn! Bange,
wilde gedachten flitsen den mannen door 't
hoofd en die gedachten verschrikken en beang
stigen hen. Hun lichamen trillen en hun ogen
doen pijn van 't staren naar dien man daar vlak
vóór hen.
..Leeft mijn vader nog?" heeft die man duide
lijk gevraagd, maar niemand geeft antwoord.
Hun harten kloppen angstig snel. hun warme
hoofden bonzen van vreemde schrik.
Maar de onderkoning ziet hen vriendelijk en
glimlachend aan en rustig zegt hij tot de ver
schrikte mannen: ..Blijft daar toch zo niet staan.
Komt toch hier bij mij!"
Ze moeten wel gehoorzamen, de zonen van Ja
kob en met onzekere stap en schuwe blik treden
ze naar voren.
Jozef ziet wel hoe bang ze zijn en verbaasd - ze
204
kunnen nóg niet geloven wat hun oren hebben
gehoord en hun ogen gezien.
En daarom gaat hij tot hen spreken, heel rustig
en vriendelijk: „Ik ben je eigen broer Jozef, dien
gij naar Egypte verkocht hebtMaak je
daarover nu maar niet ongerust, want God heeft
mij hier gebracht en mij toé onderkoning aange
steld't Is nu 't tweede jaar van de hon
gersnood, er zullen nog vijf van zulke jaren
komen. Weet je wat je doen moet? Gaat gauw
naar vader en zegt tot hem: God heeft Jozef
aangesteld tot een heer over Egypteland en hij
vraagt u ook naar hier te komenVader en
jullie mogen dan wonen in Gosen. Dat is een
heel mooi land en dan zult ge allen heel dicht
bij mij wezen. Brengt al de schapen en runderen
maar gerust mee, ik zal wel zorgen, dat er voor
alle mensen en dieren volop eten isDat
moet ge thuis gaan vertellen, en ook hoe rijk en
hoe goed ik 't hier heb. Maar maakt haast en
brengt vader spoedig bij mij!"
O, wat hebben ze geluisterd, de zonen van va
der Jakob, Ja, en nu móéten ze wel geloven,
dat de machtige heerser van Egypte niemand
anders is dan hun eigen broer Jozef.
Neen, zij herkennen hem niet. 't Was ook nog
maar een knaap, dien zij de Ismaëlieten meega
ven, nu meer dan twintig jaar geleden. En die
knaap is nu een man van bijna veertig jaar
de herdersknaap van toen is nu onderkoning van
't machtige Egypte.
Ze zeggen geen woord, de broeders van Jozef
want o, wie zal nu kunnen en durven uit
spreken de bange en verbaasde gedachten van
hun onrustige hart. Maar hun ogen en gezichten
zeggen dat ze nu écht geloven, dat ze zéker
weten dat daar voor hen Jozef staat.
Ja, dat ziet Jozef ook, en nu mag hij dan ein
delijk doen waar zijn hart al vele dagen lang
naar gehunkerd heeft. Daar staat Benjamin, zijn
jongste broeder, óók een zoon van zijn eigen
lieve moeder RachelJozef slaat de armen
om Benjamins hals en zó weent hij zijn diepe
vreugde en grote dankbaarheid uit. En Benja
min weent aan Jozefs hals, en hij voelt 't hart
kloppen van zijn broeder, dien God hem op
deze wonderlijke dag plotseling uit de dood
heeft teruggegeven.
Lang staan ze zo, die twee, want hun blijdschap
kan geen einde nemen.
Maar dan maakt Jozef zich los uit de armen van
Benjamin. Want ook zijn andere broeders wil
hij groeten. Hij weet 't nu zéker: 't zijn niet meer
de boze slechte mannen van vroeger, en daarom
kust hij ze hartelijk, één voor één.
En nu gaan ook de broeders tot Jozef spreken.
O, eerst nog wel verlegen en schuw, maar
zachtjes aan gaat 't toch vrijer en beter. Ja, ze
weten dat ze zónde gedaan hebben, gróte zonde.
En ze hebben die zonde beleden aan God. die
hen nét zo lang vervolgd heeft tot ze 't niet meer
uit kónden houden. Nu geeft God hen deze
schone dag te beleven. O, wat is Zijn goedheid
groot nóg groter dan hun zonde.
Ja, 't is heerlijk en schoon, wat ze op deze dag
mogen beleven. Maar ze zijn er nog niet. Ook
hun rader moet straks in de grote vreugde de
len. Maar dan moeten zij hem óók van hun
grote zonde vertellen. Dat is moeilijk en zwaar.
En daar zien ze heel erg tegen op.
Stil nu maarDe Heere heeft alles zo won
derlijk wél gemaakt Hij zal ook vérder zor
gen.
XI
Daar gaan ze, de elf zonen van vader Jakob.
Ze trekken op van Egypte naar Kanaan.
Wat een wonderlijke, wat een heerlijke reis is
dit! Ze zitten in prachtige Egyptische wagens,
die door vlugge paarden worden getrokken. En
achter hen aan komen ezelinnen beladen met
rijke geschenken en met koren en brood.
Ook hebben ze van Jozef prachtige klederen
gekregen en Benjamin bovendien nog een grote
som geld.
Wat hebben ze veel te vertellen op deze tocht.
Farao had 't ook gehoord, dat Jozefs broeders
DE METSELAAR
De metselaar, dat is een man.
Die echte huizen bouwen kan.
Geen huis van blokken kom, loop heen!
Maar een groot huis van echte steen.
De metselaar mengt in zijn bak
Cement en zand op zijn gemak.
Hij doet er nog wat water bij
En mengt het tot een dikke brij.
En steen na steen bouwt hij de muur.
Het huis wordt prachtig op den duur.
En heeft de vlag er op gestaan.
Dan kun je gauw er wonen gaan.
ROEL DASMUS.
naar Egypte waren gekomen, en ook de koning
zelf was erg blij. Hij had gezegd, dat vader
Jakob met al zijn kinderen en kleinkinderen
maar heel gauw naar Egypte moest komen. En
omdat 't voor vrouwen en kleine kinderen een
moeilijke reis is, had Farao wagens en paar
den meegegeven. En ook had de koning gezegd,
dat ze 't niet erg moesten vinden als ze niet al
hun huisraad uit Kanaan konden meenemen,
want in Egypte zouden ze alles krijgen wat
nodig mocht zijn.
De machtige Farao was heel vriendelijk voor
hen geweest en Jozef had telkens gezegd:
„Maakt nu voort en brengt vader heel gauw
tot mij!"
De reis gaat nu veel vlugger dan de vorige
keer, maar hoe dichter ze 't bergland van He-
bron naderen hoe stiller de mannen worden.
Ja, ze mogen hun ouden vader de heerlijkste
tijding brengen, die hij ooit in zijn lange leven
heeft gehoord. Maar ze zullen hem óók moeten
vertellen van hun grote zonde van heel lang
geleden. Die zonde, die 't leven van hun vader
zo heel moeilijk en bitter heeft gemaakt. Dat is
moeilijk, maar 't móét. En in hun onrustig hart
leeft een stil gebed, of de Heere ook dit wél
wil maken.
Eindelijk daar trekken ze de laatste heuvel
over, en ginds zien ze de witte tenten al waar
hun vader woont, en hun vrouwen en kinderen.
O, welk een heerlijk wederzien is dit. En de
grote jongens, die hun vaders tegemoet zijn ge
rend. vragen verbaasd waar die prachtige wa
gens vandaan komen en al die lastdieren met
hun kostelijke rijke vracht.
Volgende week verder
PRINSESJE BEATRIX TE SOESTDIJK
een paar bloempjes plukken"
(Twee heelden uit de film door Z.K.H.
Prins Bernhard vervaardigd. Zie de
krant van jl. Donderdag.)
Zaterdag 3 Juni - No. 22 - Jaargang 1939
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT
I NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD H"""
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
DE dagen volgen elkander op, maar zij gelijken
niet op elkaar, heeft Alexandre Dumas eens
in een van zijn veelgelezen romans opgemerkt.
Tot voor kort kon zulks ook zeer goed van toe
passing worden verklaard op het terrein van de
buitenlandsche politiek, waarin het Duitsohe dyna
misme zulk een stuwende, zy het tevens zeer
bedenkelijke rol speelde. Men kon toen spreken
van een „dag van Oostenrijk", een „dag van Tsje-
choslowakije", een „dag van Albanië", en nog van
enkele zulke „dagen" meer. De term had voor de
betrokkenen een onheilspellenden klank, en het
'gebeuren, dat op zulk een dag werd ontketend,
veegde met ware catastrofale snelheid over lan
den en steden heen. Er werd geschiedenis ge
maakt in een tempo, dat uniek moet worden ge
noemd; de muze der historie scheen zich met
volmaakte zekerheid aan het rhythme van de
eeuw te hebben aangepast. Thans schijnt zij in
haar lethargie teruggezonken en heeft zij de
houding hervonden, waarop men haar aantreft
op zoo menig geschiedkundig monument, namelijk
als verloren in beschouwende bespiegeling, en met
de opgeheven schrijfstift roerloos in de hand.
Europa leeft in het verwachten van het nieuwe,
dat niet lijkt te willen komen, en is koud noch
De Koning en de Koningin van Engeland beant
woorden de toejuichingen der menigte tijdens hun
officieel bezoek aan Montreal op hun reis door
Canada
heet. De diplomatieke opmarsch naar verbeterde
strategische stellingen, op Chamberlain's verlaat
initiatief dan toah eindelijk in beweging gezet, en
door de mogendheden van „as" en veiligheids-
cordon tegen agressie met gelijke koortsachtige
snelheid in eerste uitvoering gebracht, schijnt
thans als doodgeloopen. Er zijn staten, gelijk Bul
garije en Zuid-Slavië, welke zich tot op heden
hebben weten te vrijwaren van het innemen van
een positie, hetzij aan den eenen of aan den
anderen kant, en waarop de bondgenooten in spe,
door ceremonieele bezoeken en ontvangsten, eer
betoon en aanbiedingen van allerlei aard, tever
geefs een beslissenden indruk probeeren te ma
ken. De gemakkelijke zetten op het huidige
schaakbord, zij die reeds van tevoren konden
worden overwogen en uitgerekend, zijn reeds lang
gedaan; wij verkeeren nu, steeds nog, in de faze
van de tijdroovende overwegingen, die maar geen
einde willen nemen. De toeschouwers bij zulk
een match zonder spanning plegen spoedig te
verloopen. Zoo kan men dan ook symptomen op
merken, dat feitelijk niemand meer in de mo
gelijkheid van een spoedig uitbrekenden oorlog
gelooft, doch eveneens dat niemand duidelijk
weet, hoe de wereldvrede uit zijn huidige, wij
zouden haast zeggen negatieve stadium in een
positieve geruststelling en opleving zal kunnen
overgaan. Wij allen wachten
Wat de Engelsch-Russische toenadering aanbe
langt moet worden geconstateerd, dat de Russen,
we lverre van zich verguld te toonen, dat zij
wederom een viool in het Europeesche concert
kunnen spelen, integendeel van de gelegenheid
wenschen gebruik te maken, nu ook maar dade
lijk als toonaangevend te worden beschouwd. Zij
gevoelen niets voor een overeenstemming met
Londen en Parijs, die niet zuiver op voet van
algemeene gelijkheid zou wezen, en hen bij voor
komende gelegenheid den weg zou openen tot het
Voeren van een politiek, waarin hun partners
tegen heug en meug verplicht zouden zijn, hen bij
te vallen. Molotow, Maiski en Potemkin bewijzen
zich taaie en gesloten onderhandelaars en hebben
tot op heden Chamberlains verklaringen, dat na
de Pinksterdagen meer over de Russische aange
legenheden zou te vertellen zijn, beschaamd. Ook
Molotows rede voor het Sovjet-parlement, over
de aspecten van de buitenlandsche politiek, heeft
niets onthuld dan wat wij alleiT reeds ge-
ruimen tijd wisten. De bolsjewistische bewinds
lieden hebben besloten, zich niet in hun kaart
te laten kijken, en hebben daarin tot op heden
merkwaardig goed weten te volharden. Het valt
niet te voorspellen hoe lang deze toestand van
zwevende geruchten en prognoses, die elkander
achterhalen en opheffen, nog zal moeten duren.
Een ding is bij dat alles bevredigend en zelfs in
zekere mate geruststellend; in Rome en Berlijn
bewaart men het stilzwijgen en weet men ver
moedelijk evenmin, op welk kompas verder te
zeilen. Als wij den toestand zouden moeten ken
schetsen zouden wij willen constateeren„ dat het
initiatief in elk geval aan de autoritaire staten
ontvallen is, zij het ook dat de westersche mo
gendheden dit voordeel tot op heden nog niet in
voldoende mate hebben weten uit te buiten. Doch
de winst hiervan kon kwalijk te hoog worden
aangeslagen; wij hebben rust van Hitiers „ver
rassingen", welke onveranderlijk van zeer een-
zydigen aard waren, en van Mussolini's balkon-
redevoeringen, die steeds op onplezierigheden uit
liepen, nu eens omdat men ze volgens Italiaansche
zienswijze verkeerd, en dan weder omdat men ze
Na hun officieel bezoek aan het Parlement te
Ottawa verlaten de Koning en Koningin van
Engeland het Parlementsgebouw op hun reis door
Canada
niet in voldoende mate van wereldpers-c(
taar voorzag. Dictatoren en hun aanhéng, ge
woon om in eigen omgeving alles naar hun hand
te zetten, zijn door landen en lieden van vrije en
democratische allure, en die bovendien het noo-
dige zelfrespect bezitten, nu eenmaal moeilijk té
bevredigen. Zij vormen in de politiek een buiten
gewoon lastig te bedienen cliëntèle.
Wat de Vereenigde Staten betreft, kan men
constateeren, dat deze een zeer omzichtige ge
dragslijn blijven volgen. Cordell Huil, de mi
nister van buitenlandsche zaken, heeft daarvan
getuigenis afgelegd, o.a. door zijn ontwerp inzake
dé wijziging van de neutraliteitswet. Hu'l wil
niet langer den uitvoer van wapens en van
grondstoffen, die bij de oorlogsvoering kunnen
dienen, verbieden naar landen, die tot aanvallende
party zyn verklaard. Evenmin is hy een voor
stander van uitvoer zonder meer naar alle toe
komstige bellingerenten. Wat hy voorstaat, ver-
moedelyk wel met idealistische bedoelingen, komt
tenslotte neer op een weloverwogen commer-
cieele politiek. Alle landen zullen in Amerika
voor de levering van wapens en dergdlyke te
recht kunnen, mits zy contant betalen, en met
eigen schepen voor de vervrachting zorg dragen.
Gelyk men weet leverde Uncle Sam in het begin
van den grooten oorlog eveneens wapentuig, met
name aan Groot-Brittannië en Frankrijk, doch
het zorgde toen tevens voor de thuisbezorging
der bestellingen. Dit is een der aanleidingen er
toe geweest, dat ook de Staten in het monster
conflict werden betrokken. Zy moesten toen zich
getroosten met oorlogskosten en bovendien onbe
taalde rekeningen. Als het Congres te Washing
ton op Cordell Hull's wetswyzigingcn wenscht in
te gaan zal de overzeesche handel der Amerika
nen ten tyde van een groot gewapend conflict
ongetwyfeld geweldig in omvang toenemen, zon
der dat men daarby ook maar het minste finan-
cieele of veiligheidsrisico beloopt. Amerika is
toch wel door dik en dun het land van het zoo-
253